93
WERKING MET AFSTANDSBEDIENING
Het eerste gedeelte van de beschik-
bare opdrachten op de afstandsbe-
diening komt exact overeen met het
bedieningspaneel van het apparaat
(fig. 23). Zie dus de aanwijzingen in het
hoofdstuk Werking met bedieningspa-
neel om het apparaat in te schakelen
en de bedrijfswijze (KOELING, ONT-
VOCHTIGING, VENTILATIE, VERWAR-
MING of SMART) en de ventilatiesnel-
heid te selecteren.
In het volgende hoofdstuk worden de aanvullende functies
beschreven, die betrekking hebben op de bedieningselementen
op het onderste gedeelte van de afstandsbediening.
“BOOST”-FUNCTIE (FIG. 24)
Ideaal in de zomerperiode om het vertrek snel te koelen.
De functie wordt geactiveerd door op de toets te drukken.
Het apparaat werkt met koeling op de maximale ventilatiesnel-
heid; zolang deze bedrijfswijze is geselecteerd, is het niet moge-
lijk om de temperatuur in te stellen of de ventilatiesnelheid te wij-
zigen.
DE TEMPERATUURSCHAAL SELECTEREN (FIG. 25)
Bij bediening van de toets , schakelt het apparaat de weer-
gave van de temperatuur van °C naar °F en vice versa om..
D
E JUISTE TIJD INSTELLEN
Na de batterijen te hebben ingebracht, begint het klokje van het
display te knipperen zolang de juiste tijd niet wordt ingesteld.
Ga hiervoor als volgt te werk:
• Druk op de toets of de toets tot de juiste tijd is ingesteld.
Als de toets ingedrukt wordt gehouden, wordt de tijd automatisch afgelopen: eerst de
afzonderlijke minuten, vervolgens per tien minuten en vervolgens per uur.
• Laat deze toets los als de juiste tijd wordt bereikt en druk op de toets SET om te bevestigen.
• Druk, om de programmering van de afstandsbediening te annuleren en naar de oorspronkelij-
ke instellingen terug te keren, lichtjes op de RESET knop met de punt van een potlood of een pen.
BATTERIJEN PLAATSEN OF VERVANGEN
•Verwijder het dekseltje aan de achterkant van de afstandsbe-
diening (fig. 22);
•Breng twee R03 “AAA” 1,5V batterijen in de juiste positie in (zie
aanwijzingen in het batterijvak);
•Breng het dekseltje weer aan.
Als de afstandsbediening vervangen of weggegooid
wordt, moeten de batterijen verwijderd worden en volgens
de van kracht zijnde bepalingen verwerkt worden, aange-
zien ze schadelijk zijn voor het milieu.
22
✔
93
23
25
24