56
Voordat reinigings- of onderhoudswerk-
zaamheden worden uitgevoerd, dient u het
apparaat uit te schakelen met de toets
ON/OFF (A) en bij de modellen met afstand-
sbediening drukt u op de knop ON/OFF .
Haal vervolgens altijd de stekker uit het stop-
contact.
REINIGING VAN BUITENKANT
Wij adviseren om het apparaat te reinigen
met een vochtige doek en af te drogen met
een droge doek.
Om veiligheidsredenen mag de airconditio-
ner niet met water worden gewassen.
Voorzorgsmaatregelen
Gebruik nooit benzine, alcohol of oplosmiddelen
voor de reiniging. Spuit nooit insectenwerende
vloeistoffen of gelijkaardige producten.
REINIGING VAN DE LUCHTFILTERS
Om een goede efficiency van uw aircondi-
tioner te behouden adviseren wij om het stof-
filter wekelijks te reinigen in de periode waa-
rin het apparaat gebruikt wordt.
Het filter is ter hoogte van het afzuigrooster
gesitueerd en het rooster vormt de zitting van
dit filter.
Voor het reinigen van het filter verwijder het
filter zoals getoond in figuur F
15
Gebruik een stofzuiger om het op het filter
afgezette stof te verwijderen.
Als het filter zeer vuil is, het in lauw water
onderdompelen en meerdere keren afspoe-
len.
De temperatuur van het water mag niet war-
mer dan 40°C zijn.
Na het wassen, laat u het filter drogen.
Om het filter terug te plaatsen, plaatst u weer
in zijn zitting.
CONTROLES BIJ BEGIN SEIZOEN
Controleer of het netsnoer en het stopcon-
tact niet beschadigd zijn en controleer of de
aardleiding doeltreffend is.
Neem de installatievoorschriften zorgvuldig in
acht.
CONTROLES AAN EINDE SEIZOEN
Verwijder, om het interne circuit volledig te
legen, de dop van de afvoer aan de
achterkant van het apparaat, laat het
restwater volledig wegvloeien in een teiltje
(figuur G). Breng na het legen de dop weer
aan.
Reinig de filters en laat ze goed drogen alvo-
rens ze weer aan te brengen.
10
F
Reiniging
G