De radiator is een bijzonder veelzijdig apparaat voor het verwarmen van de huiselijke sfeer, met drie
selecteerbare vermogensniveaus. Het apparaat is bovendien uitgerust met een ingebouwde functie, die
in elke omstandigheid een optimaal comfort garandeert.
Om de mogelijkheden van dit apparaat zo goed mogelijk te benutten, is het raadzaam onderstaande
aanwijzingen grondig te lezen.
1. ALGEMEEN
Haal het apparaat uit de verpakking en draai het om op de beschermingen van piepschuim rust.
Controleer of het voedingssnoer en het apparaat niet beschadigd werden tijdens het transport. Laat het appa-
raat niet werken indien het beschadigd is.
2. MONTAGE VAN DE VOETJES
Haal de voetjes en wielen uit de verpakking van piepschuim.
Steek de wielen op de pin van elk voetje en druk goed aan tot ze vastklikken (fig. 1).
Trek even aan de wielen om er zich van te vergewissen dat ze goed vastzitten.
Monteer de voetjes met wiel aan de onderkant van de radiator, door de ribprofielen tussen de bediening-
skast en het eerste element, en tussen de achterste kast en het laatste element te schuiven; breng de 2 ver-
tandingen in hun zitting en blokkeer de voet door de knevelschroef helemaal aan te zetten (fig. 1).
Deze handeling wordt afgerond door de radiator weer om te draaien en in de verticale werkingspositie te
zetten.
3. MONTAGE AAN DE MUUR
De kit voor de montage aan de muur bevat:
2 x Bovenste beugels (A)
1 x Onderste beugel (B)
5 x Schroeven
5 x Pluggen
2 x Schroeven voor voetjes
1. Kies de plaats waar u de radiator wilt plaatsen. Waak erover dat:
a. De radiator niet rechtstreeks onder een stopcontact wordt geplaatst.
b. Zowel de stekker als het stopcontact na de installatie makkelijk bereikbaar zijn.
c. Elektrische kabels of andere buizen niet beschadigd kunnen raken.
d. Gordijnen of ander brandbaar materiaal zich ver van de radiator bevinden.
2. Alvorens in de muur te boren, worden de precieze punten aangeduid met een sjabloon, waarbij de afme-
tingen (D) van fig. 3 worden gerespecteerd. De afmeting D variëren naargelang het model, zoals aan-
gegeven in tabel 3A.
3. Richt het midden van de beugel A uit met een lijn (aangegeven in fig. 3/4 met een stippellijn) en con-
troleer of beide beugels zich op dezelfde hoogte bevinden. Duid nu de boorgaten aan.
16
NL
1Kw
140 mm
1,5 Kw
210 mm
2 Kw
280 mm
2,5 Kw
385 mm
Model
D
fig.3A