NEDERLANDS
61
V eiligheidsinstructies
W AARSCHUWING! Wanneer u gebruik maakt van elektrisch
gereedschap, is het belangrijk dat u zich altijd houdt aan
elementaire veiligheidsmaatregelen om de kans op brand,
elektrische schok en lichamelijk letsel te verkleinen, met inbegrip
van de onderstaande maatregelen.
Lees al deze instructies voordat u dit product tracht te bedienen en bewaar
deze instructies.
BEWAAR DEZE HANDLEIDING VOOR TOEKOMSTIG GEBRUIK
Algemene veiligheidsregels
1. Zorg voor een opgeruimde werkomgeving.
Rommelige plaatsen en werkbanken werken letsel in de hand.
2. Houd rekening met de omgeving van de werkplek.
Stel het gereedschap niet bloot aan regen. Gebruik het gereedschap
niet in een vochtige of natte omgeving. Houd de werkplek goed verlicht
(250–300 Lux). Gebruik het gereedschap niet op plaatsen waar brand-
of explosiegevaar bestaat, bijv . in de buurt van brandbare vloeistoffen
en gassen.
3. Bescherm uzelf tegen elektrische schokken.
Vermijd lichamelijk contact met geaarde oppervlakken (bijvoorbeeld
pijpen, radiatoren, kooktoestellen en koelkasten). Bij gebruik van
het gereedschap onder extreme omstandigheden (bijvoorbeeld
hoge luchtvochtigheid, als er metaalslijpsel wordt geproduceerd
enz.) kan de elektrische veiligheid worden verbeterd door een
scheidingstransformator of een (FI) aardlekschakelaar te plaatsen.
4. Houd andere mensen uit de buurt.
Laat niet toe dat personen, vooral kinderen, die niet bij het werk zijn
betrokken het gereedschap of het verlengsnoer aanraken en houd ze
uit de buurt van de werkplek.
5. Berg ongebruikt gereedschap op.
W anneer het gereedschap niet gebruikt wordt, moet het op een droge
plek bewaard worden en veilig opgeborgen zijn, buiten het bereik van
kinderen.
6. Forceer het gereedschap niet.
Het zal de taak beter en veiliger uitvoeren wanneer het op de bedoelde
wijze wordt gebruikt.
7. Maak gebruik van het juiste gereedschap.
Gebruik geen licht gereedschap om het werk van zware machines uit
te voeren. Gebruik het gereedschap niet voor doeleinden waarvoor het
niet bestemd is; gebruik bijvoorbeeld cirkelzagen niet om boomtakken
of houtblokken te zagen.
8. Draag geschikte kleding.
Draag geen loszittende kleding of juwelen, want deze kunnen vast
komen te zitten in bewegende delen. Schoenen met profielzolen zijn
aanbevolen wanneer u buitenshuis werkt. Houd lang haar bijeen.
9. Gebruik beschermend materiaal.
Draag altijd een veiligheidsbril. Draag een gezichts- of stofmasker bij
werkzaamheden waarbij stof of rondvliegende deeltjes vrijkomen. Draag
ook een hittebestendige schort indien deze deeltjes heet kunnen zijn.
Draag altijd gehoorbescherming. Draag altijd een veiligheidshelm.
10. Sluit voorziening voor stofafvoer aan.
Als er hulpmiddelen zijn geleverd voor de aansluiting van voorzieningen
voor afvoer en opvang van stof, zorg dan dat deze zijn aangesloten en
naar behoren worden gebruikt.
11. Gebruik het snoer niet verkeerd.
T rek nooit aan het snoer om de stekker uit het stopcontact te
trekken. Houd het snoer uit de buurt van hitte, olie en scherpe randen.
Draag het gereedschap nooit aan het snoer .
12. Zeker het werkstuk.
Gebruik waar mogelijk klemmen of een bankschroef om het te
bewerken deel vast te zetten. Dit is veiliger dan wanneer u uw handen
gebruikt en bovendien kunt u de machine dan met beide handen
bedienen.
13. Zorg voor een veilige houding.
Zorg altijd voor een juist, stabiele houding.
14. Onderhoud gereedschap met zorg.
Houd zaagwerktuigen scherp en schoon voor betere en veiligere
prestaties. V olg aanwijzingen voor het smeren en verwisselen van
hulpstukken. Inspecteer het gereedschap regelmatig en laat het
repareren door een bevoegde reparatieservice als het is beschadigd.
Houd handgrepen en schakelaars droog, schoon en vrij van olie en vet.
15. T rek de stekker van het gereedschap altijd uit het stopcontact.
Haal de stekker uit het stopcontact als u de machine niet gebruikt
en wanneer u onderhoud aan de machine uitvoert of accessoires als
bladen, boren en snijstukken verwisselt.
16. Verwijder stel- en moersleutels.
Maak er een gewoonte van om te controleren dat de stel- en
moersleutels zijn verwijderd voordat u het gereedschap gebruikt.
17. V ermijd onbedoeld inschakelen.
Draag het gereedschap niet met een vinger op de schakelaar . Zorg
ervoor dat het gereedschap uit staat voordat u de stekker in het
stopcontact steekt.
18. Maak gebruik van verlengsnoeren die geschikt zijn voor
buitengebruik.
Controleer voor gebruik de verlengkabel en ver vang deze als die
beschadigd is. Gebruik, wanneer het gereedschap buiten wordt
gebruikt, alleen verlengsnoeren die geschikt zijn voor buitengebruik en
als zodanig zijn gemarkeerd.
19. Blijf alert.
Kijk wat u doet. Gebruik uw gezond verstand. Gebruik het gereedschap
niet wanneer u moe bent of wanneer u drugs of alcohol hebt gebruikt.
20. Controleer op beschadigde onderdelen.
Controleer voor gebruik het gereedschap en het stroomsnoer
zorgvuldig om vast te stellen dat het op juiste wijze werkt en de
bedoelde taken uitvoert. Controleer of bewegende delen zich in de
juiste positie bevinden en goed zijn bevestigd, of er defecte onderdelen
zijn, of ze juist zijn gemonteerd en of er sprake is van andere zaken
die bediening kunnen beïnvloeden. Een beschermstuk of ander
onderdeel dat is beschadigd dient op de juiste wijze te worden
vervangen of gerepareerd door een bevoegde reparatieser vice, tenzij
in de handleiding anders wordt aangegeven. Laat een bevoegde
reparatieservice defecte schakelaars ver vangen. Gebruik het
gereedschap niet als de aan-/uitschakelaar niet naar behoren werkt.
Probeer nooit zelf reparaties uit te voeren.
W AARSCHUWING! Het gebruik van een accessoire
of hulpstuk of het uitvoeren van werkzaamheden met
dit gereedschap buiten wat is aanbevolen in deze
instructiehandleiding, kan risico op persoonlijk letsel met zich
meebrengen.
21. Laat uw gereedschap repareren door een bevoegd persoon.
Dit elektrisch gereedschap voldoet aan de relevante
veiligheidsvoorschriften. Reparaties mogen alleen worden
uitgevoerd door bevoegde personen die gebruikmaken van originele
reserveonderdelen; dit kan anders resulteren in aanzienlijk gevaar voor
de gebruiker .
Aanvullende V eiligheidsregels voor T afelverstekzagen
• Werk nooit met de zaag als de beschermkappen niet op hun plaats
zitten, dit is vooral belangrijk na het overschakelen op een andere stand.
Houd de beschermkappen in een goede werkende staat en zorg voor
goed onderhoud.
• Zorg ervoor dat, voordat u met het werk begint, de machine op
een vlak oppervlak met voldoende stabiliteit is geplaatst en alle
beschermkappen in de juiste stand staan.
• Zaag nooit een lichtmetaallegering. De machine is niet ontworpen voor
deze toepassing.
• Gebruik geen slijpschijven of diamantschijven.
• Gebruik geen zaagbladen die beschadigd of vervormd zijn.
• Gebruik geen zaagbladen die zijn vervaardigd van high-speed staal
(HSS);
• Draag geschikte handschoenen wanneer u met het zaagblad en ruwe
materialen werkt. Aanbeveling: Draag zaagbladen in een houder en
berg ze op in een houder wanneer dat praktisch mogelijk is.