55
Veilige werkmethoden
1. Alvorens met het werk te beginnen, controleert u dat
de kettingzaag zich in goede werkende staat bevindt,
en dat deze voldoet aan de veiligheidsregels.
Controleer met name dat:
• De kettingrem goed werkt;
• De uitlooprem goed werkt;
• Het zaagblad en de afdekking van het kettingwiel
goed zijn gemonteerd;
• De ketting is geslepen en gespannen
overeenkomstig de regels;
• Het netsnoer en de stekker niet beschadigd zijn;
Raadpleeg het hoofdstuk “CONTROLES”.
2. Zorg er met name altijd voor dat het gebruikte
verlengsnoer de juiste dwarsdoorsnede heeft (zie
“TECHNISCHE GEGEVENS”). Bij gebruik van een
kabelhaspel moet u het snoer helemaal uitrollen. Bij
gebruik van de kettingzaag in de open lucht,
controleert u dat het gebruikte snoer geschikt is voor
gebruik in de open lucht en als zodanig is
gemarkeerd.
3. Houd het netsnoer uit de buurt van het zaaggebied en
geleid het netsnoer zodanig dat het tijdens het
omzagen niet blijft haken achter takken en dergelijke.
4. Gebruik de kettingzaag niet in de buurt van brandbaar
stof of gas aangezien de motor vonken kan
produceren en explosiegevaar oplevert.
5. Werk uitsluitend op een vaste ondergrond en terwijl u
stevig staat. Let met name goed op obstakels (bijv. het
snoer) in het werkgebied. Let met name goed op op
plaatsen waar vocht, ijs, verse houtsnippers of schors
de ondergrond glad kunnen maken. Gebruik de
kettingzaag niet terwijl u op een ladder of in een boom
staat.
6. Let met name goed op wanneer u op een schuine
ondergrond staat omdat wegrollende stammen en
takken een gevaarlijke situatie kunnen opleveren.
7. Zaag nooit boven schouderhoogte.
8. Houd de kettingzaag met beide handen vast bij het
inschakelen en tijdens gebruik. Houd de
achterhandgreep met uw rechterhand vast en de
voorhandgreep met uw linkerhand. Houd de
handgrepen stevig vast met uw duim. Het zaagblad en
de zaagketting mogen met geen enkel voorwerp in
aanraking zijn op het moment dat de kettingzaag
wordt ingeschakeld (zie afb. 1).
9. Verwijder vreemde voorwerpen, zoals zand, stenen,
spijkers, draad, enz., uit het gebied waarin wordt
gezaagd. Vreemde voorwerpen beschadigen het
zaagblad en de zaagketting, en kunnen gevaarlijke
terugslag veroorzaken.
10. Wees met name voorzichtig wanneer u zaagt in de
buurt van afrasteringen. Raak de afrastering niet met
de kettingzaag want hierdoor kan een terugslag
ontstaan.
11. Raak de grond niet met de kettingzaag.
12. Zaag alleen enkele stukken hout en geen bundels of
stapels.
13. Vermijd het zagen van dunne takjes en wortels omdat
deze in de kettingzaag verstrengeld kunnen raken.
Hierdoor kunt u uw evenwicht verliezen.
14. Gebruik een stabiele ondersteuning (bok) wanneer u
in gezaagd hout zaagt.
15. Gebruik de kettingzaag niet voor het los peuteren of
wegvegen van stukjes hout en andere voorwerpen.
16. Houd de kettingzaag zodanig vast dat geen enkel
lichaamsdeel van u in het verlengde van de lijn van de
zaagketting ligt (zie de afbeelding) (zie afb. 2).
17. Bij het verplaatsen tussen twee zaagsneden, gebruikt
u de kettingrem om te voorkomen dat de ketting per
ongeluk in werking wordt gesteld. Houd de
kettingzaag bij het dragen vast aan de voorhandgreep
en houdt uw vinger daarbij niet om de aan-
uitschakelaar.
18. Trek de stekker uit het stopcontact wanneer u een
pauze neemt of de kettingzaag alleen achterlaat. Leg
de kettingzaag neer op een plaats waar deze geen
gevaar oplevert.
Terugslag
1. Tijdens het gebruik van de kettingzaag kan een
gevaarlijke terugslag optreden. Een terugslag treedt
op wanneer de punt van het zaagblad (met name het
laatste kwart) in aanraking komt met hout of een ander
massief voorwerp. Hierdoor zal de kettingzaag in de
richting van de gebruiker worden gedwongen (zie
afb. 3).
2. Let op de volgende punten om terugslag te
voorkomen:
• Begin een zaagsnede nooit met de punt van het
zaagblad.
• Gebruik de punt van het zaagblad niet om te zagen.
Let met name goed op wanneer u verder gaat
zagen in een reeds gemaakte zaagsnede.
• Begin te zagen met draaiende ketting.
• Slijp de ketting altijd op de juiste wijze. Stel vooral
de dieptevoeler in op de juiste hoogte.
• Zaag nooit door meerdere takken tegelijk.
• Let er bij het afzagen van takken op dat het
zaagblad niet in aanraking komt met andere
takken.
• Houd bij het afzagen afstand tot andere stammen in
de buurt. Kijk altijd naar de punt van het zaagblad.
• Gebruik een bok.
Veiligheidsvoorzieningen
1. Controleer altijd dat de veiligheidsvoorzieningen in
werkende staat verkeren alvorens met het werk te
beginnen. Gebruik de kettingzaag niet als de
veiligheidsvoorzieningen niet goed werken.
– Kettingrem:
De kettingzaag is uitgerust met een kettingrem die de
zaagketting binnen een fractie van een seconde tot
stilstand brengt. De kettingrem wordt in werking
gesteld wanneer de beschermkap van de
voorhandgreep naar voren wordt geduwd. De
zaagketting staat dan binnen 0,15 seconde stil en de
voeding naar de motor wordt onderbroken (zie afb. 4).
– Uitlooprem:
De kettingzaag is uitgerust met een uitlooprem die de
zaagketting onmiddellijk tot stilstand brengt wanneer
de aan-uitschakelaar wordt losgelaten. Hierdoor wordt
voorkomen dat de zaagketting blijft draaien terwijl de
kettingzaag is uitgeschakeld, zodat gevaarlijke
situaties worden voorkomen.
–De beschermkappen van de voor- en
achterhandgrepen beschermen de gebruiker tegen