9
❖❖
❖❖
❖
Dutch
L-2230D Onderhoud
Standaardinstellingen herstellen
BELANGRIJK! De standaardinstellingen kunnen
hersteld worden door naar de programmeermodus te
gaan en de instelling P-15 op “rSt” in te stellen. Sluit
de programmeermodus af en het versienummer van de
software verschijnt in het display. De
standaardinstellingen zijn hersteld en de besturing van
Elite keert terug naar de modus Uit. Het versienummer
van de software wordt altijd weergegeven als de
programmeermodus wordt verlaten.
De programmeermodus gebruiken
Het verhogen van de ene parameter naar de volgende
door in de programmeermodus op de knop Modus te
drukken en deze knop vervolgens los te laten. Het
verlagen van de ene programmeerparameter naar de
vorige, door het indrukken van de knop Ventilatie.
Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de
waarden van de programmeerparameters te wijzigen.
De programmeerbare parameters lopen van P-1 tot
P-15. Zie de tabel Programmeerbare parameters.
Knoppen Omhoog en Omlaag
De knoppen Omhoog en Omlaag worden gebruikt om
gegevens te selecteren of de gewenste grenzen voor
te programmeren parameters in te stellen. Deze
methode wordt in de gehele programmeermodus
gevolgd, voor eventuele individuele functies zijn echter
speciale instructies beschikbaar.
De Programmeermodus afsluiten
Er zijn twee methodes om de programmeermodus af te
sluiten. Het indrukken van de knop Aan/Uit zorgt
ervoor dat de besturing van de Elite terugkeert naar de
modus Uit. Het niet binnen 50 seconden indrukken van
een knop of het niet binnen deze tijd doorvoeren van
enige programmawijziging, zal tot gevolg hebben dat de
besturing de programmeermodus afsluit en naar de
modus Uit terugkeert. Alle programmeerwijzigingen die
tijdens de programmeermodus werden doorgevoerd
zullen worden opgeslagen, als nieuwe standaard
worden ingesteld, en in werking treden op het moment
dat de programmeermodus wordt afgesloten en de
besturing terugkeert naar de modus Aan.
2.06 Programmeerbare parameters
Er worden 14 programmeerbare parameters met de
door de fabriek ingestelde standaardinstellingen in deze
paragraaf weergegeven. De hierna weergegeven tabel
geeft aan waar deze parameters voor staan, wat de
toegestane waardes zijn en wat de originele door de
fabriek ingestelde standaardinstellingen zijn.
P-1: Hoge ventilatiebegrenzing
De bovengrens voor de ventilatiesnelheid kan voor
diverse motoren worden aangepast. De bovengrens van
de ventilatiesnelheid kan aangepast worden als het
systeem geïnstalleerd en in werking is. De waarde
loopt van 56 tot 95 eenheden. Stel een hoger cijfer
voor een hogere ventilatiesnelheid in. Het instellen van
een lager cijfer verlaagt de ventilatiesnelheid. Gebruik
de knoppen Omhoog en Omlaag om gewenste snelheid
te selecteren.
P-2: Lage ventilatiebegrenzing
De lage ventilatiebegrenzing bepaald de laagste,
toegestane uitvoer t.a.v. de ventilatiesnelheid. De
waarde loopt van 30 tot 55 eenheden. Gebruik de
knoppen Omhoog en Omlaag om de lage
ventilatiebegrenzing te selecteren. Stel een hoger cijfer
in, voor een hogere ventilatiesnelheid. Het instellen van
een lager cijfer verlaagt de ventilatiesnelheid.
BELANGRIJK! Zodra de hoge en lage
ventilatiesnelheden zijn ingesteld, zal de eenheid
automatisch de resterende snelheden aanpassen om
drie gelijkwaardig afgestelde ventilatiesnelheden in
zowel de modus Automatisch als in de modi
Handmatig te realiseren.
P-3: Vertraging van de starttijd van de
compressor
De vertraging van de starttijd van de compressor is
voorzien voor installaties waar meer dan een enkel
systeem vanaf dezelfde stroomvoorziening
functioneert. Het instellen van verschillende
starttijdvertragingen stelt de compressor in staat om op
verschillende tijden te starten, nadat er een
stroomonderbreking is opgetreden. Eenheden dienen
vijf seconden na elkaar te starten. De minimale
vertraging is 5 seconden en de maximale vertraging is
135 seconden. (Zie de paragraaf Werking van de
keerklep voor informatie over programmeertips.)
P-4: Kalibratie van de temperatuur
Gebruik deze functie om de luchtsensor binnen een
bereik van ±10°F te kalibreren. Zodra toegang wordt
verkregen tot de programmeermodus verschijnt de
omgevingstemperatuur in het display. Gebruik de
knoppen Omhoog en Omlaag om de gewenste offset te
selecteren. De temperatuur in het display zal conform
de geprogrammeerde offset verlagen of verhogen. Merk
op dat de ingestelde verhogingen in °F worden
weergegeven zelfs als de besturing op weergave in °C
is ingesteld.
P-5: Betrouwbaarheidsniveau
Zie de paragraaf Betrouwbaarheid en Behandeling
Foutcodes.
Elite controls_NL2.pmd 8/1/2005, 5:03 PM9