27
NL
De rechter stuurschakelaar (afb. 21)
1) Lichtschakelaar met drie standen:
rechts = lichten uit.
in het midden = voorste en achterste standlichten,
nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting
aan;
naar links = koplamp, standlichten voor en achter,
nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting
aan.
2) Noodstopschakelaar (MOTORSTOP), met twee
standen:
stand (RUN) = rijden;
stand (OFF) = motorstop.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral om de motor snel uit
te zetten in noodgevallen. Als de motor uit staat, zet men
deze schakelaar weer in de ruststand om het
voertuig weer aan te kunnen zetten.
Belangrijk
Als u, nadat u hebt gereden met brandende lichten,
de motor uitzet met de schakelaar (2) en u laat de
contactsleutel op ON staan, blijven de lichten branden en
kan de accu ontladen.
3) Knop = motor starten.
afb. 21
Gashendel (afb. 21)
Met de gashendel (4) op de rechterkant van het stuur
opent men de gaskleppen. Als de hendel wordt
losgelaten, keren deze automatisch terug in de
oorspronkelijke minimumstand.