49
NL
De motorfiets starten en ermee rijden
1) De koppelingshendel intrekken.
2) Met de punt van uw voet en een besliste beweging de
versnellingshendel induwen om deze in eerste
versnelling te zetten.
3) Gas geven met de gashendel, tegelijkertijd langzaam
de koppelingshendel loslaten; de motorfiets begint te
rijden.
4) De koppelingshendel helemaal loslaten en gas geven.
5) Om over te schakelen naar een volgende versnelling,
de gashendel helemaal sluiten voor een lager toerental,
de koppelingshendel intrekken, het versnellingspedaal
naar boven duwen en de koppelingshendel loslaten.
Op de volgende manier schakelt u terug naar een lagere
versnelling: de gashendel loslaten, koppelingshendel
intrekken, even gas geven om alle tandwielen te
synchroniseren, terugschakelen en de koppelingshendel
loslaten.
De hendels dienen correct en op het juiste moment
wijze te worden bediend: op een helling, wanneer de
motor snelheid mindert, dient u onmiddellijk naar een
lagere versnelling terug te schakelen. Doet u dit niet, dan
brengt u het hele voertuig (en niet alleen de motor) in
moeilijke arbeidsomstandigheden.
Belangrijk
Niet bruusk gas geven: u kunt er de motor mee
"verzuipen" of de transmissiedelen mee forceren. Laat de
koppeling niet uit staan tijdens het rijden: dit kan tot
oververhitting en dus abnormale slijtage van alle schijven
leiden.
Remmen
Op tijd vertragen, terugschakelen om met te motor te
remmen en vervolgens remmen met beide remmen.
Voordat de motor stilstaat, de koppelingshendel intrekken
om te voorkomen dat de motor plots uitslaat.
Opgelet
Als u maar 1 rem gebruikt om te remmen, remt u
niet goed.
Rem niet te bruusk en niet te hard; de wielen kunnen
hierdoor blokkeren en u kunt de controle over de
motorfiets verliezen.
Als het regent of als het glad is rijdt, is het remverhogen
aanzienlijk minder. Rem in deze gevallen zachtjes en
voorzichtig. Door plotselinge bewegingen te maken, kunt
u de controle over het voertuig verliezen. Op lange en
steile dalingen is het beter de motorrem te gebruiken,
terug te schakelen en de remmen afwisselend en kort te
gebruiken: door voortdurend remmen wordt het
wrijvingsmateriaal oververhit en het remvermogen
drastisch verminderd. Een lagere bandenspanning dan de
voorgeschreven spanning, vermindert ook het
remvermogen, de handelbaarheid en de wegligging van
de motorfiets.