Verkorte handleiding cascade set-up
Hieronder een verkorte handleiding om de ketels te cascaderen, een uitgebreide handleiding waarbij alle para-
meters zijn beschreven volgt in de daaropvolgende hoofdstukken.
1. Verbind de ketels onderling met een twee aderig snoer.
Verbind connector 20 van de sturende ketel met connector 10 van de afhankelijke ketels en verbind 21
van de sturende ketel met 11 van de afhankelijke ketels.
2. Zet de schakelaar “bus voeding aan” UIT (te vinden op de zijkant van de brander automaat.
Opmerking: zie de markering op de brander automaat op
de foto hiernaast voor de juiste positie instelling.
(Schakelaar staat nu in de AAN positie en moet naar de
UIT positie)
3. Pas de brander adressen van alle ketels van de cascade aan.
Bij afhankelijke ketels: instellen als afhankelijk2 (dep2), afhankelijk3 (dep3) etc.
Parameter: Menu - Instellingen – Ketel Instellingen - Module Cascade Instellingen - Parameter 184
(Brander Adres)
Bij sturende ketel: Stel deze in op Sturend (managing) Gebruik NIET Ketel Cascade instellingen
4. Wijzig het aantal aanwezige ketels (alleen) in de sturende ketel
Parameter: Menu - Instellingen – Ketel instellingen - Module Cascade Instellingen - Parameter
147 (Aantal ketels)
In sturende ketel: Geef het aantal ketels aan die onderdeel van de cascade zijn (= sturende + aantal
afhankelijke)
In afhankelijke ketels: geef 1 aan (= standaard instelling)
5. Wijzig op ALLEEN de AFHANKELIJKE ketels de “Warmwater Modus” parameter 35
Parameter: Menu - Instellingen – Ketel Instellingen - Ketel parameters - Parameter 35 (Warmwater mo-
dus) Bij afhankelijke ketels: instellen op Modus 0.
Hierdoor zal in het normale display een kraantje met een streep erdoor verschijnen.
Bij niet uitschakelen verschijnt de melding: MN:Warmwater sensor onderbroken.
6. Verbind de benodigde sensoren met (alleen) de sturende ketel
WW-temperatuur sensor (verplicht) op Laagspanningsconnectoren 5 en 6.
Aanleg/Systeem temperatuur sensor (verplicht) op Laagspanningsconnectoren 3 en 4.
7. Deactiveer de ontluchtings cyclus van de sturende ketel nadat de ketels en het systeem voldoende
ontlucht zijn
Parameter: Menu - Instellingen – Ketel Instellingen - Ketel parameters - Parameter 139 (Ontluchting
actief/Dair actief)
Op sturende ketel op NEE zetten.
Ketel cascade communicatie-instellingen.
Om het systeem als cascade te laten werken, moeten de communicatiebussen parallel aan elkaar worden aan-
gesloten. De sturende ketel gebruikt AL-bus-aansluiting 20-21 voor de cascade. Zie § 11.4 toelichting op de laag-
spanning aansluitingen voor details.
Het is belangrijk dat de spanning op de aansluitklemmen 10-11 op alle afhankelijke ketels wordt uitgeschakeld
(naar de UIT-positie).
Alle ketels in het cascadesysteem moeten een uniek adres krijgen (zie ook § 15.2.1 "De cascadeparameters
instellingen").
Voor de ingebruikname van een cascade-installatie moeten een aantal parameters worden gewijzigd.
Deze parameters kunnen direct op de ketel zelf worden geprogrammeerd.