NL
20
5 Temperatuursensor
6 Greeptrog
7 Opbergvak voor netkabel
8 Zwenkwieltjes
3. Montage
3.1 Montage van de loopwieltjes (fig. 2-3)
Let op! Om beschadigingen te voorkomen het
verwarmingstoestel met de onderkant naar boven op
een zachte onderlaag (b.v. tapijt) plaatsen.
앬 Bevestigingsbeugel (1) onder het radiatorelement
schuiven, in de houder (2) vasthaken en met de
vleugelmoer (3) vastschroeven. Ga op dezelfde
manier te werk bij de laatste ribtussenruimte.
4. Technische gegevens:
Nominale spanning: 230 V ~ 50 Hz
Verwarmingsvermogen: 2000 W (1000 W/2000 W)
Thermostaatregelaar: elektronisch geregeld
Verwarmingsribben: 9
Bescherming klasse: I
Netkabel: 3 x 1 mm
2
x 1,7 m
5. Reglementair gebruik
Het toestel is enkel berekend voor de particuliere
sector en niet als een industriële verwarming.
6. Inbedrijfstelling
Let op! Vóór inbedrijfstelling controleren of de
voorhanden zijnde spanning overeenkomt met de
spanning vermeld op het kenplaatje.
Neem de veiligheidsinstructies vermeld onder punt 1
in acht.
Aanwijzing! De eerste ca. 20 minuten na het
inschakelen van de radiator wordt de actuele
kamertemperatuur nog niet correct weergegeven.
Aanwijzing! De elektronische
kamertemperatuurregeling schakelt het
verwarmingstoestel automatisch in en uit en zorgt
voor een nagenoeg constante kamertemperatuur.
Dit veronderstelt dat het verwarmingstoestel beschikt
over een voldoend thermisch vermogen voor de te
verwarmen ruimte.
6.1 Functieschakelaar (fig. 4):
Knop 1: In- en uitschakelen van het toestel,
inschakelen van de vermogensstand 1 of 2.
Knop 2: afstellen van de gewenste
kamertemperatuur, de uit- en de inschakeltijd.
Knop 3: overschakelen van „°F“ (graden Fahrenheit)
naar „°C“ (graden Celsius).
Knop 4: verminderen van de gewenste
kamertemperatuur, de uit- en de inschakeltijd.
Knop 5: verhogen van de gewenste
kamertemperatuur, de uit- en de inschakeltijd.
6.1.1 Continubedrijf
앬 Druk eenmaal op de knop 1 (power) bij
uitgeschakeld toestel. Het toestel wordt
ingeschakeld in de vermogensstand 2 (SS). De
daarbij aangegeven temperatuur komt overeen
met de kamertemperatuur gemeten door het
toestel.
앬 Drukt u een tweede keer op de knop 1, schakelt
het toestel over naar de vermogensstand 1 (S), en
als u opnieuw op de knop drukt wordt het toestel
uitgeschakeld.
Aanwijzing: Het ingeschakelde toestel draait continu
tot u het manueel uitschakelt zoals hierboven
beschreven.
6.1.2 In- en uitschakelen door de
kamertemperatuurregeling
앬 Schakel het toestel in zoals tevoren beschreven.
앬 Druk op de knop 2 tot het symbool „thermometer“
op het LCD display knippert.
앬 Stel de gewenste kamertemperatuur in m.b.v. de
knoppen 4 of 5.
앬 Daarna brandt de „thermometer“ permanent en
wordt de door het toestel gemeten
kamertemperatuur aangegeven.
앬 Na het overschrijden van de gewenste
kamertemperatuur wordt de verwarming door het
toestel uitgeschakeld, de temperatuuraanduiding
knippert. Daalt de kamertemperatuur onder de
gewenste waarde, wordt de verwarming opnieuw
ingeschakeld. De temperatuuraanduiding geeft de
gemeten kamertemperatuur weer.
Voorbeeld: gewenste kamertemperatuur 21°C, het
toestel wordt automatisch uitgeschakeld bij 22°C en
