27
NL
Afstellen van de verticuteerdiepte (zie fig. 14)
De verticuteerdiepte wordt aan de beide voorwielen
afgesteld m.b.v. het verstelmechanisme. Te dien
einde trekt u er de stelschroef uit en brengt u ze naar
links of rechts naar een van de standen = 0 / I / II /
III.
Let op!
Aan weerskanten moet steeds dezelfde verticuteer-
diepte worden afgesteld!
0 = rij- / of transportstand
I = verticuteerdiepte 3 mm
II = verticuteerdiepte 7 mm
III = verticuteerdiepte 9 mm
Stroomaansluiting
Het gereedschap kan worden aangesloten op elk
stopcontact van het lichtnet met 230 V wisselstroom.
Er is echter slechts één veiligheidsstopcontact
toegestaan die door een leidingveiligheidsschakelaar
voor 16 A moet worden beveiligd. Bovendien dient
een aardlekschakelaar (RCD) met max. 30 mA
opwaarts te zijn geïnstalleerd.
Aansluitkabel van het toestel
Gebruik voor het toestel enkel intacte aansluitkabels.
De aansluitkabel van het toestel mag niet naar
welbelieven lang zijn (max. 50m), omdat anders het
vermogen van de elektrische motor vermindert. De
aansluitkabel van het toestel moet een doorsnede
van 3 x 1,5 mm
2
hebben. Op aansluitkabels van
verticuteerders doen zich bijzonder vaak
beschadigingen van de isolatie voor.
Oorzaken daarvoor zijn o.a. :
scheuren door overrijden van de kabel
platdrukken van de kabel wanneer de
aansluitkabel van het toestel onder deuren en
ramen wordt geleid
scheuren door veroudering van de isolatie
knikplaatsen door onoordeelkundig vastmaken of
leiden van de aansluitkabel
De aansluitkabel van het toestel moet minstens van
het type H05RN-F en drieaderig zijn. De benaming
van het type moet op de aansluitkabel van het
toestel gedrukt zijn. Koop enkel gekenmerkte
aansluitkabels ! Stekkers en stopcontacten van
aansluitkabels moeten van rubber zijn en
spatwaterdicht zijn. De aansluitkabels mogen niet
willekeurig lang zijn. Voor vrij lange aansluitkabels
zijn geleiders met een grotere doorsnede vereist.
Aansluitkabels en verbindingskabels moeten
regelmatig op schade worden gecontroleerd. Let er
op dat de kabels tijdens de controle stroomloos zijn.
Wind de aansluitkabel van het toestel helemaal af.
Controleer ook de invoeringen van de aansluitkabel,
op stekkers en stopcontacten, op knikplaatsen.
6. Bediening
Sluit de aansluitkabel van de verticuteerder aan op
de stekker (fig. 15, pos. 1) en beveilig de
aansluitkabel d.m.v. de kabelontlastingsklem (fig. 15,
pos. 2).
Let op!
Om het ongewild aanzetten van de verticuteerder te
voorkomen, is de schuifbeugel (fig. 16, pos. 1)
voorzien van een tweepuntsschakelaar (fig. 16, pos.
2) die moet worden ingedrukt voordat de
schakelhendel (fig. 16, pos. 3) kan worden ingedrukt.
Als u de schakelhendel loslaat, wordt de
verticuteerder meteen uitgeschakeld.
Voer deze procedure meermaals uit om er zeker van
te zijn dat uw toestel correct werkt. Voordat u een
herstelling of onderhoudswerkzaamheid op het
toestel verricht dient u er zich van te vergewissen dat
de messenwals niet draait en het toestel gescheiden
is van het net.
Let op!
Open de uitlaatklep nooit terwijl de motor nog draait.
Draaiende messenwals kan leiden tot lichamelijk
gevaar.
Maak de uitlaatklep steeds zorgvuldig vast. De klep
wordt door de trekveer teruggeklapt naar de “DICHT”
positie!
De door de geleidestelen gegeven veiligheidsafstand
tussen het koetswerk en de gebruiker dient steeds in
acht te worden genomen. Tijdens het verticuteren en
veranderen van rijrichting op bermen en hellingen
dient u bijzonder voorzichtig te werk te gaan. Let op
een veilige stand, draag schoenen met slipvaste
zolen en een lange broek. Verticuteer steeds dwars
over de helling.
Hellingen van meer dan 15° mogen om
veiligheidsredenen niet worden geverticuteerd.
Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit bewegen
en trekken van de verticuteerder, struikelgevaar!