23
NL
6.6 Verschakelen versnelling 1 - versnelling 2
(fig. 6, pos. 7)
Naargelang van de stand van de omschakelaar kunt
u met een hoger of lager toerental werken. Het
overschakelen naar een ander toerental mag enkel
in stilstand gebeuren teneinde het
aandrijfmechanisme niet te beschadigen.
6.7 Accucapaciteitsaanduiding (fig. 7, pos. 2)
Druk op de schakelaar voor
accucapaciteitsaanduiding (a). De
accucapaciteitsaanduiding (2) signaleert de
laadtoestand van de accu aan de hand van 4 LEDs.
Alle LEDs branden:
de accu is vol geladen.
2 of 3 LEDs branden:
de accu beschikt over een voldoende restlading.
Een LED brandt:
de accu is leeg, laad de accu.
Wordt de accu geladen, is op de aanduiding een
looplicht te zien.
Beschrijving van de indicatie tijdens de werking:
L1-L4 knipperen:
De beveiliging tegen overbelasting van de accu
heeft gereageerd. In dit geval de UIT/AAN-
schakelaar (4) loslaten en daarna opnieuw
indrukken.
Of de accu is helemaal ontladen. Herlaad de
accu.
L2 en L4 knipperen afwisselend:
De temperatuur van de accu is te hoog. Schakel in
dit geval de accuschroevendraaier uit en laat het
gereedschap afkoelen. Het gereedschap kan daarna
opnieuw worden gebruikt.
L4 knippert:
De accucapaciteit bedraagt minder dan 10 %.
6.8 LED-licht (fig. 8)
Het LED-licht (10) maakt het verlichten van de plaats
waar u moet schroeven of boren mogelijk als er niet
voldoende licht is. Het LED-licht (10) gaat
automatisch branden zodra u op de AAN/UIT-
schakelaar (4) drukt.
6.9 Verwisselen van gereedschap (fig. 9)
Let op! Breng bij alle werkzaamheden (zoals
verwisselen van gereedschap, onderhoud enz.) op
de accuschroevendraaier de
draairichtingsschakelaar (3) naar zijn tussenstand.
De accuschroevendraaier is voorzien van een
snelspanboorhouder (9) met automatisch
spilarrêt.
Draai de boorhouder (9) open. De
boorhouderopening (a) moet groot genoeg zijn
om het gereedschap (boor of
schroevendraaierbit) op te nemen.
Kies het gepaste gereedschap. Schuif het
gereedschap zo ver mogelijk de
boorhouderopening (a) in.
Draai de boorhouder (9) hard aan en controleer
dan of het gereedschap goed vast zit.
6.10 Schroeven
Gebruik best zelfcentrerende schroeven (b. v.
kruiskop), want daarmee is een veilig werken
verzekerd. Let er op dat de gebruikte bits en
schroeven in vorm en grootte overeenkomen. Stel
het koppel volgens de schroefgrootte in zoals in deze
gebruiksaanwijzing beschreven.
7. Reiniging, onderhoud en bestellen
van wisselstukken
Trek vóór alle schoonmaakwerkzaamheden de
netstekker uit het stopcontact.
7.1 Reiniging
Hou de veiligheidsinrichtingen, de
ventilatiespleten en het motorhuis zo veel
mogelijk vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met
een schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
Reinig het toestel regelmatig met een vochtige
doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kunnen
aantasten. Let er goed op dat geen water in het
toestel terechtkomt.
7.2 Onderhoud
In het toestel zijn er geen andere te onderhouden
onderdelen.