9
3
2
1
D) Automatische werkwijze
1. Druk op de ON/OFF knop om het apparaat aan te zetten.
2. Druk op de toets “MODE” en blijf erop drukken tot het
symbool voor de werkwijze “automatische modus” op het
display verschijnt. Naargelang de momentele
kamertemperatuur schakelt het apparaat automatisch op
koelen, ventilator of verwarmen.
3. Druk op de toets “FAN” om de ventilatortoeren automatische
ventilatortoeren -> traag -> normaal -> snel te kiezen.
Aanwijzingen!
In de automatische modus is de kamertemperatuur in de
koelfunctie vast op 25°C en in de verwarmingsfunctie vast
op 20° C afgesteld. Deze temperaturen kunnen niet worden
veranderd.
Is in de automatische modus de momentele
kamertemperatuur binnen het bereik van 23°C tot 26°C,
werkt het apparaat als ventilator zonder verwarmings- of
koeleffect.
Is in de automatische modus de momentele
kamertemperatuur hoger dan 26°C, werkt het apparaat met
koelfunctie.
Is in de automatische modus de momentele
kamertemperatuur lager dan 22°C, werkt het apparaat met
verwarmingsfunctie.
6
4
2
3
1
5
E) Slaapfunctie
1. Druk op de ON/OFF knop om het apparaat aan te zetten.
2. Druk op de toets “MODE” en blijf erop drukken tot als
gewenst het symbool voor de werkwijze “koelen”,
“ontvochtigen” of “verwarming” op het display verschijnt.
3. Druk één keer op de toets “swing”. De luchtstroom wordt OP /
AF ingesteld. Door twee keer de toets in te drukken kunt u de
lamellen vastzetten.
4. Druk op de toets “FAN” om de ventilatortoeren automatische
ventilatortoeren -> traag -> normaal -> snel te kiezen.
5. Druk op de toets „+°C“ of „-°C“ om de gewenste temperatuur
af te stellen.
6. Druk op de toets “sleep” om de slaapfunctie te activeren.
Aanwijzingen!
Is bij de slaapfunctie de werkwijze koelen of ontvochtigen
afgesteld, gaat de afgestelde kamertemperatuur het eerste
uur met 1°C resp. binnen de twee uur met 2°C stijgen om
een onderkoeling te voorkomen.
Is bij de slaapfunctie de werkwijze verwarming afgesteld,
gaat de afgestelde kamertemperatuur het eerste uur met
1°C resp. binnen de twee uur met 2°C verminderen om een
oververhitting te voorkomen.