34
BEDIENING
Bedieningspaneel
1 Programmakaart
Op deze kaart vindt u richtlijnen voor de in te
stellen droogprogramma’s.
Bij de machine wordt een programmakaart in het
Nederlands geleverd.
Schuif de kaart in het bedieningspaneel.
2 Toets “deuropening”
Door deze toets in te drukken opent u de deur.
3 Toets “AAN/UIT”
Door het indrukken van deze toets schakelt u de
machine AAN en UIT.
4 Controlelampje
Dit lampje brandt als de machine INgeschakeld
is en gaat uit als de machine UITgeschakeld
wordt.
5 Toets “lage temperatuur”
Druk deze toets voortijds in als u fijne was gaat
drogen.
Het betreffende lampje licht op.
6 Toets “zoemer uit”
Druk deze toets voortijds in als u niet wilt dat de
machine aan het begin en tijdens de
antikreukfase een zoemtoon laat horen.
Het betreffende lampje licht op.
7 Toets “start”
Na instelling van het programma drukt u op deze
toets om het programma te starten.
Indien de deur tijdens de afwerking van het
programma geopend wordt, moet deze toets
na het sluiten van de deur weer ingedrukt
worden om het programma voort te zetten.
8 Indicatie van het programmaverloop
De lampjes geven volgende functies aan:
Controlelampje “drogen”
Dit lampje geeft aan dat de machine in de
droogfase
is.
Controlelampje “afkoelen”
Dit lampje geeft aan dat de machine in de
afkoelfase is. Deze fase duurt 10 minuten.
Als het controlelampje of knippert dan
betekent dat dat de START-toets ingedrukt moet
worden om het programma opnieuw te starten.
Controlelampje “einde programma”
Dit lampje knippert aan het einde van de
antikreukfase.
Controlelampje “antikreukfase”
De lampjes en knipperen afwisselend
aan het einde van het programma (na de
afkoelfase) en gedurende de antikreukfase om te
signaleren dat het programma beëindigd is en
dat het wasgoed uit de machine gehaald kan
worden.
Als alleen het lampje knippert, dan betekent
dat dat het programma volledig beëindigd is en
dat de machine gestopt is.