8
5. VOORDAT U GAAT WASSEN
5.1. Wasgoed sorteren en voorbereiden
• Wasgoed volgens soort en behandelingsetiket sor-
teren (zie paragraaf 5.4): normale was voor sterk
wasgoed dat krachtig wassen en centrifugeren kan
verdragen; fijne was voor teer wasgoed dat voor-
zichtiger moet worden behandeld. Kies voor
gemengde ladingen programma en temperatuur
passend bij het teerste textiel.
• Wit en gekleurd wasgoed apart wassen. Anders
kan het witte goed verkleuren resp. vergrauwen.
• Nieuw wasgoed geeft vaak af. Zulke stukken daar-
om de eerste keer liever apart wassen. Houd u aan
de aanwijzingen "apart wassen" en "enkele keren
apart wassen" op het behandelingsetiket.
• Zakken leegmaken en het wasgoed uit elkaar
vouwen.
• Alle losse knopen, haken en ogen verwijderen. Rit-
sen sluiten, een knoop leggen in veters en riempjes.
• Kleding die uit meer lagen bestaat (slaapzakken,
anoraks enz.), gebreid gekleurd textiel en wol en
textiel met applicaties binnenste buiten keren.
• Kleine en tere stukken wasgoed (sokken, panty's,
beha's enz.) in een wasnetje wassen.
• Vitrages bijzonder voorzichtig behandelen. Haken
verwijderen en de vitrages in een net of zak binden
5.2. Hoeveelheid wasgoed
De hoeveelheid wasgoed die u in de trommel doet mag
het maximale vulgewicht van de wasautomaat niet
overschrijden. Dit vulgewicht hangt af van het soort
wasgoed. Doe minder wasgoed in de machine als het
erg vuil is.
Niet alle textielsoorten hebben hetzelfde volume en
hetzelfde opnemend vermogen. Daarom moet de trom-
mel in het algemeen als volgt gevuld worden:
• vol, maar niet overvol voor katoen en linnen,
• halfvol voor weefsels gemengd met katoen en syn-
thetische weefsels,
• voor een derde gevuld voor tere artikelen zoals
vitrages en wol.
Bij een gemengde was het vulgewicht van het teerste
materiaal aanhouden.
5.3. Wasmiddelen en nabehande-
lingsmiddelen
Gebruik alleen wasmiddelen en nabehandelingsmidde-
len die geschikt zijn voor gebruik in een wasautomaat.
Lees de aanwijzingen van de fabrikant en lees ook pa-
ragraaf 2.1 en 3.2.
Gelijktijdig gebruik van meerdere soorten wasmiddelen
wordt afgeraden, dit kan het wasgoed beschadigen.
Hoeveel wasmiddel u moet gebruiken hangt af van de
hoeveelheid wasgoed u wilt wassen, de waterhardheid
en van hoe vuil het wasgoed is.
Bij zacht water kunnen enigszins lagere doses worden
aangehouden. Bij hard water (het gebruik van een mid-
del tegen kalkaanslag wordt aangeraden) of bij bijzon-
der vuil wasgoed, of bij hardnekkige vlekken, kunnen
de doses enigszins worden verhoogd.
Informatie over de waterhardheid in uw woonplaats is
te verkrijgen bij uw regionale waterleverancier of een
andere bevoegde dienst.
Wasmiddelen in poedervorm kunnen onbeperkt wor-
den gebruikt.
Vloeibare wasmiddelen mogen niet gebruikt worden
wanneer u een voorwas kiest. Deze moeten voor ieder
programma zonder voorwas worden gebruikt in hetzij
een doceerbol die in de trommel bij het wasgoed wordt
gedaan, of in het wasmiddelbakje. In beide gevallen
moet het wasprogramma meteen worden gestart.
Wasmiddelen in tabletvorm of met een vaste dosering,
moeten altijd in een van de wasmiddelbakjes van uw
wasmachine worden gedaan.
Houdt u bij de behandeling van vlekken vóór het was-
programma aan de doses en instructies die de fabri-
kant van het product opgeeft. Wanneer u het
wasmiddel gebruikt voor het behandelen van vlekken,
dan moet u het wasprogramma meteen starten.