542770
504
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/509
Nächste Seite
1
Kleurenlaserprinter
Auteursrechten
Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, via fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere wijze, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van Seiko Epson Corporation. SEIKO EPSON
CORPORATION wijst alle patentaansprakelijkheid af wat betreft het gebruik van de
informatie in dit document. Evenmin kan SEIKO EPSON CORPORATION aansprakelijk
worden gesteld voor schade voortvloeiend uit het gebruik van de informatie in dit document.
Seiko Epson Corporation noch zijn filialen kunnen door de koper van dit product of door
derden verantwoordelijk worden gesteld voor schade, verliezen of onkosten ontstaan als
gevolg van ongelukken, foutief gebruik of misbruik van dit product, onbevoegde wijzigingen
en reparaties, of (buiten de Verenigde Staten) als de bedienings- en onderhoudsinstructies
van Seiko Epson Corporation niet strikt worden gevolgd.
Seiko Epson Corporation en zijn filialen kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor
schade of problemen voortvloeiend uit het gebruik van onderdelen of verbruiksgoederen die
niet als Original Epson Products of Epson Approved Products zijn aangemerkt door Seiko
Epson Corporation.
Met het Integrated Print System XL (IPS/XL) van Zoran Corporation voor PCLXL-emulatie.
NEST Office Kit Copyright © 1996, Novell, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Handelsmerken
IBM en PS/2 zijn gedeponeerde handelsmerken van International Business Machines
Corporation. Microsoft
®
en Windows
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Apple
®
en Macintosh
®
zijn
gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
EPSON en EPSON ESC/P zijn gedeponeerde handelsmerken en EPSON AcuLaser en EPSON
ESC/P 2 zijn handelsmerken van Seiko Epson Corporation.
Coronet is een handelsmerk van Ludlow Industries (UK) Ltd.
2
Marigold is een handelsmerk van Arthur Baker en is mogelijk gedeponeerd in bepaalde
rechtsgebieden.
CG Times en CG Omega zijn handelsmerken van Agfa Monotype Corporation en zijn
mogelijk gedeponeerd in bepaalde rechtsgebieden.
Arial, Times New Roman en Albertus zijn handelsmerken van The Monotype Corporation
en zijn mogelijk gedeponeerd in bepaalde rechtsgebieden.
ITC Avant Garde Gothic, ITC Bookman, ITC Zapf Chancery en ITC Zapf Dingbats zijn
gedeponeerde handelsmerken van de International Typeface Corporation en zijn mogelijk
gedeponeerd in bepaalde rechtsgebieden.
Antique Olive is een handelsmerk van Fonderie Olive.
Helvetica, Palatino, Times, Univers, Clarendon, New Century Schoolbook, Miriam en David
zijn handelsmerken van Heidelberger Druckmaschinen AG en zijn mogelijk gedeponeerd in
bepaalde rechtsgebieden.
Wingdings is een handelsmerk van Microsoft Corporation en is mogelijk gedeponeerd in
bepaalde rechtsgebieden.
HP en HP LaserJet zijn gedeponeerde handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Adobe, het Adobe-logo en PostScript3 zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated
en zijn mogelijk gedeponeerd in bepaalde rechtsgebieden.
Algemene kennisgeving: andere productnamen vermeld in dit document dienen uitsluitend als
identificatie en kunnen handelsmerken zijn van hun respectieve eigenaars. Epson maakt geen enkele
aanspraak op deze merken.
Copyright © 2005 Seiko Epson Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Veiligheidsvoorschriften 3
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheid
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en
opmerkingen
w
Waarschuwingen
moet u zorgvuldig in acht nemen om lichamelijk letsel te
voorkomen.
c
Voorzorgsmaatregelen
worden aangeduid met 'Let op' en moeten worden nageleefd om
schade aan het apparaat te voorkomen.
Opmerkingen
bevatten belangrijke informatie over en tips voor het gebruik van de
printer.
4 Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorschriften
U moet deze voorzorgsmaatregelen in acht nemen om veilig en
efficiënt met de printer te kunnen werken.
U moet de printer niet alleen optillen of verplaatsen, omdat
de printer met de geïnstalleerde verbruiksgoederen ongeveer
37 kg weegt. De printer moet door twee personen worden
opgetild en moet worden vastgepakt op de juiste posities,
zoals hieronder wordt weergegeven.
* De printer niet hier optillen.
*
Veiligheidsvoorschriften 5
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u het apparaat eerst 30 minuten laten afkoelen.
1. Steek uw hand niet te ver in de fixeereenheid.
2. CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE
TEMPERATUUR)
Steek uw hand niet te ver in de fixeereenheid. Sommige
onderdelen zijn scherp en kunnen letsel veroorzaken.
Raak de onderdelen in het binnenwerk van de printer nooit
aan, tenzij dit wordt voorgeschreven in deze handleiding.
Ga steeds rustig te werk bij het plaatsen van onderdelen.
Hoewel de printer tegen een stootje kan, kunnen onderdelen
door onnodig gebruik van kracht beschadigd worden.
Plaats een tonercartridge altijd op een schone, vlakke
ondergrond.
2
1
6 Veiligheidsvoorschriften
Haal tonercartridges niet uit elkaar en breng geen
aanpassingen aan. U kunt de cartridges niet opnieuw vullen.
Raak de toner niet aan. Zorg dat u geen toner in uw ogen
krijgt.
Verbrand een gebruikte tonercartridge,
fotogeleidingseenheid, fixeereenheid of afvalbak voor toner
niet. Ze kunnen exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij
het weggooien van deze onderdelen de geldende
milieuvoorschriften in acht.
Gebruik een stoffer en blik of een vochtig doekje met water
en zeep om gemorste toner op te ruimen. Gebruik geen
stofzuiger, omdat het gebruik van een stofzuiger een brand
of explosie kan veroorzaken wanneer de kleine deeltjes in
contact komen met een vonk.
Als u een tonercartridge van een koude in een warme ruimte
brengt, moet u ten minste één uur wachten voor u de cartridge
gebruikt om schade door condensatie te voorkomen.
Stel de fotogeleidingseenheid bij het plaatsen niet langer dan
vijf minuten bloot aan licht. De eenheid bevat een groene
lichtgevoelige rol. Als u de rol blootstelt aan licht, kunnen er
donkere of lichte vlekken ontstaan op de afdrukken. Ook slijt
de rol dan sneller. Wanneer u de eenheid voor langere tijd uit
de printer verwijdert, kunt u deze het beste afdekken met een
ondoorschijnende doek.
Pas op voor krassen aan het oppervlak van de rol. Plaats de
fotogeleidingseenheid altijd op een schone en vlakke
ondergrond wanneer u de eenheid uit de printer neemt. Raak
de rol niet aan; huidvetten kunnen het oppervlak definitief
beschadigen en de afdrukkwaliteit nadelig beïnvloeden.
Veiligheidsvoorschriften 7
Voor een optimale afdrukkwaliteit kunt u de
fotogeleidingseenheid beter niet bewaren in ruimten met
direct zonlicht, stof, zilte lucht of bijtende gassen
(bijvoorbeeld ammoniakgas). Vermijd ruimtes die
onderhevig zijn aan plotselinge schommelingen in
temperatuur en vochtigheid.
Bewaar de verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen.
Laat vastgelopen papier niet in de printer zitten. Hierdoor kan
de printer oververhit raken.
Gebruik geen stopcontacten waarop andere apparaten zijn
aangesloten.
Gebruik alleen een stopcontact dat voldoet aan de
stroomvereisten van de printer.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
Voordat u de printer in gebruik neemt moet u alle onderstaande
instructies goed lezen.
Plaats en voeding voor de printer kiezen
Plaats de printer in de buurt van een stopcontact, zodat u de
stekker makkelijk in het stopcontact kunt steken en ook weer
makkelijk kunt verwijderen.
Zet de printer niet op een onstabiele ondergrond.
Plaats de printer zodanig dat niemand op het netsnoer kan
gaan staan.
8 Veiligheidsvoorschriften
De openingen in de behuizing dienen voor ventilatie. U mag
deze openingen niet afdekken. Zet de printer niet op een bed,
bank, tapijt of soortgelijke ondergrond. Zet de printer ook
nooit in een kleine, afgesloten ruimte, tenzij er voldoende
ventilatie rond de printer is.
Alle interfaceconnectors van deze printer zijn onbeperkte
stroombronnen (Non-LPS).
Sluit de printer aan op een stopcontact dat voldoet aan de
stroomvereisten voor deze printer. De stroomvereisten van
de printer staan op een etiket aan de achterzijde van de
printer. Neem contact op met het energiebedrijf of met uw
leverancier als u vragen hebt over de specificaties voor de
netvoeding.
Als de stekker niet in het stopcontact past, neemt u contact op
met een elektricien.
Gebruik geen stopcontacten waarop andere apparaten zijn
aangesloten.
Gebruik alleen de netspanning die staat vermeld op het etiket
op de printer. Neem contact op met uw leverancier of het
energiebedrijf als u vragen hebt over het type netvoeding.
Als de stekker niet in het stopcontact past, neemt u contact op
met een elektricien.
Let bij het aansluiten van dit apparaat op een computer of
ander apparaat op de juiste richting van de stekkers van de
kabel. Elke stekker kan maar op één manier in het apparaat
worden gestoken. Wanneer u een stekker op een verkeerde
manier in het apparaat steekt, kunnen beide apparaten die via
de kabel met elkaar verbonden zijn, beschadigd raken.
Veiligheidsvoorschriften 9
Als u een verlengsnoer gebruikt voor de printer, mag de totale
stroombelasting in ampère van alle aangesloten apparaten
niet hoger zijn dan de maximale belasting voor het
verlengsnoer.
Haal in de volgende gevallen de stekker uit het stopcontact
en doe een beroep op een onderhoudsmonteur:
Gebruik van de printer
Neem alle waarschuwingen en voorschriften die op de printer
zelf staan in acht.
Trek de stekker van de printer uit het stopcontact vóór het
schoonmaken.
Gebruik voor het schoonmaken een licht vochtige doek.
Gebruik geen vloeibare reinigingsmiddelen of spuitbussen.
A. als het netsnoer of de stekker beschadigd is;
B. als er vloeistof in de printer is gekomen;
C. als de printer is blootgesteld aan regen of water;
D. als de printer niet normaal werkt terwijl alle
instructies goed zijn opgevolgd (wijzig alleen
instellingen waarvoor een procedure is opgenomen
in de handleiding. Als u andere instellingen wijzigt,
brengt u mogelijk schade aan het product toe die
alleen door een ervaren onderhoudsmonteur kan
worden hersteld);
E. als de printer is gevallen of als de behuizing
beschadigd is;
F. als de printer niet normaal werkt of als er een
duidelijke wijziging in de prestaties optreedt.
10 Veiligheidsvoorschriften
Raak de onderdelen in het binnenwerk van de printer nooit
aan, tenzij dit wordt voorgeschreven in de documentatie van
de printer.
Ga steeds rustig te werk bij het plaatsen van onderdelen.
Hoewel de printer tegen een stootje kan, kunnen onderdelen
door onnodig gebruik van kracht beschadigd worden.
Bewaar de verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen.
Gebruik de printer niet in een vochtige omgeving.
Laat vastgelopen papier niet in de printer zitten. Hierdoor kan
de printer oververhit raken.
Steek nooit iets door de openingen in de behuizing. U zou
onderdelen kunnen raken die onder een gevaarlijk hoge
spanning staan of u zou kortsluiting kunnen veroorzaken met
alle risico’s van dien voor brand of elektrische schokken.
Mors geen vloeistoffen in de printer.
Probeer dit apparaat niet zelf te repareren, tenzij dit duidelijk
staat uitgelegd in de printerdocumentatie. Wanneer u
kleppen opent en verwijdert waarbij staat vermeld dat ze niet
mogen worden verwijderd (Do Not Remove), kunt u worden
blootgesteld aan punten die onder een gevaarlijk hoge
spanning staan of aan andere risico’s. Laat al het onderhoud
in de desbetreffende delen van het apparaat over aan een
bevoegd onderhoudsmonteur.
Wijzig alleen instellingen waarvoor een procedure is
opgenomen in de handleiding. Als u andere instellingen
wijzigt, brengt u mogelijk schade aan het product toe die
alleen door een ervaren onderhoudsmonteur kan worden
hersteld.
Veiligheidsvoorschriften 11
ENERGY STAR
®
Als ENERGY STAR
®
-partner heeft Epson bepaald
dat dit product voldoet aan de richtlijnen van het
ENERGY STAR
®
-programma inzake doeltreffend
energieverbruik.
Het internationale ENERGY STAR
®
Office Equipment Program
is een vrijwillige overeenkomst tussen fabrikanten van computer-
en kantoorapparatuur ter bevordering van de ontwikkeling van
energiebesparende computers, beeldschermen, printers, faxen,
kopieerapparaten, scanners en multifunctionele apparaten met
als doel de luchtvervuiling door stroomopwekking te beperken.
De gebruikte normen en logo’s zijn voor alle deelnemende landen
gelijk.
Veiligheidsinformatie
Netsnoer
c
Let op:
Het netsnoer moet voldoen aan de lokale veiligheidsnormen.
Gebruik alleen het netsnoer dat u bij dit apparaat hebt gekregen.
Gebruik van een ander netsnoer kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
Het bij dit apparaat geleverde netsnoer is uitsluitend bedoeld voor
gebruik in combinatie met dit apparaat. Gebruik met andere
apparaten kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
12 Veiligheidsvoorschriften
Laserbeveiliging
w
Waarschuwing:
Het uitvoeren van procedures en aanpassingen die niet in de
documentatie van de printer staan beschreven, kan leiden tot
blootstelling aan gevaarlijke straling.
Uw printer is een product met een laser van klasse 1 zoals
vastgelegd in IEC60825. In de landen waar dit verplicht is, is het
hier getoonde label achter op de printer aangebracht.
Interne laserstraling
Het betreft hier een laserdiode van klasse III b met onzichtbare
laserstraal. De printkop vergt GEEN ENKEL ONDERHOUD. De
printkop mag in geen enkel geval worden geopend. Binnen in de
printer is een extra waarschuwingslabel voor de laser
aangebracht.
CDRH-voorschriften
Zie "Standaard en goedkeuringen" op pagina 443 voor meer
informatie over het Center for Devices and Radiological Health
van het Amerikaanse ministerie voor voedsel en geneesmiddelen
(FDA).
Max. gem. stralingsvermogen: 15 mW bij laseropening
Golflengte: 770 tot 800 nm
Veiligheidsvoorschriften 13
Ozon
Verspreiding van ozon
Ozon is een gas dat door laserprinters wordt geproduceerd. Dit
gebeurt alleen tijdens het afdrukken.
Ozonlimiet
De aanbevolen limiet voor de blootstelling aan ozon bedraagt 0,1
ppm (parts per million; gemiddelde concentratie in een periode
van acht (8) uur).
Laserprinters van Epson produceren minder dan 0,1 ppm in een
periode van acht (8) uur onafgebroken afdrukken.
Risicobeperking
U kunt het risico van blootstelling aan ozon minimaliseren door
de volgende omstandigheden te voorkomen:
gebruik van meerdere laserprinters in een kleine ruimte;
gebruik in een zeer lage luchtvochtigheid;
gebruik in slecht geventileerde ruimten;
langdurig en onafgebroken afdrukken in een van de
hierboven genoemde omstandigheden.
Locatie van de printer
De printer moet zodanig worden geplaatst dat de geproduceerde
gassen en warmte:
niet rechtstreeks in het gezicht van de gebruiker worden
geblazen;
zo mogelijk rechtstreeks worden afgevoerd tot buiten het
gebouw.
14 Veiligheidsvoorschriften
Voorzorgsmaatregelen bij in- en uitschakelen
In de volgende gevallen moet u de printer niet uitschakelen:
Als u de printer hebt ingeschakeld, wacht u totdat Ready
(Gereed) op het LCD-scherm verschijnt.
Als het lampje knippert dat normaal aangeeft dat de printer
gebruiksklaar is.
Als het lampje Data brandt of knippert.
Tijdens het afdrukken.
15
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen. . 3
Veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Belangrijke veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Veiligheidsinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Voorzorgsmaatregelen bij in- en uitschakelen . . . . . . . . . . . . 14
Hoofdstuk 1 Printeronderdelen en -functies
Informatiebronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Printeronderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Vooraanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Achteraanzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Binnenzijde. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Bedieningspaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Optionele onderdelen en verbruiksgoederen . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Optionele onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Verbruiksgoederen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Hoofdstuk 2 Printerkenmerken en verschillende afdrukopties
Printerkenmerken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Afdrukken met hoge kwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Voorgedefinieerde kleurinstellingen in de printerdriver . . . 34
Afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit . . . . . . . . . . . 35
Tonerbesparingsmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Resolution Improvement Technology en
Enhanced MicroGray Technology . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Grote verscheidenheid aan lettertypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Adobe PostScript 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
P5C-emulatiemodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Verschillende afdrukopties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Inhoudsopgave
16
Dubbelzijdig afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Fit to page printing (Aanpassen aan pagina voor
afdrukken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Pagina's per vel afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Watermerken afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Overlays afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken . . . . . . . . 41
Formulieroverlays op de vaste schijf gebruiken. . . . . . . . . . . 41
Hoofdstuk 3 Papierverwerking
Papierbronnen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
MP-lade. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Onderste standaardpapierlade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Optionele papierlade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Papierbron selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Papier plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
MP-lade. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Onderste standaardpapierlade en optionele papierlade. . . . 50
Uitvoerlade. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
EPSON Color Laser Paper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
EPSON Color Laser Transparencies. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Enveloppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Labels (Etiketten). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Zwaar papier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Papier met aangepast formaat plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Hoofdstuk 4 De printersoftware gebruiken met Windows
Printersoftware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
De printerdriver openen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
Printerinstellingen wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Afdrukformaat aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Afdruklay-out aanpassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Watermerken gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
17
Overlays gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Formulieroverlays op de vaste schijf gebruiken . . . . . . . . . . .91
Dubbelzijdig afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
Geavanceerde instellingen opgeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .100
Optionele instellingen opgeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
Statusvel afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
Verbruiksgoederen bestellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .104
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken. . . . . . . . . . . . .106
Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) . . . . . . . . . . . . . . . .108
Verify Job (Afdruktaak verifiëren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .109
Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) . . . . . . . . . . . .113
Printer controleren met EPSON Status Monitor 3 . . . . . . . . . . . . .115
EPSON Status Monitor 3 installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116
EPSON Status Monitor 3 openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .120
Informatie over de printerstatus weergeven . . . . . . . . . . . . .121
On line bestellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .124
Controlevoorkeuren instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
Venster Status Alert (Foutmeldingen). . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
Job Management (Taakbeheer). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
Controleren uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134
Instellingen voor gecontroleerde printers. . . . . . . . . . . . . . . .135
USB-aansluiting instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
Afdrukken annuleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .138
Installatie van de printersoftware ongedaan maken . . . . . . . . . . .139
Installatie van de printerdriver ongedaan maken. . . . . . . . .139
USB-apparaatdriver verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
De printer delen in een netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144
Printer delen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .144
De printer als een gedeelde printer configureren . . . . . . . . .145
Extra driver gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .147
Printer installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154
Printerdriver installeren vanaf de cd-rom . . . . . . . . . . . . . . .163
Hoofdstuk 5 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Printersoftware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
De printerdriver openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
18
Printerinstellingen wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Afdrukformaat aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Afdruklay-out aanpassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Watermerken gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Dubbelzijdig afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Geavanceerde instellingen opgeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Statusvel afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken . . . . . . . . . . . . 189
Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken). . . . . . . . . . . . . . . . 191
Verify Job (Afdruktaak verifiëren) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) . . . . . . . . . . . 197
Printer controleren met EPSON Status Monitor 3. . . . . . . . . . . . . 199
EPSON Status Monitor 3 openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Informatie over de printerstatus weergeven. . . . . . . . . . . . . 201
Controlevoorkeuren instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Venster Status Alert (Foutmeldingen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
De functie Job Management (Taakbeheer) gebruiken . . . . . 206
USB-aansluiting instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Voor gebruikers van Mac OS X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Voor gebruikers van Mac OS 9 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
Afdrukken annuleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Voor gebruikers van Mac OS X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Voor gebruikers van Mac OS 9 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Installatie van de printersoftware ongedaan maken. . . . . . . . . . . 212
Voor gebruikers van Mac OS X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Voor gebruikers van Mac OS 9 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
De printer delen in een netwerk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Printer delen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Voor gebruikers van Mac OS X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Voor gebruikers van Mac OS 9 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Hoofdstuk 6 De PostScript-printerdriver gebruiken
PostScript 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
Hardwarevereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
Systeemvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
19
De PostScript-printerdriver gebruiken onder Windows. . . . . . . .222
PostScript-printerdriver installeren voor de parallelle
interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222
PostScript-printerdriver installeren voor de
USB-interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .224
PostScript-printerdriver installeren voor de
netwerkinterface. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
De PostScrip-printerdriver openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .229
PostScript-printerinstellingen wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . . . .230
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken . . . . . . . .231
AppleTalk gebruiken onder Windows 2000 of NT 4.0 . . . . .232
De PostScript-printerdriver gebruiken onder Macintosh . . . . . . .233
De PostScrip-printerdriver installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . .233
Printer selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .235
De PostScrip-printerdriver openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .240
PostScript-printerinstellingen wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . . . .240
Hoofdstuk 7 Bedieningspaneel gebruiken
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . .242
Instellingen via het bedieningspaneel opgeven. . . . . . . . . . .242
Menu's van het bedieningspaneel openen . . . . . . . . . . . . . . .243
Menu's van het bedieningspaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244
Menu Information (Informatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244
Tray Menu (Menu Papierbak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .248
Emulation Menu (Menu Emulatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .250
Menu Printing (Afdruk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .251
Setup Menu (Menu Setup) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .254
Mode Config. Menu (Menu Modusconfig.) . . . . . . . . . . . . . .259
Reset Menu (Menu Reset) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .260
Menu Quick Print Job (Snelafdruk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .261
Menu Vertrouwelijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .262
Menu Parallel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .262
Menu USB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .264
Menu Network (Netwerk) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .266
Menu AUX. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .266
Menu LJ4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .266
Menu GL2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .269
20
Menu PS3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Menu ESC/P2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
Menu FX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Menu I239X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Menu Support (Ondersteuning) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Printer Adjust Menu (Menu Printer Aanp.) . . . . . . . . . . . . . 283
Status- en foutberichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
Gegevens voor reserveertaken afdrukken en verwijderen . . . . . 303
Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk) gebruiken . . . . . 303
Het Confidential Job Menu (Menu Vertrouwelijk)
gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Statusvel afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Afdrukken annuleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Afdrukken annuleren met de knop Cancel Job
(Taak annuleren) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Het menu Reset gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Afdrukmodus aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Van kleur naar zwart-wit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Van kleur naar zwart-wit met vier zwarte cartridges . . . . . 309
Van zwart-wit naar kleur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Van gewoon zwart-wit naar zwart-wit met vier zwarte
cartridges . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Van zwart-wit met vier zwarte cartridges naar gewoon
zwart-wit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Van zwart-wit met vier zwarte cartridges naar kleur . . . . . 313
Hoofdstuk 8 Optionele onderdelen installeren
Optionele papierlade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
Voorzorgsmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
De optionele papierlade installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
De optionele papierlade verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320
Duplexer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320
Duplexer installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320
Duplexer verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 324
Vaste schijf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 324
Vaste schijf installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 324
Vaste schijf verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329
21
Geheugenmodule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .329
Geheugenmodule installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .330
Geheugenmodule verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .333
Interfacekaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .334
Interfacekaart installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .334
Interfacekaart verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .335
P5C-emulatiekit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .336
P5C ROM-module installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .336
P5C ROM-module verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .339
Hoofdstuk 9 Verbruiksgoederen vervangen
Vervangingsberichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .340
Tonercartridge . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .342
Voorzorgsmaatregelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .342
Tonercartridge vervangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .343
Fotogeleidingseenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .346
Voorzorgsmaatregelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .346
Fotogeleidingseenheid vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .348
Fuser Unit (Fixeereenheid). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .354
Voorzorgsmaatregelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .354
Fixeereenheid vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .355
Tonerafvalbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .359
Voorzorgsmaatregelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .359
Tonerafvalbak vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .359
Hoofdstuk 10 Printer reinigen en vervoeren
Printer reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .363
Uitvoerlade reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .364
Papierinvoerrol reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .365
Fotogeleidingsdraad reinigen (knop [a]) . . . . . . . . . . . . . . . .367
Belichtingsvenster reinigen (knop [b]) . . . . . . . . . . . . . . . . . .367
Printer vervoeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .369
Grote afstanden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .369
Kleine afstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .370
Plaats voor de printer bepalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .372
22
Hoofdstuk 11 Probleemoplossing
Papierstoringen verhelpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 374
Voorzorgsmaatregelen voor het verhelpen van
papierstoringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 374
Jam A (Vast A) (klep A) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 375
Jam A, B (Vast A, B) (klep A en B) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 378
Jam MP, A (Vast MP, A) (MP-lade en klep A) . . . . . . . . . . . 387
Jam A, C1 (Vast A, C1) (klep A en onderste
standaardpapierlade) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 390
Jam A, E, C2 (Vast A, E, C2) (klep A, E optionele
papierlade) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 395
Statusvel afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 400
Printer functioneert niet optimaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 401
Het lampje Ready (Gereed) gaat niet branden . . . . . . . . . . . 401
De printer drukt niet af (het lampje Klaar brandt niet) . . . . 401
Het lampje Klaar brandt, maar er wordt niet afgedrukt . . . 402
Het optionele onderdeel is niet beschikbaar . . . . . . . . . . . . . 403
Het dialoogvenster Properties (Eigenschappen)
wordt niet, of pas na lange tijd, geopend.
(Alleen voor gebruikers van Windows) . . . . . . . . . . . . . . 404
Problemen met afgedrukte documenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 404
Het lettertype kan niet worden afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . 404
Tekens zijn verkeerd afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 405
De afdrukpositie klopt niet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 405
Afbeeldingen worden niet goed afgedrukt . . . . . . . . . . . . . . 406
Toner zit niet goed vast aan het papier . . . . . . . . . . . . . . . . . 406
Problemen met afdrukken in kleur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 407
Er kan niet in kleur worden afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . 407
Kleuren op afdrukken wijken af als er met verschillende
printers wordt afgedrukt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 407
Kleuren op de afdrukken wijken af van de kleuren op
het beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 408
Gebrekkige afdrukkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 409
De achtergrond is donker of vuil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 409
Afdrukken bevatten witte plekken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 409
Afdrukkwaliteit of raster is ongelijkmatig . . . . . . . . . . . . . . 410
Rasterafbeeldingen worden ongelijk afgedrukt . . . . . . . . . . 410
Er zitten vlekken op de afdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 411
23
Afbeeldingen zijn niet volledig afgedrukt . . . . . . . . . . . . . . .412
Er worden lege pagina's uitgevoerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .412
De afdruk is licht of vaag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .413
De onbedrukte zijde van de pagina is vuil. . . . . . . . . . . . . . .414
Geheugenproblemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .414
Verminderde afdrukkwaliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .414
Onvoldoende geheugen voor de huidige taak. . . . . . . . . . . .415
Onvoldoende geheugen om alle exemplaren af te
drukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .415
Problemen met de papierverwerking. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .416
Het papier wordt niet op de juiste wijze ingevoerd . . . . . . .416
Problemen bij het gebruik van de onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . .417
Het bericht Invalid AUX/IF Card (Verkeerd opt. int.)
wordt op het LCD-scherm weergegeven . . . . . . . . . . . . . .417
Het papier wordt niet vanuit de juiste papierlade
ingevoerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .417
Invoerprobleem bij gebruik van de optionele papierlade . .418
Een geïnstalleerd onderdeel kan niet worden gebruikt . . . .418
USB-problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .419
USB-aansluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .419
Besturingssysteem Windows . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .419
Installatie van de printersoftware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .419
Status- en foutberichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .426
Afdrukken annuleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .426
Problemen bij het afdrukken met PostScript 3 . . . . . . . . . . . . . . . .427
De printer drukt niet goed af in PostScript-modus. . . . . . . .427
De printer drukt niet af . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .428
De afdrukken zijn zwart-wit, terwijl Color (Kleur) is
ingesteld bij Resolution (Resolutie) in de printerdriver.
(Alleen voor gebruikers van Mac OS X en alleen
wanneer wordt afgedrukt met een AL-2600 die op
kleurmodus staat) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .429
De printerdriver of printer die u nodig hebt wordt niet
weergegeven in het onderdeel Printer Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3), Print Center
(Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2) of de Chooser
(Kiezer, Mac OS 9) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .429
Het lettertype op de afdruk is anders dan het lettertype
op het scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .430
24
De printerlettertypen kunnen niet worden geïnstalleerd . . 431
Tekst en afbeeldingen hebben geen strakke randen . . . . . . 431
De printer drukt niet normaal af via de parallelle interface
(alleen Windows 98). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 431
De printer drukt niet normaal af via de USB-interface . . . . 432
De printer drukt niet normaal af via de netwerkinterface . 432
Er is een niet nader gespecificeerde fout opgetreden
(alleen Macintosh). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 434
Onvoldoende geheugen voor het afdrukken van gegevens
(alleen Macintosh). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 434
Appendix A Klantenservice
Contact opnemen met de klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 435
Website voor technische ondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 436
Appendix B Technische specificaties
Papier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 437
Beschikbare papiersoorten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 437
Ongeschikt papier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 438
Afdrukgebied. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 439
Printer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 440
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 440
Omgevingsspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 441
Technische specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 442
Elektrische specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 443
Standaard en goedkeuringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 443
Interfaces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 446
Parallelle interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 446
USB-interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 446
Ethernet-interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 446
Optionele onderdelen en verbruiksgoederen . . . . . . . . . . . . . . . . 447
Optionele papierlade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 447
Duplexer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 448
Geheugenmodules . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 448
Vaste schijf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 449
25
Tonercartridge. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .449
Fotogeleidingseenheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .450
Fixeereenheid 120/220. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .450
Afvalbak voor toner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .450
Appendix C Lettertypen
Werken met lettertypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .451
EPSON BarCode Fonts (alleen Windows) . . . . . . . . . . . . . . .451
Beschikbare lettertypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .471
Nieuwe lettertypen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .478
Lettertypen selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .479
Lettertypen downloaden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .479
EPSON Font Manager (alleen Windows) . . . . . . . . . . . . . . . .480
Tekensets. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .483
Inleiding op tekensets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .483
Emulatiemodus LJ4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .484
In de modi ESC/P 2 of FX. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .487
Emulatiemodus I239X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .491
Modus EPSON GL/2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .491
In de modus P5C . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .491
Woordenlijst
Index
26 Printeronderdelen en -functies
Hoofdstuk 1
Printeronderdelen en -functies
Informatiebronnen
Installatiehandleiding
Hierin vindt u informatie over het monteren van de printer en het
installeren van de printerdriver.
Gebruikershandleiding (deze handleiding)
Hierin vindt u gedetailleerde informatie over printerfuncties,
optionele producten, onderhoud, probleemoplossing en
technische specificaties.
Netwerkhandleiding
Deze handleiding bevat informatie voor netwerkbeheerders over
de printerdriver en de netwerkinstellingen. U moet deze
handleiding eerst vanaf de netwerk-cd-rom op de vaste schijf van
de computer installeren voordat u hem kunt raadplegen.
Handleiding bij papierstoringen
Deze handleiding bevat oplossingen voor papierstoringen in de
printer. U moet deze handleiding wellicht regelmatig raadplegen.
Wij raden u aan deze handleiding af te drukken en deze in de
buurt van de printer te bewaren.
Online-Help van de printersoftware
Klik op Help voor gedetailleerde informatie en instructies met
betrekking tot de printersoftware die uw printer aanstuurt. De
online-Help wordt automatisch geïnstalleerd wanneer u de
printersoftware installeert.
Printeronderdelen en -functies 27
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Printeronderdelen
Vooraanzicht
a. uitvoerlade
b. klep B
c. vergrendeling klep A
d. klep A
e. MP-lade (MP staat voor universeel (Multi-Purpose))
f. uitbreidingslade 2
g. uitbreidingslade 1
h. onderste standaardpapierlade
i. klep D
j. bedieningspaneel
h
g
a
b
f
c
j
i
d
e
28 Printeronderdelen en -functies
Achteraanzicht
a. Ethernet-interface
b. parallelle interface
c. USB-interface
d. ruimte voor inbouw van interfacekaart
e. aan-uitschakelaar
f. netaansluiting
e
f
a
c
d
b
Printeronderdelen en -functies 29
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Binnenzijde
a. fixeereenheid
b. fotogeleidingseenheid
c. afvalbak voor toner
d. tonercartridge
e. filter
a
e
d
c
b
30 Printeronderdelen en -functies
Bedieningspaneel
a. LCD-scherm Hierop worden de statusberichten van
de printer en de menu-instellingen van
het bedieningspaneel weergegeven.
b.
c.
d.
e.
Terug
Omhoog
Enter
Omlaag
Met deze knoppen kunt u de menu's van
het bedieningspaneel openen. Hierin
kunt u printerinstellingen opgeven en
de status van verbruiksgoederen
controleren. Zie "Menu's van het
bedieningspaneel gebruiken" op pagina
242 voor informatie over het gebruik van
de knoppen.
f. Gereed
(groen lampje)
Dit lampje brandt wanneer de printer
gebruiksklaar is. Dit betekent dat de
printer gegevens kan ontvangen en
afdrukken.
Het lampje brandt niet als de printer niet
gereed is.
g. Fout
(rood lampje)
Dit lampje brandt of knippert wanneer
een fout optreedt.
c eb
ijh
g
f
da
Printeronderdelen en -functies 31
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
h. Start/Stop Het afdrukken wordt onderbroken als u
op deze knop drukt.
Wanneer het foutlampje knippert, drukt
u op deze knop om de fout te
verwijderen en de printer weer
gebruiksklaar te maken.
i. Data
(oranje lampje)
Dit lampje brandt wanneer in de
afdrukbuffer (het gedeelte van het
printergeheugen voor het ontvangen
van gegevens) afdrukgegevens zijn
opgeslagen die nog niet zijn afgedrukt.
Het lampje knippert wanneer de printer
gegevens verwerkt.
Het lampje brandt niet wanneer er geen
gegevens in de afdrukbuffer zijn.
j. Taak annuleren Druk één keer op deze knop om de
huidige afdruktaak te annuleren. Druk
langer dan twee seconden op de knop
om alle taken uit het printergeheugen te
verwijderen.
32 Printeronderdelen en -functies
Optionele onderdelen en verbruiksgoederen
Optionele onderdelen
U kunt een van de volgende optionele onderdelen installeren om
de functionaliteit van de printer uit te breiden.
Optionele papierlade (C12C802211)
Hiermee verhoogt u de capaciteit van de papierinvoer met
maximaal 500 vellen.
Duplexer (C12C802221)
Hiermee kunt u automatisch afdrukken op beide zijden van
het papier.
Vaste schijf (C12C824172)
Hiermee breidt u de capaciteit van de printer uit, doordat u
complexe en grote afdruktaken met hoge snelheid kunt
afdrukken. Ook wordt het hiermee mogelijk om de functie
Reserve Job (Reserveertaak) te activeren. Met de functie
Reserve Job (Reserveertaak) kunt u afdruktaken opslaan op
de vaste schijf van de printer en deze taken later rechtstreeks
vanaf het bedieningspaneel van de printer afdrukken.
P5C-emulatiekit (C12C832641)
Hiermee kunt u deze printer gebruiken voor het afdrukken
van documenten in de afdruktaal PCL5c. Deze apart
verkrijgbare kit bestaat uit een ROM-module en
printerdriver.
Geheugenmodule
Hiermee breidt u het geheugen van de printer uit, zodat u
ingewikkelde documenten met veel afbeeldingen kunt
afdrukken. Uw printer kan maximaal 512 MB geheugen aan.
Printeronderdelen en -functies 33
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Opmerking:
Zorg ervoor dat u een geheugenmodule (type DIMM) gebruikt die
compatibel is met de producten van EPSON. Neem voor meer
informatie contact op met de leverancier van deze printer of een
officiële EPSON-onderhoudsmonteur.
Verbruiksgoederen
De printer houdt de levensduur van de volgende
verbruiksgoederen voor u bij. Op de printer wordt aangegeven
wanneer de verbruiksgoederen moeten worden vervangen.
Productnaam Productcode
5K: High Capacity Toner Cartridge (Yellow) 0226
5K: High Capacity Toner Cartridge (Magenta) 0227
5K: High Capacity Toner Cartridge (Cyan) 0228
5K: High Capacity Toner Cartridge (Black) 0229
2K: Standard Capacity Toner Cartridge (Yellow) 0230
2K: Standard Capacity Toner Cartridge (Magenta) 0231
2K: Standard Capacity Toner Cartridge (Cyan) 0232
Photoconductor Unit 1107
Fuser Unit 120 (110 - 120V) 3019
Fuser Unit 220 (220 - 240V) 3018
Waste Toner Collector 0223
34 Printerkenmerken en verschillende afdrukopties
Hoofdstuk 2
Printerkenmerken en verschillende
afdrukopties
Printerkenmerken
De printer bevat een groot aantal kenmerken voor een optimaal
gebruikersgemak en kwalitatief hoogstaande afdrukken. De
belangrijkste kenmerken worden hieronder beschreven:
Afdrukken met hoge kwaliteit
Wanneer u de bijgeleverde driver gebruikt, drukt de printer af
met een resolutie van 2400RIT* en een snelheid van maximaal 30
pagina’s per minuut (op A4-papier en in zwart-wit). U zult de
professionele afdrukkwaliteit en de hoge snelheid van de printer
zeker op prijs stellen.
* Epson AcuLaser Resolution Improvement Technology.
Voorgedefinieerde kleurinstellingen in de
printerdriver
De printerdriver bevat een groot aantal voorgedefinieerde
afdrukinstellingen, waardoor u de afdrukkwaliteit voor
verschillende typen kleurendocumenten kunt optimaliseren.
Voor Windows: zie "Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven" op
pagina 70 voor meer informatie.
Voor Macintosh: zie "Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven"
op pagina 167 voor meer informatie.
Printerkenmerken en verschillende afdrukopties 35
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
Afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit
De printer kan afdrukken in zowel kleur als zwart-wit. De printer
heeft drie verschillende kleurmodi: afdrukken in kleur,
afdrukken in zwart-wit met één zwarte tonercartridge en
afdrukken in zwart-wit met vier zwarte tonercartridges.
Tonerbesparingsmodus
U kunt conceptversies afdrukken met de tonerbesparingsmodus
om het inktverbruik tijdens het afdrukproces te beperken.
Resolution Improvement Technology en
Enhanced MicroGray Technology
RITech (Resolution Improvement Technology) is een originele
printertechnologie van Epson, waarmee haarscherpe diagonale
en kromme lijnen worden afgedrukt in zowel tekst als
afbeeldingen. Enhanced MicroGray Technology zorgt ervoor dat
de halftonen van afbeeldingen beter worden afgedrukt. De
bijgeleverde driver zorgt ervoor dat de resolutie van de printer
wordt verbeterd met RITech en Enhanced MicroGray
Technology.
Grote verscheidenheid aan lettertypen
De printer wordt geleverd met 93 schaalbare lettertypen die
compatibel zijn met de LaserJet en met 7 bitmaplettertypen in de
LJ4-emulatiemodus, zodat u met deze lettertypen professioneel
uitziende documenten kunt maken.
36 Printerkenmerken en verschillende afdrukopties
Adobe PostScript 3
De printer heeft een modus voor Adobe PostScript 3, die het
mogelijk maakt om documenten af te drukken die zijn opgemaakt
voor een PostScript-printer. Zeventien schaalbare lettertypen zijn
bijgeleverd. Ondersteuning voor IES (Intelligent Emulation
Switch) en SPL (Shared Printer Language) zorgt ervoor dat de
printer zelf, bij het ontvangen van gegevens, omschakelt van
PostScript naar andere emulaties (en omgekeerd).
P5C-emulatiemodus
Hiermee kunt u deze printer gebruiken voor het afdrukken van
documenten in de afdruktaal PCL5c. Wanneer u deze optionele
geheugenmodules in de printer installeert, laat deze printerdriver
de besturing van de P5C-printer over aan de computer.
Printerkenmerken en verschillende afdrukopties 37
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
Verschillende afdrukopties
De printer beschikt over verschillende afdrukopties. U kunt in
verschillende indelingen afdrukken of verschillende
papiersoorten gebruiken voor het afdrukken.
Hieronder worden de procedures voor de verschillende
afdruktypen beschreven. Kies het geschikte afdruktype.
Dubbelzijdig afdrukken
"Duplexer" op pagina 320
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 97 (Windows)
"Dubbelzijdig afdrukken" op pagina 184 (Macintosh)
Hiermee kunt u op beide zijden van het papier afdrukken.
Opmerking:
In uw printer moet een apart verkrijgbare duplexer zijn geïnstalleerd om
automatisch op beide zijden van het papier te kunnen afdrukken.
38 Printerkenmerken en verschillende afdrukopties
Fit to page printing (Aanpassen aan pagina voor
afdrukken)
"Afdrukformaat aanpassen" op pagina 77 (Windows)
"Afdrukformaat aanpassen" op pagina 174 (Macintosh)
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X.
Hiermee wordt het formaat van een document automatisch
vergroot of verkleind om op het geselecteerde papierformaat te
passen.
Printerkenmerken en verschillende afdrukopties 39
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
Pagina's per vel afdrukken
"Afdruklay-out aanpassen" op pagina 80 (Windows)
"Afdruklay-out aanpassen" op pagina 176 (Macintosh)
Hiermee kunt u twee of vier pagina's op een enkel vel afdrukken.
Watermerken afdrukken
"Watermerken gebruiken" op pagina 82 (Windows)
"Watermerken gebruiken" op pagina 179 (Macintosh)
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X.
40 Printerkenmerken en verschillende afdrukopties
Hiermee kunt u tekst of afbeeldingen als watermerk afdrukken.
U kunt bijvoorbeeld “Vertrouwelijk” op een belangrijk document
zetten.
Overlays afdrukken
"Overlays gebruiken" op pagina 85 (Windows)
Hiermee kunt u op de afdruk standaardformulieren of sjablonen
maken die u als overlays kunt gebruiken wanneer u andere
documenten afdrukt.
Opmerking:
De functie voor overlays kan niet worden gebruikt in de PostScript
3-modus.
Printerkenmerken en verschillende afdrukopties 41
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
De functie Reserve Job (Reserveertaak)
gebruiken
"Vaste schijf" op pagina 324
"De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken" op pagina 106
(Windows)
"De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken" op pagina 189
(Macintosh)
Hiermee kunt u afdruktaken die al eerder op de vaste schijf zijn
opgeslagen, rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel van de
printer afdrukken.
Opmerking:
U moet een optionele vaste schijf in de printer installeren als u de functie
Reserve Job (Reserveertaak) wilt gebruiken.
Formulieroverlays op de vaste schijf gebruiken
"Vaste schijf" op pagina 324
"Formulieroverlays op de vaste schijf gebruiken" op pagina 91
(Windows)
42 Papierverwerking
Hoofdstuk 3
Papierverwerking
Papierbronnen
In dit gedeelte wordt beschreven welke papiersoorten met welke
papierbronnen kunnen worden gebruikt.
MP-lade
Papiersoort* Papierformaat* Capaciteit
Gewoon papier
Gewicht: 64 tot
90 g/m²
A4, A5, B5, Letter (LT),
Half-Letter (HLT),
Executive (EXE),
Government Letter (GLT)
Papier met aangepast
formaat:
98 × 148 mm minimaal
216 × 297 mm maximaal
Maximaal 150 vellen
(maximale
stapeldikte:
16,5 mm)
Enveloppen
Gewicht: 75 tot
105 g/m²
C5, C6, C10, DL,
Monarch (MON), ISO-B5
Maximaal 15 vellen
(maximale
stapeldikte:
16,5 mm)
Labels (Etiketten) A4, Letter (LT) Maximaal 50 vellen
Zwaar papier
Gewicht: 91 tot
163 g/m²
A4, A5, B5, Letter (LT),
Half-Letter (HLT),
Executive (EXE),
Government Letter (GLT)
Papier met aangepast
formaat:
98 × 148 mm minimaal
216 × 297 mm maximaal
Maximaal 75 vellen
Papierverwerking 43
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
* Als het papier hierboven staat vermeld, kunt u ook de achterzijde van eerder
in deze printer bedrukt papier bedrukken.
Onderste standaardpapierlade
Optionele papierlade
EPSON Color
Laser Paper
A4 Maximaal 150 vellen
(maximale
stapeldikte: 16,5 mm)
EPSON Color
Laser
Transparencies
A4, Letter (LT) Maximaal 60 vellen
Papiersoort Papierformaat Capaciteit
Gewoon papier
Gewicht: 64 tot
90 g/m²
A4, Letter (LT) Maximaal 500 vellen
(maximale
stapeldikte: 55 mm)
EPSON Color
Laser Paper
A4 Maximaal 500 vellen
(maximale
stapeldikte: 55 mm)
Papiersoort Papierformaat Capaciteit
Gewoon papier
Gewicht: 64 tot
90 g/m²
A4, Letter (LT) Maximaal 500 vellen
(maximale
stapeldikte: 55 mm)
EPSON Color
Laser Paper
A4 Maximaal 500 vellen
(maximale
stapeldikte: 55 mm)
44 Papierverwerking
Papierbron selecteren
U kunt een papierbron handmatig instellen of de printer zo
instellen dat de papierbron automatisch wordt geselecteerd.
Handmatig selecteren
U kunt een papierbron handmatig selecteren via de printerdriver
of het bedieningspaneel van de printer.
Meer informatie over het openen van de printerdriver vindt u
(voor Windows) in "De printerdriver openen" op pagina 68 en
(voor Macintosh) in "De printerdriver openen" op pagina 165.
Zie "Menu's van het bedieningspaneel gebruiken" op pagina 242
voor meer informatie over het gebruik van het bedieningspaneel
van de printer.
De printerdriver gebruiken
Voor Windows:
open de printerdriver, klik op het tabblad Basic Settings
(Basisinstellingen) en selecteer de gewenste papierbron in de
lijst Paper Source (Papierinvoer). Klik vervolgens op OK.
Voor Macintosh:
Open de printerdriver, selecteer Printer Settings
(Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst en klik op het
tabblad Basic Settings (Basisinstellingen, Mac OS X) of open
het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen, Mac OS
9). Selecteer vervolgens de gewenste papierbron in de lijst
Paper Source (Papierinvoer) en klik op OK.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
Open het Setup Menu (Menu Setup) op het bedieningspaneel,
selecteer Paper Source (Papierbak) en geef de gewenste
papierbron op.
Papierverwerking 45
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Automatisch selecteren
U kunt automatisch een papierbron met het juiste papierformaat
laten selecteren via de printerdriver of het bedieningspaneel van
de printer.
Meer informatie over het openen van de printerdriver vindt u
(voor Windows) in "De printerdriver openen" op pagina 68 en
(voor Macintosh) in "De printerdriver openen" op pagina 165.
Zie "Menu's van het bedieningspaneel gebruiken" op pagina 242
voor meer informatie over het gebruik van het bedieningspaneel
van de printer.
De printerdriver gebruiken
Voor Windows:
Open de printerdriver, klik op het tabblad Basic Settings
(Basisinstellingen) en selecteer Auto Selection (Automatisch
selecteren) als papierbron. Klik vervolgens op OK.
Voor Macintosh:
Open de printerdriver, selecteer Printer Settings
(Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst en klik op het
tabblad Basic Settings (Basisinstellingen, Mac OS X) of open
het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen, Mac OS
9). Selecteer vervolgens Auto Selection (Automatisch
selecteren) als papierbron en klik op OK.
De printer zoekt naar een papierbron met het opgegeven
papierformaat. Hierbij wordt de onderstaande volgorde
gehanteerd.
Standaardconfiguratie:
MP-lade
Onderste papierlade 1
Wanneer de optionele papierlade is geïnstalleerd:
MP-lade
Onderste papierlade 1
Onderste papierlade 2
46 Papierverwerking
Opmerking:
Als u in de toepassing instellingen voor papierformaat en -bron
opgeeft, kunnen deze de instellingen van de printerdriver
overschrijven.
Wanneer u bij Paper Size (Papierformaat) de instelling voor
enveloppen opgeeft, kunnen deze alleen via de MP-lade worden
ingevoerd, ongeacht de instelling bij Paper Source (Papierbak).
U kunt de prioriteit van de MP-lade wijzigen met de instelling MP
Mode (MP MODE) in het Setup Menu (Menu Setup) op het
bedieningspaneel. Zie "Setup Menu (Menu Setup)" op pagina 254
voor meer informatie.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
Open het Setup Menu (Menu Setup) op het bedieningspaneel en
selecteer Paper Source (Papierbak) gevolgd door Auto.
Papierverwerking 47
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Papier plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u papier in de printer
plaatst. Zie "Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal" op pagina
58 als u speciaal afdrukmateriaal zoals transparanten of
enveloppen gebruikt.
MP-lade
Volg de onderstaande instructies om papier in de printer te
plaatsen.
1. Zet de printer aan. Druk op de vergrendeling van de MP-lade
en open deze lade.
48 Papierverwerking
2. Trek de uitbreidingslade van de MP-lade ver genoeg uit voor
het papierformaat dat u wilt gebruiken.
Opmerking:
Wanneer u papier van het formaat A4, Letter of groter gebruikt,
moet u uitbreidingslade 2 openen door dit deel omhoog te klappen.
Papierverwerking 49
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3. Knijp het uitstekende deel en de papiergeleider samen en
schuif de papiergeleider aan de rechterzijde naar buiten.
4. Plaats een stapel van het gewenste afdrukmateriaal in het
midden van de papierlade. De afdrukzijde van het papier
moet naar beneden gekeerd zijn.
Opmerking:
Plaats het papier met de korte zijde naar voren.
Let erop dat de stapel papier niet boven de maximale
stapelhoogte komt.
50 Papierverwerking
Papier dat al eerder is bedrukt, moet u goed recht maken voordat
u het in de printer plaatst.
5. Knijp het uitstekende deel en de papiergeleider samen en
schuif de zijgeleider goed tegen de rechterzijde van het
papier.
Opmerking:
Wanneer het papier is geplaatst stelt u bij MP Tray Size (Std
Papierbak) op het bedieningspaneel van de printer het geplaatste
papierformaat in.
Onderste standaardpapierlade en optionele
papierlade
Papier plaatsen
Volg de onderstaande instructies om papier in de printer te
plaatsen. In de afbeeldingen wordt de onderste
standaardpapierlade weergegeven.
Papierverwerking 51
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
1. Zet de printer aan en trek de papierlade uit.
2. Druk het plateau in de lade omlaag.
52 Papierverwerking
3. Leg een stapel papier in de papierlade. De afdrukzijde van het
papier moet naar boven gekeerd zijn.
Opmerking:
Maak altijd een rechte stapel voordat u het papier in de printer
plaatst.
Let erop dat de stapel papier niet boven de maximale
stapelhoogte komt.
Zie "Papierformaat wijzigen" op pagina 53 voor instructies als
u een ander formaat papier in de papierlade wilt plaatsen.
Papierverwerking 53
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
4. Schuif de papierlade terug in de printer.
Opmerking:
Wanneer het papier is geplaatst stelt u bij LC Size (Form. Opt-bak)
op het bedieningspaneel van de printer het geplaatste papierformaat
in.
Papierformaat wijzigen
Volg de onderstaande instructies als u een ander formaat papier
in de papierlade wilt plaatsen.
1. Trek de papierlade naar buiten. Haal het eventueel reeds
aanwezige papier uit de lade.
54 Papierverwerking
2. Druk het plateau in de lade omlaag.
3. Verwijder de drie schroeven waarmee het plateau in de
papierlade is vastgezet.
Papierverwerking 55
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
4. Stel de drie papiergeleiders af op het formaat van het papier
dat u wilt gebruiken.
5. Zet de drie papiergeleiders weer vast met de drie schroeven.
56 Papierverwerking
6. Leg het papier in de lade en schuif de lade weer in de printer.
Opmerking:
Wanneer het papier is geplaatst stelt u bij LC Size (Form. Opt-bak)
op het bedieningspaneel van de printer het geplaatste papierformaat
in.
Papierverwerking 57
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Uitvoerlade
De uitvoerlade bevindt zich aan de bovenkant van de printer.
Aangezien de afdrukken met de afdrukzijde naar beneden in de
papierlade terechtkomen, wordt deze lade ook wel de
afdruk-benedenlade genoemd. De maximale capaciteit van deze
lade is 250 vellen.
Als de afdrukken niet netjes op elkaar komen te liggen, moet u
het verlengstuk van de uitvoerlade omhoog klappen.
58 Papierverwerking
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
U kunt afdrukken op diverse speciale afdrukmaterialen, zoals de
volgende Epson-materialen.
Opmerking:
Aangezien de kwaliteit van een bepaald merk of type afdrukmateriaal op
elk moment door de fabrikant kan worden gewijzigd, kan Epson de
kwaliteit van geen enkel type afdrukmateriaal garanderen. Probeer het
afdrukmateriaal altijd uit voordat u een grote voorraad aanschaft of een
omvangrijk bestand afdrukt.
EPSON Color Laser Paper
Bij gebruik van EPSON Color Laser Paper moet u de volgende
papierinstellingen opgeven:
Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings
(Basisinstellingen) in de printerdriver.
U kunt deze instellingen ook in het Tray Menu (Menu
Papierbak) van het bedieningspaneel wijzigen. Zie "Tray
Menu (Menu Papierbak)" op pagina 248 voor meer
informatie.
Papierformaat: A4
Papierbron: MP-lade (maximaal 150 vellen of
een stapel van maximaal 16,5 mm
dik),
Onderste papierlade
(maximaal 500 vellen of een stapel
van maximaal 55 mm dik)
Papiersoort: Plain (Wit)
Papierverwerking 59
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
EPSON Color Laser Transparencies
Epson beveelt het gebruik van EPSON Color Laser
Transparencies aan.
Opmerking:
U kunt niet dubbelzijdig afdrukken op transparanten.
Transparanten kunnen alleen in de MP-lade worden geplaatst.
Als u transparanten gebruikt, dient u de volgende
papierinstellingen te gebruiken:
Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings
(Basisinstellingen) in de printerdriver.
U kunt deze instellingen ook in het Tray Menu (Menu
Papierbak) van het bedieningspaneel wijzigen. Zie "Tray
Menu (Menu Papierbak)" op pagina 248 voor meer
informatie.
Houd rekening met het volgende wanneer u dit
afdrukmateriaal gebruikt:
Houd de vellen bij de randen vast, omdat vetten van uw
vingers kunnen worden overgebracht op het oppervlak van
het papier en zo de afdrukzijde van de vellen beschadigen.
Het Epson-logo wordt weergegeven op de afdrukzijde.
Papierformaat: A4 of LT
Papierbron: MP-lade (maximaal 60 vellen)
Papiersoort: Transparency (Transparant)
60 Papierverwerking
Als u transparanten in de MP-lade plaatst, moet u de
transparanten met de korte zijde naar voren plaatsen, zoals
hieronder wordt weergegeven.
Als u wilt afdrukken op transparanten, plaatst u de
transparanten in de MP-lade en stelt u in de printerdriver de
papiersoort in op Transparency (Transparant).
Als u in de printerdriver de papiersoort hebt ingesteld op
Transparency (Transparant), kunt alleen transparanten in de
printer plaatsen.
Afdrukken op transparanten kan erg lang duren.
c
Let op:
Pas bedrukte vellen zijn mogelijk heet.
Papierverwerking 61
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Enveloppen
De afdrukkwaliteit van enveloppen kan onregelmatig zijn omdat
enveloppen niet overal even dik zijn. Druk een of twee
enveloppen af om de afdrukkwaliteit te controleren.
c
Let op:
Gebruik geen vensterenveloppen. Van de meeste venstertjes smelt
het plastic wanneer het in contact komt met de fixeereenheid.
Opmerking:
Afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen, de afdrukomgeving
en de afdrukprocedure kunnen de enveloppen gekreukeld zijn. Maak
eerst een testafdruk voordat u gaat afdrukken op een groot aantal
enveloppen.
U kunt niet dubbelzijdig afdrukken op enveloppen.
Als u enveloppen gebruikt, moet u de volgende
papierinstellingen opgeven:
Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings
(Basisinstellingen) in de printerdriver.
U kunt deze instellingen ook in het Tray Menu (Menu
Papierbak) van het bedieningspaneel wijzigen. Zie "Tray
Menu (Menu Papierbak)" op pagina 248 voor meer
informatie.
Houd rekening met het volgende wanneer u dit afdrukmateriaal
gebruikt.
Papierformaat: IB5, C6, MON, C10, DL, or C5
Papierbron: MP-lade (maximaal 15 vellen of
een stapel van maximaal 16,5
mm dik)
Papiersoort: Normal (Normaal)
62 Papierverwerking
Bij het bedrukken van enveloppen moet u de hendel op de
fixeereenheid in de speciale stand voor enveloppen zetten
voordat u de enveloppen in de printer plaatst. Zet de hendel
weer terug wanneer u klaar bent met het bedrukken van
enveloppen. Wanneer de hendel op de stand voor enveloppen
staat en u drukt af op ander materiaal dan enveloppen, kan
de afdrukkwaliteit te wensen overlaten. In deze
omstandigheden kan de toner namelijk niet goed aan het
afdrukmateriaal worden gehecht. Ook kunt u
papierstoringen en verontreinigde afdrukken krijgen,
doordat er toner blijft hangen aan de rollen binnen in de
printer. Wanneer dit gebeurt moet u de hendel op de
oorspronkelijke stand zetten en enkele lege pagina's
afdrukken, totdat het papier dat uit de printer komt weer
helemaal schoon is.
c
Let op:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
Papierverwerking 63
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Plaats enveloppen met de korte zijde naar voren, zoals
hieronder wordt weergegeven.
Gebruik geen enveloppen met lijm of plakstrips.
c
Let op:
Zorg dat de enveloppen minimaal de volgende afmetingen
hebben:
Hoogte: 162 mm
Breedte: 98,43 mm
1. 98,43 mm
2. 162 mm
Afdrukken op enveloppen kan erg lang duren.
1
2
1
2
64 Papierverwerking
Labels (Etiketten)
U kunt een stapel etiketten van maximaal 16,5 mm in de MP-lade
plaatsen. Bepaalde etiketten moet u echter vel voor vel invoeren
of handmatig plaatsen.
Opmerking:
U kunt niet dubbelzijdig afdrukken op etiketten.
Afhankelijk van de kwaliteit van de etiketten, de afdrukomgeving en
de afdrukprocedure kunnen de etiketten gekreukeld zijn. Maak eerst
een testafdruk voordat u gaat afdrukken op een groot aantal
etiketten.
Als u labels gebruikt, moet u de volgende papierinstellingen
opgeven:
Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings
(Basisinstellingen) in de printerdriver.
U kunt deze instellingen ook in het Tray Menu (Menu
Papierbak) van het bedieningspaneel wijzigen. Zie "Tray
Menu (Menu Papierbak)" op pagina 248 voor meer
informatie.
Opmerking:
Gebruik alleen etiketten die speciaal zijn ontworpen voor
laserprinters of kopieerapparaten.
Gebruik altijd etiketten die het achterblad volledig bedekken zonder
ruimte tussen de etiketten. Zo voorkomt u dat de lijm van de
etiketten in contact komt met de onderdelen van de printer.
Papierformaat: A4 of LT
Papierbron: MP-lade (maximaal 50 vellen)
Papiersoort: Labels (Etiketten)
Papierverwerking 65
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Druk een vel papier op elk vel met etiketten. Als het papier aan het
vel met etiketten plakt, moet u de etiketten niet gebruiken in de
printer.
Misschien moet u de instelling Thick (Zwaar) opgeven bij Paper
Type (Pap soort) in het Setup Menu (Menu Setup).
Afdrukken op etiketten kan erg lang duren.
Zwaar papier
U kunt zwaar papier (91 tot 163 g/m²) gebruiken in deze printer.
Als u zwaar papier gebruikt, moet u de volgende
papierinstellingen opgeven:
Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings
(Basisinstellingen) in de printerdriver.
Opmerking:
Als u zwaar papier gebruikt, kunt u niet automatisch dubbelzijdig
afdrukken. Als u zwaar papier dubbelzijdig wilt bedrukken, moet u
het afdrukmateriaal in de printerdriver instellen op Thick (Back)
(Zwaar (Achter)) en vervolgens handmatig afdrukken. Zwaar
papier dat al eerder is bedrukt, moet u goed recht maken voordat u
het in de printer plaatst.
U kunt deze instellingen ook in het Tray Menu (Menu
Papierbak) van het bedieningspaneel wijzigen. Zie "Tray
Menu (Menu Papierbak)" op pagina 248 voor meer
informatie.
Papierformaat: A4, A5, B5, LT, HLT, EXE, GLT
Papierbron: MP-lade (maximaal 75 vellen)
Papiersoort: Thick (Zwaar)
66 Papierverwerking
Bij gebruik van EPSON Color Laser Coated Paper moet u
instellen dat u zwaar papier gebruikt.
Afdrukken op zwaar (dik) papier kan erg lang duren.
Papier met aangepast formaat plaatsen
U kunt papier met een niet-standaardformaat (98 × 148 mm tot
216 × 297 mm) in de MP-lade plaatsen als dit voldoet aan de
volgende vereisten:
Als u een aangepast papierformaat gebruikt, moet u de volgende
papierinstellingen opgeven:
Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings
(Basisinstellingen) in de printerdriver.
Opmerking:
Voor Windows opent u de printerdriver en selecteert u
User-Defined Size (Door de gebruiker ingesteld
papierformaat) in de lijst Paper Size (Papierformaat) op het
tabblad Basic Settings (Basisinstellingen). In het
dialoogvenster User Defined Paper Size (Door de gebruiker
ingesteld papierformaat) selecteert u de instellingen voor
papierbreedte en -lengte en eenheid die overeenkomen met het
aangepaste papierformaat. Klik op OK om het aangepaste
papierformaat op te slaan.
Papierformaat: User Defined Size
(Gebruikergedefinieerd)
Papierbron: MP-lade (maximale stapeldikte
van 16,5 mm)
Papiersoort: Plain (Gewoon/Wit) of Thick
(Zwaar)
Papierverwerking 67
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
In Macintosh moet u de printerdriver openen. Klik op Custom
Size (Aangepast formaat) in het dialoogvenster Paper Setting
(Papierinstelling). Klik vervolgens op New (Nieuw) en
selecteer de instellingen voor papierbreedte en -lengte en marges
die overeenkomen met het aangepaste papierformaat. Geef de
naam voor de instelling op en klik op OK om het aangepaste
papierformaat op te slaan.
U kunt deze instellingen ook in het Tray Menu (Menu
Papierbak) van het bedieningspaneel wijzigen. Zie "Tray
Menu (Menu Papierbak)" op pagina 248 voor meer
informatie.
Als u de printerdriver niet op deze manier kunt gebruiken,
geeft u deze instelling op via het Printing Menu (Menu
Afdruk) op het bedieningspaneel en selecteert u CTM
(aangepast) als instelling bij Page Size (Paginaformaat).
68 De printersoftware gebruiken met Windows
Hoofdstuk 4
De printersoftware gebruiken met
Windows
Printersoftware
Met de printerdriver kunt u instellingen opgeven voor optimale
printerprestaties. De printerdriver bevat het hulpprogramma
EPSON Status Monitor 3, dat u kunt openen via het tabblad
Optional Settings (Optionele instellingen). Met EPSON Status
Monitor 3 kunt u de printerstatus controleren.
Zie "Printer controleren met EPSON Status Monitor 3" op pagina
115 voor meer informatie.
De printerdriver openen
U kunt de printerdriver rechtstreeks openen vanuit een
toepassing of vanuit Windows.
Doorgaans krijgen de printerinstellingen die worden opgegeven
vanuit Windows-toepassingen de voorkeur boven instellingen
die worden opgegeven wanneer de printerdriver is geopend
vanuit het besturingssysteem. Voor optimale resultaten kunt u de
printerdriver dus het beste openen vanuit de toepassing.
Vanuit de toepassing
Klik op Print (Afdrukken) of Page Setup (Pagina-instelling) in
het menu File (Bestand) om de printerdriver te openen. U moet
ook klikken op Setup (Instellen), Options (Opties), Properties
(Eigenschappen) of een combinatie van deze knoppen.
De printersoftware gebruiken met Windows 69
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Gebruikers van Windows XP of Server 2003
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start gevolgd door
Printers and Faxes (Printers en faxapparaten) en Printers. Klik
met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik
op Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor
afdrukken).
Gebruikers van Windows Me of 98
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar
Settings (Instellingen) en klikt u op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op
Properties (Eigenschappen).
Gebruikers van Windows 2000
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar
Settings (Instellingen) en klikt u op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op
Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Gebruikers van Windows NT 4.0
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar
Settings (Instellingen) en klikt u op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op
Document Defaults (Standaardwaarden document).
Opmerking:
Raadpleeg de Help bij de printerdriver voor meer informatie over de
beschikbare instellingen.
70 De printersoftware gebruiken met Windows
Printerinstellingen wijzigen
Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven
De kwaliteit van afdrukken kunt u aanpassen met instellingen in
de printerdriver. Met de printerdriver kunt u afdrukinstellingen
opgeven door een keuze te maken uit een lijst met
voorgedefinieerde instellingen of door instellingen aan te passen.
Afdrukkwaliteit opgeven met de instelling Automatic
(Automatisch)
U kunt de afdrukkwaliteit aanpassen waardoor u sneller of
gedetailleerder kunt afdrukken. Er zijn vijf kwaliteitsmodi voor
afdrukken in kleur en drie voor afdrukken in zwart-wit.
Als Automatic (Automatisch) op het tabblad Basic Settings
(Basisinstellingen) is geselecteerd, wordt de printer ingesteld op
basis van de kleurinstellingen die u selecteert. U hoeft alleen de
afdrukkwaliteit en kleur in te stellen. U kunt andere instellingen,
zoals het papierformaat of de afdrukstand, wijzigen in de meeste
toepassingen.
Opmerking:
Raadpleeg de Help bij de printerdriver voor meer informatie over de
beschikbare instellingen.
1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen).
De printersoftware gebruiken met Windows 71
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
2. Klik op Automatic (Automatisch) en kies de gewenste
afdrukkwaliteit.
3. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
De printerdriver biedt de volgende kwaliteitsmodi:
Kleur
Draft (Concept), Text (Tekst), Text&Image (Tekst en afbeelding),
Web en Photo (Foto)
Monochroom
Draft (Concept), Text&Image (Tekst en afbeelding) en Photo (Foto)
Opmerking:
Als u niet kunt afdrukken of als er een bericht over een geheugenfout
verschijnt, kunt u het afdrukken wellicht hervatten door een andere
afdrukkwaliteit te selecteren.
72 De printersoftware gebruiken met Windows
Voorgedefinieerde instellingen gebruiken
De voorgedefinieerde instellingen zijn bedoeld om de
afdrukinstellingen te optimaliseren voor bepaalde documenten,
zoals presentaties of afbeeldingen gemaakt met een videocamera
of digitale camera.
Volg de onderstaande instructies om de voorgedefinieerde
instellingen te activeren.
1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd). De voorgedefinieerde
instellingen worden weergegeven in de lijst onder
Automatic (Automatisch).
Opmerking:
Het precieze scherm hangt af van de versie van uw
besturingssysteem.
De printersoftware gebruiken met Windows 73
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
3. Selecteer de meest geschikte instelling in de lijst voor de soort
document of afbeelding die u wilt afdrukken.
Wanneer u een voorgedefinieerde instelling kiest, worden andere
instellingen, zoals Printing Mode (Modus), Resolution
(Resolutie), Screen (Scherm) en Color Management
(Kleurenmanagement), automatisch ingesteld. Wijzigingen
worden weergegeven in de lijst met huidige instellingen in het
dialoogvenster Setting Information (Instellingen), dat verschijnt
wanneer u op het tabblad Optional Settings (Optionele
instellingen) op de knop Setting Info (Instellingen) klikt.
Deze printerdriver biedt de volgende voorgedefinieerde
instellingen:
Draft (Concept)
Geschikt voor het maken van een voordelige conceptafdruk.
Text (Tekst)
Geschikt voor het afdrukken van documenten die voornamelijk
uit tekst bestaan.
Text & Image (Tekst en afbeelding)
Geschikt voor het afdrukken van documenten die uit tekst en
afbeeldingen bestaan.
Photo (Foto)
Geschikt voor het afdrukken van foto's.
Web
Geschikt voor het afdrukken van informatie van internet, met veel
pictogrammen, symbolen en gekleurde tekst. Deze instelling is
nuttig voor schermen met afbeeldingen in 24- of 36-bits kleur.
Deze instelling heeft geen zin voor schermen met alleen
illustraties, grafieken en tekst, zonder foto’s.
74 De printersoftware gebruiken met Windows
Text/Graph (Tekst/Grafisch)
Geschikt voor het afdrukken van documenten met tekst en
afbeeldingen, zoals presentaties.
Graphic/CAD (Grafisch/CAD)
Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen en grafieken.
PhotoEnhance
Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen die zijn gemaakt
met een videocamera, digitale camera of scanner. Met EPSON
PhotoEnhance4 worden het contrast, de verzadiging en de
helderheid van het origineel aangepast voor scherpere afdrukken
met levendigere kleuren. Deze instelling heeft geen invloed op
het origineel.
ICM (niet voor Windows NT 4.0)
ICM staat voor Image Color Matching. worden de kleuren van de
afdruk automatisch aangepast aan de kleuren op het scherm.
sRGB
Als u apparatuur gebruikt die ondersteuning biedt voor sRGB,
wordt de functie ICM uitgevoerd voor deze apparatuur voordat
er wordt afgedrukt. Neem contact op met de leverancier van de
apparatuur als u zeker wilt weten of de apparatuur sRGB
ondersteunt.
Advanced Text/Graph (Geavanceerd Tekst/Grafisch)
Geschikt voor het afdrukken van documenten van hoge kwaliteit
met tekst en afbeeldingen voor presentaties.
Advanced Graphic/CAD (Geavanceerd Grafisch/CAD)
Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen, grafieken en foto's
met hoge kwaliteit.
De printersoftware gebruiken met Windows 75
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Advanced Photo (Geavanceerd Foto)
Geschikt voor het afdrukken van gescande foto's en digitale
beelden met hoge kwaliteit.
Afdrukinstellingen aanpassen
Als u de instellingen wilt wijzigen, moet u dit handmatig doen.
Volg de onderstaande instructies om de afdrukinstellingen aan te
passen.
1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Klik op Advanced (Geavanceerd) en klik op More Settings
(Meer instellingen).
3. Kies Color (Kleur) of Black (Zwart) als kleurinstelling en stel
met de schuifbalk Resolution (Resolutie) de afdrukresolutie in.
Opmerking:
Het precieze scherm hangt af van de versie van uw
besturingssysteem.
76 De printersoftware gebruiken met Windows
Raadpleeg de Help voor meer informatie over alle instellingen
wanneer u andere instellingen opgeeft.
Het selectievakje Web Smoothing (Webverbetering) kan niet
worden gebruikt wanneer PhotoEnhance is geselecteerd.
Deze instelling is nuttig voor schermen met afbeeldingen in 24-
of 36-bits kleur. Deze instelling heeft geen zin voor schermen
met alleen illustraties, grafieken en tekst, zonder foto’s.
4. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren
naar het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
Instellingen opslaan
Als u de aangepaste instellingen wilt opslaan, klikt u op
Advanced (Geavanceerd) en klikt u op Save Settings (Bewaar
instellingen) op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen). Het
dialoogvenster Custom Settings (Aangepaste instellingen)
verschijnt.
Typ een naam voor de aangepaste instellingen in het vak Name
(Naam) en klik op Save (Bewaar). De instellingen worden
weergegeven in de lijst rechts van Automatic (Automatisch) op
het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
De printersoftware gebruiken met Windows 77
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Opmerking:
Voor de aangepaste instellingen kunt u niet de naam van een
voorgedefinieerde instelling gebruiken.
Als u een aangepaste instelling wilt verwijderen, klikt u op
Advanced (Geavanceerd) en klikt u op Save Settings (Bewaar
instellingen) op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
Vervolgens selecteert u de gewenste instelling in het dialoogvenster
Custom Settings (Aangepaste instellingen) en klikt u op Delete
(Verwijder).
U kunt voorgedefinieerde instellingen niet verwijderen.
Als u een instelling in het dialoogvenster More Settings (Meer
instellingen) wijzigt en een van de aangepaste instellingen is
geselecteerd in de lijst Advanced Settings (Geavanceerde
instellingen) op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen),
wordt de geselecteerde instelling in de lijst gewijzigd in Custom
Settings (Aangepaste instellingen). De aangepaste instelling die
eerder was geselecteerd, wordt hierdoor niet beïnvloed. Selecteer
de instelling opnieuw in de huidige lijst met instellingen om terug
te gaan naar de aangepaste instelling.
Afdrukformaat aanpassen
U kunt documenten vergroot of verkleind afdrukken.
Pagina's automatisch aanpassen aan het afdrukmateriaal
1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
78 De printersoftware gebruiken met Windows
2. Schakel het selectievakje Zoom Options (Zoomopties) in en
selecteer het gewenste papierformaat in de vervolgkeuzelijst
Output Paper (Uitvoerpapier). De pagina wordt aangepast
zodat deze kan worden afgedrukt op het geselecteerde
papier.
3. Selecteer bij de instelling Location (Locatie) het keuzerondje
Upper Left (Boven links) als u de afbeelding verkleind wilt
afdrukken in de linkerbovenhoek van het papier of het
keuzerondje Center (Midden) als u de afbeelding verkleind
in het midden van het papier wilt afdrukken.
4. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
De printersoftware gebruiken met Windows 79
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Pagina's aanpassen volgens een opgegeven percentage
1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
2. Schakel het selectievakje Zoom Options (Zoomopties) in.
3. Schakel het selectievakje Zoom To (Zoomen naar) in en geef
vervolgens het vergrotingspercentage op in het daarvoor
bestemde vak.
Opmerking:
U kunt een percentage opgeven tussen 50% en 200%, in stappen
van 1%.
4. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
Selecteer indien nodig het papierformaat in de vervolgkeuzelijst
Output Paper (Uitvoerpapier).
80 De printersoftware gebruiken met Windows
Afdruklay-out aanpassen
U kunt twee of vier pagina's op één pagina afdrukken en de
afdrukvolgorde bepalen. De pagina's worden automatisch
aangepast aan het opgegeven papierformaat. U kunt de
documenten ook met een kader afdrukken.
1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
2. Schakel het selectievakje Print Layout (Afdruklay-out) in en
selecteer het aantal pagina’s dat u wilt afdrukken op één vel
papier. Klik vervolgens op More Settings (Meer instellingen).
Het dialoogvenster Print Layout Settings (Instellen van de
afdruklay-out) verschijnt.
De printersoftware gebruiken met Windows 81
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
3. Geef de volgorde op waarin u de pagina's wilt afdrukken op
elk vel.
4. Schakel het selectievakje Print the Frame (Print kader) in als
u de pagina's wilt afdrukken met een kader.
Opmerking:
De opties voor paginavolgorde zijn afhankelijk van het aantal
pagina's dat in het dialoogvenster hierboven is geselecteerd en de
afdrukstand (Portrait (Staand) of Landscape (Liggend)) die op het
tabblad Basic Settings (Basisinstellingen) is geselecteerd.
5. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren
naar het tabblad Layout (Lay-out).
82 De printersoftware gebruiken met Windows
Watermerken gebruiken
Volg de onderstaande instructies om een watermerk in het
document te gebruiken. Op het tabblad Advanced Layout
(Geavanceerde lay-out) of in het dialoogvenster Watermark
(Watermerk) kunt u een watermerk selecteren uit een lijst met
voorgedefinieerde watermerken of zelf een watermerk maken
met tekst of een bitmap. In het dialoogvenster Watermark
(Watermerk) kunt u ook verscheidene watermerkinstellingen
opgeven. U kunt bijvoorbeeld het formaat, de intensiteit en de
positie van het watermerk selecteren.
1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
2. Selecteer een watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermark
(Watermerk). Klik op Watermark Settings
(Watermerkinstellingen) als u gedetailleerde instellingen wilt
opgeven. Het dialoogvenster Watermark (Watermerk)
verschijnt.
De printersoftware gebruiken met Windows 83
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
3. Selecteer de kleur in de vervolgkeuzelijst Color (Kleur) en pas
de beeldintensiteit van het watermerk aan met de schuifbalk
Intensity (Intensiteit).
4. Selecteer bij Position (Positie) het keuzerondje Front (Voor)
als u het watermerk in de voorgrond van het document wilt
afdrukken of het keuzerondje Back (Achter) als u het
watermerk in de achtergrond van het document wilt
afdrukken.
5. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Location (Locatie) waar op
de pagina u het watermerk wilt afdrukken.
6. Pas de horizontale (X) of verticale (Y) instelling aan bij Offset
(Marge).
7. Pas het formaat van het watermerk aan met de schuifbalk Size
(Formaat).
8. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren
naar het tabblad Special (Speciaal).
84 De printersoftware gebruiken met Windows
Nieuwe watermerken maken
U kunt als volgt een nieuw watermerk maken:
1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
2. Klik op New/Delete (Nieuw/Verwijder). Het
dialoogvenster User Defined Watermarks
(Gebruikersgedefinieerde watermerken) verschijnt.
Opmerking:
Het dialoogvenster User Defined Watermarks
(Gebruikersgedefinieerde watermerken) verschijnt ook wanneer u in
het dialoogvenster Watermark (Watermerk) op New/Delete
(Nieuw/Verwijder) klikt.
3. Selecteer Text (Tekst) of BMP en typ een naam voor het
nieuwe watermerk in het vak Name (Naam).
Opmerking:
Dit venster verschijnt wanneer u Text (Tekst) selecteert.
De printersoftware gebruiken met Windows 85
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4. Als u Text (Tekst) selecteert, typt u de tekst voor het
watermerk in het vak Text (Tekst). Selecteert u BMP, dan klikt
u op Browse (Blader) en selecteert u het gewenste
BMP-bestand. Klik hierna op OK.
5. Klik op Save (Bewaar). Het watermerk wordt weergegeven
in het vak List (Lijst).
6. Klik op OK om de nieuwe watermerkinstellingen toe te
passen.
Opmerking:
U kunt maximaal 10 watermerken registreren.
Overlays gebruiken
In het dialoogvenster Overlay Settings (Overdrukinstellingen)
kunt u standaardformulieren of sjablonen maken die u als
overlays kunt gebruiken wanneer u andere documenten afdrukt.
Met deze functie kunt u gemakkelijk zakelijke briefhoofden of
facturen maken.
Opmerking:
De functie voor overlays is alleen beschikbaar wanneer High Quality
(Printer) (Hoge kwaliteit (printer)) is geselecteerd bij Printing Mode
(Afdrukmodus) in het dialoogvenster Extended Settings (Geavanceerde
instellingen). Dit dialoogvenster kunt u openen via het menu Optional
Settings (Optionele instellingen).
Overlays maken
Volg de onderstaande instructies om een formulieroverlay te
maken en op te slaan.
1. Open de toepassing en maak het bestand dat u wilt gebruiken
als overlay.
86 De printersoftware gebruiken met Windows
2. Als u het bestand wilt opslaan als overlay, kiest u Print
(Afdrukken) of Print Setup (Printerinstelling) in het menu
File (Bestand) van de toepassing. Klik vervolgens op Printer,
Setup, Options (Opties), Properties (Eigenschappen) of een
combinatie van deze knoppen, afhankelijk van de toepassing.
3. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
4. Schakel het selectievakje Form Overlay (Formulieroverdruk)
in en klik op Overlay Settings (Overdrukinstellingen). Het
dialoogvenster Overlay Settings (Overdrukinstellingen)
verschijnt.
De printersoftware gebruiken met Windows 87
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
5. Selecteer Create Overlay Data (Overdrukgegevens
aanmaken) en klik op Settings (Instellingen). Het
dialoogvenster Form Settings (Formulierinstellingen)
verschijnt.
88 De printersoftware gebruiken met Windows
6. Schakel het selectievakje Use Form Name (Gebruiker
formuliernaam) in en klik op Add Form Name
(Formuliernaam toevoegen). Het dialoogvenster Add Form
(Formulier toevoegen) verschijnt.
Opmerking:
Als het selectievakje Assign to Paper Source (Toewijzen aan
papierbron) is ingeschakeld, wordt de formuliernaam weergegeven
in de vervolgkeuzelijst Paper Source (Papierbron) op het tabblad
Basic Settings (Basisinstellingen).
De printersoftware gebruiken met Windows 89
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
7. Typ de formuliernaam in het vak Form Name
(Bestandsnaam) en de beschrijving in het vak Description
(Beschrijving).
8. Selecteer To Front (Naar voren) of To Back (Naar achteren)
om aan te geven of de overlay wordt afgedrukt in de
achtergrond of in de voorgrond van het document.
9. Klik op Register (Registreer) om de instellingen toe te passen
en terug te keren naar het dialoogvenster Form Settings
(Formulierinstellingen).
10. Klik op OK in het dialoogvenster Form Settings
(Formulierinstellingen).
11. Klik op OK in het dialoogvenster Overlay Settings
(Overdrukinstellingen).
12. Druk het opgeslagen bestand af als overlay. U kunt elk
bestandstype gebruiken voor overlays. De overlay wordt
gemaakt.
90 De printersoftware gebruiken met Windows
Afdrukken met overlays
Volg de onderstaande instructies om een document met een
overlay af te drukken.
1. Open het bestand dat u met een overlay wilt afdrukken.
2. Open de printerdriver vanuit de toepassing. Open het menu
File (Bestand) en kies Print (Afdrukken) of Print Setup
(Printerinstelling). Klik vervolgens op Printer, Setup,
Options (Opties) of Properties (Eigenschappen) of een
combinatie van deze knoppen, afhankelijk van de toepassing.
3. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
4. Schakel het selectievakje Form Overlay (Formulieroverdruk)
in en klik op Overlay Settings (Overdrukinstellingen) om het
dialoogvenster Overlay Settings (Overdrukinstellingen) te
openen.
5. Selecteer het formulier in de vervolgkeuzelijst Form
(Formulier) en klik op OK om terug te keren naar het tabblad
Advanced Layout (Geavanceerde lay-out).
De printersoftware gebruiken met Windows 91
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Opmerking:
Als het selectievakje Assign to Paper Source (Toewijzen aan
papierbron) is ingeschakeld, wordt de formuliernaam weergegeven
in de vervolgkeuzelijst Paper Source (Papierbron) op het tabblad
Basic Settings (Basisinstellingen). U kunt het formulier ook
selecteren zonder het bovenstaande dialoogvenster te openen.
6. Klik op OK om de gegevens af te drukken.
Overlays met verschillende printerinstellingen
De overlay wordt gemaakt met de huidige printerinstellingen (de
opgegeven afdrukstand bijvoorbeeld). Als u dezelfde overlay met
andere printerinstellingen wilt maken (een andere afdrukstand
bijvoorbeeld), moet u de onderstaande instructies volgen.
1. Open de printerdriver nogmaals zoals beschreven in stap 2 in
"Overlays maken" op pagina 85.
2. Geef de printerinstellingen op en sluit de printerdriver af.
3. Verzend dezelfde gegevens die u in de toepassing hebt
gemaakt, naar de printer zoals in stap 12 in "Overlays maken"
op pagina 85.
Deze instelling is alleen beschikbaar voor formuliernamen.
Formulieroverlays op de vaste schijf gebruiken
Met deze functie kunt u sneller afdrukken met formulieroverlays.
Windows-gebruikers kunnen werken met de formuliergegevens
die op de optionele vaste schijf van de printer zijn opgeslagen.
Alleen een beheerder kan de formuliergegevens op de vaste schijf
registreren of verwijderen. U kunt deze functie openen vanuit het
dialoogvenster Form Selection (Formulierselectie) in de
printerdriver.
92 De printersoftware gebruiken met Windows
Opmerking:
De functie is niet beschikbaar als de optionele vaste schijf niet is
geïnstalleerd.
Als de instellingen voor resolutie, papierformaat of afdrukstand van
het document verschillen van de formulieroverlay die u gebruikt,
kunt u het document niet afdrukken met de formulieroverlay.
Deze functie is beschikbaar in de modus High Quality (Printer)
(Hoge kwaliteit (Printer)).
Formulieroverlays registreren op de vaste schijf
Alleen een netwerkbeheerder die Windows XP, 2000, NT 4.0 of
Server 2003 gebruikt, kan de formulieroverlays registreren op de
optionele vaste schijf. Dit gaat als volgt:
Opmerking:
In de formuliernaam kunnen uitsluitend de volgende tekens worden
gebruikt. A - Z, a - z, 0 - 9 en ! ’ ) ( - _ %
Als u de kleurenprinterdriver gebruikt, worden monochrome
overlays die zijn gemaakt in zwart-witmodus, niet weergegeven.
1. Maak de formulieroverlays klaar voor registratie op de vaste
schijf.
2. Meld u bij Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003 aan als
beheerder.
3. Windows 2000 of NT 4.0: klik op Start, wijs naar Settings
(Instellingen) en klik op Printers.
Windows XP of Server 2003: klik op Start, wijs naar Control
Panel (Configuratiescherm) en dubbelklik op het pictogram
Printers and Faxes (Printers en faxapparaten).
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram EPSON
AL-C2600 Advanced (EPSON AL-C2600 Geavanceerd) of
EPSON AL-2600 Advanced (EPSON AL-2600 Geavanceerd)
en klik vervolgens op Properties (Eigenschappen).
De printersoftware gebruiken met Windows 93
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
5. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen).
6. Klik op Register (Registreer). Het dialoogvenster Register to
HDD (Registreren op HDD) verschijnt.
7. Selecteer de formuliernaam in de lijst Form Names
(Formuliernamen) en klik op Register (Registreer).
Opmerking:
In de lijst Form Names (Formuliernamen) worden alleen namen
weergegeven die kunnen worden geregistreerd.
8. Als u de lijst met formuliergegevens wilt verzenden naar
clientcomputers, klikt u op Print List (Lijst afdrukken) om de
lijst af te drukken.
9. Klik op Back (Terug) om het dialoogvenster Register to HDD
(Registreren op HDD) te sluiten.
10. Klik op OK om het venster te sluiten.
Afdrukken met een formulieroverlay op de vaste schijf
Windows-gebruikers kunnen de geregistreerde
formuliergegevens op de optionele vaste schijf gebruiken. Volg
de onderstaande instructies om met formulieren op de vaste schijf
af te drukken.
94 De printersoftware gebruiken met Windows
1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde
lay-out).
2. Schakel het selectievakje Form Overlay (Formulieroverdruk)
in en klik op Overlay Settings (Overdrukinstellingen). Het
dialoogvenster Overlay Settings (Overdrukinstellingen)
verschijnt.
3. Selecteer No Form Name (Geen formuliernaam) in de
vervolgkeuzelijst Form (Formulier) en klik op Details. Het
dialoogvenster Form Selection (Formulierselectie) verschijnt.
Opmerking:
Controleer of No Form Name (Geen formuliernaam) is
geselecteerd. Als de naam van een formulier is geselecteerd, wordt
een ander dialoogvenster geopend.
4. Klik op Printer’s HDD (Printers HDD). Typ de formuliernaam
in het tekstvak of klik op Browse (Bladeren) en selecteer de
geregistreerde formuliernaam als de printer is aangesloten op
het netwerk.
De printersoftware gebruiken met Windows 95
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Opmerking:
Als u de lijst met geregistreerde formulieren nodig hebt, klikt u
op Print List (Afdruklijst) om de lijst af te drukken en de
formuliernaam te controleren.
Als u bovendien een voorbeeldafdruk van het formulier wilt,
typt u de naam van het formulier en klikt u op Print Sample
(Afdrukvoorbeeld).
U kunt een miniatuur van de formulieren weergeven in een
webbrowser door te klikken op de knop Thumbnail
(Miniatuur). Hiervoor moet de printer wel zijn aangesloten op
het netwerk en de Java Runtime Environment moet
geïnstalleerd zijn.
5. Selecteer het keuzerondje To Front (Naar voren) of To Back
(Naar achteren) om de formuliergegevens in de achtergrond
of in de voorgrond van het document af te drukken. Klik
vervolgens op OK om terug te keren naar het tabblad
Advanced Layout (Geavanceerde lay-out).
6. Klik op OK om de gegevens af te drukken.
Formulieroverlays verwijderen van de vaste schijf
Alleen een netwerkbeheerder die Windows XP, 2000, NT 4.0 of
Server 2003 gebruikt, kan de formulieroverlays op de optionele
vaste schijf bewerken of verwijderen. Dit gaat als volgt:
1. Meld u bij Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003 aan als
beheerder.
2. Windows 2000 of NT 4.0: klik op Start, wijs naar Settings
(Instellingen) en klik op Printers.
Windows XP of Server 2003: klik op Start, wijs naar Control
Panel (Configuratiescherm) en dubbelklik op het pictogram
Printers and Faxes (Printers en faxapparaten).
96 De printersoftware gebruiken met Windows
3. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram EPSON
AL-C2600 Advanced (EPSON AL-C2600 Geavanceerd) of
EPSON AL-2600 Advanced (EPSON AL-2600 Geavanceerd)
en klik vervolgens op Properties (Eigenschappen).
4. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele
instellingen).
5. Klik op Delete (Verwijderen). Het dialoogvenster Delete
from HDD (Verwijderen van HDD) verschijnt.
6. Als u alle formuliergegevens wilt verwijderen, selecteert u het
keuzerondje All (Alles) en klikt u op Delete (Verwijderen).
Wilt u bepaalde gegevens verwijderen, dan selecteert u het
keuzerondje Selected (Geselecteerd) en typt u de
formuliernaam in het invoervak Form Name
(Formuliernaam) en klikt u op Delete (Verwijderen).
Opmerking:
Als u de lijst met geregistreerde formulieren nodig hebt, klikt u
op Print List (Afdruklijst) om deze af te drukken en de
formuliernaam te controleren. Als u bovendien een
voorbeeldafdruk van het formulier wilt, typt u de naam van het
formulier en klikt u op Print Sample (Afdrukvoorbeeld).
De printersoftware gebruiken met Windows 97
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
U kunt de knop Browse (Bladeren) gebruiken als de printer is
aangesloten op het netwerk. U kunt de op de vaste schijf
geregistreerde formuliernamen weergeven door op de knop
Browse (Bladeren) te klikken.
7. Klik op Back (Terug).
8. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten.
Dubbelzijdig afdrukken
Met dubbelzijdig afdrukken wordt op beide zijden van het papier
afgedrukt. Als u pagina's afdrukt om deze in te binden, kunt u de
vereiste inbindrand opgeven voor de gewenste paginavolgorde.
Als ENERGY STAR
®
-partner beveelt Epson het gebruik van de
functie voor dubbelzijdig afdrukken aan. Raadpleeg de ENERGY
STAR
®
-normen voor meer informatie over het ENERGY
STAR
®
-programma.
Afdrukken met de duplexer
Volg de onderstaande instructies om af te drukken met de
duplexer.
1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen).
98 De printersoftware gebruiken met Windows
2. Schakel het selectievakje Duplex in en selecteer het
keuzerondje Left (Links), Top (Boven) of Right (Rechts) voor
de inbindpositie.
3. Klik op Duplex Settings (Duplexinstellingen) om het
dialoogvenster Duplex Settings (Duplexinstellingen) te
openen.
De printersoftware gebruiken met Windows 99
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4. Geef de inbindmarge voor de voor- en achterzijde van het
papier op. Geef vervolgens bij Start Page (Startpagina) aan of
er eerst op de voorzijde of de achterzijde van het papier moet
worden afgedrukt.
5. Wanneer u de pagina's wilt inbinden als brochure, schakelt u
het selectievakje Binding Method (Bindingmethode) in en
geeft u de gewenste instellingen op. Raadpleeg de Help voor
informatie over de instellingen.
6. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren
naar het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
100 De printersoftware gebruiken met Windows
Geavanceerde instellingen opgeven
U kunt verschillende instellingen opgeven in het dialoogvenster
Extended Setting (Geavanceerde instellingen). Klik op Extended
Settings (Geavanceerde instellingen) op het tabblad Optional
Settings (Optionele instellingen) om het dialoogvenster te
openen.
Printing mode
(Afdrukmodus):
High Quality (PC) (Hoge kwaliteit (PC)):
Selecteer deze modus als u een computer
gebruikt met hogere specificaties om de
belasting van de printer te verlagen.
In deze modus kunnen functies als Form
Overlay (Formulieroverdruk) en Print true
type with fonts with substitution
(TrueType-lettertypen met vervanging
afdrukken) niet worden gebruikt.
High Quality (Printer) (Hoge kwaliteit
(printer)):
Selecteer deze modus als u een computer
gebruikt met lagere specificaties om de
belasting van de computer te verlagen.
CRT:
Selecteer deze modus als de
afdrukresultaten niet zijn zoals u had
verwacht met High Quality (PC) (Hoge
kwaliteit (PC)) of High Quality (Printer)
(Hoge kwaliteit (printer)). In deze modus
kunnen functies als PhotoEnhance4, Print
Layout (Afdruklay-out), Binding Method
(Bindmethode), Watermark (Watermerk),
Form Overlay (Formulieroverlay) en Print
true type fonts with substitution
(TrueType-lettertypen met vervanging
afdrukken) niet worden gebruikt.
Print True Type fonts as
bitmap
(TrueType-lettertypen als
bitmap afdrukken):
Schakel dit selectievakje in als u de
TrueType-lettertypen die niet worden
vervangen door apparaatlettertypen in
het document, wilt afdrukken als bitmap.
De printersoftware gebruiken met Windows 101
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Print True Type fonts with
substitution
(TrueType-lettertypen met
vervanging afdrukken):
Schakel dit selectievakje in om de
TrueType-lettertypen in het document af te
drukken als apparaatlettertypen. Deze
functie is niet beschikbaar als Printing Mode
(Afdrukmodus) is ingesteld op High Quality
(PC) (Hoge kwaliteit (PC)).
Settings (Instellingen): Klik op deze knop om het dialoogvenster
Font Substitution (Lettertypevervanging) te
openen. Deze knop is beschikbaar
wanneer Print True Type fonts with
substitution (TrueType-lettertypen met
vervanging afdrukken) is geselecteerd.
Uses the settings specified
on the printer (Gebruikt de
instellingen die op de printer
zijn opgegeven):
Schakel dit selectievakje in om de
instellingen Offset (Marge), Skip blank page
(Geen lege pag.) en Ignore the selected
paper size settings (Geselecteerde
papierformaat negeren) van het
bedieningspaneel te kunnen gebruiken.
Uses the settings specified
on the printer (Gebruikt de
instellingen die in de driver
zijn opgegeven):
Schakel dit selectievakje in om de
instellingen Offset (Marge), Skip blank page
(Geen lege pag.) en Ignore the selected
paper size settings (Geselecteerde
papierformaat negeren) van de
printerdriver te kunnen gebruiken.
Offset (Marge): Hiermee kunt u de afdrukpositie van
gegevens op de voor- en achterzijde van
een pagina wijzigen in stappen van 0,5
mm.
Skip Blank Page
(Geen lege pag.):
Als u dit selectievakje inschakelt, worden
lege pagina's overgeslagen.
Ignore the selected paper
size (Geselecteerde
papierformaat negeren):
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt er
op het geplaatste papier afgedrukt,
ongeacht het formaat.
Automatically change to
monochrome mode
(Automatisch
overschakelen naar
zwartwitmodus):
Schakel dit selectievakje in om de
afdrukgegevens te controleren en
automatisch over te schakelen naar de
zwartwitmodus als de afdrukgegevens
zwart-wit zijn.
102 De printersoftware gebruiken met Windows
High Speed Graphics
Output (Snel afbeeldingen
afdrukken):
Schakel dit selectievakje in om
afbeeldingen die bestaan uit
lijntekeningen, zoals ronde en vierkante
overlays, af te drukken met optimale
snelheid.
Schakel het selectievakje uit als de
afbeeldingen niet goed worden afgedrukt.
Uses the collate settings
specified in the application
(Gebruikt de
verzamelinstellingen die in
de toepassing zijn
opgegeven):
Schakel dit selectievakje in om de
verzamelinstellingen te gebruiken die in de
toepassing zijn opgegeven.
Uses the spooling method
provided by the operation
system (Gebruikt de
wachtrijmethode van het
besturingssysteem):
Schakel dit selectievakje in om de
spoolfunctie van Windows XP, 2000, Server
2003 of NT 4.0 te activeren.
Default (Standaard): Klik op deze knop om de beginwaarden
voor de driverinstellingen te herstellen.
Help: Klik op deze knop om de Help te openen.
Cancel (Annuleren): Klik op deze knop om het dialoogvenster of
de printerdriver te sluiten zonder de
instellingen op te slaan.
OK: Klik op deze knop om de instellingen op te
slaan en het dialoogvenster of de
printerdriver te sluiten.
De printersoftware gebruiken met Windows 103
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Optionele instellingen opgeven
U kunt de gegevens over geïnstalleerde onderdelen handmatig
bijwerken als u onderdelen op de printer hebt geïnstalleerd.
1. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele
instellingen) en klik op Update the Printer Option
Information Manually (Informatie over de printeroptie
handmatig bijwerken).
2. Klik op Settings (Instellingen). Het dialoogvenster Optional
Settings (Optionele instellingen) verschijnt.
3. Geef instellingen op voor elke geïnstalleerde optie en klik op
OK.
Statusvel afdrukken
U kunt de status van de printer controleren door een statusvel af
te drukken vanuit de printerdriver. Dit statusvel bevat informatie
over de printer (de huidige instellingen).
Volg de onderstaande instructies om een statusvel af te drukken.
1. Open de printerdriver.
2. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele
instellingen) en klik vervolgens op Status Sheet (Statusvel).
Er wordt een statusvel afgedrukt.
104 De printersoftware gebruiken met Windows
Verbruiksgoederen bestellen
U kunt via internet verbruiksgoederen bestellen door te klikken
op de knop Order Online (Bestel on line) op het tabblad Basic
Settings (Basisinstellingen). Zie "On line bestellen" op pagina 124
voor meer informatie.
De printersoftware gebruiken met Windows 105
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Opmerking:
Wanneer EPSON Status Monitor 3 is geïnstalleerd, worden de
resterende hoeveelheid toner en de verwachte levensduur van de
fotogeleidingseenheid weergegeven op het tabblad Basic Settings
(Basisinstellingen). In het dialoogvenster Consumables Info Settings
(Verbruiksmaterialen) kunt u het interval instellen waarmee de
gegevens van de resterende verbruiksgoederen worden vernieuwd. U
opent dit dialoogvenster door te klikken op Consumables Info
Settings (Verbruiksmaterialen) op het tabblad Optional Settings
(Optionele instellingen).
106 De printersoftware gebruiken met Windows
De functie Reserve Job (Reserveertaak)
gebruiken
Met de functie Reserve Job (Reserveertaak) kunt u afdruktaken
opslaan op de vaste schijf van de printer en deze later rechtstreeks
vanaf het bedieningspaneel van de printer afdrukken. Volg de
instructies in dit gedeelte om de functie Reserve Job
(Reserveertaak) te activeren.
Opmerking:
U moet een optionele vaste schijf in de printer installeren als u de functie
Reserve Job (Reserveertaak) wilt gebruiken. De schijf moet worden
herkend door de printerdriver voordat u de functie Reserve Job
(Reserveertaak) gaat gebruiken.
In de volgende tabel wordt een overzicht van de opties voor de
functie Reserve Job (Reserveertaak) gegeven. Elke optie wordt
verderop in dit gedeelte uitvoerig beschreven.
De verwerking van taken die op de vaste schijf zijn opgeslagen,
is afhankelijk van de optie voor Reserve Job (Reserveertaak). Zie
de onderstaande tabellen voor meer informatie.
Optie voor Reserve Job
(Reserveertaak)
Beschrijving
Re-Print Job
(Afdruktaak herafdrukken)
Hiermee kunt u de taak nu afdrukken en
opslaan om deze later opnieuw af te
drukken.
Verify Job
(Afdruktaak verifiëren)
Hiermee kunt u één exemplaar afdrukken
om de inhoud te controleren voordat u
meerdere exemplaren afdrukt.
Stored Job
(Opgeslagen afdruktaak)
Hiermee kunt u de afdruktaak opslaan
zonder deze meteen af te drukken.
Confidential Job
(Vertrouwelijke afdruktaak)
Hiermee kunt u een wachtwoord voor de
afdruktaak instellen en de taak opslaan om
deze later af te drukken.
De printersoftware gebruiken met Windows 107
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Optie voor
Reserve Job
(Reserveer-
taak)
Maximumaantal
taken
Maximumaantal
taken
overschreden
Vaste schijf is
vol
Re-Print Job
(Afdruktaak
herafdrukken)
+ Verify Job
(Afdruktaak
verifiëren)
64
(gecombineerd
totaal)
Oudste taak
wordt
automatisch
vervangen door
meest recente
taak
Oudste taak
wordt
automatisch
vervangen
door meest
recente taak
Stored Job
(Opgeslagen
afdruktaak)
64 Oude taken
moeten
handmatig
worden
verwijderd
Oude taken
moeten
handmatig
worden
verwijderd
Confidential
Job (Vertrou-
welijke afdruk-
taak)
64
Optie voor
Reserve Job
(Reserveer-
taak)
Na afdrukken Na uitschakelen van printer of
gebruik van Reset All (Reset alles)
Re-Print Job
(Afdruktaak
herafdrukken)
Gegevens blijven
aanwezig op de
vaste schijf
Gegevens worden gewist
Verify Job
(Afdruktaak
verifiëren)
Stored Job
(Opgeslagen
afdruktaak)
Gegevens blijven aanwezig op de
vaste schijf
Confidential
Job (Vertrou-
welijke afdruk-
taak)
Gegevens
worden gewist
Gegevens worden gewist
108 De printersoftware gebruiken met Windows
Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken)
Met de optie Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) kunt u de
taak die u momenteel afdrukt opslaan, zodat u deze later opnieuw
kunt afdrukken vanaf het bedieningspaneel.
Volg de onderstaande instructies om de optie Re-Print Job
(Afdruktaak herafdrukken) te gebruiken.
1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Schakel het selectievakje Collate in Printer (Verifieer in de
printer) in. Geef het aantal af te drukken exemplaren en de
overige gewenste printerdriverinstellingen op voor het
document.
3. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen)
en klik vervolgens op Reserve Job Settings (Instellingen
Reserveer afdruktaak). Het dialoogvenster Reserve Job
Settings (Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt.
4. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Re-Print Job (Afdruktaak
herafdrukken).
De printersoftware gebruiken met Windows 109
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
5. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
Opmerking:
Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een
afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail
(Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen
door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres
van de interne afdrukserver.
6. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de
afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
Zie "Gegevens voor reserveertaken afdrukken en verwijderen"
op pagina 303 voor meer informatie over het opnieuw afdrukken
of verwijderen van deze gegevens via het bedieningspaneel van
de printer.
Verify Job (Afdruktaak verifiëren)
Met de optie Verify Job (Afdruktaak verifiëren) kunt u één
exemplaar afdrukken om de inhoud te controleren voordat u
meerdere exemplaren afdrukt.
Volg de onderstaande instructies om de optie Verify Job
(Afdruktaak verifiëren) te gebruiken.
1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Schakel het selectievakje Collate in Printer (Verifieer in de
printer) in. Geef het aantal af te drukken exemplaren en de
overige gewenste printerdriverinstellingen op voor het
document.
3. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen)
en klik vervolgens op Reserve Job Settings (Instellingen
Reserveer afdruktaak). Het dialoogvenster Reserve Job
Settings (Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt.
110 De printersoftware gebruiken met Windows
4. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Verify Job (Afdruktaak
verifiëren).
5. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
Opmerking:
Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een
afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail
(Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen
door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres
van de interne afdrukserver.
6. Klik op OK. Er wordt één exemplaar van het document
afgedrukt en de afdrukgegevens met informatie over het
aantal resterende exemplaren worden opgeslagen op de vaste
schijf.
De printersoftware gebruiken met Windows 111
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Als u de afdruk hebt gecontroleerd, kunt u de resterende
exemplaren afdrukken of de gegevens verwijderen met het
bedieningspaneel van de printer. Zie "Gegevens voor
reserveertaken afdrukken en verwijderen" op pagina 303 voor
meer informatie.
Stored Job (Opgeslagen afdruktaak)
De optie Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) is handig voor het
opslaan van documenten die u regelmatig afdrukt, zoals facturen.
De opgeslagen gegevens blijven op de vaste schijf staan, zelfs als
u de printer uitschakelt of opnieuw instelt met de functie Reset
All (Reset alles).
Volg de onderstaande instructies om afdrukgegevens op te slaan
met de optie Stored Job (Opgeslagen afdruktaak).
1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Schakel het selectievakje Collate in Printer (Verifieer in de
printer) in. Geef het aantal af te drukken exemplaren en de
overige gewenste printerdriverinstellingen op voor het
document.
3. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele
instellingen) en klik vervolgens op Reserve Job Settings
(Instellingen Reserveer afdruktaak). Het dialoogvenster
Reserve Job Settings (Instellingen Reserveer afdruktaak)
verschijnt.
112 De printersoftware gebruiken met Windows
4. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Stored Job (Opgeslagen
afdruktaak).
5. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
Opmerking:
Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een
afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail
(Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen
door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres
van de interne afdrukserver.
6. Klik op OK. De afdrukgegevens worden opgeslagen op de
vaste schijf.
Zie "Gegevens voor reserveertaken afdrukken en verwijderen"
op pagina 303 voor meer informatie over het afdrukken of
verwijderen van deze gegevens via het bedieningspaneel van de
printer.
De printersoftware gebruiken met Windows 113
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak)
Met de optie Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) kunt
u wachtwoorden instellen voor het afdrukken van taken die op
de vaste schijf zijn opgeslagen.
Volg de onderstaande instructies om afdrukgegevens op te slaan
met de optie Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak).
1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het
document op.
2. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele
instellingen) en klik vervolgens op Reserve Job Settings
(Instellingen Reserveer afdruktaak). Het dialoogvenster
Reserve Job Settings (Instellingen Reserveer afdruktaak)
verschijnt.
3. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Confidential Job
(Vertrouwelijke afdruktaak).
114 De printersoftware gebruiken met Windows
4. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
5. Stel het wachtwoord voor de taak in door een getal van vier
cijfers in te voeren in het invoervak voor het wachtwoord.
Opmerking:
Wachtwoorden moeten uit vier cijfers bestaan.
U kunt alleen de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken voor
wachtwoorden.
Bewaar de wachtwoorden op een veilige plaats. U moet het juiste
wachtwoord invoeren als u een vertrouwelijke taak wilt
afdrukken.
6. Klik op OK. De afdruktaak wordt opgeslagen op de vaste
schijf.
Zie "Gegevens voor reserveertaken afdrukken en verwijderen"
op pagina 303 voor meer informatie over het afdrukken of
verwijderen van deze gegevens via het bedieningspaneel van de
printer.
De printersoftware gebruiken met Windows 115
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Printer controleren met EPSON Status
Monitor 3
EPSON Status Monitor 3 is een hulpprogramma dat de printer
controleert en u informeert over de huidige status van de printer.
Gebruikers van Windows XP:
De functie Job Management (Taakbeheer) wordt niet ondersteund
voor Windows-clients waarvoor gedeelde LPR-verbindingen en
gedeelde standaard-TCP/IP-verbindingen in Windows XP worden
gebruikt.
EPSON Status Monitor 3 is niet beschikbaar als u afdrukt via een
verbinding met een externe desktop.
Gebruikers van Netware:
Voor het beheer van NetWare-printers moet u een Novell-client
gebruiken die overeenstemt met uw besturingssysteem. De onderstaande
versies worden ondersteund:
Voor Windows Me en 98:
Novell Client 3.4 voor Windows 95/98
Voor Windows XP, 2000 en NT 4.0:
Novell Client 4.9 voor Windows NT/2000/XP
Voor de controle van een NetWare-printer mag er maar één
afdrukserver per wachtrij aangesloten zijn. Raadpleeg de
Netwerkhandleiding voor meer informatie.
Een printer voor een NetWare-wachtrij die zich achter de
IPX-router bevindt kan niet worden gecontroleerd, omdat het aantal
IPX-hops op 0 is ingesteld.
Dit apparaat ondersteunt NetWare-printers die zijn geconfigureerd
door een op wachtrijen gebaseerd afdruksysteem, zoals Bindery of
NDS. Controle van NDPS-printers (Novell Distributed Print
Services) is niet mogelijk.
116 De printersoftware gebruiken met Windows
EPSON Status Monitor 3 installeren
Volg de onderstaande instructies om EPSON Status Monitor 3 te
installeren.
1. Zet de printer uit en controleer of Windows wordt uitgevoerd
op de computer.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation.
Opmerking:
Als het venster voor het instellen van talen verschijnt, selecteert
u uw land.
Als het installatieprogramma van Epson niet automatisch wordt
gestart, dubbelklikt u op het pictogram My Computer (Deze
computer) en klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram
CD-ROM (Cd-rom). Kies vervolgens Open (Openen) in het
menu dat verschijnt en dubbelklik op Epsetup.exe.
3. Klik op Continue (Doorgaan). Als het venster met de
licentieovereenkomst verschijnt, leest u de overeenkomst en
klikt u op Agree (Akkoord).
4. Selecteer User Installation (Installatie voor gebruiker) en
selecteer vervolgens uw printer.
De printersoftware gebruiken met Windows 117
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
5. In het dialoogvenster dat verschijnt klikt u op Local (Lokaal).
Opmerking:
Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie over de
installatie van EPSON Status Monitor 3 in een netwerk.
6. Klik op Custom (Aangepast).
118 De printersoftware gebruiken met Windows
7. Schakel het selectievakje EPSON Status Monitor 3 in en klik
op Install (Installeer).
8. Controleer in het dialoogvenster of het pictogram van de
printer is geselecteerd en klik op OK.
De printersoftware gebruiken met Windows 119
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
9. Selecteer uw land of regio in het dialoogvenster dat verschijnt.
Selecteer ook de URL van de website van EPSON voor dat
land of die regio. Klik vervolgens op OK.
Opmerking:
In dit dialoogvenster kunt u de URL opgeven voor de site waar
u verbruiksgoederen kunt bestellen. Zie "On line bestellen" op
pagina 124 voor meer informatie.
Door uw land of regio te selecteren kunt u de URL wijzigen.
Wanneer u op de knop Cancel (Annuleren) klikt, wordt de
URL van de website niet weergegeven, maar gaat de installatie
van EPSON Status Monitor 3 gewoon door.
10. Als de installatie is voltooid, klikt u op OK.
120 De printersoftware gebruiken met Windows
EPSON Status Monitor 3 openen
Volg de onderstaande instructies om EPSON Status Monitor 3 te
openen.
1. Open de printerdriver en klik op het tabblad Optional
Settings (Optionele instellingen).
2. Klik op EPSON Status Monitor 3.
De printersoftware gebruiken met Windows 121
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Informatie over de printerstatus weergeven
In het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3 kunt u de
printerstatus controleren en informatie weergeven over
verbruiksgoederen.
Opmerking:
Het precieze scherm hangt af van de versie van uw besturingssysteem.
a. Pictogram/bericht: Het pictogram en het bericht geven
de printerstatus weer.
b. Printerafbeelding: De afbeelding in de linkerbovenhoek
geeft de printerstatus weer.
122 De printersoftware gebruiken met Windows
c. Tekstvak: In het tekstvak naast de
printerafbeelding wordt de huidige
status van de printer weergegeven.
Wanneer een fout optreedt, wordt
de meest waarschijnlijke oplossing
weergegeven.
d. Close (Sluiten): Klik op deze knop om het
dialoogvenster te sluiten.
e. Consumables
(Verbruiksgoederen):
Toont informatie over de
papierladen en verbruiksgoederen.
f. Job Information
(Taakinformatie):
Toont informatie over de
afdruktaken. Het tabblad Job
Information (Taakinformatie) wordt
weergegeven als het selectievakje
Show job information (Taakinformatie
weergeven) in het dialoogvenster
Monitoring Preferences
(Controlevoorkeuren) is
ingeschakeld. Zie "Het tabblad Job
Information (Taakinformatie)
gebruiken" op pagina 131 voor meer
informatie.
g. Paper (Papier): Toont het papierformaat, de
papiersoort en een schatting van de
hoeveelheid papier die in de
papierbron overblijft. Informatie over
de optionele papierlade wordt
alleen weergegeven als deze is
geïnstalleerd.
h. Toner: Hier wordt de resterende
hoeveelheid toner weergegeven.
Het tonerpictogram knippert
wanneer de toner bijna op is.
Opmerking:
Het bovenstaande voorbeeld heeft
betrekking op de kleurmodus. In
zwart-witmodus wordt maar één
zwarte tonercartridge
weergegeven. In de modus voor vier
zwarte tonercartridges worden vier
zwarte tonercartridges
weergegeven.
De printersoftware gebruiken met Windows 123
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
i. Order Online
(Bestel on line):
Klik op deze knop wanneer u
verbruiksgoederen wilt bestellen via
internet. Zie "On line bestellen" op
pagina 124 voor meer informatie.
j. Waste toner collector
(Tonerafvalreservoir):
Dit pictogram knippert wanneer de
resterende levensduur van de
tonerafvalbak bijna is verstreken of
wanneer er een fout is opgetreden.
k. Photoconductor Unit
(Fotogeleidingseenheid):
Hier wordt de resterende levensduur
van de fotogeleidingseenheid
weergegeven.
Groen geeft de resterende
levensduur van de geïnstalleerde
fotogeleidingseenheid aan. De
meter wordt rood wanneer het einde
van de levensduur bijna is bereikt.
124 De printersoftware gebruiken met Windows
On line bestellen
U kunt via internet verbruiksgoederen bestellen door te klikken
op de knop Order Online (Bestel on line) in het dialoogvenster
EPSON Status Monitor 3. Het dialoogvenster Order Online
(Bestel on line) verschijnt.
Opmerking
Het dialoogvenster Order Online (Bestel on line) verschijnt ook wanneer
u op de knop Order Online (Bestel on line) klikt op het tabblad Basic
Settings (Basisinstellingen) van de printerdriver.
a. Status Monitor: Hiermee opent u het dialoogvenster
EPSON Status Monitor 3.
b. Tekstvak: Hier worden de verbruiksgoederen en
codes weergegeven.
De printersoftware gebruiken met Windows 125
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
c. Order Now/Find
Dealer
(Bestel nu/Vind een
verdeler):
Hiermee gaat u naar de URL waar u een
order kunt plaatsen en de dichtstbijzijnde
leverancier kunt zoeken.
Wanneer u op deze knop klikt, wordt u
gevraagd of u verbinding wilt maken
met de desbetreffende website. Wilt u
deze bevestigingsstap overslaan,
schakel dan in het bevestigingsvenster
het selectievakje Do not display the
confirming window (Bevestigingsvenster
niet weergeven) in.
d. Utility Settings
(Hulpprogramma-
instellingen):
Hiermee opent u het dialoogvenster
Utility Settings
(Hulpprogramma-instellingen), waarin u
de instellingen van de opgegeven URL
kunt aanpassen.
Als u niet wilt dat het bevestigingsvenster
verschijnt wanneer u op de knop Order
Now/Find Dealer (Bestel nu/Vind een
verdeler) klikt, dan moet u in het
dialoogvenster Utility Setting
(Hulpprogramma-instellingen) het
selectievakje Do not display the
confirming window (Bevestigingsvenster
niet weergeven) inschakelen.
e. Close (Sluiten): Hiermee sluit u het dialoogvenster.
f. Do not display this
window
automatically
(Dit venster niet
automatisch tonen):
Wanneer u dit selectievakje inschakelt,
wordt het dialoogvenster Order Online
(Bestel on line) niet automatisch
weergegeven.
126 De printersoftware gebruiken met Windows
Controlevoorkeuren instellen
Als u bepaalde controle-instellingen wilt opgeven, klikt u op
Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren) op het tabblad
Optional Settings (Optionele instellingen) in de printerdriver. Het
dialoogvenster Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren)
verschijnt.
In het dialoogvenster worden de volgende instellingen en
knoppen weergegeven:
De printersoftware gebruiken met Windows 127
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
a. Select Notification
(Waarschuwing
selecteren):
Met de selectievakjes in dit gebied
kunt u de foutsoorten selecteren
waarover u wilt worden geïnformeerd.
Schakel onder Event (Gebeurtenis)
het selectievakje in van de items die
moeten worden weergegeven.
Onder Screen Notification
(Waarschuwing op scherm) wordt de
actuele status van het item
weergegeven als On (Aan) of Off (Uit).
b. Default (Standaard): Klik op deze knop om de
standaardwaarden opnieuw in te
stellen.
c. Select Shortcut Icon
(Snelkoppelingspictogram
selecteren):
Als u het pictogram van de
snelkoppeling wilt gebruiken, schakelt
u het selectievakje Shortcut Icon
(Snelkoppelingspictogram) in en kiest
u een pictogram. Het geselecteerde
pictogram verschijnt rechts in de
taakbalk.
Als het pictogram van de
snelkoppeling in de taakbalk wordt
weergegeven, kunt u hierop
dubbelklikken om het dialoogvenster
EPSON Status Monitor 3 te openen. U
kunt ook met de rechtermuisknop op
het pictogram van de snelkoppeling
klikken en Monitoring Preferences
(Controlevoorkeuren) kiezen om het
dialoogvenster Monitoring
Preferences (Controlevoorkeuren) te
openen. Klik vervolgens op uw printer
om het dialoogvenster EPSON Status
Monitor 3 te openen.
128 De printersoftware gebruiken met Windows
d. Job Management
(Taakbeheer):
Schakel het selectievakje Show job
information (Toon taakinformatie) in
om het tabblad Job Information
(Taakinformatie) weer te geven in het
venster van EPSON Status Monitor 3.
Wanneer dit selectievakje is
ingeschakeld, wordt tijdens het
afdrukken het pictogram Job
management (Taakbeheer)
weergegeven op de taakbalk.
Schakel het selectievakje Notify when
printing completed (Melding wanneer
afdrukken is voltooid) in om een
bericht weer te geven wanneer de
afdruktaak is voltooid.
Opmerking:
Dit menu wordt alleen ingeschakeld
onder de voorwaarden die staan
beschreven in "Verbindingen die
geschikt zijn voor de functie Job
Management (Taakbeheer)" op
pagina 129.
e. Allow monitoring of shared
printers
(Controle van gedeelde
printers toestaan):
Als u dit selectievakje hebt
ingeschakeld, kan een gedeelde
printer worden gecontroleerd door
andere computers
f. Help: Klik op deze knop om de Help voor het
dialoogvenster Monitoring
Preferences (Controlevoorkeuren) te
openen.
g. Cancel (Annuleren): Klik op deze knop om wijzigingen te
annuleren.
h. OK: Klik op deze knop om wijzigingen op te
slaan.
De printersoftware gebruiken met Windows 129
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Venster Status Alert (Foutmeldingen)
Het venster voor foutmeldingen geeft aan welk type fout zich
heeft voorgedaan en biedt een mogelijke oplossing. Het venster
wordt automatisch gesloten als het probleem is opgelost.
Het venster wordt weergegeven op basis van de instelling die u
in het dialoogvenster Monitoring Preferences
(Controlevoorkeuren) hebt geselecteerd.
Voor informatie over de verbruiksgoederen klikt u op Details.
Hebt u op deze knop geklikt, dan verdwijnt het venster Status
Alert (Foutmeldingen) zelfs niet nadat het probleem is opgelost.
Klik op Close (Sluiten) om het venster te sluiten.
Job Management (Taakbeheer)
Met Job Management (Taakbeheer) kunt u informatie over de
afdruktaken weergeven op het tabblad Job Information
(Taakinformatie) in het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3.
U kunt er ook voor kiezen om een bericht op het scherm te laten
weergeven wanneer het afdrukken is afgelopen.
Verbindingen die geschikt zijn voor de functie Job
Management (Taakbeheer)
De functie Job Management (Taakbeheer) kan worden gebruikt
voor de volgende verbindingen:
130 De printersoftware gebruiken met Windows
Omgevingen met server en clients:
Gedeelde LPR-verbinding van Windows 2000, Server 2003 of
NT 4.0 met Windows XP-, Me-, 98-, 2000- of NT 4.0-clients.
Gedeelde standaard-TCP/IP-verbinding van Windows 2000
of Server 2003 met Windows XP-, Me-, 98-, 2000- of NT
4.0-clients.
Gedeelde EpsonNet Print TCP/IP-verbinding van Windows
2000, Server 2003 of NT 4.0 met Windows XP-, Me-, 98-, 2000-
of NT 4.0-clients.
Omgevingen met alleen clients:
LPR-verbinding (in Windows XP, 2000, Server 2003 en NT 4.0).
Standaard-TCP/IP-verbinding (in Windows XP, 2000 en
Server 2003).
EpsonNet Print TCP/IP-verbinding (in Windows XP, Me, 98,
2000, Server 2003 en NT 4.0).
Opmerking:
U kunt de functie niet gebruiken in de volgende omstandigheden:
Wanneer u een optionele Ethernet-interfacekaart gebruikt die de
functie Job Management (Taakbeheer) niet ondersteunt.
Wanneer de NetWare-verbindingen de functie Job Management
(Taakbeheer) niet ondersteunen.
Wanneer de afdruktaken van NetWare en NetBEUI worden
weergegeven als Unknown (Onbekend) op het tabblad Job
Management (Taakbeheer).
Als u zich bij een client aanmeldt via een andere gebruikersaccount
dan die waarmee u bent aangemeld bij de server, is de functie Job
Management (Taakbeheer) niet beschikbaar.
De printersoftware gebruiken met Windows 131
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Opmerking over het verwijderen van afdruktaken:
U kunt geen afdrukwachtrijen verwijderen op clientcomputers met
Windows Me of 98 en EPSON Status Monitor 3 wanneer de volgende
verbindingen worden gebruikt:
Gedeelde LPR-verbinding van Windows 2000, Server 2003 of NT
4.0.
Standaard-TCP/IP-verbinding van Windows 2000 of Server 2003.
Gedeelde EpsonNet Print TCP/IP-verbinding van Windows 2000,
Server 2003 of NT 4.0.
Het tabblad Job Information (Taakinformatie) gebruiken
Als u het tabblad Job Information (Taakinformatie) wilt
weergeven, schakelt u in het dialoogvenster Monitoring
Preferences (Controlevoorkeuren) het selectievakje Show job
information (Taakinformatie weergeven) in (zie
"Controlevoorkeuren instellen" op pagina 126 voor meer
informatie). Klik vervolgens op het tabblad Job Information
(Taakinformatie) in het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3.
132 De printersoftware gebruiken met Windows
a. Status: Waiting
(Wachten):
De afdruktaak staat in de
afdrukwachtrij.
Spooling
(Bezig met
spoolen):
De afdruktaak die in de
wachtrij wordt geplaatst op
uw computer.
Deleting
(Bezig met
verwijderen):
De afdruktaak die wordt
verwijderd.
Printing
(Bezig met
afdrukken):
De afdruktaak die wordt
afgedrukt.
Completed
(Voltooid):
De taken die al zijn afgedrukt.
Canceled
(Annuleren):
De taken waarvoor het
afdrukken is geannuleerd.
Held
(Vastgehouden):
De taak is uitgesteld.
b. Job Name
(Taaknaam):
Hier worden de bestandsnamen van de afdruktaken
van de gebruiker weergegeven. Afdruktaken van
andere gebruikers worden weergegeven als --------.
c. User
(Gebruiker):
De naam van de gebruiker.
d. Computer: De naam van de computer die op de printer is
aangesloten.
e. Job Type
(Taaktype):
Hier wordt de taaksoort weergegeven. Als u de
functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruikt,
worden de opdrachten respectievelijk
weergegeven als Stored (Opgeslagen), Verify
(Verifiëren), Re-Print (Opnieuw afdrukken) en
Confidential (Vertrouwelijk). Zie "De functie Reserve
Job (Reserveertaak) gebruiken" op pagina 106 voor
informatie over de functie Reserve Job
(Reserveertaak).
f. Cancel Job
(Annuleer
taak):
Selecteer een afdruktaak en klik op deze knop om
de geselecteerde afdruktaak te annuleren.
g. Print
(Afdrukken):
Geeft het dialoogvenster weer voor het afdrukken
van taken in de wachtrij en met de status Held
(Uitgesteld).
De printersoftware gebruiken met Windows 133
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
De afdruktaak opnieuw afdrukken
Als u op Print (Afdrukken) klikt in het scherm van EPSON Status
Monitor 3, kunt u een taak in de wachtrij afdrukken.
Voer de onderstaande instructies uit om een afdruktaak opnieuw
af te drukken.
Opmerking:
In de volgende gevallen kunt u afdruktaken niet opnieuw afdrukken:
De afdruktaak heeft een andere status dan Held (Uitgesteld).
Iemand anders heeft de afdruktaak verstuurd.
Er zijn meerdere afdruktaken geselecteerd.
1. Open EPSON Status Monitor 3. Zie "EPSON Status Monitor
3 openen" op pagina 120 voor meer informatie.
2. Klik op het tabblad Job Information (Taakinformatie).
3. Selecteer de taak die u opnieuw wilt afdrukken.
4. Klik op Print. Het volgende venster verschijnt.
5. Bevestig in dit venster de naam van de afdruktaak en geef een
aantal exemplaren op tussen 1 en 999.
h. Refresh
(Vernieuw):
Klik op deze knop om de informatie op het tabblad
te vernieuwen.
134 De printersoftware gebruiken met Windows
6. Klik op OK om de taak opnieuw af te drukken.
Melding wanneer het afdrukken is voltooid
Als het selectievakje Notify when printing completed (Melden
wanneer afdrukken is voltooid) is ingeschakeld, kunt u de
bijbehorende functie gebruiken.
Als deze functie is ingeschakeld, verschijnt het dialoogvenster
voor meldingen zodra de afdruktaak is voltooid.
Opmerking:
Als u de doeltaak hebt geannuleerd, wordt het dialoogvenster Notify
when printing completed (Melden wanneer afdrukken is voltooid) niet
weergegeven.
Controleren uitschakelen
Als u de printer niet wilt controleren, kunt u de controle van de
printerstatus beëindigen door het selectievakje Monitor the
Printing Status (Afdrukstatus controleren) op het tabblad
Optional Settings (Optionele instellingen) in de printerdriver uit
te schakelen.
Opmerking:
Het selectievakje Monitor the Printing Status (Afdrukstatus
controleren) wordt weergegeven op het tabblad Optional Settings
(Optionele instellingen) van Document Defaults
(Standaardwaarden document) in Windows NT 4.0 of op het tabblad
Optional Settings (Optionele instellingen) van Printing Preference
(Voorkeursinstellingen voor afdrukken) in Windows XP, 2000 of
Server 2003.
U kunt de huidige printerstatus bekijken door op het pictogram
EPSON Status Monitor 3 op het tabblad Optional Settings
(Optionele instellingen) in de printerdriver te klikken.
De printersoftware gebruiken met Windows 135
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Instellingen voor gecontroleerde printers
Met het hulpprogramma Monitored Printers (Gecontroleerde
printers) kunt u de soort printers wijzigen die door EPSON Status
Monitor 3 worden gecontroleerd. Als u EPSON Status Monitor 3
installeert, wordt dit hulpprogramma ook geïnstalleerd. Meestal
hoeft u de instellingen niet te wijzigen.
1. Klik op Start en kies Programs (Programma's), EPSON
Printers (EPSON-printers) en Monitored printers
(Gecontroleerde printers).
2. Schakel de selectievakjes uit voor de soorten printers die u
niet wilt controleren.
3. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
136 De printersoftware gebruiken met Windows
USB-aansluiting instellen
De USB-interface die bij de printer wordt geleverd, voldoet aan
de USB-specificaties van Microsoft Plug and Play (PnP).
Opmerking:
Alleen computers met een USB-connector en Windows XP, Me, 98,
2000 en Server 2003 ondersteunen de USB-interface.
Uw computer moet USB 2.0 ondersteunen om uw computer met
USB 2.0 als interface te kunnen aansluiten op de printer.
Aangezien USB 2.0 volledig compatibel is met USB 1.1, kan ook
USB 1.1 worden gebruikt als interface.
USB 2.0 wordt gebruikt voor Windows XP, 2000 en Server 2003.
Als u werkt met Windows Me of 98, gebruik dan USB 1.1.
1. Open de printerdriver.
2. In Windows Me of 98 klikt u op het tabblad Details.
In Windows XP, 2000 of Server 2003 klikt u op het tabblad
Ports (Poorten).
De printersoftware gebruiken met Windows 137
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
3. Selecteer in Windows Me of 98 EPUSBX:(uw printer) als
USB-poort in de vervolgkeuzelijst Print to the following port
(Afdrukken naar de volgende poort).
In Windows XP, 2000 of Server 2003 selecteert u USBXXX als
USB-poort in de lijst op het tabblad Ports (Poorten).
Opmerking:
Het precieze scherm hangt af van de versie van uw
besturingssysteem.
4. Klik op OK om de instellingen op te slaan.
138 De printersoftware gebruiken met Windows
Afdrukken annuleren
Als de kwaliteit van de afdrukken niet naar behoren is en de
tekens of afbeeldingen onjuist of vervormd worden weergegeven,
moet u het afdrukken wellicht annuleren. Volg de onderstaande
instructies om het afdrukken te annuleren als het
printerpictogram wordt weergegeven in de taakbalk.
Dubbelklik op het pictogram van uw printer in de taakbalk.
Selecteer de taak in de lijst en klik op Cancel (Afdrukken
annuleren) in het menu Document.
Nadat de laatste pagina is uitgevoerd, gaat het groene lampje op
de printer branden ten teken dat de printer gereed is.
De huidige taak wordt geannuleerd.
Opmerking:
U kunt de huidige afdruktaak die vanaf de computer is verzonden ook
annuleren door op + Taak annuleren op het bedieningspaneel te
drukken. Zorg ervoor dat u geen afdruktaken van andere gebruikers
annuleert als u de afdruktaak annuleert.
De printersoftware gebruiken met Windows 139
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Installatie van de printersoftware ongedaan
maken
Als u de printerdriver opnieuw wilt installeren of wilt bijwerken,
moet u eerst de installatie van de huidige printersoftware
ongedaan maken.
Opmerking:
Wanneer u EPSON Status Monitor 3 wilt verwijderen uit een Windows
XP-, 2000-, NT 4.0- en Server 2003-omgeving voor meerdere
gebruikers, moet u eerst het snelkoppelingspictogram uit alle clients
verwijderen voordat u de software verwijdert. U verwijdert dit
pictogram door het selectievakje Shortcut Icon
(Snelkoppelingspictogram) uit te schakelen in het dialoogvenster
Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren).
Installatie van de printerdriver ongedaan maken
1. Sluit alle toepassingen.
2. Klik op Start, wijs naar Settings (Instellingen) en klik op
Control Panel (Configuratiescherm).
In Windows XP of Server 2003 klikt u op Start gevolgd door
Control Panel (Configuratiescherm) en Add or Remove
Programs (Software).
3. Dubbelklik op het pictogram Add/Remove Programs
(Software).
In Windows XP of Server 2003 klikt u op het pictogram
Change or Remove Programs (Programma’s wijzigen of
verwijderen).
140 De printersoftware gebruiken met Windows
4. Selecteer EPSON Printer Software (EPSON-printersoftware)
en klik op Add/Remove (Toevoegen/Verwijderen).
In Windows XP, 2000 en Server 2003 selecteert u EPSON
Printer Software (EPSON-printersoftware) en klikt u op
Change/Remove (Wijzigen/Verwijderen).
5. Klik op het tabblad Printer Model (Printermodel) en selecteer
het pictogram van uw printer.
De printersoftware gebruiken met Windows 141
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
6. Klik op de tab Utility (Hulpprogramma's) en controleer of het
selectievakje voor het ongedaan maken van de installatie van
de printersoftware is ingeschakeld.
Opmerking:
Als u alleen EPSON Status Monitor 3 wilt verwijderen, schakelt u
het selectievakje EPSON Status Monitor 3 in.
7. Klik op OK om de software te verwijderen.
Opmerking:
U kunt ook alleen het hulpprogramma Monitored Printers
(Gecontroleerde printers) van EPSON Status Monitor 3
verwijderen. Als het hulpprogramma is verwijderd, kunt u de
instelling bij Monitored Printers (Gecontroleerde printers) niet
wijzigen vanuit EPSON Status Monitor 3 op andere printers.
8. Volg de instructies op het scherm.
USB-apparaatdriver verwijderen
Als u de printer op de computer hebt aangesloten via een
USB-interfacekabel, is de USB-apparaatdriver ook geïnstalleerd.
Wanneer u de installatie van de printerdriver ongedaan maakt,
moet u ook de installatie van de USB-apparaatdriver ongedaan
maken.
142 De printersoftware gebruiken met Windows
Volg de onderstaande instructies om de installatie van de
USB-apparaatdriver ongedaan te maken.
Opmerking:
U moet de printerdriver verwijderen voordat u de
USB-apparaatdriver verwijdert.
Als u de USB-apparaatdriver hebt verwijderd, hebt u geen toegang
meer tot andere Epson-printers die zijn aangesloten via een
USB-interfacekabel.
1. Voer stap 1 tot en met 3 uit van "Installatie van de
printerdriver ongedaan maken" op pagina 139.
2. Selecteer EPSON USB Printer Devices (EPSON
USB-printerapparaten) en klik op Add/Remove
(Toevoegen/Verwijderen).
De printersoftware gebruiken met Windows 143
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Opmerking:
EPSON USB Printer Devices (EPSON
USB-printerapparaten) wordt alleen weergegeven als de
printer op een computer met Windows Me of 98 is aangesloten
via een USB-interfacekabel.
Als de USB-apparaatdriver niet correct is geïnstalleerd, wordt
EPSON USB Printer Devices (EPSON
USB-printerapparaten) wellicht niet weergegeven. Volg de
onderstaande instructies om het bestand Epusbun.exe op de
cd-rom die bij de printer is geleverd, uit te voeren.
1. Plaats de cd-rom in het cd-romstation.
2. Ga naar het cd-romstation.
3. Dubbelklik op de map Win9x.
4. Dubbelklik op het pictogram Epusbun.exe.
3. Dubbelklik op de map voor uw taal.
4. Volg de instructies op het scherm.
144 De printersoftware gebruiken met Windows
De printer delen in een netwerk
Printer delen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een printer kunt delen in
een standaard-Windows-netwerk.
De computers in een netwerk kunnen een printer delen die
rechtstreeks op een van de computers is aangesloten. De
computer die rechtstreeks is aangesloten op de printer, is de
afdrukserver. De overige computers zijn clientcomputers die
toestemming nodig hebben om de printer te delen met de
afdrukserver. De clientcomputers delen de printer via de
afdrukserver.
Geef de juiste instellingen op voor de afdrukserver en clients op
basis van de versies van het Windows-besturingssysteem en uw
toegangsrechten tot een netwerk.
Afdrukserver instellen
Zie "De printer als een gedeelde printer configureren" op
pagina 145 voor Windows Me of 98.
Zie "Extra driver gebruiken" op pagina 147 voor Windows
XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003.
Clientcomputers instellen
Zie "Windows Me of 98" op pagina 154 voor Windows Me of
98.
Zie "Windows XP of 2000" op pagina 156 voor Windows XP
of 2000.
Zie "Windows NT 4.0" op pagina 161 voor Windows NT 4.0.
De printersoftware gebruiken met Windows 145
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Opmerking:
Wanneer u de printer deelt, moet u EPSON Status Monitor 3
instellen zodat de gedeelde printer kan worden gecontroleerd op de
afdrukserver. Zie "Controlevoorkeuren instellen" op pagina 126
voor meer informatie.
Als u in Windows Me of 98 een gedeelde printer gebruikt,
dubbelklikt u op de server op het pictogram Network (Netwerk) in
het Control Panel (Configuratiescherm) en controleert u of de
component File and printer sharing for Microsoft Networks
(Bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken) is
geïnstalleerd. Controleer vervolgens of op de server en de clients het
IPX/SPX-compatibele protocol of het TCP/IP-protocol is
geïnstalleerd.
De afdrukserver en de clientcomputers moeten op hetzelfde netwerk
en onder hetzelfde netwerkbeheer zijn ingesteld.
Het precieze scherm hangt af van de versie van uw
besturingssysteem.
De printer als een gedeelde printer configureren
Volg de onderstaande instructies om de afdrukserver in te stellen
als het besturingssysteem Windows Me of 98 is.
1. Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Control Panel
(Configuratiescherm).
2. Dubbelklik op het pictogram Network (Netwerk).
3. Klik op File and Print Sharing (Bestands- en printerdeling)
op het tabblad Configuration (Configuratie).
4. Schakel het selectievakje I want to be able to allow others
to print to my printer(s) (Ik wil anderen toegang kunnen
geven to mijn printer(s)) in en klik op OK.
146 De printersoftware gebruiken met Windows
5. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
Opmerking:
Als het bericht Insert Disk (Schijf plaatsen) verschijnt, plaatst
u de cd-rom met Windows Me of 98 in de computer. Klik op OK
en volg de instructies op het scherm.
Wanneer u hierom wordt gevraagd, start u de computer
opnieuw en gaat u verder met instellen.
6. Open het Configuratiescherm en dubbelklik op het pictogram
Printers.
7. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw
printer en klik op Sharing (Delen) in het menu dat verschijnt.
8. Selecteer Shared As (Gedeeld als), typ de naam in het vak
Share Name (Sharenaam) en klik op OK. Voer desgewenst
opmerkingen en een wachtwoord in de betreffende vakken
in.
Opmerking:
Gebruik geen spaties of koppeltekens voor de sharenaam, anders
kan er een fout optreden.
Wanneer u de printer deelt, moet u EPSON Status Monitor 3
instellen zodat de gedeelde printer kan worden gecontroleerd op
de afdrukserver. Zie "Controlevoorkeuren instellen" op pagina
126 voor meer informatie.
De printersoftware gebruiken met Windows 147
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
U moet de clientcomputers instellen zodat ze de printer in een
netwerk kunnen gebruiken. Zie de volgende pagina's voor meer
informatie:
"Windows Me of 98" op pagina 154
"Windows XP of 2000" op pagina 156
"Windows NT 4.0" op pagina 161
Extra driver gebruiken
Als het besturingssysteem van de afdrukserver Windows XP,
2000, NT 4.0 of Server 2003 is, kunt u extra drivers installeren op
de server. De extra drivers zijn bestemd voor de clientcomputers
met een ander besturingssysteem dan de server.
Volg de onderstaande instructies om een computer met Windows
XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003 in te stellen als afdrukserver en de
extra drivers te installeren.
Opmerking:
U moet zich bij Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003
aanmelden als beheerder van de lokale computer.
Als Windows NT 4.0 het besturingssysteem is van de afdrukserver,
kunt u de extra driver alleen gebruiken bij Service Pack 4 of hoger.
1. In Windows 2000 of NT 4.0 klikt u op Start en kiest u Settings
(Instellingen) en Printers.
In Windows XP of Server 2003 klikt u op Start en kiest u
Printers and Faxes (Printers en faxapparaten).
148 De printersoftware gebruiken met Windows
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw
printer en klik op Sharing (Delen) in het menu dat verschijnt.
Als het volgende menu verschijnt in Windows XP of Server
2003, klikt u op Network Setup Wizard (Wizard Netwerk
instellen) of If you understand the security risks but want
to share printers without running the wizard click here
(Klik hier als u het beveiligingsrisico kent en printers zonder
gebruik te maken van de wizard wilt delen).
Volg in beide gevallen de instructies op het scherm.
3. Voor afdrukservers met Windows 2000 of NT 4.0 selecteert u
Shared as (Gedeeld als) en typt u de naam in het vak Share
Name (Sharenaam).
De printersoftware gebruiken met Windows 149
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
In Windows XP of Server 2003 selecteert u Share this printer
(Deze printer delen) en typt u de naam in het vak Share name
(Share-naam).
Opmerking:
Gebruik geen spaties of koppeltekens voor de sharenaam, anders kan
er een fout optreden.
4. Selecteer de extra drivers.
Opmerking:
Als de server- en clientcomputers hetzelfde besturingssysteem
gebruiken, hoeft u geen extra drivers te installeren. Na stap 3 klikt
u op OK.
Afdrukserver met Windows NT 4.0
Selecteer de versie van Windows die voor de clients wordt
gebruikt. Selecteer bijvoorbeeld Windows 95 om de extra
driver voor clients met Windows Me of 98 te installeren. Klik
vervolgens op OK.
150 De printersoftware gebruiken met Windows
Opmerking:
U hoeft Windows NT 4.0 x86 niet te selecteren, omdat deze
driver al is geïnstalleerd.
Selecteer geen andere extra drivers dan Windows 95. De
overige extra drivers zijn niet beschikbaar.
In Windows XP, 2000 en Server 2003 kunt u geen
printerdrivers installeren als extra driver.
Afdrukserver met Windows XP, 2000 of Server 2003
Klik op Additional Drivers (Extra stuurprogramma's).
Selecteer de versie van Windows die voor de clients wordt
gebruikt en klik op OK.
De printersoftware gebruiken met Windows 151
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Clients met Windows Me of 98 Selecteer Intel Windows 95 of 98
(Windows 2000),
Selecteer Intel Windows 95, 98 en
Me (Windows XP),
Selecteer x86 Windows 95, Windows
98 en Windows Millennium Edition
(Windows Server 2003)
Clients met Windows NT 4.0 Selecteer Intel Windows NT4.0 of
2000 (Windows 2000),
Selecteer Intel Windows NT4.0 of
2000 (Windows XP),
Selecteer x86 Windows NT4.0
(Windows Server 2003)
Clients met Windows 2000 of XP Intel Windows 2000
(Windows 2000), Intel
Windows 2000 of XP (Windows XP),
x86 Windows 2000, Windows XP en
Windows Server 2003
(Windows Server 2003)
152 De printersoftware gebruiken met Windows
Opmerking:
U hoeft de hierna genoemde extra drivers niet te installeren,
omdat deze drivers vooraf zijn geïnstalleerd.
Intel Windows 2000 (voor Windows 2000)
Intel Windows 2000 of XP (voor Windows XP)
x86 Windows 2000, Windows XP en Windows Server
2003 (voor Windows Server 2003)
Selecteer geen andere extra drivers dan de drivers die in de
bovenstaande tabel staan vermeld. De overige extra drivers zijn
niet beschikbaar.
5. Wanneer u hierom wordt gevraagd, plaatst u de cd-rom die
bij de printer is geleverd in het cd-romstation en klikt u op OK.
6. Geef de naam van het station en de map op waar de
printerdriver voor clients zich bevindt en klik op OK.
Het weergegeven bericht hangt af van het besturingssysteem
van de client.
De naam van de map verschilt, afhankelijk van het gebruikte
besturingssysteem.
Besturingssysteem van
client
Mapnaam
Windows Me of 98 \<Taal>\WIN9X
Windows NT 4.0 \<Taal>\WINNT40
De printersoftware gebruiken met Windows 153
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Wanneer de drivers in Windows XP, 2000 of Server 2003
worden geïnstalleerd, kan het bericht Digital Signature not
found (Kan digitale handtekening niet vinden) worden
weergegeven. Klik op Yes (Ja) in Windows 2000 of op
Continue Anyway (Toch doorgaan) in Windows XP of
Server 2003 en ga verder met de installatie.
7. Klik op Close (Sluiten) als u in Windows XP, 2000 of Server
2003 installeert. Het eigenschappenvenster wordt
automatisch gesloten als u in NT 4.0 installeert.
Opmerking:
Controleer de volgende items als de printer wordt gedeeld:
U moet EPSON Status Monitor 3 instellen zodat de gedeelde
printer kan worden gecontroleerd op de afdrukserver. Zie
"Controlevoorkeuren instellen" op pagina 126 voor meer
informatie.
Stel de beveiliging in voor de gedeelde printer (toegangsrecht
voor clients). Clients zonder rechten kunnen de gedeelde printer
niet gebruiken. Raadpleeg de Help van Windows voor meer
informatie.
U moet de clientcomputers instellen zodat ze de printer in een
netwerk kunnen gebruiken. Zie de volgende pagina's voor meer
informatie:
"Windows Me of 98" op pagina 154
"Windows XP of 2000" op pagina 156
"Windows NT 4.0" op pagina 161
154 De printersoftware gebruiken met Windows
Printer installeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printerdriver kunt
installeren door toegang te krijgen tot de gedeelde printer in het
netwerk.
Opmerking:
U moet de afdrukserver instellen als u de printer in een
Windows-netwerk wilt delen. Zie "De printer als een gedeelde
printer configureren" op pagina 145 (Windows Me of 98) of "Extra
driver gebruiken" op pagina 147 (Windows XP, 2000, NT 4.0 of
Server 2003).
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u toegang tot de gedeelde
printer in een standaardnetwerk kunt krijgen met de server
(Microsoft-werkgroep). Als u geen toegang kunt krijgen tot de
gedeelde printer, moet u contact opnemen met de netwerkbeheerder.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printerdriver installeert
door vanuit de map Printers toegang te krijgen tot de gedeelde
printer. U kunt ook toegang krijgen tot de gedeelde printer via
Network Neighborhood (Netwerkomgeving) of My Network (Mijn
netwerk) op het bureaublad van Windows.
U kunt de extra driver niet gebruiken voor het besturingssysteem
van het serversysteem.
Wanneer u EPSON Status Monitor 3 wilt gebruiken voor clients,
moet u de printerdriver en EPSON Status Monitor 3 vanaf de
cd-rom installeren op elke client.
Windows Me of 98
Volg de onderstaande instructies om clients met Windows Me of
98 in te stellen.
1. Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Printers.
De printersoftware gebruiken met Windows 155
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
2. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen)
en klik op Next (Volgende).
3. Selecteer Network printer (Netwerkprinter) en klik op Next
(Volgende).
4. Klik op Browse (Bladeren). Het dialoogvenster Browse for
Printer (Zoeken naar printer) verschijnt.
Opmerking:
U kunt ook \\(naam van de computer die lokaal is
aangesloten op de gedeelde printer)\(naam van de
gedeelde printer) typen voor het netwerkpad of de
wachtrijnaam.
5. Klik op de computer of server die is aangesloten op de
gedeelde printer en op de naam van de gedeelde printer. Klik
vervolgens op OK.
Opmerking:
De naam van de gedeelde printer kan worden gewijzigd door de
computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer. Neem
contact op met de netwerkbeheerder over de naam van de gedeelde
printer.
156 De printersoftware gebruiken met Windows
6. Klik op Next (Volgende).
Opmerking:
Als de printerdriver vooraf is geïnstalleerd op de
clientcomputer, moet u de nieuwe printerdriver of de huidige
printerdriver selecteren. Wanneer u hierom wordt gevraagd,
selecteert u de betreffende printerdriver.
Ga verder met de volgende stap als het besturingssysteem van
de afdrukserver Windows Me of 98 is of de extra driver voor
Windows Me of 98 is geïnstalleerd op de afdrukserver met
Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003.
Ga naar "Printerdriver installeren vanaf de cd-rom" op pagina
163 als de extra driver voor Windows Me of 98 niet is
geïnstalleerd op de afdrukserver met Windows XP, 2000, NT
4.0 of Server 2003.
7. Controleer de naam van de gedeelde printer en geef aan of de
printer als standaardprinter wordt gebruikt. Klik op Next
(Volgende) en volg de instructies op het scherm.
Opmerking:
U kunt de naam van de gedeelde printer wijzigen zodat deze alleen
op de clientcomputer wordt weergegeven.
Windows XP of 2000
Volg de onderstaande instructies om clients met Windows XP of
2000 in te stellen.
U kunt de printerdriver van de gedeelde printer installeren als u
hoofdgebruikersrechten of hogere toegangsrechten hebt, zelfs als
u geen beheerder bent.
Als het besturingssysteem van de afdrukserver Windows NT 4.0
is, controleert u de volgende items:
De printersoftware gebruiken met Windows 157
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Op de afdrukserver met Windows NT 4.0 is Windows NT 4.0
x86 de extra driver voor clients met Windows XP of 2000. Deze
driver is vooraf geïnstalleerd als printerdriver voor Windows
NT 4.0. Wanneer u de printerdriver installeert op clients met
Windows XP of 2000 vanaf de afdrukserver met Windows NT
4.0, wordt de driver voor Windows NT 4.0 geïnstalleerd.
Voor een afdrukserver met Windows NT 4.0 kunt u de
printerdriver voor Windows XP of 2000 niet installeren als
extra driver. De beheerder installeert de printerdriver op de
clients vanaf de cd-rom die bij de printer is geleverd. Daarna
voert de beheerder de volgende procedure uit om de
printerdriver voor Windows XP of 2000 te installeren op
clients met Windows XP of 2000.
1. Klik in Windows 2000 op Start en kies Settings (Instellingen)
en Printers.
Klik in Windows XP op Start en kies Printers and Faxes
(Printers en faxapparaten).
2. In Windows 2000 dubbelklikt u op het pictogram Add Printer
(Printer toevoegen) en klikt u op Next (Volgende).
In Windows XP klikt u op Add a printer (Een printer
toevoegen) in het menu Printer Tasks (Printertaken).
158 De printersoftware gebruiken met Windows
3. In Windows 2000 selecteert u Network printer
(Netwerkprinter) en klikt u op Next (Volgende). In Windows
XP selecteert u A network printer, or a printer attached to
another computer (Netwerkprinter, of een printer die met
een andere computer is verbonden) en klikt u op Next
(Volgende).
4. In Windows 2000 typt u de naam van de gedeelde printer en
klikt u op Next (Volgende).
Opmerking:
U kunt ook \\(naam van de computer die lokaal is
aangesloten op de gedeelde printer)\(naam van
de gedeelde printer) typen voor het netwerkpad of de
wachtrijnaam.
U hoeft de naam van de gedeelde printer niet in te voeren.
De printersoftware gebruiken met Windows 159
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
In Windows XP selecteert u Browse for a printer (Een printer
zoeken).
5. Klik op het pictogram van de computer of server die is
aangesloten op de gedeelde printer en op de naam van de
gedeelde printer. Klik vervolgens op Next (Volgende).
160 De printersoftware gebruiken met Windows
Opmerking:
De naam van de gedeelde printer kan worden gewijzigd door de
computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer.
Neem contact op met de netwerkbeheerder over de naam van de
gedeelde printer.
Als de printerdriver vooraf is geïnstalleerd op de
clientcomputer, moet u de nieuwe printerdriver of de huidige
printerdriver selecteren. Wanneer u hierom wordt gevraagd,
selecteert u de betreffende printerdriver. Als de printerdriver
voor Windows XP of 2000 vooraf is geïnstalleerd, kunt u de
printerdriver voor Windows XP of 2000 selecteren als huidige
printerdriver in plaats van de driver op de server met Windows
NT 4.0.
Ga verder met de volgende stap als de extra driver voor
Windows XP of 2000 (NT 4.0) is geïnstalleerd op de
afdrukserver met Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003.
Ga naar "Printerdriver installeren vanaf de cd-rom" op pagina
163 als de extra driver niet is geïnstalleerd op de afdrukserver
met Windows NT 4.0 of het besturingssysteem van de
afdrukserver Windows Me of 98 is.
6. Selecteer voor Windows 2000 of u de printer als de
standaardprinter wilt gebruiken en klik op Next (Volgende).
De printersoftware gebruiken met Windows 161
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
7. Controleer de instellingen en klik op Finish (Voltooien).
Windows NT 4.0
Volg de onderstaande instructies om de clients met Windows NT
4.0 in te stellen.
U kunt de printerdriver van de gedeelde printer installeren als u
hoofdgebruikersrechten of hogere toegangsrechten hebt, zelfs als
u geen beheerder bent.
1. Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Printers.
2. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer
toevoegen).
3. Selecteer Network printer server (Netwerkafdrukserver) en
klik op Next (Volgende).
162 De printersoftware gebruiken met Windows
4. Klik op het pictogram van de computer of server die is
aangesloten op de gedeelde printer en op de naam van de
gedeelde printer. Klik vervolgens op OK.
Opmerking:
U kunt ook \\(naam van de computer die lokaal is
aangesloten op de gedeelde printer)\(naam van
de gedeelde printer) typen voor het netwerkpad of de
wachtrijnaam.
De naam van de gedeelde printer kan worden gewijzigd door de
computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer.
Neem contact op met de netwerkbeheerder over de naam van de
gedeelde printer.
Als de printerdriver vooraf is geïnstalleerd op de
clientcomputer, moet u de nieuwe printerdriver of de huidige
printerdriver selecteren. Wanneer u hierom wordt gevraagd,
selecteert u de betreffende printerdriver.
Ga verder met de volgende stap wanneer de extra driver voor
Windows NT 4.0 is geïnstalleerd op de afdrukserver met
Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003.
De printersoftware gebruiken met Windows 163
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
Ga naar "Printerdriver installeren vanaf de cd-rom" op pagina
163 als de extra driver voor Windows NT 4.0 niet is
geïnstalleerd op de afdrukserver met Windows XP, 2000 of
Server 2003 of het besturingssysteem van de afdrukserver
Windows Me of 98 is.
5. Selecteer voor Windows 2000 of u de printer als de
standaardprinter wilt gebruiken en klik op Next (Volgende).
6. Klik op Finish (Voltooien).
Printerdriver installeren vanaf de cd-rom
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printerdriver op de
clients kunt installeren als u het netwerk als volgt instelt:
De extra drivers zijn niet geïnstalleerd op de afdrukserver met
Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003.
Het besturingssysteem van de afdrukserver is Windows Me
of 98 en van de client Windows XP, 2000 of NT 4.0.
De vensters op de volgende pagina's kunnen verschillen,
afhankelijk van de gebruikte versie van Windows.
Opmerking:
Wanneer u wilt installeren op clients met Windows XP, 2000 of NT
4.0, moet u zich als beheerder aanmelden bij Windows XP, 2000 of
NT 4.0.
Als de extra drivers zijn geïnstalleerd of wanneer de server en clients
hetzelfde besturingssysteem gebruiken, hoeft u de printerdrivers
niet vanaf de cd-rom te installeren.
1. Als u toegang krijgt tot de gedeelde printer, kan er een vraag
worden weergegeven. Klik op OK en volg de instructies op
het scherm om de printerdriver vanaf de cd-rom te
installeren.
164 De printersoftware gebruiken met Windows
2. Plaats de cd-rom en geef de naam op van het station en de
map waar de printerdriver voor clients zich bevindt en klik
op OK.
Wanneer de drivers in Windows XP, 2000 of Server 2003
worden geïnstalleerd, kan het bericht Digital Signature not
found (Kan digitale handtekening niet vinden) worden
weergegeven. Klik op Yes (Ja) in Windows 2000 of op
Continue Anyway (Toch doorgaan) in Windows XP of
Server 2003 en ga verder met de installatie.
De naam van de map verschilt, afhankelijk van het gebruikte
besturingssysteem.
3. Selecteer de printernaam en klik op OK. Volg verder de
instructies op het scherm.
Besturingssysteem van
client
Mapnaam
Windows Me of 98 \<Taal>\WIN9X
Windows XP of 2000 \<Taal>\WINXP_2K
Windows NT 4.0 \<Taal>\WINNT40
De printersoftware gebruiken met Macintosh 165
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Hoofdstuk 5
De printersoftware gebruiken met
Macintosh
Printersoftware
De printersoftware bestaat uit een printerdriver en EPSON Status
Monitor 3. Met de printerdriver kunt u instellingen opgeven voor
optimale printerprestaties.
Volg de onderstaande instructies om EPSON Status Monitor 3 te
openen.
Gebruikers van Mac OS X moeten het afdrukvenster openen en
Printer Settings (Printerinstellingen) selecteren in de
vervolgkeuzelijst. Klik vervolgens op het pictogram van uw
printer op het tabblad Utility (Hulpprogramma).
Gebruikers van Mac OS 9 moeten het alias voor EPSON Status
Monitor 3 selecteren in het Apple-menu. Klik vervolgens op het
pictogram van uw printer.
Met EPSON Status Monitor 3 kunt u de printerstatus controleren.
Zie "Printer controleren met EPSON Status Monitor 3" op pagina
199 voor meer informatie.
De printerdriver openen
Met de printerdriver kunt u de printer beheren en
printerinstellingen wijzigen. In de printerdriver kunt u
eenvoudig de printerinstellingen opgeven, bijvoorbeeld voor de
papierbron, het papierformaat en de afdrukstand.
166 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Mac OS X
Als u de printerdriver wilt openen, registreert u de printer in
Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print
Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager) en klikt u op Print
in het menu File (Archief) van uw toepassing. Vervolgens
selecteert u de printer.
Mac OS 9
Als u de printerdriver wilt openen, opent u het juiste
dialoogvenster, klikt u op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu
en klikt u op het pictogram van uw printer.
Dialoogvensters openen vanuit de toepassing
Kies Page Setup (Pagina-instelling) in het menu File
(Archief) van een toepassing om het dialoogvenster Paper
Setting (Papierinstelling) te openen.
Kies Print in het menu File (Archief) van een toepassing om
het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen) te
openen.
Opmerking:
Raadpleeg de Help bij de printerdriver voor meer informatie over de
beschikbare instellingen.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 167
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Printerinstellingen wijzigen
Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven
De kwaliteit van afdrukken kunt u aanpassen met instellingen in
de printerdriver. Met de printerdriver kunt u afdrukinstellingen
opgeven door een keuze te maken uit een lijst met
voorgedefinieerde instellingen of door instellingen aan te passen.
Afdrukkwaliteit opgeven met de instelling Automatic
(Automatisch)
U kunt de afdrukkwaliteit aanpassen waardoor u sneller of
gedetailleerder kunt afdrukken. U kunt op twee resoluties
afdrukken: Fast (Snel) en Fine (Fijn). Met Fine (Fijn) krijgt u zeer
nauwkeurige afdrukken met hoge kwaliteit. Er is echter meer
geheugen nodig en de afdruksnelheid wordt verminderd.
Als Automatic (Automatisch) in het dialoogvenster Basic
Settings (Basisinstellingen) is geselecteerd, wordt de printer
ingesteld op basis van de kleurinstellingen die u selecteert. U
hoeft alleen de kleur en resolutie in te stellen. U kunt andere
instellingen, zoals het papierformaat of de afdrukstand, wijzigen
in de meeste toepassingen.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het dialoogvenster Print.
2. Selecteer Printer Settings (Printerinstellingen) in de
vervolgkeuzelijst en klik op het tabblad Basic settings
(Basisinstellingen).
168 De printersoftware gebruiken met Macintosh
3. Klik op Automatic (Automatisch) en kies de resolutie in de
vervolgkeuzelijst Resolution (Resolutie).
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Klik op Automatic (Automatisch) bij Print Quality
(Afdrukkwaliteit) en stel met de schuifbalk de
afdrukresolutie Fast (Snel) of Fine (Fijn) in.
Opmerking:
Als u niet kunt afdrukken of als er een bericht over een geheugenfout
verschijnt, kunt u het afdrukken wellicht hervatten door een lagere
resolutie te selecteren.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 169
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Voorgedefinieerde instellingen gebruiken
De voorgedefinieerde instellingen zijn bedoeld om de
afdrukinstellingen te optimaliseren voor bepaalde documenten,
zoals presentaties of afbeeldingen gemaakt met een videocamera
of digitale camera.
Volg de onderstaande instructies om de voorgedefinieerde
instellingen te activeren.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het dialoogvenster Print.
2. Selecteer Printer Settings (Printerinstellingen) in de
vervolgkeuzelijst en klik op het tabblad Basic settings
(Basisinstellingen).
3. Selecteer Advanced (Geavanceerd). De voorgedefinieerde
instellingen worden weergegeven in de lijst rechts van
Automatic (Automatisch).
170 De printersoftware gebruiken met Macintosh
4. Selecteer de meest geschikte instelling in de lijst voor de soort
document of afbeelding die u wilt afdrukken.
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Selecteer Advanced (Geavanceerd). De voorgedefinieerde
instellingen worden weergegeven in de lijst rechts van
Automatic (Automatisch).
Opmerking:
Raadpleeg de Help voor meer informatie over de functie RITech.
3. Selecteer de meest geschikte instelling in de lijst voor de soort
document of afbeelding die u wilt afdrukken.
Wanneer u een voorgedefinieerde instelling kiest, worden andere
instellingen, zoals Printing Mode (Modus), Resolution
(Resolutie), Screen (Scherm) en Color Management
(Kleurenmanagement), automatisch ingesteld. Wijzigingen
worden weergegeven in de vervolgkeuzelijst Summary
(Overzicht) van het afdrukvenster (Mac OS X) of in de lijst met
huidige instellingen aan de linkerkant van het dialoogvenster
Basic Settings (Basisinstellingen, Mac OS 9).
Deze printerdriver biedt de volgende voorgedefinieerde
instellingen:
Automatic (Standard) (Automatisch (standaard))
Geschikt voor normaal afdrukken van met name foto's.
Text/Graph (Tekst/Grafisch)
Geschikt voor het afdrukken van documenten met tekst en
afbeeldingen, zoals presentaties.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 171
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Graphic/CAD (Grafisch/CAD)
Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen en grafieken.
Photo (Foto)
Geschikt voor het afdrukken van foto's.
PhotoEnhance4
Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen die zijn gemaakt
met een videocamera, digitale camera of scanner. Met EPSON
PhotoEnhance4 worden het contrast, de verzadiging en de
helderheid van het origineel aangepast voor scherpere afdrukken
met levendigere kleuren. Deze instelling heeft geen invloed op
het origineel.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X.
ColorSync
Hiermee worden de kleuren van de afdruk automatisch
aangepast aan de kleuren op het scherm.
Automatic (High Quality) (Automatisch (Hoge kwaliteit))
Geschikt voor normaal afdrukken, waarbij de voorkeur wordt
gegeven aan afdrukken met hoge kwaliteit.
Advanced Text/Graph (Geavanceerd Tekst/Grafisch)
Geschikt voor het afdrukken van documenten van hoge kwaliteit
met tekst en afbeeldingen voor presentaties.
Advanced Graphic/CAD (Geavanceerd Grafisch/CAD)
Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen, grafieken en foto's
met hoge kwaliteit.
172 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Advanced Photo (Geavanceerd Foto)
Geschikt voor het afdrukken van gescande foto's en digitale
beelden met hoge kwaliteit.
Afdrukinstellingen aanpassen
U kunt zelf de afdrukinstellingen aanpassen als u het resultaat
van de afdrukken wilt aanpassen aan uw wensen, de meest
geavanceerde instellingen wilt gebruiken of iets wilt uitproberen.
Volg de onderstaande instructies om de afdrukinstellingen aan te
passen.
1. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Klik op Advanced (Geavanceerd) en klik op More Settings
(Meer instellingen). Het volgende dialoogvenster verschijnt.
3. Kies Color (Kleur) of Black (Zwart) als kleurinstelling.
4. Kies de gewenste afdrukresolutie uit Fast (Snel) of Fine (Fijn).
Opmerking:
Klik op de knop om meer informatie weer te geven over de
instellingen wanneer u de andere instellingen opgeeft.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 173
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te gaan
naar het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen).
Opmerking:
Raadpleeg de online-Help voor informatie over de instellingen.
Instellingen opslaan
Voor gebruikers van Mac OS X
Volg de onderstaande instructies om de aangepaste instellingen
op te slaan.
Gebruikers van Mac OS X 10.1.x moeten de aangepaste
instellingen opslaan in Save Custom Setting (Bewaar speciale
instellingen). De instellingen worden opgeslagen als Custom
(Aangepast) in de vervolgkeuzelijst Preset (Voorgedefinieerde
instellingen). U kunt maar één set aangepaste instellingen
opslaan.
Gebruikers van Mac OS X 10.2 en 10.3 moeten de aangepaste
instellingen opslaan met Save (Bewaar) of Save As (Bewaar als)
in de voorinstellingen van het afdrukvenster. Typ een naam voor
de aangepaste instellingen in het vak Name (Naam). De
instellingen worden opgeslagen met deze naam in de
vervolgkeuzelijst Preset (Voorgedefinieerde instellingen).
Opmerking:
De optie Custom Setting (Aangepaste instelling) is een
standaardfunctie van Mac OS X.
Voor gebruikers van Mac OS 9
Als u de aangepaste instellingen wilt opslaan, selecteert u
Advanced (Geavanceerd) en klikt u op Save Settings (Bewaar
instellingen) in het dialoogvenster Basic Settings
(Basisinstellingen). Het dialoogvenster Custom Settings
(Aangepaste instellingen) verschijnt.
174 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Typ een naam voor de aangepaste instellingen in het vak Name
(Naam) en klik op Save (Bewaar). De instellingen worden
weergegeven in de lijst rechts van Automatic (Automatisch) in
het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen).
Opmerking:
Als u een aangepaste instelling wilt verwijderen, selecteert u
Advanced (Geavanceerd) en klikt u op Save Settings (Bewaar
instellingen) in het dialoogvenster Basic Settings
(Basisinstellingen). Vervolgens selecteert u de gewenste instelling
in het dialoogvenster User Settings (Gebruikersinstellingen) en
klikt u op Delete (Verwijder).
U kunt voorgedefinieerde instellingen niet verwijderen.
Als u een instelling in het dialoogvenster Advanced Settings
(Geavanceerde instellingen) wijzigt en een van de aangepaste
instellingen is geselecteerd in de lijst Advanced Settings
(Geavanceerde instellingen) in het dialoogvenster Basic Settings
(Basisinstellingen), wordt de geselecteerde instelling in de lijst
gewijzigd in User Settings (Gebruikersinstellingen). De
aangepaste instelling die eerder was geselecteerd, wordt hierdoor
niet beïnvloed. Selecteer de instelling opnieuw in de huidige lijst
met instellingen om terug te gaan naar de aangepaste instelling.
Afdrukformaat aanpassen
Met de functie Fit to Page (Pas aan pagina aan) in het
dialoogvenster Layout (Lay-out) kunt u de documenten
vergroten of verkleinen tijdens het afdrukken, afhankelijk van het
opgegeven papierformaat.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X.
Het vergrotings- of verkleiningspercentage wordt automatisch
bepaald, afhankelijk van het geselecteerde papierformaat in het
dialoogvenster Paper Setting (Papierinstelling).
De printersoftware gebruiken met Macintosh 175
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Het aanpassings- of verkleiningspercentage dat in het
dialoogvenster Paper Setting (Papierinstelling) is geselecteerd, is
niet beschikbaar.
1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het
dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het
dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Fit to Page (Pas aan pagina aan) in
en selecteer het gewenste papierformaat in de
vervolgkeuzelijst Output Paper (Uitvoerpapier). De pagina
wordt aangepast zodat deze kan worden afgedrukt op het
geselecteerde papier.
3. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
176 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Afdruklay-out aanpassen
U kunt twee of vier pagina's op één pagina afdrukken en de
afdrukvolgorde bepalen. Met de afdrukindeling worden pagina's
automatisch aangepast aan het opgegeven papierformaat. U kunt
de documenten ook met een kader afdrukken.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het dialoogvenster Print.
2. Selecteer Layout (Indeling) in de vervolgkeuzelijst.
3. Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt
afdrukken in de vervolgkeuzelijst.
4. Klik op Print om af te drukken.
Opmerking:
De optie Layout (Indeling) is een standaardfunctie van Mac OS X.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 177
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het
dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het
dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Print Layout (Afdruklay-out) in en
klik op Print Layout Settings (Instellen van de afdruklay-out).
Het dialoogvenster Print Layout Setting (Instellen van de
afdruklay-out) verschijnt.
178 De printersoftware gebruiken met Macintosh
3. Selecteer het aantal pagina's dat u wilt afdrukken op één vel
papier.
4. Geef de volgorde op waarin u de pagina's wilt afdrukken op
elk vel.
Opmerking:
De opties voor paginavolgorde zijn afhankelijk van het aantal
pagina's dat in het dialoogvenster hierboven is geselecteerd en de
geselecteerde afdrukstand.
5. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren
naar het dialoogvenster Layout (Lay-out).
6. Schakel het selectievakje Print the Frame (Print kader) in het
dialoogvenster Layout (Lay-out) in als u de pagina's wilt
afdrukken met een kader.
7. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 179
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Watermerken gebruiken
Volg de onderstaande instructies om een watermerk in het
document te gebruiken. In het dialoogvenster Layout (Lay-out)
kunt u een watermerk selecteren uit een lijst met
voorgedefinieerde watermerken. U kunt ook een eigen
bitmapbestand (PICT) of tekstbestand selecteren als watermerk.
In het dialoogvenster Layout (Lay-out) kunt u ook verschillende
watermerkinstellingen opgeven. U kunt bijvoorbeeld het
formaat, de intensiteit en de positie van het watermerk selecteren.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X.
1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het
dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het
dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Watermark Settings
(Watermerkinstellingen) in en selecteer een watermerk in de
vervolgkeuzelijst Watermark (Watermerk).
3. Selecteer de locatie op de pagina waar u het watermerk wilt
afdrukken door het watermerk naar het voorbeeldvenster te
slepen. Als u het formaat van het watermerk wilt aanpassen,
sleept u de greep tot het gewenste formaat.
180 De printersoftware gebruiken met Macintosh
4. Pas de beeldintensiteit van het watermerk aan met de
schuifbalk Intensity (Intensiteit).
5. U kunt een aangepast tekstwatermerk draaien door het aantal
graden in het tekstvak Angle (Hoek) op te geven. U kunt ook
het selectievakje Rotate by mouse (Roteer met muis)
inschakelen en het tekstwatermerk draaien met de aanwijzer
in het voorbeeldvenster.
6. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
Nieuwe watermerken maken
Volg de onderstaande instructies om nieuwe watermerken met
tekst of een bitmap te maken.
Tekstwatermerken maken
1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het
dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het
dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Watermark Settings
(Watermerkinstellingen) in en klik op New/Delete
(Nieuw/Verwijder). Het dialoogvenster Custom Watermark
(Aangepast watermerk) verschijnt.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 181
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
3. Klik op Add Text (Voeg tekst toe) in het dialoogvenster
Custom Watermark (Aangepast watermerk).
4. Typ de tekst voor het watermerk in het vak Text (Tekst).
Selecteer het lettertype en de stijl en klik op OK in het
dialoogvenster Text Watermark (Tekstwatermerk).
5. Typ de bestandsnaam in het vak Name (Naam) en klik op
Save (Bewaar).
182 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Opmerking:
Als u het opgeslagen tekstwatermerk wilt bewerken, selecteert u
het in het vak List (Lijst) en klikt u op Edit Text (Bewerk tekst).
Klik na het bewerken op OK om het dialoogvenster te sluiten.
Selecteer het opgeslagen tekstwatermerk in het vak List (Lijst)
en klik op Delete (Verwijder) om het te verwijderen. Klik
vervolgens op Save (Bewaar) om het dialoogvenster te sluiten.
6. Selecteer het opgeslagen, aangepaste watermerk in de
vervolgkeuzelijst Watermark (Watermerk) in het
dialoogvenster Layout (Lay-out) en klik op OK.
Bitmapwatermerken maken
Voordat u een aangepast watermerk maakt, moet u een
bitmapbestand (PICT) maken.
1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het
dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het
dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Watermark Settings
(Watermerkinstellingen) in en klik op New/Delete
(Nieuw/Verwijder). Het dialoogvenster Custom Watermark
(Aangepast watermerk) verschijnt.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 183
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
3. Klik op Add PICT (Voeg PICT toe) in het dialoogvenster
Custom Watermark (Aangepast watermerk).
4. Selecteer het PICT-bestand en klik op Open.
5. Typ de bestandsnaam in het vak Name (Naam) en klik op
Save (Bewaar).
Opmerking:
Selecteer het opgeslagen watermerk in het vak List (Lijst) en klik op
Delete (Verwijder) om het te verwijderen. Klik vervolgens op
Save (Bewaar) om het dialoogvenster te sluiten.
184 De printersoftware gebruiken met Macintosh
6. Selecteer het opgeslagen, aangepaste watermerk in de
vervolgkeuzelijst Watermark (Watermerk) in het
dialoogvenster Layout (Lay-out) en klik op OK.
Dubbelzijdig afdrukken
Met dubbelzijdig afdrukken wordt op beide zijden van het papier
afgedrukt. U kunt automatisch dubbelzijdig afdrukken door de
optionele duplexer te installeren. U kunt ook handmatig
dubbelzijdig afdrukken zonder optionele duplexer. Als u
pagina's afdrukt om deze in te binden, kunt u de vereiste
inbindrand opgeven voor de gewenste paginavolgorde.
Als ENERGY STAR
®
-partner beveelt Epson het gebruik van de
functie voor dubbelzijdig afdrukken aan. Raadpleeg de ENERGY
STAR
®
-normen voor meer informatie over het ENERGY
STAR
®
-programma.
Afdrukken met de duplexer
Volg de onderstaande instructies om af te drukken met de
duplexer.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het dialoogvenster Print.
2. Selecteer Printer Settings (Printerinstellingen) in de
vervolgkeuzelijst en klik op het tabblad Basic settings
(Basisinstellingen).
3. Schakel het selectievakje Duplex in en selecteer het
keuzerondje Left (Links), Top (Boven) of Right (Rechts) voor
de inbindpositie.
4. Klik op de knop Duplex Settings (Duplexinstellingen).
De printersoftware gebruiken met Macintosh 185
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5. Geef de inbindmarge voor de voor- en achterzijde van het
papier op.
6. Geef bij Start Page (Beginpagina) aan of er eerst op de
voorzijde of de achterzijde van het papier moet worden
afgedrukt.
7. Klik op Print om af te drukken.
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het
dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het
dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Duplex in.
3. Selecteer het keuzerondje Left (Links), Top (Boven) of Right
(Rechts) voor de inbindpositie.
4. Klik op Duplex Settings (Duplexinstellingen) om het
dialoogvenster Duplex Settings (Duplexinstellingen) te
openen.
5. Geef de inbindmarge voor de voor- en achterzijde van het
papier op.
186 De printersoftware gebruiken met Macintosh
6. Geef bij Start Page (Beginpagina) aan of er eerst op de
voorzijde of de achterzijde van het papier moet worden
afgedrukt.
7. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren
naar het dialoogvenster Layout (Lay-out).
Geavanceerde instellingen opgeven
U kunt verschillende instellingen, zoals Page Protect
(Paginabesch), opgeven in het dialoogvenster Extended Settings
(Geavanceerde instellingen).
Gebruikers van Mac OS X moeten het afdrukvenster openen en
Printer Settings (Printerinstellingen) selecteren in de
vervolgkeuzelijst, gevolgd door Extended Settings
(Geavanceerde instellingen).
Gebruikers van Mac OS 9 klikken op het pictogram Extended
Settings (Geavanceerde instellingen) in het dialoogvenster Basic
Settings (Basisinstellingen).
Offset (Marge): Hiermee kunt u de afdrukpositie van
gegevens op de voor- en achterzijde van
een pagina wijzigen in stappen van 1 mm.
Ignore the selected paper
size (Geselecteerde
papierformaat negeren):
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt er
op het geplaatste papier afgedrukt,
ongeacht het formaat.
Uses the settings specified
on the printer (Gebruikt de
instellingen die op de
printer zijn opgegeven):
Selecteer dit keuzerondje om de
instellingen van het bedieningspaneel te
gebruiken.
Skip Blank Page
(Geen lege pag.):
Als u dit selectievakje inschakelt, worden
lege pagina's overgeslagen.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac
OS X.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 187
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Automatically change to
monochrome mode
(Automatisch
overschakelen naar
zwartwitmodus):
Schakel dit selectievakje in om de
afdrukgegevens te controleren en
automatisch over te schakelen naar de
zwartwitmodus als de afdrukgegevens
zwart-wit zijn.
Adjust line thickness
(Lijndikte aanpassen):
Schakel dit selectievakje in om de breedte
van afgedrukte regels aan te passen.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac
OS X.
Pattern Smoothing
(Gladder patroon):
Hiermee past u de intensiteit van het
patroon aan.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac
OS X.
Default (Standaard): Gebruikers van Mac OS X moeten op deze
knop klikken om de beginwaarden voor de
driverinstellingen te herstellen.
Gebruikers van Mac OS 9 klikken op deze
knop om de beginwaarden voor de
tijdelijke spoolmap te herstellen.
Select (Selecteren): Klik op deze knop om de map te selecteren
waarin spoolbestanden worden
opgeslagen.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac
OS X.
Cancel (Annuleren): Klik op deze knop om het dialoogvenster of
de printerdriver te sluiten zonder de
instellingen op te slaan.
OK: Klik op deze knop om de instellingen op te
slaan en het dialoogvenster of de
printerdriver te sluiten. De instellingen zijn
van kracht totdat u nieuwe instellingen
opgeeft en weer op OK klikt.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac
OS X.
188 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Statusvel afdrukken
U kunt de status van de printer controleren door een statusvel af
te drukken vanuit de printerdriver. Dit statusvel bevat informatie
over de printer (de huidige instellingen).
Volg de onderstaande instructies om een statusvel af te drukken.
1. Klik op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu. Klik op het
pictogram van uw printer en selecteer vervolgens de
USB-poort waarmee de printer is verbonden. Klik op Setup.
Het dialoogvenster voor het instellen van uw EPSON-printer
verschijnt.
2. Klik op Print Status (Status afdrukken). Er wordt nu een
statusvel afgedrukt.
Opmerking:
Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X. Gebruikers van Mac
OS X moeten een statusvel afdrukken via het bedieningspaneel. Zie
"Statusvel afdrukken" op pagina 306 voor meer informatie.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 189
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
De functie Reserve Job (Reserveertaak)
gebruiken
Met de functie Reserve Job (Reserveertaak) kunt u afdruktaken
opslaan op de vaste schijf van de printer en deze later rechtstreeks
vanaf het bedieningspaneel van de printer afdrukken. Volg de
instructies in dit gedeelte om de functie Reserve Job
(Reserveertaak) te activeren.
Opmerking:
U moet een optionele vaste schijf in de printer installeren als u de functie
Reserve Job (Reserveertaak) wilt gebruiken. De schijf moet worden
herkend door de printerdriver voordat u de functie Reserve Job
(Reserveertaak) gaat gebruiken.
In de volgende tabel wordt een overzicht van de opties voor de
functie Reserve Job (Reserveertaak) gegeven. Elke optie wordt
verderop in dit gedeelte uitvoerig beschreven.
De verwerking van taken die op de vaste schijf zijn opgeslagen,
is afhankelijk van de optie voor Reserve Job (Reserveertaak). Zie
de onderstaande tabellen voor meer informatie.
Optie voor Reserve
Job (Reserveertaak)
Beschrijving
Re-Print Job
(Afdruktaak
herafdrukken)
Hiermee kunt u de taak nu afdrukken en
opslaan om deze later opnieuw af te drukken.
Verify Job
(Afdruktaak verifiëren)
Hiermee kunt u één exemplaar afdrukken om
de inhoud te controleren voordat u meerdere
exemplaren afdrukt.
Stored Job
(Opgeslagen
afdruktaak)
Hiermee kunt u de afdruktaak opslaan zonder
deze meteen af te drukken.
Confidential Job
(Vertrouwelijke
afdruktaak)
Hiermee kunt u een wachtwoord voor de
afdruktaak instellen en de taak opslaan om
deze later af te drukken.
190 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Optie voor
Reserve Job
(Reserveertaak)
Maximu-
maantal taken
Maximu-
maantal taken
overschreden
Vaste schijf is
vol
Re-Print Job
(Afdruktaak
herafdrukken) +
Verify Job
(Afdruktaak
verifiëren)
64
(gecombi-
neerd totaal)
Oudste taak
wordt
automatisch
vervangen
door meest
recente taak
Oudste taak
wordt
automatisch
vervangen
door meest
recente taak
Stored Job
(Opgeslagen
afdruktaak)
64 Oude taken
moeten
handmatig
worden
verwijderd
Oude taken
moeten
handmatig
worden
verwijderd
Confidential Job
(Vertrouwelijke
afdruktaak)
64
Optie voor
Reserve Job
(Reserveertaak)
Na afdrukken Na uitschakelen van printer of
gebruik van Reset All (Reset alles)
Re-Print Job
(Afdruktaak
herafdrukken)
Gegevens
blijven op de
vaste schijf
staan
Gegevens worden gewist
Verify Job
(Afdruktaak
verifiëren)
Stored Job
(Opgeslagen
afdruktaak)
Gegevens blijven op de vaste
schijf staan
Confidential Job
(Vertrouwelijke
afdruktaak)
Gegevens
worden gewist
Gegevens worden gewist
De printersoftware gebruiken met Macintosh 191
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken)
Met de optie Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) kunt u de
taak die u momenteel afdrukt opslaan, zodat u deze later opnieuw
kunt afdrukken vanaf het bedieningspaneel.
Volg de onderstaande instructies om de optie Re-Print Job
(Afdruktaak herafdrukken) te gebruiken.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het afdrukvenster en selecteer Printer Settings
(Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst. Klik vervolgens
op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Klik op Reserve Jobs (Reserveer taken). Het dialoogvenster
Reserve Job (Reserveertaak) verschijnt.
3. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Re-Print Job (Afdruktaak
herafdrukken).
4. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
5. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de
afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
192 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het
document op. Open het dialoogvenster Basic Settings
(Basisinstellingen) en klik op het pictogram Reserve Jobs
(Reserveer taken). Het dialoogvenster Reserve Job Settings
(Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Re-Print Job (Afdruktaak
herafdrukken).
3. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 193
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Opmerking:
Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een
afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail
(Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen
door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres
van de interne afdrukserver.
4. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de
afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
Zie "Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk) gebruiken" op
pagina 303 voor meer informatie over het opnieuw afdrukken of
verwijderen van deze gegevens via het bedieningspaneel van de
printer.
Verify Job (Afdruktaak verifiëren)
Met de optie Verify Job (Afdruktaak verifiëren) kunt u één
exemplaar afdrukken om de inhoud te controleren voordat u
meerdere exemplaren afdrukt.
Volg de onderstaande instructies om de optie Verify Job
(Afdruktaak verifiëren) te gebruiken.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het afdrukvenster en selecteer Printer Settings
(Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst. Klik vervolgens
op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Klik op Reserve Job (Reserveertaak). Het dialoogvenster
Reserve Job (Reserveertaak) verschijnt.
3. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Verify Job (Afdruktaak
verifiëren).
4. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
194 De printersoftware gebruiken met Macintosh
5. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de
afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Geef het aantal af te drukken exemplaren en de overige
gewenste printerdriverinstellingen op voor het document.
2. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen) en
klik op het pictogram Reserve Jobs (Reserveertaak). Het
dialoogvenster Reserve Job Settings (Instellingen Reserveer
afdruktaak) verschijnt.
3. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Verify Job (Afdruktaak
verifiëren).
4. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
Opmerking:
Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een
afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail
(Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen
door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres
van de interne afdrukserver.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 195
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5. Klik op OK. Er wordt één exemplaar van het document
afgedrukt en de afdrukgegevens met informatie over het
aantal resterende exemplaren worden opgeslagen op de vaste
schijf.
Als u de afdruk hebt gecontroleerd, kunt u de resterende
exemplaren afdrukken of de gegevens verwijderen met het
bedieningspaneel van de printer. Zie "Quick Print Job Menu
(Menu Snelafdruk) gebruiken" op pagina 303 voor meer
informatie.
Stored Job (Opgeslagen afdruktaak)
De optie Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) is handig voor het
opslaan van documenten die u regelmatig afdrukt, zoals facturen.
De opgeslagen gegevens blijven op de vaste schijf staan, zelfs als
u de printer uitschakelt of opnieuw instelt met de functie Reset
All (Reset alles).
Volg de onderstaande instructies om afdrukgegevens op te slaan
met de optie Stored Job (Opgeslagen afdruktaak).
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het afdrukvenster en selecteer Printer Settings
(Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst. Klik vervolgens
op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Klik op Reserve Job (Reserveertaak). Het dialoogvenster
Reserve Job (Reserveertaak) verschijnt.
3. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Stored Job (Opgeslagen
afdruktaak).
4. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
196 De printersoftware gebruiken met Macintosh
5. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de
afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het
document op. Open het dialoogvenster Basic Settings
(Basisinstellingen) en klik op het pictogram Reserve Jobs
(Reserveer taken). Het dialoogvenster Reserve Job Settings
(Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Stored Job (Opgeslagen
afdruktaak).
3. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
Opmerking:
Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een
afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail
(Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen
door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres
van de interne afdrukserver.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 197
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
4. Klik op OK. De afdrukgegevens worden opgeslagen op de
vaste schijf.
Zie "Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk) gebruiken" op
pagina 303 voor meer informatie over het afdrukken of
verwijderen van deze gegevens via het bedieningspaneel van de
printer.
Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak)
Met de optie Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) kunt
u wachtwoorden instellen voor het afdrukken van taken die op
de vaste schijf zijn opgeslagen.
Volg de onderstaande instructies om afdrukgegevens op te slaan
met de optie Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak).
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het afdrukvenster en selecteer Printer Settings
(Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst. Klik vervolgens
op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
2. Klik op Reserve Job (Reserveertaak). Het dialoogvenster
Reserve Job (Reserveertaak) verschijnt.
3. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Confidential Job
(Vertrouwelijke afdruktaak).
4. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
5. Stel het wachtwoord voor de taak in door een getal van vier
cijfers in te voeren in het invoervak voor het wachtwoord.
Opmerking:
Wachtwoorden moeten uit vier cijfers bestaan.
198 De printersoftware gebruiken met Macintosh
U kunt alleen de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken voor het
wachtwoord.
Bewaar het wachtwoord op een veilige plaats. U moet het juiste
wachtwoord invoeren als u een vertrouwelijke taak wilt
afdrukken.
6. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de
afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het
document op. Open het dialoogvenster Basic Settings
(Basisinstellingen) en klik op het pictogram Reserve Jobs
(Reserveertaak). Het dialoogvenster Reserve Job Settings
(Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt.
2. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer
afdruktaak Aan) in en selecteer Confidential Job
(Vertrouwelijke afdruktaak).
3. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende
tekstvakken.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 199
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
4. Stel het wachtwoord voor de taak in door een getal van vier
cijfers in te voeren in het invoervak voor het wachtwoord.
Opmerking:
Wachtwoorden moeten uit vier cijfers bestaan.
U kunt alleen de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken voor het
wachtwoord.
Bewaar het wachtwoord op een veilige plaats. U moet het juiste
wachtwoord invoeren als u een vertrouwelijke taak wilt
afdrukken.
5. Klik op OK. De afdruktaak wordt opgeslagen op de vaste
schijf.
Zie "Het Confidential Job Menu (Menu Vertrouwelijk)
gebruiken" op pagina 304 voor meer informatie over het
afdrukken of verwijderen van deze gegevens via het
bedieningspaneel van de printer.
Printer controleren met EPSON Status
Monitor 3
EPSON Status Monitor 3 controleert de printer en informeert u
over de huidige status van de printer.
EPSON Status Monitor 3 openen
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Klik op Print in het menu File (Archief) van een toepassing.
Het dialoogvenster Print verschijnt.
200 De printersoftware gebruiken met Macintosh
2. Selecteer Printer Settings (Printerinstellingen) in de
vervolgkeuzelijst en selecteer Utilities (Hulpprogramma’s).
3. Klik op het pictogram van de printer.
Voor gebruikers van Mac OS 9
U kunt EPSON Status Monitor 3 openen door in het Apple-menu
het alias voor EPSON Status Monitor 3 te kiezen.
Opmerking:
De juiste printerpoort moet zijn geselecteerd in de Chooser (Kiezer)
om de benodigde gegevens te ontvangen vanuit de geselecteerde
printerdriver wanneer u EPSON Status Monitor 3 opent. Als de
verkeerde printerpoort is geselecteerd, treedt er een fout op.
Als u de printerdriver wijzigt in de Chooser (Kiezer) terwijl het
spoolbestand op de achtergrond wordt afgedrukt, kan de uitvoer naar
de printer worden onderbroken.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 201
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
De status van de printer of de verbruiksgoederen wordt alleen in het
statusvenster weergegeven als de Chooser (Kiezer) de status op
normale wijze kan verkrijgen.
Informatie over de printerstatus weergeven
In het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3 kunt u de
printerstatus controleren en informatie weergeven over
verbruiksgoederen.
Opmerking:
Het precieze scherm hangt af van de versie van uw besturingssysteem.
202 De printersoftware gebruiken met Macintosh
a. Pictogram/bericht: Het pictogram en het bericht geven de
printerstatus weer.
b. Printerafbeelding: De afbeelding in de linkerbovenhoek
geeft de printerstatus weer.
c. Tekstvak: In het tekstvak naast de
printerafbeelding wordt de huidige
status van de printer weergegeven.
Wanneer een fout optreedt, wordt de
meest waarschijnlijke oplossing
weergegeven.
d. Close (Sluiten): Klik op deze knop om het
dialoogvenster te sluiten.
e. Consumables
(Verbruiksgoederen):
Toont informatie over de papierladen
en verbruiksgoederen.
f. Job Information
(Taakinformatie):
Toont informatie over de afdruktaken.
Het tabblad Job Information
(Taakinformatie) wordt weergegeven
als het selectievakje Show job
information (Taakinformatie
weergeven) in het dialoogvenster
Monitor Setup (Monitorinstelling) is
ingeschakeld. Zie "De functie Reserve
Job (Reserveertaak) gebruiken" op
pagina 189 voor meer informatie.
g. Toner: Hier wordt de resterende hoeveelheid
toner weergegeven. Het
tonerpictogram knippert wanneer de
toner bijna op is.
h. Waste toner collector
(Tonerafvalreservoir):
Dit pictogram knippert wanneer de
resterende levensduur van de
tonerafvalbak bijna is verstreken of
wanneer er een fout is opgetreden.
i. Photoconductor Unit
(Fotogeleidingseenheid):
Hier wordt de resterende levensduur
van de fotogeleidingseenheid
weergegeven.
Groen geeft de resterende levensduur
van de geïnstalleerde
fotogeleidingseenheid aan. De meter
wordt rood wanneer het einde van de
levensduur bijna is bereikt.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 203
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Controlevoorkeuren instellen
Als u bepaalde controle-instellingen wilt opgeven, kiest u
Monitor Setup (Monitorinstelling) in het menu File (Archief). Het
dialoogvenster Monitor Setup (Monitorinstelling) verschijnt.
In het dialoogvenster worden de volgende instellingen en
knoppen weergegeven:
j. Paper (Papier): Toont het papierformaat, de
papiersoort en een schatting van de
hoeveelheid papier die in de
papierbron overblijft. Informatie over
de optionele papierladen wordt alleen
weergegeven als deze zijn
geïnstalleerd.
204 De printersoftware gebruiken met Macintosh
a. Select Notification
(Waarschuwing
selecteren):
Met de selectievakjes in dit gebied kunt
u de foutsoorten selecteren waarover u
wilt worden geïnformeerd.
Schakel onder Event (Gebeurtenis) het
selectievakje in van de items die moeten
worden weergegeven. Onder Screen
Notification (Waarschuwing op scherm)
wordt de actuele status van het item
weergegeven als On (Aan) of Off (Uit).
b. Default (Standaard): Klik op deze knop om de
standaardwaarden opnieuw in te
stellen.
c. OK: Klik op deze knop om wijzigingen op te
slaan en het dialoogvenster te sluiten.
d. Cancel (Annuleren): Klik op deze knop om wijzigingen te
annuleren.
e. Save (Opslaan): Klik op deze knop om wijzigingen op te
slaan.
Opmerking:
Deze functie is alleen beschikbaar bij
Mac OS X.
f. Job Management
(Taakbeheer)
Schakel het selectievakje Show job
information (Toon taakinformatie) in om
het tabblad Job Information
(Taakinformatie) weer te geven in het
venster van EPSON Status Monitor 3.
Wanneer dit selectievakje is
ingeschakeld, wordt tijdens het
afdrukken het pictogram Job
management (Taakbeheer)
weergegeven op de taakbalk.
Schakel het selectievakje Notify when
printing completed (Melding wanneer
afdrukken is voltooid) in om een bericht
weer te geven wanneer de afdruktaak
is voltooid.
Opmerking:
Dit menu wordt alleen ingeschakeld
onder de voorwaarden die staan
beschreven in "De functie Job
Management (Taakbeheer) gebruiken"
op pagina 206.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 205
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Venster Status Alert (Foutmeldingen)
Het venster voor foutmeldingen geeft aan welk type fout zich
heeft voorgedaan en biedt een mogelijke oplossing. Het venster
wordt automatisch gesloten als het probleem is opgelost.
Het venster wordt weergegeven op basis van de instelling die u
in het dialoogvenster Monitoring Preferences
(Controlevoorkeuren) hebt geselecteerd (wanneer het
selectievakje Monitor the Printer (Printer controleren) is
ingeschakeld). Volg de onderstaande instructies als u Monitor
the Printer (Printer controleren) wilt inschakelen.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open het afdrukvenster en selecteer Print Settings
(Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst.
2. Klik op het tabblad Utility (Hulpprogramma) en schakel het
selectievakje Monitor the Printer (Printer controleren) in.
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Selecteer Chooser (Kiezer) in het Apple-menu en klik op het
pictogram van uw printer.
2. Klik op Setup (Instellen) en schakel het selectievakje Printer
controleren in.
206 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Voor informatie over de verbruiksgoederen klikt u op de knop
(Mac OS X) of Details (Mac OS 9). Hebt u op deze knop geklikt,
dan verdwijnt het venster Status Alert (Foutmeldingen) zelfs niet
nadat het probleem is opgelost. Klik op Close (Sluiten) om het
venster te sluiten.
De functie Job Management (Taakbeheer)
gebruiken
U kunt informatie over de afdruktaken weergeven op het tabblad
Job Information (Taakinformatie) in het dialoogvenster EPSON
Status Monitor 3.
Als u het tabblad Job Information (Taakinformatie) wilt
weergeven, schakelt u in het dialoogvenster Monitoring
Preferences (Controlevoorkeuren) het selectievakje Show job
information (Taakinformatie weergeven) in. Klik vervolgens op
het tabblad Job Information (Taakinformatie) in het
dialoogvenster EPSON Status Monitor 3.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 207
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
a. Status: Waiting
(Wachten):
De afdruktaak staat in de
afdrukwachtrij.
Spooling
(Bezig met
spoolen):
De afdruktaak die in de
wachtrij wordt geplaatst op
uw computer.
Opmerking:
Deze functie is alleen
beschikbaar bij Mac OS 9.
Deleting
(Bezig met
verwijderen):
De afdruktaak die wordt
verwijderd.
Printing
(Bezig met
afdrukken):
De afdruktaak die wordt
afgedrukt.
Completed
(Voltooid):
De taken die al zijn afgedrukt.
Canceled
(Annuleren):
De taken waarvoor het
afdrukken is geannuleerd.
Held
(Vastgehouden):
De taak is uitgesteld.
b. Job Name
(Taaknaam):
Hier worden de bestandsnamen van de
afdruktaken van de gebruiker weergegeven.
Afdruktaken van andere gebruikers worden
weergegeven als --------.
c. User
(Gebruiker):
De naam van de gebruiker.
d. Computer: De naam van de computer die op de printer is
aangesloten.
e. Job Type
(Taaktype):
Hier wordt de taaksoort weergegeven. Als u de
functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruikt,
worden de opdrachten respectievelijk
weergegeven als Re-Print (Opnieuw afdrukken),
Verify (Verifiëren), Stored (Opgeslagen) en
Confidential (Vertrouwelijk). Zie "De functie Reserve
Job (Reserveertaak) gebruiken" op pagina 189 voor
informatie over de functie Reserve Job
(Reserveertaak).
208 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Opmerking:
Afdrukwachtrijen op een gedeelde printer kunnen niet worden
weergegeven op het tabblad Job Information (Taakinformatie).
f. Cancel Job
(Annuleer
taak):
Selecteer een afdruktaak en klik op deze knop om
de geselecteerde afdruktaak te annuleren.
g. Print
(Afdrukken):
Geeft het dialoogvenster weer voor het afdrukken
van taken in de wachtrij en met de status Held
(Uitgesteld).
h. Refresh
(Vernieuw):
Klik op deze knop om de informatie op het tabblad
te vernieuwen.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 209
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
USB-aansluiting instellen
Opmerking:
Als u de USB-kabel via een USB-hub op de computer aansluit, moet u
deze aansluiten op de eerste hub in de reeks. De USB-interface kan
mogelijk instabiel zijn, afhankelijk van de gebruikte hub. Als er
problemen optreden bij deze instelling, moet u de USB-kabel rechtstreeks
op de USB-connector van de computer aansluiten.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Open de map Applications (Programma's) op de vaste schijf,
open de map Utilities (Hulpprogramma’s) en dubbelklik op
Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of
Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager).
2. Klik op Add Printer (Voeg printer toe) in het dialoogvenster
Printer List (Printers).
3. Selecteer EPSON USB in het venstermenu. Selecteer het
pictogram van uw printer in de lijst met producten en klik op
Add (Voeg toe).
4. Sluit Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3)
of Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager).
210 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Klik op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu. Klik op het
pictogram van uw printer en klik vervolgens op de USB-poort
waarmee de printer is verbonden.
2. Selecteer Background Printing (Afdrukken in achtergrond)
om afdrukken in de achtergrond in of uit te schakelen.
Opmerking:
Afdrukken in de achtergrond moet zijn ingeschakeld om
afdruktaken te beheren met EPSON Status Monitor 3.
Als u afdrukken in de achtergrond inschakelt, kunt u de
Macintosh blijven gebruiken terwijl een document wordt
voorbereid voor afdrukken.
3. Sluit de Chooser (Kiezer).
De printersoftware gebruiken met Macintosh 211
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Afdrukken annuleren
Als de kwaliteit van de afdrukken niet naar behoren is en de
tekens of afbeeldingen onjuist of vervormd worden weergegeven,
moet u het afdrukken wellicht annuleren. Wanneer een
afdruktaak wordt voortgezet op de computer, moet u de
onderstaande instructies volgen om het afdrukken te annuleren.
Voor gebruikers van Mac OS X
Open Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of
Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager) en
dubbelklik op uw printer in de afdrukwachtrij. Selecteer Delete
Job (Verwijder afdruktaak) in het takenmenu.
Voor gebruikers van Mac OS 9
Druk op de toets met de punt (.) terwijl u de Command-toets
ingedrukt houdt om het afdrukken te annuleren. In het bericht
wordt aangegeven hoe u het afdrukken kunt annuleren,
afhankelijk van de toepassing. Volg de instructies in het bericht.
Open EPSON Status Monitor 3 vanuit de toepassing tijdens
het afdrukken in de achtergrond. Vervolgens kunt u het
afdrukken annuleren in EPSON Status Monitor 3 of het
bestand in de rustmodus verwijderen.
Nadat de laatste pagina is uitgevoerd, gaat het groene lampje op
de printer branden ten teken dat de printer gereed is.
Opmerking:
U kunt de huidige afdruktaak die vanaf de computer is verzonden ook
annuleren door op + Taak annuleren op het bedieningspaneel te
drukken. Zorg dat u geen afdruktaken van andere gebruikers annuleert
als u de afdruktaak annuleert.
212 De printersoftware gebruiken met Macintosh
Installatie van de printersoftware ongedaan
maken
Als u de printerdriver opnieuw wilt installeren of wilt bijwerken,
moet u eerst de installatie van de huidige printersoftware
ongedaan maken.
Voor gebruikers van Mac OS X
1. Sluit alle toepassingen en start de computer opnieuw op.
2. Plaats de cd-rom met EPSON-printersoftware in het
cd-romstation.
3. Dubbelklik op de map Mac OS X.
4. Dubbelklik op de map Printer Driver (Printerdriver)
5. Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
Opmerking:
Als het dialoogvenster Authorization (Autorisatie) verschijnt, geeft
u het Password or phrase (Wachtwoord of zin) op en klikt u op
OK.
6. Als het venster met de licentieovereenkomst verschijnt, leest
u de overeenkomst en klikt u op Accept (Akkoord).
7. Selecteer Uninstall (Installatie ongedaan maken) in het menu
linksboven en klik op Uninstall (Installatie ongedaan maken).
Volg de instructies op het scherm.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 213
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Sluit alle toepassingen en start de computer opnieuw op.
2. Plaats de cd-rom met EPSON-printersoftware in het
cd-romstation.
3. Dubbelklik op de map Nederlands en dubbelklik op de map
Disk 1 (Schijf 1) in de map Printer Driver (Printerdriver).
4. Dubbelklik op het pictogram
Installer(Installatieprogramma).
5. Klik op Continue (Doorgaan). Als het venster met de
licentieovereenkomst verschijnt, leest u de overeenkomst en
klikt u op Accept (Akkoord).
6. Selecteer Uninstall (Installatie ongedaan maken) in het menu
linksboven en klik op Uninstall (Installatie ongedaan maken).
Volg de instructies op het scherm.
214 De printersoftware gebruiken met Macintosh
De printer delen in een netwerk
Printer delen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een printer kunt delen in
een AppleTalk-netwerk.
De computers in een netwerk kunnen de printer delen die
rechtstreeks op een van de computers is aangesloten. De
computer die rechtstreeks is aangesloten op de printer, is de
afdrukserver. De overige computers zijn clientcomputers die
toestemming nodig hebben om de printer te delen met de
afdrukserver. De clientcomputers delen de printer via de
afdrukserver.
Voor gebruikers van Mac OS X
Gebruik de instelling Printer Sharing (Printer delen). Dit is een
standaardfunctie van de Mac OS X 10.2 of hoger.
Deze functie is niet beschikbaar bij Mac OS X 10.1.
Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem voor meer
informatie.
De printersoftware gebruiken met Macintosh 215
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
Voor gebruikers van Mac OS 9
De printer als een gedeelde printer configureren
Volg de onderstaande procedure om de printer die rechtstreeks
op uw computer is aangesloten te delen met andere computers in
een AppleTalk-netwerk.
1. Zet de printer aan.
2. Selecteer Chooser (Kiezer) in het Apple-menu en klik op het
pictogram van uw printer. Selecteer een USB- of
FireWire-poort in het vak Select a printer port (Printerpoort
selecteren) rechts en klik op Setup (Instellen). Het
dialoogvenster Printer Setup (Printerinstelling)verschijnt.
Opmerking:
Controleer of On (Aan) is geselecteerd bij Background Printing
(Afdrukken in achtergrond).
3. Klik bij Printer Sharing Set Up (Instelling voor printer delen)
op Printer Sharing Setup (Instelling voor printer delen).
216 De printersoftware gebruiken met Macintosh
4. Het dialoogvenster Printer Sharing (Printer delen) verschijnt.
Schakel het selectievakje Share this Printer (Deze printer
delen) in en typ vervolgens zo nodig de naam van de printer
en de wachtwoordgegevens.
5. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
6. Sluit de Chooser (Kiezer).
Toegang tot de gedeelde printer
Volg de onderstaande instructies om de printer vanaf een andere
computer in het netwerk te bereiken.
1. Zet de printer aan.
2. Selecteer Chooser (Kiezer) in het Apple-menu op de
computer vanwaar u toegang tot de printer zoekt. Klik op het
pictogram van uw printer en selecteer de naam van de
gedeelde printer in het vak Select a printer port (Printerpoort
selecteren) rechts. U kunt alleen kiezen uit de computers die
zijn aangesloten op de huidige AppleTalk-zone.
Opmerking:
Controleer of On (Aan) is geselecteerd bij Background Printing
(Afdrukken in achtergrond).
De printersoftware gebruiken met Macintosh 217
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
3. Klik op Setup (Instellen), typ het wachtwoord voor de printer
en klik op OK. Het dialoogvenster Printer Setup
(Printerinstelling)verschijnt. Klik bij Printer Sharing Set Up
(Instelling voor printer delen) op Shared Printer Information
(Gedeelde printergegevens).
4. Als op de client lettertypen zijn geïnstalleerd die niet
beschikbaar zijn op de afdrukserver, verschijnt het volgende
bericht.
5. Klik op OK om het bericht te verwijderen.
6. Sluit de Chooser (Kiezer).
218 De PostScript-printerdriver gebruiken
Hoofdstuk 6
De PostScript-printerdriver gebruiken
PostScript 3
Kenmerken
Met de Adobe PostScript 3-printerdriver krijgt u de beschikking
over de volgende geavanceerde voorzieningen:
De mogelijkheid om documenten af te drukken die zijn
opgemaakt voor een PostScript-printer. Tekst, lijntekeningen
en grafisch materiaal kunnen op deze manier gemakkelijk
worden afgedrukt.
Zeventien lettertypen uit vijf families. Dit zijn: Courier,
Helvetica, Helvetica Narrow, Symbol en Times.
Ondersteuning voor IES (Intelligent Emulation Switch) en
SPL (Shared Printer Language), wat inhoudt dat de printer
zelf, bij het ontvangen van gegevens, omschakelt van
PostScript naar andere emulaties (en omgekeerd).
De kwaliteit, de betrouwbaarheid en het gebruiksgemak van
EPSON.
De PostScript-printerdriver gebruiken 219
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
Hardwarevereisten
Om de PostScript 3-printerdriver te kunnen gebruiken moet uw
printer aan de volgende vereisten voldoen.
De geheugenvereisten voor het gebruik van de PostScript
3-printerdriver staan hieronder. Installeer extra
geheugenmodules in uw printer als de geïnstalleerde
hoeveelheid ontoereikend blijkt.
* De mogelijkheid bestaat dat u niet kunt afdrukken met deze hoeveelheid
geheugen. Dit hangt af van de specifieke taak die wordt afgedrukt.
Systeemvereisten
Om de PostScript 3-printerdriver te kunnen gebruiken moet uw
computer aan de volgende systeemvereisten voldoen.
Voor Windows
Voor het gebruik van de Adobe PostScript 3-printerdriver moet
Microsoft Windows XP, Me, 98, 2000 of NT 4.0 op uw computer
zijn geïnstalleerd. Zie de volgende tabel voor meer informatie.
Windows XP of 2000
Voor deze systemen zijn er geen beperkingen.
Minimumgeheugen Aanbevolen hoeveelheid
geheugen
64 MB*
(voor het dubbelzijdig
afdrukken van
afbeeldingsgegevens in kleur
bij een resolutie van 300 dpi)
192 MB
(voor het dubbelzijdig
afdrukken van
afbeeldingsgegevens in kleur
bij een resolutie van 600 dpi)
220 De PostScript-printerdriver gebruiken
Windows Me of 98
Windows NT 4.0
Voor Macintosh
Elke Macintosh waarop de printer wordt aangesloten moet
gebruik maken van Mac OS 9 versie 9.1 of hoger, of Mac OS X
versie 10.2.4 of hoger. Zie de volgende tabel voor meer informatie.
Mac OS X
Minimaal Aanbevolen
Computer i386, i486 of Pentium
(processor)
i486 of Pentium (processor)
Vaste schijf 6 MB vrije ruimte
(voor installatie van driver)
8 MB vrije ruimte
(voor installatie van driver)
Geheugen 8 MB 16 MB
Minimaal Aanbevolen
Computer i386, i486 of Pentium
(processor)
i486 of Pentium (processor)
Vaste schijf 6 MB vrije ruimte (voor installatie van driver)
Geheugen 16 MB 32 MB
Minimaal Aanbevolen
Computer Power Mac G3, G4, G5, iMac, eMac, PowerBook G3, G4 of iBook
Vaste schijf
Geheugen 128 MB
De PostScript-printerdriver gebruiken 221
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
Mac OS 9
c
Let op:
De Adobe PostScript 3-printerdriver kan niet worden
gebruikt op computers met System 9.0.x of lager.
De Adobe PostScript 3-printerdriver kan niet worden
gebruikt op Macintosh 68K-computers.
Opmerking:
Wanneer AppleTalk actief is, moet de printer worden ingesteld op
het gebruik van ASCII- of binaire gegevens. Wanneer AppleTalk
niet actief is, moet de printer worden ingesteld op het gebruik van
ASCII.
Voor optimale resultaten sluit u de printer rechtstreeks aan op de
USB-poort van de computer. Als u meerdere USB-hubs moet
gebruiken, kunt u het beste de printer aansluiten op de eerste hub in
de reeks.
Minimaal Aanbevolen
Computer Power PC
Vaste schijf 3,1 MB vrije ruimte
(voor installatie van driver)
4 MB vrije ruimte
(voor installatie van driver)
Geheugen 4 MB 32 MB
222 De PostScript-printerdriver gebruiken
De PostScript-printerdriver gebruiken onder
Windows
Als u wilt afdrukken in PostScript-modus, moet u de printerdriver
eerst installeren. Hierna vindt u de juiste installatie-instructies
voor de interface die u voor het afdrukken gebruikt.
PostScript-printerdriver installeren voor de
parallelle interface
Volg de onderstaande instructies om de PostScript-printerdriver
te installeren voor de parallelle interface.
c
Let op:
Wanneer de printer is aangesloten via een parallelle poort, mag
u EPSON Status Monitor 3 en de PostScript 3-driver nooit
tegelijk gebruiken. Hierdoor kan uw systeem schade oplopen.
Opmerking:
Voor de installatie van de printersoftware voor Windows XP, 2000
of NT 4.0 kunnen beheerdersrechten noodzakelijk zijn. Vraag uw
systeembeheerder om uitleg als u problemen ondervindt.
Schakel alle antivirussoftware uit voordat u de printersoftware
installeert.
1. Zet de printer uit. Plaats de cd-rom met printersoftware in het
cd-romstation.
2. Klik in Windows 2000, Me, 98 of NT 4.0 op Start en kies
Settings (Instellingen) en Printers. Dubbelklik vervolgens op
het pictogram Add Printer (Printer toevoegen).
In Windows XP klikt u op Start en kiest u Printer and Faxes
(Printers en faxapparaten). Vervolgens klikt u op Add a
printer (Een printer toevoegen) in het menu Printer Tasks
(Printertaken).
De PostScript-printerdriver gebruiken 223
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
3. De Add Printer Wizard (De wizard Printer toevoegen)
verschijnt. Klik nu op Next (Volgende).
4. In Windows Me of 98 gaat u nu naar stap 6.
In Windows XP, 2000 of NT 4.0 selecteert u Local printer
(Lokale printer) en klikt u op Next (Volgende).
Opmerking:
In Windows XP of 2000 mag u het selectievakje Automatically
detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en
Play-printer automatisch detecteren en installeren) niet inschakelen.
5. Selecteer LPT1 als poort waarop de printer is aangesloten en
klik op Next (Volgende).
6. Klik op Have Disk (Diskette) en geef het volgende pad op naar
de cd-rom. Als u D: gebruikt als cd-romstation, luidt het pad
D:\ADOBEPS\ENGLISH\Mapnaam\PS_SETUP
Klik vervolgens op OK.
Opmerking:
Gebruik de juiste stationsletter voor uw systeem.
De precieze mapnaam hangt af van de versie van uw
besturingssysteem.
7. Selecteer de printer en klik op Next (Volgende).
8. In Windows Me of 98 selecteert u LPT1 als poort waarop de
printer is aangesloten. Klik op Next (Volgende).
In Windows XP, 2000 of NT 4.0 gaat u nu naar de volgende
stap.
Besturingssysteem Mapnaam
Windows Me of 98 WIN9X
Windows XP of 2000 WIN2K_XP
Windows NT 4.0 WINNT40
224 De PostScript-printerdriver gebruiken
9. Volg de instructies op het scherm om de installatie te
voltooien.
10. Als de installatie is voltooid, klikt u op Finish (Voltooien).
PostScript-printerdriver installeren voor de
USB-interface
Volg de onderstaande instructies om de PostScript-printerdriver
te installeren voor de USB-interface.
c
Let op:
Wanneer de printer is aangesloten via een USB-poort, mag u
EPSON Status Monitor 3 en de PostScript 3-driver nooit tegelijk
gebruiken. Hierdoor kan uw systeem schade oplopen.
Opmerking:
Bij gebruik van Windows NT 4.0 is afdrukken via de USB-interface
niet mogelijk.
Bij gebruik van Windows Me en 98: als de Windows-driver en de
Adobe PS-driver voor Epson-printers met een USB-verbinding al
op uw computer zijn geïnstalleerd, volgt u de bij
"PostScript-printerdriver installeren voor de parallelle interface"
op pagina 222 beschreven procedure. Bij stap 5 van die procedure
moet u USB opgeven als poort. Als er op uw computer nog geen
Epson USB-printerdriver is geïnstalleerd, volg dan de onderstaande
installatieprocedure.
Voor de installatie van de printersoftware voor Windows XP of 2000
kunnen beheerdersrechten noodzakelijk zijn. Vraag uw
systeembeheerder om uitleg als u problemen ondervindt.
Schakel alle antivirussoftware uit voordat u de printersoftware
installeert.
1. Zet de printer uit. Plaats de cd-rom met printersoftware in het
cd-romstation.
De PostScript-printerdriver gebruiken 225
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
2. Sluit uw computer met een USB-kabel aan op de printer en
zet de printer vervolgens aan.
3. Installeer de USB-apparaatdriver.
Windows Me: selecteer Automatic search for a better
driver (Recommended) (Automatisch zoeken naar een
beter stuurprogramma (aanbevolen)), klik op Next
(Volgende) en ga naar stap 6.
Windows 98: klik op Next (Volgende) in de Add New
Hardware Wizard (Wizard Nieuwe hardware toevoegen).
Selecteer Search for best driver for your device
(Recommended) (Zoeken naar het beste stuurprogramma
voor dit apparaat (aanbevolen)) en klik op Next (Volgende).
Opmerking:
Windows XP en 2000: er wordt automatisch een
USB-apparaatdriver geïnstalleerd. Ga naar stap 7.
4. Selecteer Specify a location (Een locatie opgeven) en geef het
volgende pad naar de cd-rom op. Als u D: gebruikt als
cd-romstation, luidt het pad
D:\ADOBEPS\ENGLISH\WIN9X\PS_SETUP. Klik
vervolgens op Next (Volgende).
Opmerking:
Gebruik de juiste stationsletter voor uw systeem.
5. Klik op Next (Volgende) om door te gaan.
6. Als de installatie van de USB-driver is voltooid, klikt u op
Finish (Voltooien).
Besturingssysteem Mapnaam
Windows Me of 98 WIN9X
Windows XP of 2000 WIN2K_XP
226 De PostScript-printerdriver gebruiken
7. Installeer de printerdriver aan de hand van de instructies op
het scherm. Zie "PostScript-printerdriver installeren voor de
parallelle interface" op pagina 222 voor meer informatie.
PostScript-printerdriver installeren voor de
netwerkinterface
Zie het desbetreffende gedeelte hierna voor uw
besturingssysteem en volg de instructies om de
PostScript-printerdriver te installeren voor de netwerkinterface.
Opmerking:
Geef de netwerkinstellingen op voordat u de printerdriver
installeert. Raadpleeg de bij uw printer geleverde
Netwerkhandleiding voor meer informatie.
Schakel alle antivirussoftware uit voordat u de printersoftware
installeert.
Voor gebruikers van Windows XP of 2000
1. Zet de printer aan. Plaats de cd-rom met printersoftware in
het cd-romstation.
2. Klik in Windows 2000, Me, 98 of NT 4.0 op Start en kies
Settings (Instellingen) en Printers. Dubbelklik vervolgens op
het pictogram Add Printer (Printer toevoegen).
In Windows XP klikt u op Start en kiest u Printer and Faxes
(Printers en faxapparaten). Vervolgens klikt u op Add a
printer (Een printer toevoegen) in het menu Printer Tasks
(Printertaken).
3. De Add Printer Wizard (De wizard Printer toevoegen)
verschijnt. Klik nu op Next (Volgende).
4. Selecteer Local printer (Lokale printer) en klik op Next
(Volgende).
De PostScript-printerdriver gebruiken 227
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
Opmerking:
U mag het selectievakje Automatically detect and install my
Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch
detecteren en installeren) niet inschakelen.
5. Selecteer Create a new port (Een nieuwe poort maken) en
selecteer Standard TCP/IP Port in de vervolgkeuzelijst. Klik
op Next (Volgende).
6. Klik op Next (Volgende) om door te gaan.
7. Geef het IP-adres en de poortnaam op en klik op Next
(Volgende).
8. Klik op Finish (Voltooien).
9. Klik in de wizard op Have Disk (Diskette) en geef het
volgende pad op naar de cd-rom. Als u D: gebruikt als
cd-romstation, luidt het pad
D:\ADOBEPS\ENGLISH\WIN2K_XP\PS_SETUP. Klik
vervolgens op OK.
Opmerking:
Gebruik de juiste stationsletter voor uw systeem.
10. Selecteer de printer en klik op Next (Volgende).
11. Volg de instructies op het scherm om de installatie te
voltooien.
12. Als de installatie is voltooid, klikt u op Finish (Voltooien).
Voor gebruikers van Windows Me of 98
1. Installeer EpsonNet Print. Raadpleeg “EpsonNet Print
installeren” in de Netwerkhandleiding voor instructies.
2. Installeer de printerdriver. Zie "PostScript-printerdriver
installeren voor de parallelle interface" op pagina 222 voor
meer informatie.
228 De PostScript-printerdriver gebruiken
3. Zet de printerpoort op EpsonNet Print Port (EpsonNet
Print-poort). Raadpleeg “De Printerpoort configureren” in de
Netwerkhandleiding voor instructies.
Voor gebruikers van Windows NT 4.0
1. Zet de printer aan. Plaats de cd-rom met printersoftware in
het cd-romstation.
2. Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Printers.
Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen).
3. De Add Printer Wizard (De wizard Printer toevoegen)
verschijnt. Zorg ervoor dat het selectievakje My Computer
(Deze computer) is ingeschakeld en klik op Next (Volgende).
4. Klik op Add Port (Poort toevoegen).
5. Selecteer LPR Port (LPR-poort) en klik op New Port (Nieuwe
poort).
6. Geef het IP-adres en de poortnaam op en klik op OK.
7. Klik op Close (Sluiten).
8. Controleer of de opgegeven poort is geselecteerd en klik op
Next (Volgende).
9. Geef het volgende pad naar de cd-rom op. Als u D: gebruikt
als cd-romstation, luidt het pad
D:\ADOBEPS\ENGLISH\WINNT40\PS_SETUP.
Klik vervolgens op OK.
Opmerking:
Gebruik de juiste stationsletter voor uw systeem.
10. Selecteer de printer en klik op Next (Volgende).
11. Volg de instructies op het scherm om de installatie te
voltooien.
De PostScript-printerdriver gebruiken 229
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
De PostScrip-printerdriver openen
U kunt de PostScript-printerdriver rechtstreeks openen vanuit
een toepassing of vanuit Windows.
Doorgaans krijgen de printerinstellingen die worden opgegeven
vanuit Windows-toepassingen de voorkeur boven instellingen
die worden opgegeven wanneer de printerdriver is geopend
vanuit het besturingssysteem. Voor optimale resultaten kunt u de
printerdriver dus het beste openen vanuit de toepassing.
Vanuit de toepassing
Klik op Print (Afdrukken) of Page Setup (Pagina-instelling) in
het menu File (Bestand) om de printerdriver te openen. U moet
ook klikken op Setup (Instellen), Options (Opties), Properties
(Eigenschappen) of een combinatie van deze knoppen.
Voor gebruikers van Windows XP
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start gevolgd door
Printers and Faxes (Printers en faxapparaten) en Printers. Klik
met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik
op Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor
afdrukken).
Voor gebruikers van Windows Me of 98
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar
Settings (Instellingen) en klikt u op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op
Properties (Eigenschappen).
230 De PostScript-printerdriver gebruiken
Voor gebruikers van Windows 2000
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar
Settings (Instellingen) en klikt u op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op
Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Voor gebruikers van Windows NT 4.0
Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar
Settings (Instellingen) en klikt u op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op
Document Defaults (Standaardwaarden document).
PostScript-printerinstellingen wijzigen
U kunt de PostScript-printerinstellingen wijzigen in de
PostScript-printerdriver. In de online-Help vindt u meer
informatie over de instellingen van de printerdriver.
Online-Help gebruiken
Als u over een bepaald item meer informatie wilt, klikt u op het
vraagteken in de rechterbovenhoek van het dialoogvenster.
Vervolgens klikt u op de naam van de instelling waarover u meer
uitleg wilt. U krijgt nu uitleg over de instelling en de bijbehorende
opties.
De PostScript-printerdriver gebruiken 231
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
Voor gebruikers van Windows Me of 98
Het afdrukken verloopt misschien niet helemaal normaal als de
computer via de parallelle interface op de printer is aangesloten
en ECP is geactiveerd. Als dit het geval is, moet u de bidirectionele
ondersteuning uitschakelen in de printerdriver. Daartoe opent u
het dialoogvenster Properties (Eigenschappen) van de printer en
klikt u achtereenvolgens op Details en Spool Settings
(Wachtrij-instellingen). In het dialoogvenster Spool Settings
(Wachtrij-instellingen) dat verschijnt, selecteert u Disable
bi-directional support for this printer (Bidirectionele
ondersteuning voor deze printer uitschakelen) en klikt u op OK.
De functie Reserve Job (Reserveertaak)
gebruiken
Met de functie Reserve Job (Reserveertaak) kunt u afdruktaken
opslaan op de vaste schijf van de printer en deze later rechtstreeks
vanaf het bedieningspaneel van de printer afdrukken.
Zie "De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken" op pagina
106 voor meer informatie.
Opmerking:
U moet een optionele vaste schijf in de printer installeren als u de
functie Reserve Job (Reserveertaak) wilt gebruiken. De schijf moet
worden herkend door de printerdriver voordat u de functie Reserve
Job (Reserveertaak) gaat gebruiken.
Deze functie kan niet worden gebruikt wanneer u het
AppleTalk-protocol gebruikt in combinatie met Windows 2000 of
NT 4.0.
Schakel op het tabblad Job Settings (Taakinstellingen) het
selectievakje Job Management On (Taakbeheer aan) uit wanneer u
gegevens wilt uitvoeren in de vorm van een PS-bestand. Dit
selectievakje is standaard ingeschakeld, zodat de taakgegevens altijd
bij de afdrukgegevens worden gevoegd wanneer die naar de printer
worden gezonden.
232 De PostScript-printerdriver gebruiken
Volg de onderstaande instructies om de functie Reserve Job
(Reserveertaak) te gebruiken wanneer u wilt afdrukken (vanuit
een willekeurige toepassing).
1. Klik op Print (Afdrukken) in het menu File (Bestand) van de
toepassing waarmee u werkt.
2. Klik op Properties (Eigenschappen) en klik op het tabblad Job
Settings (Taakinstellingen).
3. Geef de gewenste instellingen op in het dialoogvenster dat
verschijnt.
4. Wanneer u meerdere exemplaren wilt afdrukken, moet u het
selectievakje Collated (Gesorteerd) in de geavanceerde
instellingen van de printerdriver inschakelen.
5. Klik op Print (Afdrukken) wanneer u klaar bent met de
instellingen.
AppleTalk gebruiken onder Windows 2000 of NT
4.0
Gebruik de volgende instellingen als Windows 2000 of NT 4.0 op
uw computer is geïnstalleerd en de printer is aangesloten via een
netwerkinterface waarvoor AppleTalk wordt gebruikt als
protocol:
Gebruik SelecType om het item Emulation Mode-Network
(Emulatiemodus-Netwerk) op PS3 te zetten. Gebruik van de
standaardinstelling Auto zorgt ervoor dat er onnodig een
extra pagina wordt afgedrukt.
Zorg er op het tabblad Device Settings (Apparaatinstellingen)
van het dialoogvenster Properties (Eigenschappen) van de
printer voor dat SEND CTRL-D Before Each Job (CTRL-D
verzenden voor elke taak) en SEND CTRL-D After Each Job
(CTRL-D verzenden na elke taak) op No (Nee) staan.
De PostScript-printerdriver gebruiken 233
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
TBCP (Tagged Binary Communications Protocol) kan niet
worden gebruikt als instelling bij Output Protocol
(Uitvoerprotocol).
Op het tabblad Job Settings (Taakinstellingen) van het
dialoogvenster Properties (Eigenschappen) van de printer
moet u er ook voor zorgen dat het selectievakje Job
Management On (Taakbeheer aan) is uitgeschakeld.
De PostScript-printerdriver gebruiken onder
Macintosh
De PostScrip-printerdriver installeren
Volg de onderstaande instructies om de PostScript-printerdriver
te installeren.
Opmerking:
Zorg ervoor dat er geen enkel programma actief is op uw Macintosh
wanneer u de printerdriver wilt installeren.
Voor gebruikers van Mac OS X
Opmerking:
Zorg ervoor dat het onderdeel Printer Setup Utility
(Printerconfiguratie) (Mac OS X 10.3) of Print Center (Afdrukbeheer)
(Mac OS X 10.2) niet geopend is.
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation.
2. Dubbelklik op het cd-rompictogram.
3. Dubbelklik op Mac OS X gevolgd door PS Installer.
234 De PostScript-printerdriver gebruiken
Opmerking:
Mac OS X 10.2: als het venster voor de controle van uw identiteit
verschijnt, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord van een
beheerder in.
4. Klik op Continue (Doorgaan) wanneer het venster Install
EPSON PostScript Software (EPSON PostScript-software
installeren) verschijnt en volg verder de instructies op het
scherm.
5. Easy Install (Snelle installatie) verschijnt op het scherm. Klik
op Install (Installeren).
Opmerking:
Mac OS X 10.3: als het venster voor de controle van uw identiteit
verschijnt, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord van een
beheerder in.
6. Als de installatie is voltooid, klikt u op Close (Sluiten).
Voor gebruikers van Mac OS 9
1. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation.
2. Dubbelklik op het cd-rompictogram.
3. Dubbelklik op Mac OS 9 gevolgd door Nederlands.
4. Dubbelklik op AdobePS 8.7 gevolgd door AdobePS
Installer. Volg de instructies op het scherm.
5. Selecteer Easy Install (Snelle installatie) en klik op Install
(Installeren).
6. Als de installatie is voltooid, klikt u op Quit (Stoppen).
Opmerking:
Als u twee of meer EPSON-printers van hetzelfde model aansluit
met behulp van AppleTalk en u wilt de printer een andere naam
geven, raadpleeg dan de Netwerkhandleiding.
De PostScript-printerdriver gebruiken 235
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
Printer selecteren
Na de installatie van de PostScript 3-printerdriver moet u de
printer selecteren.
Printer selecteren indien aangesloten via USB (Mac OS 9)
Als de printer via een USB-poort op uw computer is aangesloten,
is het niet mogelijk om de printer te selecteren in de Chooser
(Kiezer). U moet het onderdeel Desktop Printer Utility
(Bureaubladprinterbeheer) van Apple starten en de printer
registreren als bureaubladprinter. Desktop Printer Utility
(Bureaubladprinterbeheer) wordt automatisch geïnstalleerd
tijdens de installatie van de Adobe PostScript-printerdriver. Volg
de onderstaande instructies om de printer te selecteren en een
bureaubladprinter te maken.
Opmerking:
Wanneer wordt afgedrukt via de USB-poort van een Power Macintosh
met Mac 0S 9, moet de printer worden ingesteld op het gebruik van
ASCII-gegevens. U doet dit door Print te selecteren in het menu File
(Archief) van het programma dat u gebruikt en vervolgens selecteert u
de naam van het programma in de beschikbare opties van het
afdrukvenster. Uit de opties die nu verschijnen kiest u ASCII als
gegevensindeling. De precieze naam van de instelling verschilt per
programma, maar vaak wordt hiervoor de naam Encoding (Codering) of
Data (Gegevens) gebruikt.
1. Open de map AdobePS Components op uw vaste schijf en
dubbelklik op Desktop Printer Utility
(Bureaubladprinterbeheer).
2. Het dialoogvenster New Desktop Printer (Nieuwe
bureaubladprinter) verschijnt. Selecteer AdobePS in het
venstermenu With (Met), klik op Printer (USB) in de lijst
Create Desktop (Kies type bureaubladprinter) en klik ten
slotte op OK.
236 De PostScript-printerdriver gebruiken
3. Klik op Change (Wijzig) bij USB Printer Selection (Selectie
USB-printer).
4. Het dialoogvenster USB Printer (USB-printer) verschijnt.
Selecteer uw printer in de lijst met aangesloten USB-printers
en klik op OK.
5. Klik op Auto Setup (Autoconfig) om het PPD-bestand
(PostScript Printer Description
(PostScript-printerbeschrijvingsbestand) te selecteren. Zodra
een PPD-bestand is geselecteerd, wordt de naam van de
geselecteerde printer weergegeven onder het
printerpictogram. Als de printernaam niet klopt, klikt u op
Change (Wijzig) en selecteert u het juiste PPD-bestand.
6. Klik op Create (Maak aan) wanneer de USB-printer en het
PPD-bestand zijn geselecteerd. Er verschijnt een
waarschuwing met de tip om de wijzigingen op te slaan. Klik
op Save (Bewaar).
7. Klik op Save (Bewaar) om door te gaan. Het pictogram van
de USB-printer verschijnt op het bureaublad.
Printer selecteren in een netwerkomgeving
Als de printer wordt aangesloten via de Ethernet-interface of een
aparte netwerkkaart.
Voor gebruikers van Mac OS X
Volg de onderstaande instructies om de printer te selecteren.
Opmerking:
In de PostScript 3-modus kan FireWire niet worden gebruikt voor
aansluiting van de printer. EPSON FireWire wordt weliswaar
weergegeven in het interfacemenu, maar gebruik ervan in
combinatie met de PostScript 3-printerdriver is niet mogelijk.
De PostScript-printerdriver gebruiken 237
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
U moet de instellingen voor de geïnstalleerde opties handmatig
opgeven wanneer de printer is aangesloten via USB, IP Printing
(Afdrukken via IP) of Rendezvous. Wanneer de printer is
aangesloten via AppleTalk worden de instellingen automatisch
vastgelegd door de printersoftware.
Geef ASCII op als gegevensindeling in het programma. Binaire
gegevens kunnen niet goed worden afgedrukt bij gebruik van IP
Printing (Afdrukken via IP) of Rendezvous.
1. Open de map Applications (Programma’s) gevolgd door de
map Utilities (Hulpprogramma’s) en dubbelklik op Printer
Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print
Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2).
Het venster Printer List (Printers) verschijnt.
2. Klik op Add (Voeg toe) in het venster Printer List (Printers).
3. Selecteer het protocol of de interface die u gebruikt in de
keuzelijst.
Gebruikers van AppleTalk:
Zorg ervoor dat u AppleTalk selecteert. Selecteer niet EPSON
AppleTalk. Deze optie is namelijk niet geschikt voor gebruik met
de PostScript 3-printerdriver.
Gebruikers van IP Printing (Afdrukken via IP):
Zorg ervoor dat u IP Printing (Afdrukken via IP) selecteert.
Selecteer niet EPSON TCP/IP. Deze optie is namelijk niet
geschikt voor gebruik met de PostScript 3-printerdriver.
Na selectie van IP Printing (Afdrukken via IP) voert u het
IP-adres van de printer in. Schakel vervolgens ook het
selectievakje Use default queue on server (Gebruik
standaardwachtrij op server) in.
Gebruikers van USB:
Zorg ervoor dat u USB selecteert. Selecteer niet EPSON USB. Deze
optie is namelijk niet geschikt voor gebruik met de PostScript
3-printerdriver.
238 De PostScript-printerdriver gebruiken
4. Volg de onderstaande instructies die op uw situatie van
toepassing zijn om de printer te selecteren.
AppleTalk
Selecteer uw printer in de lijst met namen en selecteer Auto
Select (Automatische selectie) in de lijst met
printermodellen.
IP Printing (Afdrukken via IP)
Selecteer Epson in de lijst met namen en selecteer uw printer
in de lijst met printermodellen.
USB
Selecteer uw printer in de lijst met namen en selecteer
vervolgens uw printer in de lijst met printermodellen.
Gebruikers van Mac OS X 10.3
Als de ESC/Page-driver niet is geïnstalleerd, wordt uw model
printer automatisch geselecteerd in de lijst met modellen zodra u de
printer selecteert in de lijst met namen terwijl de printer aanstaat.
Rendezvous
Selecteer uw printer (printernaam gevolgd door (PostScript))
in de lijst met namen. Uw model printer wordt automatisch
geselecteerd in de lijst met modellen.
Gebruikers van USB (voor Mac OS X 10.2) of Rendezvous:
Als uw model printer niet automatisch wordt geselecteerd in de lijst
met modellen, moet u de PostScript-printerdriver opnieuw
installeren. Zie "De PostScrip-printerdriver installeren" op pagina
233 voor meer informatie.
5. Klik op Add (Voeg toe).
Gebruikers van IP Printing (Afdrukken via IP), USB of
Rendezvous:
Selecteer uw printer in de lijst met printers en selecteer Show Info
(Toon info) bij Printers. Het dialoogvenster Printer Info (Printerinfo)
verschijnt. Selecteer Installable Options (Installeerbare opties) in
de keuzelijst en geef de gewenste instellingen op.
De PostScript-printerdriver gebruiken 239
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6. Controleer of de naam van uw printer is toegevoegd aan het
venster Printer List (Printers). Sluit Printer Setup Utility
(Printerconfiguratie) (Mac OS X 10.3) of Print Center
(Afdrukbeheer) (Mac OS X 10.2).
Voor gebruikers van Mac OS 9
Volg de onderstaande instructies om de printer te selecteren.
1. Klik op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu.
2. Controleer of AppleTalk actief is.
3. Klik op het pictogram AdobePS en selecteer het gewenste
netwerk in het vak AppleTalk Zone (AppleTalk-zone). Uw
printer verschijnt in het vak Select a PostScript Printer
(Selecteer een PostScript-printer).
Opmerking:
Standaard wordt het zescijferige MAC-adres weergegeven achter de
naam van de printer als de printer is aangesloten via een optionele
netwerkkaart. Raadpleeg de handleiding van de netwerkkaart voor
meer informatie.
4. Klik op uw printer. De knop Create (Maak aan) verschijnt.
Opmerking:
Als uw computer met meer dan één AppleTalk-zone is verbonden,
moet u in de lijst met zones op de AppleTalk-zone klikken waarmee
uw printer is verbonden.
5. Klik op Create (Maak aan).
240 De PostScript-printerdriver gebruiken
De PostScrip-printerdriver openen
Met de printerdriver kunt u de printer beheren en
printerinstellingen wijzigen. In de printerdriver kunt u
eenvoudig de printerinstellingen opgeven, bijvoorbeeld voor de
papierbron, het papierformaat en de afdrukstand.
Voor gebruikers van Mac OS X
Als u de PostScript-printerdriver wilt openen, registreert u de
printer in Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X
10.3) of Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2) en klikt u op
Print in het menu File (Archief) van uw toepassing. Vervolgens
selecteert u de printer.
Voor gebruikers van Mac OS 9
Als u de PostScript-printerdriver wilt openen, selecteert u
Chooser (Kiezer) in het Apple-menu en vervolgens klikt u op het
pictogram AdobePS.
Selecteer Print in het menu File (Archief) van uw toepassing.
PostScript-printerinstellingen wijzigen
U kunt de PostScript-printerinstellingen wijzigen in de
PostScript-printerdriver. In tekstballonnetjes wordt meer
informatie weergegeven bij de instellingen van de printerdriver.
Helpballonnen gebruiken
Volg de onderstaande instructies om helpballonnen te gebruiken.
1. Klik op het menu Help en selecteer Show Balloons
(Helpballonnen).
2. Plaats de muisaanwijzer op het item waarover u meer
informatie wilt. Informatie over dat item wordt weergegeven
in een aparte tekstballon.
De PostScript-printerdriver gebruiken 241
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
6
Printerinstellingen wijzigen
U kunt de printerinstellingen wijzigen wanneer andere opties
worden geïnstalleerd in uw printer.
Voor gebruikers van Mac OS X
Volg de onderstaande instructies om de instellingen te wijzigen.
1. Open de printerdriver. Het venster Printer List (Printers)
verschijnt.
2. Selecteer de printer in de lijst.
3. Selecteer Show Info (Toon info) bij Printers. Het
dialoogvenster Printer Info (Printerinfo) verschijnt.
4. Breng de gewenste wijzigingen aan en sluit het
dialoogvenster.
5. Sluit Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3)
of Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2).
Voor gebruikers van Mac OS 9
Volg de onderstaande instructies om de instellingen te wijzigen.
1. Open de printerdriver.
2. Klik op het menu Print en selecteer Change Setup (Wijzig
configuratie).
3. Wijzig de diverse instellingen aan de hand van de
keuzemenu's.
242 Bedieningspaneel gebruiken
Hoofdstuk 7
Bedieningspaneel gebruiken
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken
Met het bedieningspaneel van de printer kunt u verschillende
menu's openen waarmee u de status van verbruiksgoederen
controleert, statusvellen afdrukt en printerinstellingen opgeeft. In
dit gedeelte wordt beschreven hoe u de menu's van het
bedieningspaneel kunt gebruiken en wanneer u het beste de
printerinstellingen kunt opgeven via het bedieningspaneel.
Instellingen via het bedieningspaneel opgeven
Meestal kunnen de printerinstellingen worden opgegeven in de
printerdriver en hoeft u deze niet op te geven via het
bedieningspaneel. Bovendien krijgen instellingen in de
printerdriver de voorkeur boven instellingen via het
bedieningspaneel. U moet de menu's van het bedieningspaneel
alleen gebruiken voor instellingen die niet in de software of
printerdriver kunnen worden opgegeven, zoals:
De emulatiemodi wijzigen en de modus IES (Intelligent
Emulation Switching) selecteren
Een kanaal opgeven en de interface configureren
De grootte van de geheugenbuffer kiezen voor het ontvangen
van gegevens
Bedieningspaneel gebruiken 243
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Menu's van het bedieningspaneel openen
Zie "Menu's van het bedieningspaneel" op pagina 244 voor een
volledige beschrijving van de items en instellingen die
beschikbaar zijn in de menu's van het bedieningspaneel.
1. Als het lampje brandt dat aangeeft dat de printer gereed is,
drukt u op de knop Enter om de menu's van het
bedieningspaneel te openen.
2. Druk op u Omhoog en d Omlaag om door de menu’s te
bladeren.
3. Druk op Enter om de items in een menu weer te geven.
Afhankelijk van het menu worden op het LCD-scherm,
gescheiden van elkaar, een item en de huidige instelling
(YYYY=ZZZZ) of alleen een item (YYYY) weergegeven.
4. Gebruik u Omhoog en d Omlaag om door de items te
bladeren of druk op l Terug om terug te keren naar het vorige
niveau.
5. Druk op Enter om de bewerking uit te voeren die door een
item wordt aangegeven, zoals het afdrukken van een
statusvel of het opnieuw instellen van de printer, of om de
beschikbare instellingen voor een item te bekijken, zoals
papierformaten en emulatiemodi.
244 Bedieningspaneel gebruiken
Gebruik u Omhoog en d Omlaag om door de beschikbare
items te bladeren en druk op Enter om een instelling te
selecteren. Druk op l Terug om terug te keren naar het vorige
niveau zonder de instelling te wijzigen.
Opmerking:
U moet de printer uit- en weer inschakelen om bepaalde instellingen
te activeren. Zie "Menu's van het bedieningspaneel" op pagina 244
voor meer informatie.
6. Druk op N Start/Stop om de menu's van het
bedieningspaneel af te sluiten.
Menu's van het bedieningspaneel
Druk op u Omhoog en d Omlaag om door de menu’s te
bladeren. De menu's en menu-items verschijnen in de
onderstaande volgorde.
Opmerking:
Sommige menu’s en items worden alleen weergegeven wanneer een
bepaald optioneel onderdeel is geïnstalleerd of wanneer een bepaalde
andere instelling is opgegeven.
Menu Information (Informatie)
In dit menu kunt u het tonerniveau en de resterende levensduur
van verbruiksgoederen controleren. U kunt ook status- en
voorbeeldvellen afdrukken met de huidige instellingen van de
printer, beschikbare lettertypen en een kort overzicht van de
beschikbare functies.
Druk op d Omlaag of u Omhoog om een item te selecteren.
Druk op Enter om een vel of lettertypevoorbeeld af te drukken.
Bedieningspaneel gebruiken 245
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Status Sheet (Statusvel) -
Toner Check Sheet
(Controlevel toner)
*1
-
Reserve Job List
(Lijst reserveertaak)
*2
-
Form Overlay List
(Lijst Docum. Overdr.)
*3
-
Network Status Sheet
(Netwerkstatusvel)
*4
-
AUX Status Sheet
(AUX-statusvel)
*5
-
USB EXT I/F Status Sht
(USB ExtI/Fstatusvel)
*6
-
PS3 Status Sheet
(PS3-statusvel)
-
PS3 Font Sample
(Fontvoorbeeld)
-
LJ4 Font Sample
(LJ4 Fontvoorbeeld)
-
ESPC2 Font Sample
(ESCP2 Fontvoorbeeld)
-
FX Font Sample
(FX Fontvoorbeeld)
-
I239X Font Sample
(I239X Fontvoorbeeld)
-
C/M/Y/K Toner
(C-/M-/Y-/K-Toner)
*7
E******F
Toner Ave.
(Tonergem.)
*8
E******F
Photocon (Fotocon.) E******F
Fuser Unit
(Fixeereenheid)
E******F
Total Pages (Afgedrukt) 0 to 99999999 (1 tot 999)
246 Bedieningspaneel gebruiken
*1
Alleen beschikbaar in de kleurmodus of de modus voor vier zwarte catridges.
*2
Alleen beschikbaar als de taken met behulp van de functie Quick Print Job
(Snelafdruk) worden opgeslagen.
*3
Alleen beschikbaar als er formulieroverlaygegevens beschikbaar zijn.
*4
Alleen beschikbaar als de instelling Network I/F (Netwerk I/F) is ingeschakeld.
*5
Alleen beschikbaar wanneer een optionele interfacekaart (type B) is
geïnstalleerd en de printer is ingeschakeld terwijl AUX I/F is ingeschakeld.
*6
Alleen beschikbaar wanneer de printer is aangesloten op een USB-apparaat
met D4-ondersteuning en is ingeschakeld terwijl USB I/F (USB-poort) is
ingeschakeld.
*7
Afhankelijk van de modus (zwart-wit, vier zwarte toners of kleur).
*8
Alleen beschikbaar in de modus voor vier zwarte tonercartridges.
*9
Alleen beschikbaar in de kleurmodus.
Statusvel, AUX-statusvel, PS3-statusvel
Hiermee drukt u een vel af met de huidige printerinstellingen en
geïnstalleerde opties. U kunt deze vellen gebruiken om te
controleren of opties correct zijn geïnstalleerd.
Toner Check Sheet (Controlevel toner)
Hiermee drukt u een vel met printerinstellingen af voor de nu
geïnstalleerde tonercartridges.
Reserve Job List (Lijst reserveertaak)
Hiermee drukt u een lijst af met gereserveerde afdruktaken die
zijn opgeslagen op de optionele vaste schijf.
Form Overlay List (Lijst Docum. Overdr.)
Hiermee drukt u een lijst af met formulieroverlays die zijn
opgeslagen op de optionele vaste schijf.
Color Pages
(Kleurenpag.)
*9
0 to 99999999 (1 tot 999)
B/W Pages
(Z/W-pag.)
*9
0 to 99999999 (1 tot 999)
Bedieningspaneel gebruiken 247
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Network Status Sheet (Netwerkstatusvel)
Hiermee drukt u een overzicht van de netwerkstatus af.
USB ExtI/FstatusSht (USB ExtI/Fstatusvel)
Hiermee drukt u een overzicht van de status van de USB-interface
af.
PS3 Font List (PS3 Fontvoorbeeld), LJ4 Font Sample (LJ4
Fontvoorbeeld), ESCP2 Font Sample (ESCP2 Fontvoorbeeld),
FX Font Sample (FX Fontvoorbeeld), I239X Font Sample (I239X
Fontvoorbeeld)
Hiermee drukt u een lijst met lettertypen af die beschikbaar zijn
voor de geselecteerde printeremulatie.
C Toner/M Toner/Y Toner/K Toner/Photocon/Fuser Unit
(C-Toner/M-Toner/Y-Toner/K-Toner/Fotocon./Fixeereenheid)
Hiermee wordt de hoeveelheid toner in de tonercartridges
aangegeven en de resterende levensduur van de
fotogeleidingseenheid en de fixeereenheid, zoals hieronder
wordt weergegeven.
E******F (100 tot 84%)
E***** F (83 tot 67%)
E**** F (66 tot 51%)
E*** F (50 tot 34%)
E** F (33 tot 17%)
E* F (16 tot 1%)
EF (0%)
248 Bedieningspaneel gebruiken
Toner Ave. (Tonergem.)
Dit menu is alleen beschikbaar wanneer de modus voor vier
zwarte cartridges is ingeschakeld. Aangegeven wordt hoeveel
toner gemiddeld nog aanwezig is in de vier zwarte
tonercartridges.
Total Pages (Afgedrukt)
Hiermee wordt het totaalaantal pagina's weergegeven dat is
afgedrukt op de printer.
Color Pages (Kleurenpag.)
Hiermee wordt het totaalaantal kleurenpagina's weergegeven dat
is afgedrukt op de printer.
B/W Pages (Z/W-pag.)
Hiermee wordt het totaalaantal zwartwitpagina's weergegeven
dat is afgedrukt op de printer.
Tray Menu (Menu Papierbak)
Met dit menu kunt u de afmetingen en de papiersoort van papier
instellen dat in de MP-lade is geplaatst. Met dit menu kunt u
tevens de afmetingen van het papier controleren dat zich
momenteel in de onderste papierladen bevindt.
De instellingen van de papiersoort in dit menu kunt u ook vanuit
de printerdriver wijzigen. Instellingen via de printerdriver
hebben prioriteit boven deze instellingen. Gebruik zo mogelijk
dus altijd de printerdriver.
Bedieningspaneel gebruiken 249
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
*1
De standaardinstelling verschilt per land van aankoop.
*2
Alleen beschikbaar wanneer de optionele papierlade is geïnstalleerd.
MP Tray Size (Std Papierbak)
In dit menu selecteert u het papierformaat.
LC1 Size (Form. Opt-bak 1)/LC2 Size (Form. Opt-bak 2)
Hier selecteert u het papierformaat dat in de standaardpapierlade
en optionele papierladen is geplaatst.
MP Type (STD-Type)
Hier selecteert u de papiersoort die in de MP-lade is geplaatst.
LC1 Type (Opt1-type)/LC2 Type (Opt2-type)
Hier selecteert u de papiersoort die in de standaardpapierlade en
optionele onderste papierladen is geplaatst.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
MP Tray Size
(Std Papierbak)
A4
*1
, A5, B5, LT
*1
, HLT, GLT, EXE, MON, C10, DL,
C6, C5, IB5
LC1 Size
(Form. Opt-bak 1)/
LC2 Size
(Form. Opt-bak 2)
*2
A4, LT
MP Type (STD-Type) Plain (Wit), Letterhead (Briefhfd), Recycled,
Color (Kleur), Transprncy (Transparant), Labels
(Etiketten)
LC1 Type (Opt1-type)/
LC2 Type (Opt2-type)
*2
Plain (Wit), Letterhead (Briefhfd), Recycled,
Color (Kleur)
250 Bedieningspaneel gebruiken
Emulation Menu (Menu Emulatie)
Met dit menu kunt u de emulatiemodus van de printer selecteren.
U kunt verschillende emulaties opgeven voor elke interface, dus
voor elke computer waarop u de printer aansluit. Aangezien elke
emulatiemodus specifieke opties heeft, moet u de gewenste
instellingen opgeven in het menu LJ4, ESC P2, FX, GL2 of I239X.
De instellingen waaruit u kunt kiezen, zijn voor elke interface
gelijk.
*1
Alleen beschikbaar wanneer een optionele interfacekaart (type B) is
geïnstalleerd.
*2
Alleen beschikbaar wanneer een optionele P5C-module is geïnstalleerd.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Parallel Auto, LJ4, ESCP2, FX, I239X, PS3, GL2, P5C
*2
USB Auto, LJ4, ESCP2, FX, I239X, PS3, GL2, P5C
*2
Network
(Netwerk)
Auto, LJ4, ESCP2, FX, I239X, PS3, GL2, P5C
*2
AUX
*1
Auto, LJ4, ESCP2, FX, I239X, PS3, GL2, P5C
*2
Bedieningspaneel gebruiken 251
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Menu Printing (Afdruk)
Met dit menu kunt u standaardafdrukinstellingen opgeven, zoals
het formaat en de afdrukstand van de pagina, wanneer u wilt
afdrukken vanuit een toepassing of besturingssysteem waarin de
printerdriver niet wordt ondersteund. Gebruik waar mogelijk de
printerdriver om deze instellingen op te geven, omdat
instellingen op de computer altijd de voorkeur krijgen boven deze
instellingen.
*1
Standaardformaten worden automatisch gedetecteerd.
*2
Papier met aangepast formaat: 98 × 148 minimaal, 216 × 297 maximaal.
*3
Alleen beschikbaar wanneer de optionele duplexer is geïnstalleerd.
Page Size (Paginaformaat)
Hier wordt het papierformaat weergegeven.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Page Size
(Paginaformaat)
*1
A4
*1
, A5, B5, LT
*1
, HLT, GLT, EXE, MON, C10, DL,
C5, C6, IB5, CTM
*2
Wide A4 (Breed A4) Off (Uit), On (Aan)
Orientation (Oriëntatie) Port (Staand), Land (Liggend)
Resolution (Resolutie) 600, 300
RITech On (Aan), Off (Uit)
Toner Save
(Tonerbesparing)
Off (Uit), On (Aan)
Image Optimum
(Optimale afbeelding)
Auto, Off (Uit), On (Aan)
Top Offset (B Marge) -99.0 ... 0.0 ... 99,0 mm in stappen van 0,5
Left Offset (L Marge) -99.0 ... 0.0 ... 99,0 mm in stappen van 0,5
T Offset B (B Marge A)
*3
-99.0 ... 0.0 ... 99,0 mm in stappen van 0,5
L Offset B (L Marge A)
*3
-99.0 ... 0.0 ... 99,0 mm in stappen van 0,5
252 Bedieningspaneel gebruiken
Wide A4 (Breed A4)
Als u On (Aan) selecteert, worden de linker- en rechtermarges
verkleind van 4 mm naar 3,4 mm.
Orientation (Oriëntatie)
Hier wordt aangegeven of de pagina staand of liggend wordt
afgedrukt.
Resolution (Resolutie)
Hier wordt de afdrukresolutie aangegeven.
RITech
Als u RITech inschakelt, krijgt u vloeiendere en scherpere regels,
tekst en afbeeldingen.
Toner Save (Tonerbesparing)
Wanneer deze instelling is geselecteerd in de modus voor vier
zwarte cartridges, bespaart de printer toner door een grijstint in
plaats van zwart te gebruiken als vulkleur voor tekens. De
rechterrand en onderste rand van de omtrek van de tekens zijn
geheel zwart.
Wanneer deze instelling is geselecteerd in de kleurmodus, wordt
toner bespaard door slechts de helft van de normale hoeveelheid
toner te gebruiken.
Image Optimum (Optimale afbeelding)
Als deze modus is ingeschakeld, worden afbeeldingen afgedrukt
met verminderde kwaliteit. De hoeveelheid gegevens voor
afbeeldingen wordt verkleind wanneer de gegevens de
geheugenlimiet bereiken. Zo kunnen er complexe documenten
worden afgedrukt.
Bedieningspaneel gebruiken 253
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Top Offset (B Marge)
Hiermee kunt u kleine wijzigingen aanbrengen in de verticale
afdrukpositie van de pagina.
c
Let op:
Zorg ervoor dat de afgedrukte afbeelding niet groter is dan het
papier. Anders beschadigt u de printer wellicht.
Left Offset (L Marge)
Hiermee kunt u kleine wijzigingen aanbrengen in de horizontale
afdrukpositie van de pagina. Met deze functie kunt u gemakkelijk
kleine wijzigingen aanbrengen.
c
Let op:
Zorg ervoor dat de afgedrukte afbeelding niet groter is dan het
papier. Anders beschadigt u de printer wellicht.
T Offset B (B Marge A)
Hiermee kunt u de verticale afdrukpositie aanpassen op de
achterzijde van het papier wanneer u dubbelzijdig afdrukt.
Gebruik deze optie wanneer de afdruk op de achterzijde niet op
de verwachte plaats wordt afgedrukt.
L Offset B (L Marge A)
Hiermee kunt u de horizontale afdrukpositie op de achterzijde
van het papier aanpassen wanneer u dubbelzijdig afdrukt.
Gebruik deze optie wanneer de afdruk op de achterzijde niet op
de verwachte plaats wordt afgedrukt.
254 Bedieningspaneel gebruiken
Setup Menu (Menu Setup)
In dit menu kunt u verschillende algemene
configuratie-instellingen opgeven voor papierbakken,
invoermodi en foutverwerking. U kunt in dit menu ook een taal
kiezen voor het LCD-scherm.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Lang English, Français, Deutsch, Italiano,
ESPAÑOL, SVENSKA, Dansk, Nederlands.,
SUOMI, Português, ,
Time Out (Timeout) 0,5 tot 60 tot 300 in stappen van 1
Papierbron Auto, MP (STD), LC1 (Opt1), LC2 (Opt2)
*1
MP Mode (MP MODE) Normal (Normaal), Last (Laatste)
Manual Feed
(Handmatige invoer)
Off (Uit), 1st Page (1e Pag), Each Page
(Elke Pag)
Copies (Kopieën) 1 tot 999
Duplex
*1
Off (Uit), On (Aan)
Binding (Bindzijde)
*1
Long Edge (Lange k), Short Edge (Korte k)
Start page (Startpagina)
*1
Front (Voor), Back (Achter)
Paper Type (Pap soort) Normal (Normaal), Thick (Zwaar), Trnsprnc
(Transparant), Rough (Klad)
Page Side (Paginazijde) Front (Voor), Back (Achter)
Skip Blank Page
(Geen lege pag.)
*2
Off (Uit), On (Aan)
Auto Eject Page
(Auto uitvoer pg)
Off (Uit), On (Aan)
Size Ignore (Negeer fmt) Off (Uit), On (Aan)
Auto Cont Off (Uit), On (Aan)
Page Protect
(Paginabesch)
Auto, On (Aan)
Toner Out (Toner leeg) Stop, Continue (Voort)
Bedieningspaneel gebruiken 255
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
*1
Alleen beschikbaar wanneer de bijbehorende optie is geïnstalleerd.
*2
Alleen beschikbaar voor de modi PCL5e, ESC/Page, ESC/P2, FX en I239X.
Lang
Hier wordt aangegeven welke taal op het LCD-scherm wordt
weergegeven en op het statusvel wordt afgedrukt.
Time Out (Timeout)
Hiermee wordt bepaald na hoeveel seconden een time-out
optreedt bij het automatisch omschakelen naar een andere
interface. De tijd voor het optreden van een time-out begint op
het moment waarop er geen gegevens meer worden ontvangen
op een interface tot het moment waarop van interface wordt
gewisseld. Als de printer een afdruktaak heeft bij het wisselen van
interface, wordt de afdruktaak wel afgedrukt.
Papierbron
Hiermee wordt bepaald of papier wordt ingevoerd vanuit de
MP-lade of de optionele papierlade.
Als u Auto selecteert, wordt het papier ingevoerd uit de
papierbron met het papier dat overeenkomt met de instelling
voor papierformaat.
Is een envelopformaat (C5, C6, C10, DL, MON, of IB5) geselecteerd
als papierformaat, dan wordt het papier altijd ingevoerd uit de
MP-lade. Als u Thick (Zwaar) of Trnsprnc (Transparant)
selecteert als papiersoort, wordt het papier altijd ingevoerd
vanuit de MP-lade.
LCD Contrast
(LCD-contrast)
0 tot 7 tot 15
256 Bedieningspaneel gebruiken
MP Mode (MP MODE)
Met deze instelling wordt bepaald of de MP-lade de hoogste of
laagste prioriteit heeft wanneer Auto is geselecteerd als
papierbron in de printerdriver. Wanneer Normal (Normaal) is
geselecteerd bij MP Mode (MP MODE), heeft de MP-lade de
hoogste prioriteit als papierbron. Selecteert u Last (Laatste), dan
heeft de MP-lade de laagste prioriteit.
Manual Feed (Handmatige invoer)
Hiermee kunt u de modus voor handmatige invoer selecteren
voor de MP-lade.
Copies (Kopieën)
Hier kunt u het aantal exemplaren opgeven dat u wilt afdrukken,
van 1 tot en met 999.
Duplex
Hiermee schakelt u dubbelzijdig afdrukken in of uit.
Binding (Bindzijde)
Hier geeft u de inbindrichting van de afdruk op.
Start page (Startpagina)
Hier geeft u op of eerst op de voor- of op de achterzijde van de
pagina moet worden afgedrukt.
Paper Type (Pap soort)
Hier geeft u de papiersoort op waarmee u wilt afdrukken. De
afdruksnelheid van de printer wordt automatisch aangepast aan
deze instelling. Er wordt langzamer afgedrukt wanneer Thick
(Zwaar) of Trnsprnc (Transparant) is geselecteerd.
Bedieningspaneel gebruiken 257
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Page Side (Paginazijde)
Selecteer Front (Voor) als u de voorkant van zwaar papier (Thick
(Zwaar)) wilt bedrukken.
Selecteer Back (Achter) als u de achterkant van zwaar papier
(Thick (Zwaar)) wilt bedrukken.
Skip Blank Page (Geen lege pag.)
Hiermee kunt u lege pagina's overslaan tijdens het afdrukken.
Deze instelling is beschikbaar wanneer u afdrukt in de modi
PCL5e, ESC/Page, ESCP2, FX of I239X.
Auto Eject Page (Auto uitvoer pg)
Hier wordt aangegeven of papier moet worden uitgevoerd
wanneer de limiet wordt bereikt die bij Timeout is ingesteld. De
standaardinstelling is Off (Uit). Dit betekent dat papier niet
automatisch wordt uitgevoerd wanneer de limiet voor de timeout
is bereikt.
Size Ignore (Negeer fmt)
Als u een fout met een papierformaat wilt negeren, selecteert u
On (Aan). Schakelt u deze optie in, dan gaat de printer door met
afdrukken, zelfs wanneer de afbeelding groter is dan het
opgegeven papierformaat. Dit kan vlekken veroorzaken vanwege
de toner die niet correct op het papier wordt overgebracht. Als
deze optie is uitgeschakeld, stopt de printer met afdrukken als er
een fout met het papierformaat optreedt.
Auto Cont
Als u deze optie inschakelt, gaat de printer na een bepaalde
periode automatisch door met afdrukken wanneer een van de
volgende fouten is opgetreden: Paper Set (Papierfmt), Print
Overrun (Afdrukoverloop) of Mem Overflow
(Geheugenoverloop). Als deze optie is uitgeschakeld, moet u op
N Start/Stop drukken om door te gaan met afdrukken.
258 Bedieningspaneel gebruiken
Page Protect (Paginabesch)
Hier kunt u extra printergeheugen toewijzen aan het afdrukken
van gegevens in plaats van aan het ontvangen van gegevens. U
moet deze optie wellicht inschakelen als u een zeer complexe
pagina afdrukt. Als het foutbericht Print Overrun
(Afdrukoverloop) wordt weergegeven op het LCD-scherm
tijdens het afdrukken, schakelt u deze optie in en drukt u de
gegevens opnieuw af. De hoeveelheid geheugen die is
gereserveerd voor het verwerken van gegevens, wordt verlaagd.
Het kan dus langer duren om de afdruktaak te verzenden, maar
u kunt wel complexe taken afdrukken. Deze optie functioneert
het beste wanneer Auto is geselecteerd. Als de
geheugenproblemen opnieuw optreden, moet u het geheugen
van de printer uitbreiden.
Opmerking:
Als u de instelling bij Page Protect (Paginabesch) wijzigt, wordt het
geheugen van de printer opnieuw geconfigureerd. In dit geval worden
gedownloade lettertypen verwijderd.
Toner Out (Toner leeg)
Als het item op Stop staat, laat de printer u weten wanneer de
toner op is. Met Continue (Voort) schakelt u deze functie uit.
Opmerking:
Als dit item op Continue (Voort) staat, kan het afdrukresultaat te
wensen overlaten, omdat er onvoldoende toner is om de gegevens goed
af te drukken.
LCD Contrast (LCD-contrast)
Hiermee past u het contrast van het LCD-scherm aan. Gebruik
u Omhoog en d Omlaag om voor het contrast een waarde
tussen 0 (het laagste contrast) en 15 (het hoogste contrast) in te
stellen.
Bedieningspaneel gebruiken 259
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Mode Config. Menu (Menu Modusconfig.)
In dit menu kunt u de afdrukmodus aanpassen. Via dit menu kunt
u ook het gebruik van een van de zwarte tonercartridges
stopzetten (bij gebruik van de modus voor vier zwarte cartridges).
* Alleen beschikbaar in de modus voor vier zwarte tonercartridges.
Remove All Toner (Verwijd. alle toner)
Voor het verwijderen van alle tonercartridges. Gebruik deze
functie voordat u de printer vervoert.
Change mode B/W (Wijzig modus Z/W)
Hiermee activeert u het afdrukken in zwart-wit met maar één
zwarte tonercartridge.
Change mode 4 × B/W (Wijzig modus 4xZ/W)
Hiermee activeert u het afdrukken in zwart-wit met vier zwarte
tonercartridges.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Remove All Toner
(Verwijd. alle toner)
-
Change Mode 4 × B/W
(Wijzig modus 4xZ/W)
-
Change Mode Color
(Wijzig modus Kleur)
-
KC Toner (Toner KC)* Enable (Aan), Disable (Uit)
KM Toner (Toner KM)* Enable (Aan), Disable (Uit)
KY Toner (Toner KY)* Enable (Aan), Disable (Uit)
KK Toner (Toner KK)* Enable (Aan), Disable (Uit)
260 Bedieningspaneel gebruiken
Change Mode Color (Wijzig modus Kleur)
Hiermee activeert u het afdrukken in kleur met de tonercartridges
voor de kleuren cyaan (C), magenta (M) en geel (Y).
KC/KM/KY/KK Toner (Toner KC/KM/KY/KK)
Deze instelling is alleen beschikbaar wanneer de modus voor vier
zwarte cartridges is ingeschakeld. Wanneer het controlevel voor
de toner vage plekken bevat, moet u de aangegeven
tonercartridge op Uit zetten om de afdrukkwaliteit te handhaven.
Reset Menu (Menu Reset)
In dit menu kunt u afdrukken annuleren en printerinstellingen
opnieuw instellen.
Clear Warning (Waarschuwing wissen)
Hiermee wist u de waarschuwingen voor fouten, behalve voor
fouten van verbruiksgoederen of onderdelen die verplicht
moeten worden vervangen.
Clear All Warnings (Alle waarschuwingen wissen)
Hiermee wist u alle waarschuwingen die worden weergegeven
op het LCD-scherm.
Reset
Hiermee onderbreekt u het afdrukken en wist u de huidige taak
die uit de actieve interface is ontvangen. U wilt de printer wellicht
opnieuw instellen wanneer er een probleem met de afdruktaak is
opgetreden en de printer niet kan afdrukken.
Bedieningspaneel gebruiken 261
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Reset All (Reset alles)
Hiermee wordt het afdrukken onderbroken en het
printergeheugen gewist. De printerinstellingen worden opnieuw
ingesteld op de standaardwaarden. De afdruktaken die uit
interfaces zijn ontvangen, worden verwijderd.
Opmerking:
Als u deze optie uitvoert, worden de afdruktaken verwijderd die uit
interfaces zijn ontvangen. Zorg dat u geen taken van anderen
onderbreekt.
SelecType Init
Met deze optie worden de standaardwaarden van de
menu-instellingen van het bedieningspaneel opnieuw ingesteld.
Change Toner C/M/Y/K (Vervang toner C/M/Y/K)
Vervang de aangegeven tonercartridge. Zie "Tonercartridge" op
pagina 342 voor meer informatie.
Menu Quick Print Job (Snelafdruk)
Met dit menu kunt u taken afdrukken of verwijderen die met de
optie Quick Print Job (Snelafdruk) (Re-Print Job, (Taak opnieuw
afdrukken), Verify Job (Taak verifiëren), Stored Job (Opgeslagen
taak)) van de functie Reserve Job (Reserveertaak) in de
printerdriver zijn opgeslagen op de vaste schijf van de printer. Zie
"Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk) gebruiken" op pagina
303 voor meer informatie over het gebruik van dit menu.
262 Bedieningspaneel gebruiken
Menu Vertrouwelijk
Met dit menu kunt u taken afdrukken of verwijderen die met de
optie Confidential Job (Vertrouwelijk) van de functie Reserve Job
(Reserveertaak) in de printerdriver zijn opgeslagen op de vaste
schijf van de printer. U moet het juiste wachtwoord invoeren om
toegang te krijgen tot deze gegevens. Zie "Het Confidential Job
Menu (Menu Vertrouwelijk) gebruiken" op pagina 304 voor meer
informatie over het gebruik van dit menu.
Menu Parallel
Met deze instellingen wordt de communicatie tussen de printer
en de computer beheerd wanneer u de parallelle interface
gebruikt.
* Een wijziging van dit item is pas van toepassing nadat de printer via de menu’s
opnieuw is gestart of nadat de printer is uit- en opnieuw ingeschakeld.
Veranderingen worden weergegeven in het statusvel en in de EJL
read-back, maar zijn pas van toepassing nadat de printer via de menu’s
opnieuw is gestart of nadat de printer is uit- en opnieuw ingeschakeld.
Parallel I/F
Hiermee schakelt u de parallelle interface in of uit.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Parallel I/F* (Par. I/F) On (Aan), Off (Uit)
Speed (Snelheid)* Fast (Snel), Normal (Normaal)
Bi-D (Bidirectioneel)* Nibble (Nib.), ECP, Off (Uit)
Buffer Size (Databuffer)* Normal (Normaal), Maximum (Maximaal),
Minimum (Minimaal)
Bedieningspaneel gebruiken 263
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Speed (Snelheid)
Hiermee wordt de pulsbreedte van het ACKNLG-signaal
aangegeven wanneer gegevens worden ontvangen in de modus
Compatibility (Compatibiliteit) of Nibble (Nib.). Wanneer Fast
(Snel) is geselecteerd, is de pulsbreedte ongeveer 1 µs. Wanneer
Normal (Normaal) is geselecteerd, is de pulsbreedte ongeveer 10
µs.
Bi-D (Bidirectioneel)
Hiermee kunt u de modus voor bidirectionele communicatie
instellen. Als u Off (Uit) selecteert, wordt bidirectionele
communicatie uitgeschakeld.
Buffer Size (Databuffer)
Hier bepaalt u hoeveel geheugen moet worden gebruikt voor het
ontvangen en afdrukken van gegevens. Als Maximum (Maximaal)
is geselecteerd, is er meer geheugen gereserveerd voor het
ontvangen van gegevens. Wanneer Minimum (Minimaal) is
geselecteerd, is er meer geheugen gereserveerd voor het
afdrukken van gegevens.
Opmerking:
Als u de instellingen bij Buffer Size (Databuffer) wilt activeren,
moet u de printer uitschakelen, minstens vijf seconden wachten en
de printer weer inschakelen. U kunt ook de bewerking Reset All
(Reset alles) uitvoeren, zoals wordt beschreven in "Reset Menu
(Menu Reset)" op pagina 260.
Wanneer u de standaardwaarden van de printer herstelt, worden
alle afdruktaken verwijderd. Controleer of het lampje dat aangeeft
dat de printer gebruiksklaar is niet knippert als u de
standaardwaarden herstelt.
264 Bedieningspaneel gebruiken
Menu USB
Met deze instellingen wordt de communicatie tussen de printer
en de computer beheerd wanneer u de USB-interface gebruikt.
*1
Een wijziging van dit item is pas van toepassing nadat de printer via de
menu’s opnieuw is gestart of nadat de printer is uit- en opnieuw
ingeschakeld. Veranderingen worden weergegeven in het statusvel en in
de EJL read-back, maar zijn pas van toepassing nadat de printer via de
menu’s opnieuw is gestart of nadat de printer is uit- en opnieuw
ingeschakeld.
*2
Alleen weergegeven wanneer een extern USB-apparaat met
D4-ondersteuning is aangesloten. USB ExtI/FConfg wordt automatisch op No
(Nee) gezet wanneer de paneelinstellingen worden verlaten.
*3
Alleen weergegeven wanneer een extern USB-apparaat met
D4-ondersteuning is aangesloten en USB ExtI/FConfg op Yes (Ja) staat. De
inhoud van de instellingen hangt af van de instellingen van het externe
USB-apparaat.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
USB I/F
*1
On (Aan), Off (Uit)
USB Speed (USB-snelheid)
*1
HS, FS
USB ExtI/F Confg
*2
No (Nee), Yes (Ja)
Get IPAddress
(IP-adres ophalen)
*3
Panel (Paneel), Auto, PING
IP
*3*4*5
0.0.0.0 tot 255.255.255.255
SM
*3
0.0.0.0 tot 255.255.255.255
GW
*3
0.0.0.0 tot 255.255.255.255
NetWare
*3
On (Aan), Off (Uit)
AppleTalk
*3
On (Aan), Off (Uit)
MS Network
*3
On (Aan), Off (Uit)
Rendezvous
*3
On (Aan), Off (Uit)
USB Ext I/F Init
*3
-
Buffer Size (Databuffer)
*1
Normal (Normaal), Maximum (Maximaal),
Minimum (Minimaal)
Bedieningspaneel gebruiken 265
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
*4
Alleen beschikbaar wanneer Get IPAddress (IP-adres opvragen) op Auto
staat. Deze instelling kan niet worden gewijzigd.
*5
Wanneer Get IPAddress (IP-adres opvragen) van Panel (Paneel) of PING
wordt gewijzigd in Auto, worden de ingestelde paneelwaarden opgeslagen.
Wanneer Auto wordt gewijzigd in Panel (Paneel) of PING, worden de
opgeslagen waarden weergegeven. 192.168.192.168 als de instellingen niet
via het bedieningspaneel worden opgegeven.
USB I/F
Hiermee schakelt u de USB-interface in of uit.
USB SPEED (USB-snelheid)
Hiermee kiest u de gebruiksmodus van de USB-interface. HS
wordt aanbevolen. Selecteer FS als HS niet werkt op uw
computersysteem.
Buffer Size (Databuffer)
Hier bepaalt u hoeveel geheugen moet worden gebruikt voor het
ontvangen en afdrukken van gegevens. Als Maximum (Maximaal)
is geselecteerd, is er meer geheugen gereserveerd voor het
ontvangen van gegevens. Wanneer Minimum (Minimaal) is
geselecteerd, is er meer geheugen gereserveerd voor het
afdrukken van gegevens.
Opmerking:
Als u de instellingen bij Buffer Size (Databuffer) wilt activeren,
moet u de printer uitschakelen, minstens vijf seconden wachten en
de printer weer inschakelen. U kunt ook de bewerking Reset All
(Reset alles) uitvoeren, zoals wordt beschreven in "Reset Menu
(Menu Reset)" op pagina 260.
Wanneer u de standaardwaarden van de printer herstelt, worden
alle afdruktaken verwijderd. Controleer of het lampje dat aangeeft
dat de printer gebruiksklaar is niet knippert als u de
standaardwaarden herstelt.
266 Bedieningspaneel gebruiken
Menu Network (Netwerk)
Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
Menu AUX
Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
Menu LJ4
Met deze instellingen beheert u de lettertypen en tekensets die
beschikbaar zijn in de modus LJ4.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Bron fonts Resident, Download, ROM A
*1
Font Number
(Font Nr)
0 tot 65535 (afhankelijk van de instellingen)
Pitch 0.44 ... 10.00 ... 99,99 cpi in stappen van 0,01 cpi
Height (Hoogte) 4.00 ... 12.00 ... 999,75 pt in stappen van 0,25 pt
SymSet
(SymbSet)
IBM-US, Roman-8, Roman-9, ECM94-1, 8859-2 ISO,
8859-9 ISO, 8859-10ISO, 8859-15ISO, PcBlt775, IBM-DN,
PcMultiling, PcE.Europe, PcTk437, PcEur858, Pc1004,
WiAnsi, WiE.Europe, WiTurkish, WiBALT, DeskTop, PsText,
VeInternati, VeUS, MsPublishin, Math-8, PsMath,
VeMath, PiFont, Legal, UK, ANSI ASCII, Swedis2, Italian,
Spanish, German, Norweg1, French2, Windows,
McText, PcIcelandic, PcLt774, PcTurk1, PcPortugues,
PcEt850, PcTurk2, PcCanFrench, PcSI437, PcNordic,
8859-3 ISO, 8859-4 ISO, WiBaltic, WiEstonian, WiLatvian,
Mazowia, CodeMJK, BpBRASCII, BpAbicomp,
PcGk437, PcGk851, PcGk869, 8859-7 ISO, WiGreek,
Europe3, PcCy855, PcCy866, PcLt866, PcUkr866,
PcLit771, 8859-5 ISO, WiCyrillic, Bulgarian, Hebrew7,
8859-8 ISO, Hebrew8, PcHe862, Arabic8, PcAr864,
8859-6 ISO, OCR A, OCR B, Pc866Cyr, Pc866Ukr, WinCyr,
ISOCyr, Pc8Grk, Pc851Grk, WinGrk, ISOGrk, Greek8,
Pc862Heb, Pc864Ara, HPWARA
Bedieningspaneel gebruiken 267
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
*1
Alleen beschikbaar wanneer de optionele ROM-module voor lettertypen is
geïnstalleerd.
*2
Afhankelijk van of u Letter- (60) of A4-papier (64) hebt geselecteerd.
Opmerking:
Als u meestal de HP LaserJet 4-printerdriver gebruikt om af te drukken,
moet u waar mogelijk de instellingen wijzigen met deze driver.
Instellingen in de printerdriver krijgen altijd de voorkeur boven de opties
van het Menu LJ4.
FontSource (Bron fonts)
Hiermee stelt u de standaardlettertypebron in.
Font Number (Font Nr)
Hiermee stelt u het nummer van het standaardlettertype in de
standaardlettertypebron in. Het beschikbare nummer is
afhankelijk van de instellingen die u hebt opgegeven.
Pitch
Hier geeft u de standaardtekenbreedte voor het lettertype op als
het lettertype schaalbaar is en een vaste tekenbreedte heeft. U
kunt een waarde selecteren van 0,44 tot 99,99 cpi (tekens per
inch) in stappen van 0,01 inch. Dit item wordt wellicht niet
weergegeven, afhankelijk van de instellingen bij Font Source
(Bron fonts) of Font Number (Font Nr).
Form (Pagina) 5 ... 60/64
*2
... 128 regels
Source SymSet
(Bron Symset)
0 ... 277 ... 3199
Dest SymSet
(Doel Symset)
0 ... 277 ... 3199
CR Function
(CR-functie)
CR, CR + LF
LF Function
(LF-functie)
LF, CR + LF
Tray Assign
(Vakaanduid.)
4, 4K, 5S
268 Bedieningspaneel gebruiken
Height (Hoogte)
Hier geeft u de standaardpuntgrootte voor het lettertype op als
het lettertype schaalbaar en proportioneel is. U kunt een waarde
selecteren van 4,00 tot 999,75 punten in stappen van 0,25 punt.
Dit item wordt wellicht niet weergegeven, afhankelijk van de
instellingen bij Font Source (Bron fonts) of Font Number (Font
Nr).
SymSet (SymbSet)
Hier selecteert u de standaardtekenset. Als het lettertype dat u bij
Font Source (Bron fonts) en Font Number (Font Nr) hebt
geselecteerd, niet beschikbaar is in de nieuwe instelling bij SymSet
(SymbSet), worden de instellingen bij Font Source (Bron fonts) en
Font Number (Font Nr) automatisch vervangen door de
standaardwaardeIBM-US.
Form (Pagina)
Hier geeft u het aantal regels voor het papierformaat en de
afdrukstand op. Dit heeft ook een wijziging van de regelafstand
(VMI) tot gevolg. De nieuwe VMI-waarde wordt opgeslagen op
de printer. Dit betekent dat latere wijzigingen in de instellingen
bij Page Size (Paginaformaat) of Orientation (Oriëntatie)
wijzigingen in de waarde bij Form (Pagina) tot gevolg kunnen
hebben, op basis van de opgeslagen VMI-waarde.
Source SymSet (Bron Symset), Dest Symset (Doel Symset)
Alleen beschikbaar in bepaalde locaties waar printers met een
speciale geïnstalleerde ROM-module worden verkocht om
specifieke talen te verwerken.
CR Function (CR-functie), LF Function (LF-functie)
Deze functies zijn opgenomen voor gebruikers van bepaalde
besturingssystemen, zoals UNIX.
Bedieningspaneel gebruiken 269
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Tray Assign (Vakaanduid.)
Hiermee kunt u de toewijzing wijzigen voor de opdracht om een
papierbron te selecteren. Wanneer 4 is geselecteerd, zijn de
ingestelde opdrachten compatibel met de HP LaserJet 4. Is 4K
geselecteerd, dan zijn de ingestelde opdrachten compatibel met
de HP LaserJet 4000, 5000 en 8000. Als 5S is geselecteerd, zijn de
ingestelde opdrachten compatibel met de HP LaserJet 5Si.
Menu GL2
Met dit menu kunt u de printer instellen om een plotter te
emuleren. Zo kunt u software gebruiken waarvoor u voor de
uitvoer een plotter nodig hebt. De modus LJ4GL2 is vergelijkbaar
met de modus GL/2 die wordt ondersteund in de modus HP
LaserJet 4. De modus GLlike (GL-achtig) emuleert bepaalde
opdrachten van de HP-GL-plotter en bevat dezelfde opdrachten
als de modus GL/2 van HP. Bovendien bevat de modus twee
extra opdrachten.
* Alleen beschikbaar wanneer GLlike (GL-achtig) is geselecteerd als GL Mode
(modus GL).
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Modus GL LJ4GL2, GLlike (GL-achtig)
Scale (Schalen) Off (Uit), A0, A1, A2, A3
Origin (Oorsprong) Corner (Hoek), Center (Midden)
Pen Pen0, Pen1, Pen2*, Pen3*, Pen4*, Pen5*, Pen6*
End (Einde) Butt (Recht), Square (Recht+), Triangular
(Driehoekig), Round (Rond)
Join (Lijnverb) Mitered (Mijtervorm), Miteredbeveled (MijterHoek),
Triangular (Driehoekig), Round (Rond), Beveled
(Hoekvorm), None (Geen)
Pen 0 tot en met 6 0.05 ... 0.35 ... 5,00 mm in stappen van 0,05 mm
270 Bedieningspaneel gebruiken
Voordat u kunt afdrukken in de modus GL/2
U moet wellicht de volgende afdrukopties wijzigen in de
toepassing, afhankelijk van de gewenste uitvoer. Controleer of
deze instellingen overeenkomen met de gegevens die u wilt
afdrukken.
Als u de printerinstellingen moet configureren, gaat u naar de
emulatiemodus GL/2 en wijzigt u de instellingen met de
printerdriver of de menu's van het bedieningspaneel.
Opmerking:
Instellingen of gegevens die in het RAM-geheugen van de printer zijn
opgeslagen (zoals gedownloade lettertypen), worden wellicht verwijderd
wanneer u de emulatiemodus wijzigt.
Modus GL
Hier wordt aangegeven of de printer een rechtstreekse emulatie
van de GL/2-plottertaal gebruikt of de HP LaserJet 4-emulatie
van GL/2.
Print Options
(Afdrukopties)
Instellingen
Paper Size
(Papierformaat)
De instelling voor papierformaat van de printer.
Driver (plotter
selection) (Driver
(plotterselectie))
HP-GL/2 of HP-GL
Pen configuration
(Penconfiguratie)
Pen thickness (Pendikte)
Plot origin
(Plotoorsprong)
Center (Midden) of Corner (Hoek)
Orientation
(Oriëntatie)
Bij GLlike (GL-achtig) is alleen liggend mogelijk als
afdrukstand. Bij LJ4GL2 kunt u zowel liggend als
staand gebruiken.
Bedieningspaneel gebruiken 271
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Scale (Schalen)
Hier wordt aangegeven of de uitvoer van de software geschaald
is. De schaalfactor is gebaseerd op het opgegeven papierformaat
in de toepassing.
Origin (Oorsprong)
Hier geeft u aan of de logische oorsprong van de plotter de hoek
of het midden van het papier is.
Pen
Hiermee kunt u een pen selecteren waarmee u de dikte kunt
instellen bij Pen0 tot en met Pen6. De modus LJ4GL2 biedt
ondersteuning voor twee pennen (0 en 1), de modus GL-achtig
voor zeven pennen (0 tot en met 6).
End (Einde)
Hier geeft u op hoe regels worden beëindigd.
Join (Lijnverb)
Hier geeft u op hoe regels worden samengevoegd.
Pens 0 through 6 (Pen0 tot en met Pen6)
Hier kunt u de dikte instellen van de pennen waarmee u de afdruk
wilt maken. Pen0 en Pen1 zijn beschikbaar in de modus LJ4GL2
en Pen0 tot en met Pen6 zijn beschikbaar in de modus GLlike
(GL-achtig).
272 Bedieningspaneel gebruiken
Menu PS3
Deze instellingen zijn beschikbaar in de modus PS3.
* Alleen beschikbaar in de kleurmodus.
Error Sheet (Foutrapport)
Als u On (Aan) selecteert, drukt de printer een foutrapport af.
Coloration (Kleurinstel)
Hiermee kunt u de modus voor afdrukken in kleur of zwart-wit
selecteren.
Image Protect (Behoud afb.)
Compressie met gegevensverlies wordt toegepast wanneer Off
(Uit) is geselecteerd. Wanneer On (Aan) is geselecteerd, wordt
geen compressie met gegevensverlies toegepast. Compressie met
gegevensverlies verwijst naar een methode voor
gegevenscompressie waarbij een bepaalde hoeveelheid gegevens
wordt verloren.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Error Sheet (Foutrapport) Off (Uit), On (Aan)
Coloration (Kleurinstel)* Color (Kleur), Mono
Image Protect
(Behoud afb.)
Off (Uit), On (Aan)
Bedieningspaneel gebruiken 273
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Menu ESC/P2
In dit menu kunt u instellingen opgeven die van invloed zijn op
de printer wanneer de emulatiemodus ESC/P 2 is ingeschakeld.
*Afhankelijk van of u Letter- (62) of A4-papier (66) hebt geselecteerd.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Font Courier, Prestige, Roman, Sans Serif, Roman T,
Orator S, Sans H, Script, OCR A, OCR B
Pitch 10, 12, 15 cpi, Prop.
Condensed (Versmald) Off (Uit), On (Aan)
T. Margin (Bovenmarge) 0.40 ... 0.50 ... 1,50 inch in stappen van 0,05 inch
Text (AantRegel) 1... 62/66*... 117 regels
CGTable (Kar Tab) PcUSA, Italic, PcMultilin, PcPortugue,
PcCanFrenc, PcNordic, PcTurkish2,
PcIcelandic, PcE.Europe, BpBRASCII,
BpAbicomp, Roman-8, PcEur858, ISO Latin1,
8859-15ISO, PcSI437, PcTurkish1, 8859-9 ISO,
Mazowia, CodeMJK, PcGk437, PcGk851,
PcGk869, 8859-7 ISO, PcCy855, PcCy866,
PcUkr866, PcLit771, Bulgarian, Hebrew7,
Hebrew8, PcHe862, PcAr864, PcAr864Ara,
PcAr720, PcLit774, Estonia, ISO Latin2, PcLat866
Country (Land) USA (VS), France (Frankrijk), Germany
(Duitsland), UK (Engeland), Denmark
(Denemarken), Sweden (Zweden), Italy (Italië),
Spain1 (Spanje-1), Japan, Nrway (Noorwegen),
Denmark2 (Denemarken-2), Spain2 (Spanje-2),
LatinAmeric (Latijns Am.), Korea, Legal
Auto CR (Autom. CR) On (Aan), Off (Uit)
Auto LF (Autom. LF) Off (Uit), On (Aan)
Bit Image Dark (Donker), Light (Licht), BarCode
ZeroChar (Vorm 0 (nul)) 0 (of het nulteken met een deelteken)
274 Bedieningspaneel gebruiken
Font
Hier selecteert u het lettertype.
Pitch
Hier selecteert u de tekenbreedte (de horizontale afstand) van het
lettertype met een vaste tekenbreedte, gemeten in cpi (tekens per
inch). U kunt ook proportionele afstand selecteren.
Condensed (Versmald)
Hiermee schakelt u versmald afdrukken in of uit.
T. Margin (Bovenmarge)
Hiermee kunt u de afstand van de bovenzijde van de pagina naar
de basislijn van de eerste afdrukbare regel opgeven. De afstand
wordt aangegeven in inches. Hoe kleiner de waarde, des te
dichter bevindt de afdrukbare regel zich bij de bovenzijde.
Text (AantRegel)
Hier geeft u de lengte van de pagina op in regels. Bij deze optie
wordt aangenomen dat een regel 1 pica (1/6 inch) is. Als u de
instelling bij Orientation (Oriëntatie), Page Size (Paginaformaat)
of T. Margin (Bovenmarge) wijzigt, wordt de instelling voor
paginalengte automatisch teruggezet naar de standaardwaarde
voor elk papierformaat.
CG Table (Kar Tab)
Met deze optie kunt u de tabel voor grafische of cursieve karakters
selecteren. De grafische tabel bevat grafische tekens voor het
afdrukken van regels, hoeken, gearceerde gebieden,
internationale tekens, Griekse tekens en wiskundige tekens. Als
u Italic selecteert, wordt de bovenste helft van de karaktertabel
gedefinieerd als cursieve tekens.
Bedieningspaneel gebruiken 275
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Country (Land)
Met deze optie kunt u een van de vijftien internationale tekensets
selecteren. Zie "Internationale tekensets" op pagina 490 voor
voorbeelden van de tekens in de tekenset voor elk land.
Auto CR (Autom. CR)
Hier wordt aangegeven of de printer een bewerking voor een
regelterugloop/regelinvoer (CR-LF) uitvoert wanneer de
afdrukpositie de rechtermarge overschrijdt. Als u Off (Uit)
selecteert, drukt de printer tekens die de rechtermarge
overschrijden niet af en wordt er geen regelterugloop uitgevoerd
tot een teken voor een regelterugloop wordt ontvangen. Deze
functie wordt in de meeste toepassingen automatisch verwerkt.
Auto LF (Autom. LF)
Als u Off (Uit) selecteert, verzendt de printer geen opdracht voor
een automatische regelinvoer (LF) voor elke regelterugloop (CR).
Is On (Aan) geselecteerd, dan wordt een opdracht voor een
regelinvoer verzonden voor elke regelterugloop. Selecteer On
(Aan) als de tekstregels elkaar overlappen.
Bit Image
De printer kan de grafische dichtheden emuleren die zijn
ingesteld met de printeropdrachten. Als u Dark (Donker)
selecteert, is de dichtheid van de bitafbeelding hoog. Als u Light
(Licht) selecteert, dan is de dichtheid van de bitafbeelding laag.
Als u BarCode selecteert, zet de printer bitafbeeldingen om in
streepjescodes door automatisch verticale ruimten tussen punten
in te vullen. Zo krijgt u ononderbroken verticale regels die kunnen
worden gelezen door een streepjescodelezer. In deze modus
wordt de af te drukken afbeelding verkleind. Er kan dan enige
vervorming optreden wanneer u bitafbeeldingen afdrukt.
276 Bedieningspaneel gebruiken
ZeroChar (Vorm 0 (nul))
Hier geeft u aan of de printer een nul met of zonder deelteken
moet afdrukken.
Menu FX
In dit menu kunt u instellingen opgeven die van invloed zijn op
de printer wanneer de emulatiemodus FX is ingeschakeld.
* Afhankelijk van of u Letter- (62) of A4-papier (66) hebt geselecteerd.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Font Courier, Prestige, Roman, Sans Serif, Script,
Orator S, OCR A, OCR B
Pitch 10, 12, 15 cpi, Prop.
Condensed (Versmald) Off (Uit), On (Aan)
T. Margin (Bovenmarge) 0.40 ... 0.50 ... 1,50 inch in stappen van 0,05 inch
Text (AantRegel) 1... 62/66*... 117 regels
CGTable (Kar Tab) PcUSA, Italic, PcMultilin, PcPortugue,
PcCanFrenc, PcNordic, PcTurkish2,
PcIcelandic, PcE.Europe, BpBRASCII,
BpAbicomp, Roman-8, PcEur858, ISO Latin1,
8859-15ISO
Country (Land) USA (VS), France (Frankrijk), Germany
(Duitsland), UK (Engeland), Denmark
(Denemarken), Sweden (Zweden), Italy (Italië),
Spain1 (Spanje-1), Japan, Nrway (Noorwegen),
Denmark2 (Denemarken-2), Spain2 (Spanje-2),
LatinAmeric (Latijns Am.), Korea, Legal.
Auto CR (Autom. CR) On (Aan), Off (Uit)
Auto LF (Autom. LF) Off (Uit), On (Aan)
Bit Image Dark (Donker), Light (Licht), BarCode
ZeroChar (Vorm 0 (nul)) 0 (of het nulteken met een deelteken)
Bedieningspaneel gebruiken 277
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Font
Hier selecteert u het lettertype.
Pitch
Hier selecteert u de tekenbreedte (de horizontale afstand) van het
lettertype met een vaste tekenbreedte, gemeten in cpi (tekens per
inch). U kunt ook proportionele afstand selecteren.
Condensed (Versmald)
Hiermee schakelt u versmald afdrukken in of uit.
T. Margin (Bovenmarge)
Hiermee kunt u de afstand van de bovenzijde van de pagina naar
de basislijn van de eerste afdrukbare regel opgeven. De afstand
wordt aangegeven in inches. Hoe kleiner de waarde, des te
dichter bevindt de afdrukbare regel zich bij de bovenzijde.
Text (AantRegel)
Hier geeft u de lengte van de pagina op in regels. Bij deze optie
wordt aangenomen dat een regel 1 pica (1/6 inch) is. Als u de
instelling bij Orientation (Oriëntatie), Page Size (Paginaformaat)
of T. Margin (Bovenmarge) wijzigt, wordt de instelling voor
paginalengte automatisch teruggezet naar de standaardwaarde
voor elk papierformaat.
CG Table (Kar Tab)
Met deze optie kunt u de tabel voor grafische of cursieve karakters
selecteren. De grafische tabel bevat grafische tekens voor het
afdrukken van regels, hoeken, gearceerde gebieden,
internationale tekens, Griekse tekens en wiskundige tekens. Als
u Italic selecteert, wordt de bovenste helft van de karaktertabel
gedefinieerd als cursieve tekens.
278 Bedieningspaneel gebruiken
Country (Land)
Met deze optie kunt u een van de vijftien internationale tekensets
selecteren. Zie "Internationale tekensets" op pagina 490 voor
voorbeelden van de tekens in de tekenset voor elk land.
Auto CR (Autom. CR)
Hier wordt aangegeven of de printer een bewerking voor een
regelterugloop/regelinvoer (CR-LF) uitvoert wanneer de
afdrukpositie de rechtermarge overschrijdt. Als u Off (Uit)
selecteert, drukt de printer tekens die de rechtermarge
overschrijden niet af en wordt er geen regelterugloop uitgevoerd
tot een teken voor een regelterugloop wordt ontvangen. Deze
functie wordt in de meeste toepassingen automatisch verwerkt.
Auto LF (Autom. LF)
Als u Off (Uit) selecteert, verzendt de printer geen opdracht voor
een automatische regelinvoer (LF) voor elke regelterugloop (CR).
Is On (Aan) geselecteerd, dan wordt een opdracht voor een
regelinvoer verzonden voor elke regelterugloop. Selecteer On
(Aan) als de tekstregels elkaar overlappen.
Bit Image
De printer kan de grafische dichtheden emuleren die zijn
ingesteld met de printeropdrachten. Als u Dark (Donker)
selecteert, is de dichtheid van de bitafbeelding hoog. Als u Light
(Licht) selecteert, dan is de dichtheid van de bitafbeelding laag.
Als u BarCode selecteert, zet de printer bitafbeeldingen om in
streepjescodes door automatisch verticale ruimten tussen punten
in te vullen. Zo krijgt u ononderbroken verticale regels die kunnen
worden gelezen door een streepjescodelezer. In deze modus
wordt de af te drukken afbeelding verkleind. Er kan dan enige
vervorming optreden wanneer u bitafbeeldingen afdrukt.
Bedieningspaneel gebruiken 279
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
ZeroChar (Vorm 0 (nul))
Hier geeft u aan of de printer een nul met of zonder deelteken
moet afdrukken.
Menu I239X
De modus I239X emuleert IBM
®
2390/2391 Plus-opdrachten.
Deze instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer de modus
I239X is ingeschakeld.
*1
Afhankelijk van of u Letter- (63) of A4-papier (67) hebt geselecteerd.
*2
Afhankelijk van of u Letter- (1) of A4-papier (2) hebt geselecteerd.
Font
Hier selecteert u het lettertype.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Font Courier, Prestige, Gothic, Orator, Script,
Presentor, Sans Serif
Pitch 10, 12, 15, 17, 20, 24 cpi, Prop.
Code Page 437, 850, 858, 860, 863, 865
T. Margin (Bovenmarge) 0.30 ... 0.40 ...1,50 inch in stappen van 0,05
inch
Text (AantRegel) 1 ... 63/67
*1
... 117 regels
Auto CR (Autom. CR) Off (Uit), On (Aan)
Auto LF (Autom. LF) Off (Uit), On (Aan)
Alt. grafisch Off (Uit), On (Aan)
Bit Image Dark (Donker), Light (Licht)
ZeroChar (Vorm 0 (nul)) 0 (of het nulteken met een deelteken)
CharacterSet (Karakterset) 1
*2
, 2
*2
280 Bedieningspaneel gebruiken
Pitch
Hier selecteert u de tekenbreedte (de horizontale afstand) van het
lettertype met een vaste tekenbreedte, gemeten in cpi (tekens per
inch). U kunt ook proportionele afstand selecteren.
Code Page
Hier selecteert u de karaktertabellen. Karaktertabellen bevatten
de karakters en tekens die in verschillende talen worden gebruikt.
De printer drukt tekst af op basis van de geselecteerde
karaktertabel.
T. Margin (Bovenmarge)
Hiermee kunt u de afstand van de bovenzijde van de pagina naar
de basislijn van de eerste afdrukbare regel opgeven. De afstand
wordt aangegeven in inches. Hoe kleiner de waarde, des te
dichter bevindt de afdrukbare regel zich bij de bovenzijde.
Text (AantRegel)
Hier geeft u de lengte van de pagina op in regels. Bij deze optie
wordt aangenomen dat een regel 1 pica (1/6 inch) is. Als u de
instelling bij Orientation (Oriëntatie), Page Size (Paginaformaat)
of T. Margin (Bovenmarge) wijzigt, wordt de instelling voor
paginalengte automatisch teruggezet naar de standaardwaarde
voor elk papierformaat.
Auto CR (Autom. CR)
Hier wordt aangegeven of de printer een bewerking voor een
regelterugloop/regelinvoer (CR-LF) uitvoert wanneer de
afdrukpositie de rechtermarge overschrijdt. Als deze instelling is
uitgeschakeld, drukt de printer tekens die de rechtermarge
overschrijden niet af en wordt er geen regelterugloop uitgevoerd
tot een teken voor een regelterugloop wordt ontvangen. Deze
functie wordt in de meeste toepassingen automatisch verwerkt.
Bedieningspaneel gebruiken 281
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Auto LF (Autom. LF)
Als u Off (Uit) selecteert, verzendt de printer geen opdracht voor
een automatische regelinvoer (LF) voor elke regelterugloop (CR).
Is On (Aan) geselecteerd, dan wordt een opdracht voor een
regelinvoer verzonden voor elke regelterugloop. Selecteer On
(Aan) als de tekstregels elkaar overlappen.
Alt grafisch
Hiermee schakelt u deze optie in of uit.
Bit Image
De printer kan de grafische dichtheden emuleren die zijn
ingesteld met de printeropdrachten. Als u Dark (Donker)
selecteert, is de dichtheid van de bitafbeelding hoog. Als u Light
(Licht) selecteert, dan is de dichtheid van de bitafbeelding laag.
Als u BarCode selecteert, zet de printer bitafbeeldingen om in
streepjescodes door automatisch verticale ruimten tussen punten
in te vullen. Zo krijgt u ononderbroken verticale regels die kunnen
worden gelezen door een streepjescodelezer. In deze modus
wordt de af te drukken afbeelding verkleind. Er kan dan enige
vervorming optreden wanneer u bitafbeeldingen afdrukt.
ZeroChar (Vorm 0 (nul))
Hier geeft u aan of de printer een nul met of zonder deelteken
moet afdrukken.
CharacterSet (Karakterset)
Hier selecteert u karaktertabel 1 of 2.
282 Bedieningspaneel gebruiken
Menu Support (Ondersteuning)
Activeer de ondersteuningsmodus door de printer in te schakelen
terwijl u d Omlaag ingedrukt houdt. Het Support Menu (Menu
Support) verschijnt.
HDD format (Vaste-schijfformaat)
Hiermee formatteert u de vaste schijf in de printer (indien
geïnstalleerd).
PS3 HDD Init (PS3 schijf init.)
Hiermee initialiseert u het deel van de vaste schijf waar
PostScript-gegevens worden opgeslagen, als er een vaste schijf is
geïnstalleerd.
Sleep Mode (Rustmodus)
Hiermee bepaalt u na hoeveel tijd de printer in rustmodus gaat
als de printer niet wordt gebruikt.
LCD Backlight (Verlichting)
Hiermee regelt u de verlichting van het LCD-scherm. Wanneer
Auto is geselecteerd, wordt de verlichting automatisch geregeld.
Wanneer de printer in de rustmodus verkeert, is de verlichting
uitgeschakeld. Wanneer On (Aan) is geselecteerd, blijft de
verlichting altijd branden.
Bedieningspaneel gebruiken 283
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Printer Adjust Menu (Menu Printer Aanp.)
Activeer de ondersteuningsmodus door de printer in te schakelen
terwijl u d Omlaag ingedrukt houdt. Het Printer Adjust Menu
(Menu Printer Aanp.) verschijnt.
Opmerking:
Dit menu is voor een speciale functie. Bij normaal gebruik hoeft u hier
niets aan te wijzigen.
Normal (Normaal)
Hiermee past u de dichtheid voor normaal papier aan. Een hogere
waarde is donkerder.
Normal Back
Hiermee past u de dichtheid voor het bedrukken van de
achterkant van normaal papier aan. Een hogere waarde is
donkerder.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet)
Normal (Normaal) -4 ... 0 ... 5
Normal Back -4 ... 0 ... 5
Thick (Zwaar) -4 ... 0 ... 5
Trnsprnc -4 ... 0 ... 5
Envelope -4 ... 0 ... 5
Highland 0 , 1
Feed Offset -3,5 ... 0,0 ... 3,5 mm
Scan Offset -3,5 ... 0,0 ... 3,5 mm
Feed Offset2 -3,5 ... 0,0 ... 3,5 mm
Scan Offset2 -3,5 ... 0,0 ... 3,5 mm
284 Bedieningspaneel gebruiken
Thick (Zwaar)
Hiermee past u de dichtheid voor zwaar papier aan. Een hogere
waarde is donkerder.
Trnsprnc
Hiermee past u de dichtheid voor transparanten aan. Een hogere
waarde is donkerder.
Envelope
Hiermee past u de dichtheid voor enveloppen aan. Een hogere
waarde is donkerder.
Highland
Hiermee worden afdrukproblemen door abnormale elektrische
ontladingen voorkomen. Dit verschijnsel kan zich voordoen bij
gebruik van de printer op grote hoogten. Selecteer 1 wanneer de
printer op dergelijke locaties wordt gebruikt.
Feed Offset
Hiermee wijzigt u de verticale positie waar met afdrukken wordt
begonnen. Een hogere waarde betekent een lagere positie op het
vel. Deze instelling wordt gebruikt voor het enkelzijdig
afdrukken of bij het afdrukken van de eerste pagina tijdens het
dubbelzijdig afdrukken.
Scan Offset
Hiermee wijzigt u de horizontale positie waar met afdrukken
wordt begonnen. Een hogere waarde betekent een meer naar
rechts verschoven positie op het vel. Deze instelling wordt
gebruikt voor het enkelzijdig afdrukken of bij het afdrukken van
de eerste pagina tijdens het dubbelzijdig afdrukken.
Bedieningspaneel gebruiken 285
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Feed Offset2
Hiermee wijzigt u de verticale positie waar met afdrukken wordt
begonnen. Een hogere waarde betekent een lagere positie op het
vel. Deze instelling wordt gebruikt voor het bedrukken van de
achterkant van het papier tijdens het dubbelzijdig afdrukken.
Scan Offset2
Hiermee wijzigt u de horizontale positie waar met afdrukken
wordt begonnen. Een hogere waarde betekent een meer naar
rechts verschoven positie op het vel. Deze instelling wordt
gebruikt voor het bedrukken van de achterkant van het papier
tijdens het dubbelzijdig afdrukken.
Status- en foutberichten
Dit gedeelte bevat een lijst met foutberichten die op het
LCD-scherm verschijnen. Elk bericht wordt kort beschreven en er
worden suggesties gegeven voor probleemoplossing. Niet elk
bericht op het LCD-scherm geeft een probleem aan. Als links
van het waarschuwingsbericht wordt weergegeven, verschijnen
er meerdere waarschuwingen. Als u alle weergegeven
waarschuwingen wilt bevestigen, klikt u op d Omlaag om het
menu Status weer te geven en drukt u vervolgens op Enter. Op
het LCD-scherm worden ook de resterende hoeveelheid toner en
de beschikbare papierformaten weergegeven.
Calibrating Printer (Regulering printer)
De printer wordt automatisch gekalibreerd. Dit is geen
foutbericht. Het bericht verdwijnt automatisch zodra het
kalibreren is afgelopen. Als dit bericht wordt weergegeven, moet
u de printer niet uitschakelen of kleppen van de printer openen.
286 Bedieningspaneel gebruiken
Cancel All Print Job (Alle afdruktaken annuleren)
Alle afdruktaken in het printergeheugen worden geannuleerd,
waaronder de taken die momenteel worden ontvangen of
afgedrukt. Dit bericht verschijnt als u + Taak annuleren langer
dan twee seconden indrukt.
Cancel Print job (Afdruktaak annuleren)
De huidige afdruktaak wordt geannuleerd. Dit bericht verschijnt
als u + Taak annuleren indrukt en binnen twee seconden weer
loslaat.
Cancel Print job (by host) (Afdruktaak annuleren (door host))
De afdruktaak wordt geannuleerd door de printerdriver.
Can't Print (Kan niet printen)
De afdrukgegevens zijn verwijderd omdat deze onjuist zijn.
Controleer of het juiste papierformaat is ingesteld en de juiste
printerdriver wordt gebruikt.
Can't Print Duplex (Duplex niet mogelijk)
Er hebben zich problemen voorgedaan tijdens het dubbelzijdig
afdrukken. Controleer of de papiersoort en het papierformaat
geschikt zijn voor de duplexer. Het is ook mogelijk dat er
verkeerde instellingen zijn opgegeven voor de gebruikte
papierbron. Als u op N Start/Stop drukt, wordt de rest van de
taak enkelzijdig afgedrukt. Druk op + Taak annuleren om de
afdruktaak te annuleren.
Change Toner to X (Gebruik toner X)
Dit bericht verschijnt wanneer de printer overschakelt van vier
zwarte cartridges naar kleurencartridges. De letter C, M of Y
verschijnt in plaats van X. De letters staan voor de kleuren cyaan,
magenta en geel. Zie "Afdrukmodus aanpassen" op pagina 308
voor meer informatie over deze omschakeling.
Bedieningspaneel gebruiken 287
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Check Paper Size (Controleer formaat)
Het ingestelde papierformaat verschilt van het formaat van het
papier in de printer. Controleer of de opgegeven papierbron
papier van het juiste formaat bevat.
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie.
Check Paper Type (Contr. papiersoort)
Het materiaal in de printer komt niet overeen met de ingestelde
papiersoort in de printerdriver. Alleen materiaal dat
overeenkomt met de ingestelde papiersoort wordt voor
afdrukken gebruikt.
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie.
Clean Parts v v
Hiermee wordt aangegeven dat de printer moet worden
gereinigd met de reinigingsknop [a] of [b] (aangegeven met vv).
Zie "Fotogeleidingsdraad reinigen (knop [a])" op pagina 367 of
"Belichtingsvenster reinigen (knop [b])" op pagina 367 voor meer
informatie.
Clean Sensor (Sensor reinigen)
De sensor binnen in de printer moet worden gereinigd. Daartoe
opent u klep D en sluit hem daarna weer.
288 Bedieningspaneel gebruiken
Collate Disabled (Verzamel uitgesch.)
U kunt niet langer afdrukken door het aantal exemplaren op te
geven omdat er te weinig geheugen (RAM) beschikbaar is of
omdat de optionele vaste schijf onvoldoende vrije schuifruimte
bevat. Druk één exemplaar per keer af als deze fout optreedt.
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie over de menu's op
het bedieningspaneel.
Color Data Received (Kleurgeg. ontvangen)
De printer ontvangt gegevens om af te drukken in kleur, terwijl
de zwart-witmodus (al dan niet met vier zwarte cartridges) actief
is. Druk op N Start/Stop om de gegevens in zwart-wit af te
drukken of op + Taak annuleren om de afdruktaak te annuleren.
Cooling Down (Printer koelt af)
De printer moet afkoelen ter verbetering van de tonerfixatie.
Wacht even totdat Ready (Gereed) op het LCD-scherm verschijnt.
Duplex Memory Overflow (Duplexgeheugen vol)
Er is onvoldoende geheugen beschikbaar voor dubbelzijdig
afdrukken. Er wordt op één zijde van de pagina afgedrukt. Volg
de onderstaande instructies om dit probleem op te lossen.
Als de instelling Off (Uit) is geselecteerd bij Auto Cont in het
Setup Menu (Menu Setup) op het bedieningspaneel, drukt u op
N Start/Stop om op de achterzijde van de volgende pagina af te
drukken. U kunt ook op + Taak annuleren drukken om de
afdruktaak te annuleren.
Wanneer de instelling On (Aan) is geselecteerd bij Auto Cont in
het menu Setup (Instellen) op het bedieningspaneel, wordt het
afdrukken na een bepaalde periode automatisch hervat.
Bedieningspaneel gebruiken 289
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Formatting HDD (Formatteer HDD)
De vaste schijf wordt geformatteerd.
Form Data Canceled (Docum. Geg. Afgebr.)
Formulieroverlays kunnen niet worden opgeslagen op de
optionele vaste schijf van de printer. De schijf is vol of het
maximale aantal bestanden met formulieroverlays is bereikt.
Verwijder de bestanden met overlays die u niet meer nodig hebt
en probeer opnieuw de nieuwe overlay op te slaan.
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie over de menu's op
het bedieningspaneel.
Form Feed (Doorvoer)
De printer voert papier uit vanwege een gebruikersverzoek. Dit
bericht wordt weergegeven als u één keer op N Start/Stop drukt
om de printer offline te plaatsen en vervolgens N Start/Stop
langer dan 2 seconden ingedrukt houdt om geen opdracht tot
doorvoer te ontvangen.
Format Error ROM A
Er is een niet-geformatteerde ROM-module geplaatst.
Druk op N Start/Stop om het bericht te wissen of schakel de
printer uit en verwijder de ROM-module en installeer de
ROM-module opnieuw. Als hiermee de fout niet wordt opgelost,
neemt u contact op met de leverancier.
290 Bedieningspaneel gebruiken
Hard Disk Full (Harde schijf vol)
De optionele vaste schijf is vol en u kunt geen gegevens opslaan.
Verwijder onnodige gegevens van de vaste schijf. Als u dit
foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie over de menu's op
het bedieningspaneel.
HDD CHECK (HDD controleren)
De printer controleert de vaste schijf.
Image Optimum (Optimale afbeelding)
Er is onvoldoende geheugen om de pagina af te drukken met de
opgegeven afdrukkwaliteit. De afdrukkwaliteit wordt
automatisch verminderd zodat het afdrukken kan worden
voortgezet. Als de afdrukkwaliteit niet acceptabel is, kunt u de
pagina vereenvoudigen door het aantal afbeeldingen te beperken
of door het aantal en de grootte van lettertypen te verminderen.
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie.
Schakel de instelling bij Image Optimum (Optimale afb.) in het
menu Printing (Afdruk) op het bedieningspaneel uit als u de
afdrukkwaliteit niet automatisch wilt verminderen om door te
gaan met afdrukken.
U moet mogelijk het printergeheugen uitbreiden om met de
gewenste afdrukkwaliteit te kunnen afdrukken. Zie
"Geheugenmodule" op pagina 329 voor meer informatie over het
toevoegen van geheugen.
Bedieningspaneel gebruiken 291
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Install Fuser (Plaats fixeereenheid)
Er is geen fixeereenheid geïnstalleerd of de fixeereenheid is niet
goed geïnstalleerd. Zet de printer uit en plaats de fixeereenheid
als die niet is geïnstalleerd.
Als er al een fixeereenheid is geïnstalleerd, moet u de printer
uitzetten en de eenheid opnieuw installeren (nadat u de printer
30 minuten hebt laten afkoelen). Open klep A en B. Verwijder de
fixeereenheid en plaats de fixeereenheid opnieuw, maar nu op de
juiste manier. Sluit klep A en B. Het foutbericht verdwijnt als de
fixeereenheid goed is geïnstalleerd.
Als de fout niet verdwijnt, is de fixeereenheid defect. Installeer
een nieuwe fixeereenheid.
Install Photoconductor (Plaats fotoconductor)
Er is geen fotogeleidingseenheid geïnstalleerd of de
fotogeleidingseenheid is niet goed geïnstalleerd. Zet de printer
uit en plaats de fotogeleidingseenheid als die niet is geïnstalleerd.
Als er wel een fotogeleidingseenheid is geïnstalleerd, controleer
dan of klep D wel dicht is. Anders zet u de printer uit en opent u
klep D. Verwijder nu de fotogeleidingseenheid en plaats de
eenheid opnieuw, maar nu op de juiste manier. Sluit klep D. Het
foutbericht verdwijnt als de fotogeleidingseenheid goed is
geïnstalleerd.
Install uuuu TnrCart (Plaats xxxx-tonercrtg)
De aangegeven tonercartridges zijn niet in de printer
geïnstalleerd. De letter C, M, Y of K verschijnt in plaats van uuuu.
De letters staan voor de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart.
Installeer de aangegeven cartridges. Zie "Tonercartridge" op
pagina 342 voor meer informatie.
292 Bedieningspaneel gebruiken
Install Waste T Box (Tonerafvalbak installeren)
De afvalbak voor toner is niet of verkeerd geïnstalleerd. Installeer
een tonerafvalbak in de printer, mocht dat nog niet gebeurd zijn.
Als er wel een tonerafvalbak is geïnstalleerd, moet u de afvalbak
verwijderen en vervolgens opnieuw installeren. Zie
"Tonerafvalbak" op pagina 359 voor meer informatie.
Invalid AUX I/F Card (Verkeerd opt. int.)
Deze melding betekent dat de printer niet kan communiceren met
de geïnstalleerde optionele interfacekaart. Schakel de printer uit,
verwijder de kaart en installeer de kaart opnieuw.
Invalid Data (Ongeldige gegevens)
Het spoolbestand van de driver is verwijderd tijdens het
afdrukken of de gegevens zijn niet goed. Druk op N Start/Stop
om de fout te wissen.
Invalid HDD (Vaste-schijffout)
De optionele vaste schijf is beschadigd of kan niet worden
gebruikt met deze printer. Schakel de printer uit en verwijder de
vaste schijf.
Invalid N/W Module (Verkeerde netwerkmodule)
Er is geen netwerkprogramma aanwezig of het
netwerkprogramma kan niet worden gebruikt in combinatie met
uw printer. Neem contact op met een ervaren
onderhoudsmonteur.
Invalid P5C (Verkeerde P5C)
De optionele P5C-emulatiekit is geïnstalleerd, maar de
zwart-witmodus (al dan niet met vier zwarte cartridges) is actief.
Wanneer u de optionele P5C-emulatiekit gebruikt, moet u ervoor
zorgen dat de kleurmodus actief is.
Bedieningspaneel gebruiken 293
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Invalid PS3 (Verkeerde PS3)
De PostScript3 ROM-module is defect. Schakel de printer uit en
neem contact op met de leverancier.
Invalid ROM A (Verkeerde ROM A)
De printer kan de geïnstalleerde optionele ROM-module niet
lezen. Schakel de printer uit en verwijder de ROM-module.
Jam-Paper Size Error (Vast-Papierform.fout)
Het papier is vastgelopen doordat het verkeerde papierformaat
is geladen. Verwijder het vastgelopen papier en stel het formaat
goed in. Zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 374 voor
informatie over het verwijderen van vastlopers.
Manual Feed sss (Handinvoer sss)
De modus voor handmatige invoer is ingeschakeld voor de
huidige afdruktaak. Zorg ervoor dat de printer papier bevat met
het formaat dat wordt aangegeven met ssss en druk op
N Start/Stop.
Mem Overflow (Geheugenoverloop)
Er is onvoldoende geheugen beschikbaar voor het uitvoeren van
de huidige taak. Druk op N Start/Stop op het bedieningspaneel
om verder te gaan met afdrukken. U kunt ook op + Taak
annuleren drukken om de afdruktaak te annuleren.
Menus Locked (Menu's geblokkeerd)
Dit bericht verschijnt als u printerinstellingen wilt wijzigen via
het bedieningspaneel terwijl de knoppen zijn vergrendeld. U kunt
de knoppen ontgrendelen met het netwerkhulpprogramma.
Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
294 Bedieningspaneel gebruiken
Need Memory (Te weinig geheugen)
De printer beschikt over onvoldoende geheugen om de huidige
taak te voltooien.
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie.
Als u wilt voorkomen dat dit probleem opnieuw optreedt, voegt
u meer geheugen toe aan de printer zoals wordt aangegeven bij
"Geheugenmodules" op pagina 448. U kunt u ook de
afdrukresolutie verminderen.
NonGenuine Toner Cartridge (Geen orig. toner)
De geïnstalleerde tonercartridge is geen originele tonercartridge
van Epson. Het wordt aanbevolen alleen originele tonercartridges
te installeren. Het gebruik van een niet-originele cartridge kan de
afdrukkwaliteit beïnvloeden. Epson is niet verantwoordelijk voor
enige schade of problemen voortvloeiend uit het gebruik van
verbruiksgoederen die niet gemaakt of goedgekeurd zijn door
Epson.
Installeer een origineel Epson-product of gebruik Clear All
Warnings (Alle waarschuwingen wissen) in het menu Reset op
het bedieningspaneel om het foutbericht te wissen. Zie
"Tonercartridge" op pagina 342 voor meer informatie over het
vervangen van toner.
NonGenuine Toner uuu (Geen orig. toner uuuu)
De geïnstalleerde tonercartridge is geen originele tonercartridge
van Epson. Het gebruik van een niet-originele cartridge kan de
afdrukkwaliteit beïnvloeden. Epson is niet verantwoordelijk voor
enige schade of problemen voortvloeiend uit het gebruik van
verbruiksgoederen die niet gemaakt of goedgekeurd zijn door
Epson. Het wordt aanbevolen alleen originele tonercartridges te
installeren. Druk op N Start/Stop op het bedieningspaneel om
verder te gaan met afdrukken.
Bedieningspaneel gebruiken 295
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Offline
De printer is niet gereed voor afdrukken. Druk op N Start/Stop.
Optional RAM Error (Fout optionele RAM)
De optionele geheugenmodule is beschadigd of u gebruikt een
verkeerde module. Vervang de geheugenmodule.
Paper Jam WWWW (Vast WWWW)
Met WWWWW wordt aangegeven waar de papierstoring is
opgetreden. WWWWW is de locatie.
Als het papier gelijktijdig op twee of meer locaties vastloopt,
worden de betreffende locaties allemaal weergegeven.
Locatie Beschrijving
Jam A
(Vast A)
Het papier is vastgelopen bij klep A. Zie "Jam A (Vast A)
(klep A)" op pagina 375 voor meer informatie over het
verwijderen van papier dat daar is vastgelopen.
Jam A, B
(Vast A, B)
Het papier is vastgelopen bij klep B. Zie "Jam A, B (Vast
A, B) (klep A en B)" op pagina 378 voor meer informatie
over het verwijderen van papier dat daar is vastgelopen.
Jam MP, A
(Vast MP, A)
Het papier is vastgelopen bij de MP-lade. Zie "Jam MP, A
(Vast MP, A) (MP-lade en klep A)" op pagina 387 voor
meer informatie over het verwijderen van papier dat
daar is vastgelopen.
Jam A, C1
(Vast A, C1)
Het papier is vastgelopen bij de onderste
standaardpapierlade. Zie "Jam A, C1 (Vast A, C1) (klep
A en onderste standaardpapierlade)" op pagina 390
voor meer informatie over het oplossen van dit type
papierstoring.
Jam A, E, C2
(Vast A, E, C2)
Het papier is vastgelopen bij de optionele papierlade. Zie
"Jam A, E, C2 (Vast A, E, C2) (klep A, E optionele
papierlade)" op pagina 395 voor meer informatie over
het oplossen van dit type papierstoring.
296 Bedieningspaneel gebruiken
Paper Out tttt sssss (Papier op tttt sssss)
De opgegeven papierbron (tttt) bevat geen papier. Plaats papier
met het juiste formaat (sssss) in de papierbron.
Paper Set tttt sssss (Papierfmt tttt sssss)
Het formaat van het papier in de opgegeven papierbron (tttt)
komt niet overeen met het vereiste papierformaat (sssss).
Vervang het geplaatste papier door papier van het juiste formaat
en druk op N Start/Stop om verder te gaan met afdrukken. U
kunt ook op + Taak annuleren drukken om de afdruktaak te
annuleren.
Vervangt u het papier niet en drukt u op N Start/Stop, dan wordt
afgedrukt op het papier in de papierbron, ook al heeft dit niet het
vereiste formaat.
Please Shutdown (Uitschakelen)
Dit bericht verschijnt nadat alle tonercartridges zijn verwijderd.
Schakel de printer uit.
Please Wait (Wachten a.u.b.)
De tonercartridge die moet worden vervangen, beweegt naar de
juiste positie om verwijderen mogelijk te maken.
Printer Open (Printer open)
Klep D, B, A of E staat open. Sluit alle kleppen.
Print Overrun (Afdrukoverloop)
Er is te veel tijd nodig voor de verwerking van een ingewikkelde
pagina waardoor er niet verder kan worden gegaan met
afdrukken. Druk op N Start/Stop om verder te gaan met
afdrukken. U kunt ook op + Taak annuleren drukken om de
afdruktaak te annuleren. Als dit bericht weer verschijnt, selecteert
u de instelling On (Aan) bij Page Protect (Paginabesch) in het Setup
Menu (Menu Setup) op het bedieningspaneel of selecteert u
Avoid Page Error (Vermijd paginafouten) in de printerdriver.
Bedieningspaneel gebruiken 297
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Als u dit bericht blijft ontvangen wanneer u een bepaalde pagina
afdrukt, kunt u proberen de pagina te vereenvoudigen door het
aantal afbeeldingen te beperken of het aantal en de grootte van
lettertypen te verminderen.
U kunt deze fout voorkomen door Page Protect (Paginabesch)
op On (Aan) te zetten en extra geheugen in de printer te installeren.
Zie "Setup Menu (Menu Setup)" op pagina 254 en
"Geheugenmodule" op pagina 329 voor meer informatie.
PS3 Hard Disk full (PS3 Vaste schijf vol)
Het geheugen voor het schrijven van PostScript 3-opdrachten op
de optionele vaste schijf is vol.
Wilt u dit probleem oplossen, dan selecteert u Clear Warning
(Waarschuwingen wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel of verwijdert u de gedownloade PS-lettertypen
om ruimte vrij te maken op de vaste schijf. Zie "Menu's van het
bedieningspaneel openen" op pagina 243 voor meer informatie
over de menu's op het bedieningspaneel.
RAM CHECK (RAM controleren)
Het RAM-geheugen wordt gecontroleerd.
Ready (Gereed)
De printer is gereed om gegevens te ontvangen en af te drukken.
Remove Toner (Verwijder toner)
Dit bericht verschijnt wanneer de printer overschakelt naar de
zwart-witmodus. Zie "Afdrukmodus aanpassen" op pagina 308
voor meer informatie over deze omschakeling.
Replace Fuser (Vervang fixeereenh.)
De fixeereenheid is versleten. Schakel de printer uit en vervang
de fixeereenheid door een nieuwe. Zie "Fuser Unit
(Fixeereenheid)" op pagina 354 voor meer informatie.
298 Bedieningspaneel gebruiken
Replace Photoconductor (Vervang fotocondctr)
De fotogeleidingseenheid is versleten. Schakel de printer uit en
vervang de fotogeleidingseenheid door een nieuwe. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346 voor meer informatie.
Het probleem wordt automatisch opgelost nadat u de eenheid
hebt vervangen en alle printerkleppen hebt gesloten. De teller van
de fotogeleidingseenheid wordt automatisch opnieuw ingesteld.
Wanneer het foutlampje knippert, kunt u doorgaan met
afdrukken door op N Start/Stop te drukken. De afdrukkwaliteit
kan dan echter niet meer worden gegarandeerd.
Replace Toner uuuu (Vervang toner uuuu)
De aangegeven tonercartridges zijn leeg en moeten worden
vervangen. De letter C, M, Y of K verschijnt in plaats van uuuu.
Deze letters geven respectievelijk de kleuren cyaan, magenta, geel
en zwart aan.
Zie "Tonercartridge" op pagina 342 voor meer informatie.
Replace Waste T Box (Tonerafvalbak vervangen)
De afvalbak voor toner is vol. Vervang de afvalbak. Zie
"Tonerafvalbak" op pagina 359 voor meer informatie.
Reserve Job Canceled (Reserveren geannul.)
De gegevens van de afdruktaak kunnen niet worden opgeslagen
met de functie Reserve Job (Reserveertaak). Het maximumaantal
opgeslagen afdruktaken voor de vaste schijf is bereikt of er is geen
geheugen meer beschikbaar om een nieuwe taak op te slaan.
Verwijder een opgeslagen taak om een nieuwe afdruktaak op te
slaan. Wanneer u vertrouwelijke taken hebt opgeslagen, kunt u
dergelijke taken afdrukken om geheugen vrij te maken.
Bedieningspaneel gebruiken 299
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning
(Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
openen" op pagina 243 voor meer informatie over de menu's op
het bedieningspaneel.
Reset
De huidige interface van de printer is opnieuw ingesteld en de
buffer is leeggemaakt. Er zijn echter nog andere interfaces actief
waarvoor de instellingen en gegevens behouden zijn gebleven.
Reset All (Reset alles)
Alle printerinstellingen zijn teruggezet op de standaardwaarden
of op de laatst opgeslagen waarden.
Reset to Save (Reset om op te slaan)
Tijdens het afdrukken is een instelling in een menu op het
bedieningspaneel gewijzigd. Druk op N Start/Stop om dit bericht
te wissen. De instelling wordt geactiveerd nadat het afdrukken is
voltooid.
U kunt dit bericht ook wissen met Reset of Reset All (Reset alles)
op het bedieningspaneel. De afdrukgegevens worden dan wel
verwijderd.
ROM CHECK (ROM controleren)
Het ROM-geheugen wordt gecontroleerd.
SELF TEST (Zelftest)
De printer voert een zelftest uit en wordt geïnitialiseerd.
300 Bedieningspaneel gebruiken
Service Req Cffff/Service Req Eggg (Serviceverzoek
Cffff/Eggg)
Er is een controllerfout of een printerfout gevonden. Schakel de
printer uit. Wacht ten minste vijf seconden en schakel de printer
weer in. Als het bericht blijft verschijnen, noteert u het
foutnummer dat wordt weergegeven op het LCD-scherm
(Cffff/Eggg) en schakelt u de printer uit. Trek de stekker uit het
stopcontact en neem contact op met een ervaren
onderhoudsmonteur.
Sleep (Rustmodus)
De printer staat in de energiebesparingsmodus. Deze modus
wordt geannuleerd zodra de printer afdrukgegevens ontvangt.
Deze modus wordt ook geannuleerd wanneer u Reset of Reset
All (Reset alles) selecteert in het Reset Menu (Menu Reset) van
het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel
gebruiken" op pagina 242 voor meer informatie.
Toner Cart Error uuuu (Tonercart. fout uuuu)
Er is een lees- of schrijffout opgetreden voor de aangegeven
tonercartridges. De letter C, M, Y of K verschijnt in plaats van uuuu.
De letters staan voor de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart.
Verwijder de tonercartridges en installeer ze opnieuw. Als
hiermee de fout niet wordt opgelost, moet u de cartridges
vervangen.
Voor installatie van de aangegeven cartridges: Zie
"Tonercartridge" op pagina 342 voor meer informatie.
Turn Paper (Draai papier om)
Het papier in de MP-lade is niet goed geladen. Verwijder het
papier en leg het op de juiste manier in de MP-lade.
Bedieningspaneel gebruiken 301
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Unable Clear Error (Verhelpt fout niet)
Het foutbericht kan niet worden gewist omdat het probleem niet
is opgelost. Probeer nogmaals het probleem op te lossen.
uuuu Toner Low (uuuu Weinig toner)
Dit bericht geeft aan dat de tonercartridge voor de aangegeven
kleur bijna is versleten. Houd een nieuwe tonercartridge bij de
hand.
Warming Up (Opwarmen)
De printer (fixeereenheid) wordt opgewarmd.
Waste Toner Box Near Full (Tonerafvalbak Bijna vol)
De afvalbak voor toner is bijna vol.
Worn Fuser (Fixeereenheid op)
Dit bericht geeft aan dat de fixeereenheid is versleten. Mogelijk
kunt u niet meer afdrukken nadat dit bericht is verschenen. Zet
de printer uit en plaats de eenheid opnieuw (nadat u de printer
30 minuten hebt laten afkoelen). Vervang de fixeereenheid
vervolgens door een nieuwe. Zie "Fuser Unit (Fixeereenheid)" op
pagina 354 voor meer informatie.
Het probleem wordt automatisch opgelost nadat u de eenheid
hebt vervangen en alle printerkleppen hebt gesloten.
Worn Photoconductor (Fotoconductor op)
Dit bericht geeft aan dat de fotogeleidingseenheid is versleten.
Mogelijk kunt u niet meer afdrukken nadat dit bericht is
verschenen. Schakel de printer uit en vervang de
fotogeleidingseenheid door een nieuwe. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346 voor meer informatie. Het
probleem wordt automatisch opgelost nadat u de eenheid hebt
vervangen en alle printerkleppen hebt gesloten.
302 Bedieningspaneel gebruiken
Worn Transfer Unit (Transfereenh. Versl.)
Dit bericht geeft aan dat de transfereenheid is versleten. Neem
contact op met uw leverancier.
Wilt u dit foutbericht wissen en verdergaan met afdrukken,
selecteert u Clear All Warning (Wis waarschuwingen) in het
menu Reset op het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het
bedieningspaneel openen" op pagina 243 voor meer informatie
over de menu's op het bedieningspaneel.
Write Error ROM P (Schrijffout ROM P)
De printer kan geen gegevens wegschrijven naar de
ROM-module. ROM P is een programmamodule en kan daarom
niet worden verwijderd. Neem contact op met uw leverancier.
Writing ROM A/Writing ROM P (Schrijven ROM A/Schrijven
ROM P)
Dit bericht geeft aan dat een geïnstalleerde ROM-module wordt
beschreven. Wacht tot dit bericht verdwijnt.
Bedieningspaneel gebruiken 303
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Gegevens voor reserveertaken afdrukken en
verwijderen
Afdruktaken die met de opties Re-Print Job (Taak opnieuw
afdrukken), Verify Job (Taak verifiëren) en Stored Job
(Opgeslagen taak) van de functie Reserve Job (Reserveertaak) zijn
opgeslagen op de optionele vaste schijf van de printer, kunnen
worden afgedrukt en verwijderd met het menu Quick Print Job
(Snelafdruk) van het bedieningspaneel. Taken die met de optie
Confidential Job (Vertrouwelijk) zijn opgeslagen, kunnen worden
afgedrukt met het menu Confidential Job (Vertrouwelijk). Volg
de instructies in dit gedeelte.
Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk)
gebruiken
Volg de onderstaande instructies om gegevens die met de opties
Re-Print Job (Taak opnieuw afdrukken), Verify Job (Taak
verifiëren) en Stored Job (Opgeslagen taak) zijn opgeslagen, af te
drukken of te verwijderen.
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
2. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Quick Print Job
Menu (Menu Snelafdruk) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
3. Gebruik d Omlaag of u Omhoog om naar de gewenste
gebruikersnaam te bladeren. Druk vervolgens op Enter.
4. Gebruik d Omlaag of u Omhoog om naar de gewenste
taaknaam te bladeren. Druk vervolgens op Enter.
304 Bedieningspaneel gebruiken
5. Als u het aantal exemplaren wilt opgeven dat u wilt
afdrukken, drukt u op Enter en op d Omlaag of
u Omhoog om het aantal exemplaren te selecteren.
Als u afdruktaken wilt verwijderen zonder exemplaren af te
drukken, drukt u op d Omlaag om Delete (Verwijderen) op
het LCD-scherm weer te geven.
6. Druk op Enter om de gegevens af te drukken of te
verwijderen.
Het Confidential Job Menu (Menu Vertrouwelijk)
gebruiken
Volg de onderstaande instructies om gegevens die met de optie
Confidential Job (Vertrouwelijk) zijn opgeslagen, af te drukken of
te verwijderen.
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
2. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat
ConfidentialJobMenu (Menu Vertrouwelijk) wordt
weergegeven op het LCD-scherm. Druk vervolgens op
Enter.
3. Gebruik d Omlaag of u Omhoog om naar de gewenste
gebruikersnaam te bladeren. Druk vervolgens op Enter.
Bedieningspaneel gebruiken 305
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
4. Voer het wachtwoord van vier cijfers in met de bijbehorende
knoppen, zoals hieronder wordt weergegeven.
Opmerking:
Wachtwoorden bestaan altijd uit vier cijfers.
Voor wachtwoorden kunt u de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken.
Als er geen afdruktaken zijn opgeslagen met het wachtwoord
dat u hebt ingevoerd, wordt Password Error (Fout
codewoord) kort weergegeven op het LCD-scherm. Vervolgens
worden de menu's van het bedieningspaneel afgesloten.
Controleer het wachtwoord en probeer het opnieuw.
5. Gebruik d Omlaag of u Omhoog om naar de gewenste
taaknaam te bladeren. Druk vervolgens op Enter.
6. Als u het aantal exemplaren wilt opgeven dat u wilt
afdrukken, drukt u op Enter en op d Omlaag of
u Omhoog om het aantal exemplaren te selecteren.
Als u een afdruktaak wilt verwijderen, drukt u op d Omlaag
om Delete (Verwijderen) op het LCD-scherm weer te geven.
7. Druk op Enter om de gegevens af te drukken of te
verwijderen.
306 Bedieningspaneel gebruiken
Statusvel afdrukken
Druk via het bedieningspaneel van de printer een statusvel af om
de huidige status van de printer te controleren en om te
controleren of de onderdelen correct zijn geïnstalleerd.
Volg de onderstaande instructies om een statusvel af te drukken.
1. Zet de printer aan. Op het LCD-scherm verschijnt het bericht
Ready (Gereed).
2. Druk drie keer op Enter. Er wordt een statusvel afgedrukt.
*Enter
3. Controleer of de informatie over de geïnstalleerde opties
correct is. Als de optionele onderdelen juist zijn geïnstalleerd,
worden deze weergegeven bij Hardware Configurations
(Hardwareconfiguratie). Als de opties niet worden
weergegeven, installeert u deze opnieuw.
Opmerking:
Als de geïnstalleerde opties niet correct worden weergegeven op het
statusvel, controleert u of de printer correct is aangesloten.
Als het statusvel niet goed wordt afdrukt, neemt u contact op met
de leverancier.
*
Bedieningspaneel gebruiken 307
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Als u de printerdriver voor Windows gebruikt, kunt u de gegevens
over geïnstalleerde opties handmatig bijwerken. Zie "Optionele
instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Afdrukken annuleren
U kunt het afdrukken vanaf de computer annuleren met de
printerdriver.
Zie "Afdrukken annuleren" op pagina 138 (Windows) of
"Afdrukken annuleren" op pagina 211 (Macintosh) als u een
afdruktaak wilt annuleren voordat deze de computer verlaat.
Afdrukken annuleren met de knop Cancel Job
(Taak annuleren)
De knop + Taak annuleren op de printer biedt de snelste en
eenvoudigste manier om het afdrukken te annuleren. Als u op
deze knop drukt, wordt de huidige afdruktaak geannuleerd.
Wanneer u langer dan twee seconden op + Taak annuleren
drukt, worden alle taken uit het printergeheugen verwijderd, ook
taken die momenteel worden ontvangen of afgedrukt.
Het menu Reset gebruiken
Als u Reset selecteert in het menu Reset op het bedieningspaneel,
wordt het afdrukken geannuleerd. De afdruktaak die wordt
ontvangen van het actieve programma, wordt verwijderd. Fouten
die in het programma zijn opgetreden, worden verholpen.
Volg de onderstaande instructies om de Reset te activeren.
1. Druk op Enter om de menu's van het bedieningspaneel te
activeren.
308 Bedieningspaneel gebruiken
2. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Reset Menu (Menu
Reset) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Druk
vervolgens op Enter.
3. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Reset wordt
weergegeven.
4. Druk op Enter. Het afdrukken wordt geannuleerd. De
printer is gereed om een nieuwe afdruktaak te ontvangen.
Afdrukmodus aanpassen
Via het bedieningspaneel kunt u de gewenste afdrukmodus
selecteren: kleur of zwart-wit (met één of vier zwarte cartridges).
Hierna krijgt u meer informatie over deze omschakeling.
Van kleur naar zwart-wit
Volg de onderstaande instructies om van kleur om te schakelen
naar zwart-wit.
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config.
Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode B/W
(Wijzig modus Z/W) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
Bedieningspaneel gebruiken 309
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
4. Wanneer Remove Toner (Verwijder toner) wordt weergegeven,
verwijdert u de nu geïnstalleerde kleurencartridge. Zie
"Tonercartridge vervangen" op pagina 343 voor meer
informatie over het verwijderen van een cartridge.
5. Wanneer alle kleurencartridges uit de printer zijn verwijderd,
wordt automatisch de zwart-witmodus geactiveerd.
Gebruikers van Windows:
Als EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u ervoor
zorgen dat het selectievakje Color Toner Cartridges
(Kleurentoner) in het dialoogvenster Optional Settings (Optionele
instellingen) niet is ingeschakeld. U opent het dialoogvenster
Optional Settings (Optionele instellingen) door te klikken op de
knop Settings (Instellingen) op het tabblad Optional Settings
(Optionele instellingen).
Gebruikers van Mac OS X:
Na een aanpassing van de modus moet u alle programma's sluiten
en de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center
(Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager). Vervolgens moet u de
printer opnieuw registreren.
Van kleur naar zwart-wit met vier zwarte
cartridges
Volg de onderstaande instructies om van kleur om te schakelen
naar zwart-wit met vier cartridges.
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config.
Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
310 Bedieningspaneel gebruiken
3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode 4 x
B/W (Wijzig modus 4xZ/W) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
4. Wanneer Change Toner to K (Gebruik toner K) wordt
weergegeven, verwijdert u de geïnstalleerde cartridge en
installeert u een zwarte cartridge. Zie "Tonercartridge
vervangen" op pagina 343 voor meer informatie over het
vervangen van een cartridge.
Opmerking:
Als de verkeerde tonercartridge is geïnstalleerd, gaat de printer niet
naar de volgende stap. Volg de instructies die worden weergegeven
op het LCD-scherm.
5. Wanneer alle kleurencartridges zijn vervangen door een
zwarte cartridge, wordt automatisch de zwart-witmodus
voor vier zwarte cartridges geactiveerd.
Gebruikers van Windows:
Als EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u ervoor
zorgen dat het selectievakje Color Toner Cartridges
(Kleurentoner) in het dialoogvenster Optional Settings (Optionele
instellingen) niet is ingeschakeld. U opent het dialoogvenster
Optional Settings (Optionele instellingen) door te klikken op de
knop Settings (Instellingen) op het tabblad Optional Settings
(Optionele instellingen).
Gebruikers van Mac OS X:
Na een aanpassing van de modus moet u alle programma's sluiten
en de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center
(Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager). Vervolgens moet u de
printer opnieuw registreren.
Bedieningspaneel gebruiken 311
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Van zwart-wit naar kleur
Volg de onderstaande instructies om van zwart-wit om te
schakelen naar kleur.
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config.
Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode Color
(Wijzig modus Kleur) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
4. Wanneer Install xx TnrCart (tonercrtg leeg xx) wordt
weergegeven, installeert u een tonercartridge met de
aangegeven kleur xx (C, M of Y) in de printer. Zie
"Tonercartridge vervangen" op pagina 343 voor meer
informatie over het installeren van een cartridge.
Opmerking:
Als de verkeerde tonercartridge is geïnstalleerd, gaat de printer niet
naar de volgende stap. Volg de instructies die worden weergegeven
op het LCD-scherm.
5. Wanneer alle kleurencartridges zijn geïnstalleerd, wordt
automatisch de kleurmodus geactiveerd.
Gebruikers van Windows:
Als EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u ervoor
zorgen dat het selectievakje Color Toner Cartridges
(Kleurentoner) in het dialoogvenster Optional Settings (Optionele
instellingen) is ingeschakeld. U opent het dialoogvenster Optional
Settings (Optionele instellingen) door te klikken op de knop
Settings (Instellingen) op het tabblad Optional Settings
(Optionele instellingen).
312 Bedieningspaneel gebruiken
Gebruikers van Mac OS X:
Na een aanpassing van de modus moet u alle programma's sluiten
en de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center
(Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager). Vervolgens moet u de
printer opnieuw registreren.
Van gewoon zwart-wit naar zwart-wit met vier
zwarte cartridges
Volg de onderstaande instructies om van zwart-wit om te
schakelen naar de zwart-witmodus met gebruikmaking van vier
zwarte cartridges.
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config.
Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode 4 x
B/W (Wijzig modus 4xZ/W) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
4. Wanneer Insert K TnrCart (tonercrtg leeg K) wordt
weergegeven, plaatst u een zwarte tonercartridge in de
printer. Zie "Tonercartridge vervangen" op pagina 343 voor
meer informatie over het installeren van een cartridge.
Opmerking:
Als de verkeerde tonercartridge is geïnstalleerd, gaat de printer niet
naar de volgende stap. Volg de instructies die worden weergegeven
op het LCD-scherm.
5. Wanneer drie zwarte tonercartridges zijn geïnstalleerd,
wordt automatisch de zwart-witmodus voor vier zwarte
cartridges geactiveerd.
Bedieningspaneel gebruiken 313
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
7
Van zwart-wit met vier zwarte cartridges naar
gewoon zwart-wit
Volg de onderstaande instructies om van zwart-wit met vier
zwarte cartridges om te schakelen naar de gewone
zwart-witmodus.
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config.
Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode B/W
(Wijzig modus Z/W) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
4. Wanneer Remove Toner (Verwijder toner) wordt
weergegeven, verwijdert u de nu geïnstalleerde zwarte
cartridge. Zie "Tonercartridge vervangen" op pagina 343 voor
meer informatie over het verwijderen van een cartridge.
5. Wanneer alle drie de zwarte cartridges uit de printer zijn
verwijderd, wordt automatisch de zwart-witmodus
geactiveerd.
Van zwart-wit met vier zwarte cartridges naar
kleur
Volg de onderstaande instructies om van zwart-wit met vier
cartridges om te schakelen naar kleur..
1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's
op het bedieningspaneel te openen.
314 Bedieningspaneel gebruiken
2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config.
Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode Color
(Wijzig modus Kleur) wordt weergegeven op het
LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter.
4. Wanneer Change Toner to xx (Gebruik toner xx) wordt
weergegeven, verwijdert u de geïnstalleerde zwarte cartridge
en installeert u de cartridge die met xx wordt aangegeven (C,
M of Y). Zie "Tonercartridge vervangen" op pagina 343 voor
meer informatie over het vervangen van een cartridge.
Opmerking:
Als de verkeerde tonercartridge is geïnstalleerd, gaat de printer niet
naar de volgende stap. Volg de instructies die worden weergegeven
op het LCD-scherm.
5. Wanneer alle drie de zwarte cartridges zijn vervangen door
een kleurencartridge, wordt automatisch de kleurmodus
geactiveerd.
Gebruikers van Windows:
Als EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u ervoor
zorgen dat het selectievakje Color Toner Cartridges
(Kleurentoner) in het dialoogvenster Optional Settings (Optionele
instellingen) is ingeschakeld. U opent het dialoogvenster Optional
Settings (Optionele instellingen) door te klikken op de knop
Settings (Instellingen) op het tabblad Optional Settings
(Optionele instellingen).
Gebruikers van Mac OS X:
Na een aanpassing van de modus moet u alle programma's sluiten
en de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center
(Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager). Vervolgens moet u de
printer opnieuw registreren.
Optionele onderdelen installeren 315
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
Hoofdstuk 8
Optionele onderdelen installeren
Optionele papierlade
Zie "Optionele papierlade" op pagina 43 voor informatie over de
papiersoorten en -formaten die u in de optionele papierlade kunt
gebruiken. Zie "Optionele papierlade" op pagina 447 voor
specificaties.
Voorzorgsmaatregelen
Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer
u het optionele onderdeel installeert:
De printer weegt ongeveer 37 kg. De printer moet niet worden
opgetild door één persoon. De printer moet door twee of meer
personen worden opgetild en moet worden vastgepakt op de
juiste posities, zoals hieronder wordt weergegeven.
*
316 Optionele onderdelen installeren
* De printer niet hier optillen.
w
Waarschuwing:
Als u de printer niet op de juiste wijze optilt, laat u deze wellicht
vallen. Dit kan letsel tot gevolg hebben.
De optionele papierlade installeren
Volg de onderstaande instructies om de optionele papierlade te
installeren.
1. Schakel de printer uit en maak het netsnoer en de
interfacekabel los.
2. Haal de optionele papierlade uit de kartonnen doos en
verwijder het beschermmateriaal uit de lade.
Optionele onderdelen installeren 317
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
3. Zet de optionele papierlade op de plaats waar u de printer
wilt installeren. Zet de printer vervolgens op de optionele
papierlade. Breng de hoeken van de printer boven die van de
lade. Laat de printer vervolgens zakken. De printer moet
stevig op de lade staan.
w
Waarschuwing:
De printer moet door twee personen worden opgetild op de
juiste posities.
318 Optionele onderdelen installeren
4. Open klep E.
5. Zet de optionele papierlade vast aan de printer met behulp
van de bijgeleverde plaatjes en schroeven.
6. Sluit klep E.
Optionele onderdelen installeren 319
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
7. Zet de lade aan de linkerkant van de printer vast met het
plaatje en de schroef die nog overblijven.
8. Sluit de interfacekabel en het netsnoer opnieuw aan en
schakel de printer in.
Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel
correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400
voor meer informatie.
Gebruikers van Windows:
Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de
instellingen handmatig opgeven in de printerdriver. Zie "Optionele
instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Gebruikers van Macintosh:
Wanneer u optionele printeronderdelen hebt gemonteerd of verwijderd,
moet u de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3), Print Center (Afdrukbeheer,
Mac OS X 10.2 en lager) of de Chooser (Kiezer, Mac OS 9). Vervolgens
moet u de printer opnieuw registreren.
320 Optionele onderdelen installeren
De optionele papierlade verwijderen
Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in
omgekeerde volgorde.
Duplexer
Zie "Duplexer" op pagina 448 voor de papiersoorten en -formaten
die u in de duplexer kunt gebruiken.
Duplexer installeren
Volg de onderstaande instructies om de optionele duplexer te
installeren.
1. Schakel de printer uit en maak het netsnoer en de
interfacekabel los.
2. Open de MP-lade.
Optionele onderdelen installeren 321
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de
klep.
4. Verwijder de twee schroeven waarmee de klep van de
MP-lade is bevestigd.
322 Optionele onderdelen installeren
5. Verwijder de klep van de MP-lade van klep A.
6. Haal de duplexer uit de verpakking.
7. Laat de haken van klep A in de daarvoor bestemde
uitsparingen van de duplexer vallen.
Optionele onderdelen installeren 323
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8. Trek het bovenste deel van de duplexer omhoog en zet de
duplexer aan de printer vast met behulp van de twee
bijgeleverde schroeven.
9. Sluit klep A en de MP-lade.
Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel
correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400
voor meer informatie.
Gebruikers van Windows:
Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de
instellingen handmatig opgeven in de printerdriver. Zie "Optionele
instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Gebruikers van Macintosh:
Wanneer u optionele printeronderdelen hebt gemonteerd of verwijderd,
moet u de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3), Print Center (Afdrukbeheer,
Mac OS X 10.2 en lager) of de Chooser (Kiezer, Mac OS 9). Vervolgens
moet u de printer opnieuw registreren.
324 Optionele onderdelen installeren
Voor Windows: zie "Afdrukken met de duplexer" op pagina 97
voor meer informatie. Voor Macintosh: zie "Afdrukken met de
duplexer" op pagina 184 voor meer informatie.
Duplexer verwijderen
Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in
omgekeerde volgorde.
Vaste schijf
Met de optionele vaste schijf breidt u de invoerbuffer van de
printer uit voor gebruik met de Ethernet-interface. Hierdoor hebt
u extra geheugen vrij voor het afdrukken van afbeeldingen en
formulieren en het versneld afdrukken en sorteren van
afdruktaken die uit meerdere pagina's bestaan.
Vaste schijf installeren
Volg de onderstaande instructies om de vaste schijf te installeren.
c
Let op:
Voordat u de vaste schijf installeert, ontlaadt u statische
elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken.
Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor
statische elektriciteit.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of
vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel
veroorzaken.
Optionele onderdelen installeren 325
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
1. Schakel de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact.
2. Verwijder de vier schroeven van de klep aan de achterzijde
van de printer.
326 Optionele onderdelen installeren
3. Trek de klep met beide handen naar u toe.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig bij het aanraken van de printplaat achter
de klep aan de achterzijde. Sommige delen kunnen erg warm
zijn.
4. Bepaal de locatie van de aansluiting voor de vaste schijf.
Optionele onderdelen installeren 327
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
5. Zet de vaste schijf vast met de vier bijgeleverde schroeven.
c
Let op
U mag geen modules van de printplaat verwijderen. Anders
werkt de printer niet.
6. Steek de aansluitkabel in de aansluiting op de vaste schijf en
die op de printplaat, zoals hieronder wordt weergegeven.
328 Optionele onderdelen installeren
7. Plaats de klep weer achter op de printer en zet hem vast met
de vier schroeven.
Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel
correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400
voor meer informatie.
Gebruikers van Windows:
Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de
instellingen handmatig opgeven in de printerdriver. Zie "Optionele
instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Gebruikers van Macintosh:
Wanneer u optionele printeronderdelen hebt gemonteerd of verwijderd,
moet u de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3), Print Center (Afdrukbeheer,
Mac OS X 10.2 en lager) of de Chooser (Kiezer, Mac OS 9). Vervolgens
moet u de printer opnieuw registreren.
Optionele onderdelen installeren 329
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
Vaste schijf verwijderen
c
Let op:
Voordat u de vaste schijf verwijdert, ontlaadt u statische
elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken.
Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor
statische elektriciteit.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of
vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel
veroorzaken.
Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in
omgekeerde volgorde.
Geheugenmodule
U kunt het printergeheugen vergroten tot maximaal 512 MB door
de installatie van een DIMM-module (Dual In-line Memory
Module). U wilt wellicht extra geheugen toevoegen als er
problemen optreden bij het afdrukken van complexe
afbeeldingen.
De printer beschikt over twee geheugensleuven, maar er is al een
DIMM-module van 64 MB in een van de sleuven geïnstalleerd
tijden de productie. Als u het printergeheugen tot boven de 320
MB wilt vergroten, moet u de originele DIMM-module van 64 MB
eerst verwijderen, waarna u twee optionele DIMM's kunt
installeren.
330 Optionele onderdelen installeren
Geheugenmodule installeren
Volg de onderstaande instructies om een optionele
geheugenmodule te installeren.
c
Let op:
Voordat u een geheugenmodule installeert, ontlaadt u statische
elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken.
Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor
statische elektriciteit.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of
vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel
veroorzaken.
1. Schakel de printer uit en maak het netsnoer en de
interfacekabel los.
2. Verwijder de vier schroeven van de klep aan de achterzijde
van de printer.
Optionele onderdelen installeren 331
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
3. Trek de klep met beide handen naar u toe.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig bij het aanraken van de printplaat achter
de klep aan de achterzijde. Sommige delen kunnen erg warm
zijn.
4. Bepaal de locatie van de RAM-sleuf.
332 Optionele onderdelen installeren
5. Steek de geheugenmodule verticaal in de sleuf tot het
klemmetje naar buiten springt. De linkersleuf moet altijd een
module bevatten.
c
Let op:
Forceer de geheugenmodule niet.
De module moet in de juiste richting in de sleuf worden
geplaatst.
U mag geen modules van de printplaat verwijderen.
Anders werkt de printer niet.
6. Plaats de klep weer achter op de printer en zet hem vast met
de vier schroeven.
Optionele onderdelen installeren 333
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
7. Sluit de interfacekabel en het netsnoer opnieuw aan en
schakel de printer in.
Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel
correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400
voor meer informatie.
Gebruikers van Windows:
Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de
instellingen handmatig opgeven in de printerdriver. Zie "Optionele
instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Gebruikers van Macintosh:
Wanneer u optionele printeronderdelen hebt gemonteerd of verwijderd,
moet u de printer verwijderen met Print Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3), Print Center (Afdrukbeheer,
Mac OS X 10.2 en lager) of de Chooser (Kiezer, Mac OS 9). Vervolgens
moet u de printer opnieuw registreren.
Geheugenmodule verwijderen
c
Let op:
Voordat u een geheugenmodule verwijdert, ontlaadt u statische
elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken.
Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor
statische elektriciteit.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of
vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel
veroorzaken.
Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in
omgekeerde volgorde.
334 Optionele onderdelen installeren
Interfacekaart
Uw printer wordt standaard geleverd met een interfacesleuf type
B. Uw printer kan worden uitgebreid met diverse apart
verkrijgbare interfacekaarten.
Interfacekaart installeren
Volg de onderstaande instructies om een optionele interfacekaart
te installeren.
c
Let op:
Voordat u de interfacekaart installeert, moet u zich van alle
statische elektriciteit ontdoen door een geaard metalen voorwerp
aan te raken. Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die
gevoelig zijn voor statische elektriciteit.
1. Schakel de printer uit en maak het netsnoer en de
interfacekabel los.
2. Verwijder de twee schroeven waarmee het klepje van de
inbouwpositie voor interfacekaarten is vastgezet en verwijder
dit klepje.
Optionele onderdelen installeren 335
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
3. Schuif de interfacekaart stevig naar binnen en zet de kaart
vervolgens vast met behulp van de schroef, zoals hieronder
wordt weergegeven.
4. Sluit de interfacekabel en het netsnoer opnieuw aan en
schakel de printer in.
Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel
correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400
voor meer informatie.
Interfacekaart verwijderen
c
Let op:
Voordat u de interfacekaart verwijdert, moet u zich van alle
statische elektriciteit ontdoen door een geaard metalen voorwerp
aan te raken. Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die
gevoelig zijn voor statische elektriciteit.
Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in
omgekeerde volgorde.
336 Optionele onderdelen installeren
P5C-emulatiekit
Voor deze printer is een aparte P5C-emulatiekit verkrijgbaar. Met
deze module kunt u documenten afdrukken in de printertaal
PCL5c.
P5C ROM-module installeren
Volg de onderstaande instructies om de ROM-module voor
Adobe PostScript 3 te installeren.
c
Let op:
Voordat u de ROM-module installeert, ontlaadt u statische
elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken.
Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor
statische elektriciteit.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of
vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel
veroorzaken.
1. Schakel de printer uit en maak het netsnoer en de
interfacekabel los.
2. Verwijder de vier schroeven van de klep aan de achterzijde
van de printer.
Optionele onderdelen installeren 337
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
3. Trek de klep met beide handen naar u toe.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig bij het aanraken van de printplaat achter
de klep aan de achterzijde. Sommige delen kunnen erg warm
zijn.
4. Bepaal de locatie van de ROM-sleuven.
Opmerking:
Er zijn twee ROM-sleuven. Beide zijn geschikt voor plaatsing van
de ROM-module.
338 Optionele onderdelen installeren
5. Steek de ROM-module horizontaal in de sleuf tot het
klemmetje naar buiten springt.
c
Let op:
Forceer de ROM-module niet.
De ROM-module moet in de juiste richting in de sleuf
worden geplaatst.
Verwijder nooit de ROM-module die in de
standaard-ROM-sleuf (P) is geplaatst.
6. Plaats de klep weer achter op de printer en zet hem vast met
de vier schroeven.
7. Sluit het netsnoer opnieuw aan en schakel de printer in.
Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel
correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400
voor meer informatie.
Optionele onderdelen installeren 339
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
8
Installeer de module opnieuw als P5C niet op het statusvel wordt
vermeld als geïnstalleerde emulatie. Controleer of de module
goed in de ROM-sleuf van de printplaat vastzit.
P5C ROM-module verwijderen
c
Let op:
Voordat u de ROM-module verwijdert, ontlaadt u statische
elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken.
Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor
statische elektriciteit.
w
Waarschuwing:
Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of
vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel
veroorzaken.
Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in
omgekeerde volgorde.
340 Verbruiksgoederen vervangen
Hoofdstuk 9
Verbruiksgoederen vervangen
Vervangingsberichten
Wanneer de volgende berichten op het LCD-scherm of in het
venster van de EPSON Status Monitor 3 worden weergegeven,
moet het aangegeven product worden vervangen. U kunt nog
even doorgaan met afdrukken nadat er een bericht is
weergegeven. Epson raadt echter aan de betreffende eenheid snel
te vervangen om een blijvend goede afdrukkwaliteit te kunnen
waarborgen en de levensduur van de printer te verlengen.
Opmerking:
Als u deze waarschuwing wilt wissen, selecteert u Clear All
Warnings (Wis waarschuwingen) in het menu Reset op het
bedieningspaneel.
Als een verbruiksgoed het einde van de levensduur heeft bereikt,
stopt de printer met afdrukken en worden de volgende berichten
op het LCD-scherm of in het venster van de EPSON Status
Monitor 3 weergegeven. Als dit gebeurt, kan de printer niet
doorgaan met afdrukken, voordat het aangegeven product is
vervangen.
Bericht op LCD-scherm Beschrijving
Worn Photoconductor
(Fotoconductor op)
De fotogeleidingseenheid is versleten.
Worn Fuser
(Fixeereenheid op)
De fixeereenheid is versleten.
Worn Transfer Unit
(Transfereenh. Versl.)
De transfereenheid is versleten.
Verbruiksgoederen vervangen 341
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
* Met de letters C, M, Y en K wordt hier aangegeven welke tonerkleur moet
worden vervangen. Het bericht Y Toner Low (Weinig toner Y) betekent
bijvoorbeeld dat de toner in de gele cartridge bijna op is.
Opmerking:
Er wordt per product een individueel bericht weergegeven. Nadat een
bepaald verbruiksproduct is vervangen, controleert u of op het
LCD-scherm nog andere vervangingsberichten voor andere
verbruiksgoederen worden weergegeven.
Zelfs wanneer Replace Toner uuuu (Vervang toner uuuu) of
Replace Photocondctr (Vervang fotocondctr) wordt
weergegeven op het LCD-scherm, kunt u nog vellen afdrukken
door te drukken op de knop N Start/Stop op het
bedieningspaneel. Het bericht op het LCD-scherm verandert van
Replace Toner uuuu (Vervang toner uuuu) of Replace
Photocondctr (Vervang fotocondctr) in uuuu Toner Low (Weinig
toner uuuu) of Worn Photocondctr (Fotoconductor op).
Opmerking:
De afdrukkwaliteit kan niet worden gegarandeerd wanneer u afdrukt
met versleten verbruiksgoederen. Als de afdrukkwaliteit te wensen
overlaat, moet u de desbetreffende verbruiksgoederen vervangen.
De printer stopt met afdrukken zodra het afdrukken met versleten
verbruiksgoederen schade aan de printer kan veroorzaken. Als de
printer niet meer wil afdrukken, moet u de verbruiksgoederen
vervangen.
Bericht op
LCD-scherm
Beschrijving
Replace Toner uuuu*
(Vervang toner uuuu)
De aangegeven tonercartridges zijn leeg.
Replace
Photoconductor
(Vervang fotocondctr)
Het afdrukken is stopgezet om schade aan het
apparaat te voorkomen.
Replace Waste T Box
(Tonerafvalbak
vervangen)
De afvalbak voor toner is vol.
342 Verbruiksgoederen vervangen
Tonercartridge
Voorzorgsmaatregelen
Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de
volgende voorzorgsmaatregelen:
Het wordt aanbevolen alleen originele tonercartridges te
installeren. Het gebruik van een niet-originele cartridge kan
de afdrukkwaliteit beïnvloeden. Epson is niet
verantwoordelijk voor enige schade of problemen
voortvloeiend uit het gebruik van verbruiksgoederen die niet
gemaakt of goedgekeurd zijn door Epson.
Plaats een tonercartridge altijd op een schone, vlakke
ondergrond.
Als u een tonercartridge van een koude naar een warme
ruimte hebt verplaatst, moet u vóór installatie minstens een
uur wachten om schade als gevolg van condensvocht te
voorkomen.
w
Waarschuwing:
Raak de toner niet aan. Zorg dat u geen toner in uw ogen
krijgt. Wanneer er toner op uw huid of kleding valt, wast u
dit direct af met water en zeep.
Houd verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen.
Verbrand gebruikte verbruiksgoederen niet. Deze kunnen
exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij het weggooien van
deze onderdelen de geldende milieuvoorschriften in acht.
Gebruik een stoffer en blik of een vochtig doekje met water en
zeep om gemorste toner op te ruimen. Gebruik geen
stofzuiger, omdat het gebruik van een stofzuiger een brand
of explosie kan veroorzaken wanneer de kleine deeltjes in
contact komen met een vonk.
Verbruiksgoederen vervangen 343
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
Tonercartridge vervangen
Volg de onderstaande instructies om een tonercartridge te
vervangen.
1. Maak een nieuwe cartridge klaar (de kleur (K, C, M of Y) die op
het LCD-scherm wordt aangegeven.
2. Open klep D.
3. Pak het uitstekende deel van de tonercartridge vast en kantel
de cartridge naar u toe.
344 Verbruiksgoederen vervangen
4. Trek de lege tonercartridge uit de printer.
5. Verwijder het beschermmateriaal van de nieuwe cartridge en
schud de cartridge enkele malen voorzichtig.
6. Haal de nieuwe tonercartridge uit de verpakking en
verwijder de beschermende plastic kap van de cartridge.
Verbruiksgoederen vervangen 345
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
7. Schuif de nieuwe cartridge in de printer.
8. Sluit de tonercartridgeklep.
346 Verbruiksgoederen vervangen
9. Sluit klep D.
Fotogeleidingseenheid
Voorzorgsmaatregelen
Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de
volgende voorzorgsmaatregelen:
De fotogeleidingseenheid weegt ongeveer 1,3 kg. Houd het
handvat van de eenheid stevig vast wanneer u deze
verplaatst.
Zorg er bij het vervangen van de fotogeleidingseenheid voor
dat de eenheid niet langer dan drie minuten aan het licht
wordt blootgesteld.
Pas op voor krassen aan het oppervlak van de rol. Raak de rol
niet aan; huidvetten kunnen het oppervlak definitief
beschadigen en de afdrukkwaliteit nadelig beïnvloeden.
Verbruiksgoederen vervangen 347
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
Voor een optimale afdrukkwaliteit kunt u de
fotogeleidingseenheid beter niet bewaren in ruimten met
direct zonlicht, stof, zilte lucht of bijtende gassen
(bijvoorbeeld ammoniakgas). Vermijd ruimtes die
onderhevig zijn aan plotselinge schommelingen in
temperatuur en vochtigheid.
Wanneer u de fotogeleidingseenheid opbergt, moet u de
beschermende klep op de eenheid aanbrengen. Doe de
eenheid nu in de verpakking en doos waarin de eenheid werd
geleverd (zorg ervoor dat er geen licht bij kan) en berg alles
veilig op.
Houd de fotogeleidingseenheid niet scheef.
w
Waarschuwing:
Verbrand gebruikte verbruiksgoederen niet. Ze kunnen
exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij het weggooien de
geldende milieuvoorschriften in acht.
Houd verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen.
348 Verbruiksgoederen vervangen
Fotogeleidingseenheid vervangen
Volg de onderstaande instructies om de fotogeleidingseenheid,
de tonerafvalbak en het filter te vervangen.
1. Open klep D.
2. Trek het filter uit de printer.
Verbruiksgoederen vervangen 349
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
3. Haal het nieuwe filter uit de verpakking. Schuif het nieuwe
filter in de printer.
4. Verwijder de tonerafvalbak.
350 Verbruiksgoederen vervangen
5. Verwijder de dop en plaats deze op de opening waardoor het
tonerafval wordt verzameld.
Opmerking:
Leg de volle tonerafvalbak altijd rechtop op een vlakke ondergrond,
met de dop omhoog. Zo voorkomt u dat u toner morst.
6. Draai de blauwe knop aan de voorzijde van de
fotogeleidingseenheid in de aangegeven richting.
Verbruiksgoederen vervangen 351
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
7. Houd de fotogeleidingseenheid aan de greep vast en trek hem
uit de printer.
8. Haal de nieuwe fotogeleidingseenheid uit de verpakking en
verwijder de beschermende plastic kap.
c
Let op:
Raak de riem aan de bovenzijde van de eenheid of het groene
lichtgevoelige deel niet aan. Anders kan de afdrukkwaliteit
afnemen.
352 Verbruiksgoederen vervangen
9. Houd de fotogeleidingseenheid aan de greep vast en steek
hem in de printer.
10. Zet de blauwe knop in de oorspronkelijke stand.
Verbruiksgoederen vervangen 353
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
11. Pak reinigingsknop [a] en schuif de reinigingsstaaf enkele
keren langzaam heen en weer.
12. Plaats de nieuwe afvalbak in de printer.
354 Verbruiksgoederen vervangen
13. Sluit klep D.
Fuser Unit (Fixeereenheid)
Voorzorgsmaatregelen
Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de
volgende voorzorgsmaatregelen.
Raak de kwetsbare delen niet aan. Daardoor kan de
afdrukkwaliteit afnemen.
w
Waarschuwing:
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Schakel de printer uit en laat hem 30 minuten
afkoelen voordat u de fixeereenheid vervangt.
Verbrand gebruikte verbruiksgoederen niet. Ze kunnen
exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij het weggooien de
geldende milieuvoorschriften in acht.
Houd verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen.
Verbruiksgoederen vervangen 355
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
Fixeereenheid vervangen
Volg de onderstaande instructies om de fixeereenheid te
vervangen.
1. Schakel de printer uit en laat hem 30 minuten afkoelen.
2. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de
klep.
3. Open klep B.
356 Verbruiksgoederen vervangen
4. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de
ontgrendelde stand.
5. Til de fixeereenheid uit de printer, zoals hieronder wordt
weergegeven.
Verbruiksgoederen vervangen 357
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
6. Haal de nieuwe fixeereenheid uit de verpakking en verwijder
de beschermende plastic kap.
7. Laat de nieuwe fixeereenheid aan de grepen in de printer
zakken. Let erop dat de geleiders in de openingen onder in de
eenheid schuiven.
358 Verbruiksgoederen vervangen
8. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de
vergrendelde stand.
Opmerking:
Controleer of de knoppen volledig in de vergrendelde stand staan.
9. Sluit klep B en A.
Verbruiksgoederen vervangen 359
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
Tonerafvalbak
Voorzorgsmaatregelen
Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de
volgende voorzorgsmaatregelen.
U mag de toner uit de tonerafvalbak niet opnieuw gebruiken.
w
Waarschuwing:
Verbrand gebruikte verbruiksgoederen niet. Ze kunnen
exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij het weggooien de
geldende milieuvoorschriften in acht.
Houd verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen.
Tonerafvalbak vervangen
Volg de onderstaande instructies om de tonerafvalbak en het filter
te vervangen.
1. Open klep D.
360 Verbruiksgoederen vervangen
2. Verwijder de tonerafvalbak.
3. Verwijder de dop en plaats deze op de opening waardoor het
tonerafval wordt verzameld.
Opmerking:
Leg de verwijderde tonerafvalbak altijd rechtop op een vlakke
ondergrond, met de dop omhoog. Zo voorkomt u dat u toner morst.
Verbruiksgoederen vervangen 361
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
9
4. Plaats de nieuwe afvalbak in de printer.
5. Trek het filter uit de printer.
6. Haal het nieuwe filter uit de verpakking. Schuif het nieuwe
filter in de printer.
362 Verbruiksgoederen vervangen
7. Sluit klep D.
Printer reinigen en vervoeren 363
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
Hoofdstuk 10
Printer reinigen en vervoeren
Printer reinigen
U hoeft de printer niet vaak te reinigen. Als de behuizing van de
printer vuil of stoffig is, schakelt u de printer uit en reinigt u de
behuizing met een schone en pluisvrije doek met een neutraal
reinigingsmiddel.
c
Let op:
Gebruik nooit alcohol of verdunner om de printerbehuizing te
reinigen. Deze chemische producten kunnen zowel de behuizing
als de onderdelen van de printer beschadigen. Er mag geen water
in het printermechanisme of op een van de elektronische
componenten terechtkomen.
364 Printer reinigen en vervoeren
Uitvoerlade reinigen
1. Klap het verlengstuk van de uitvoerlade open.
2. Veeg het zichtbare deel van de papierbaan uit met een goed
uitgewrongen doek.
Printer reinigen en vervoeren 365
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
3. Klap het verlengstuk van de uitvoerlade weer dicht.
Papierinvoerrol reinigen
1. Zet de printer uit en open de MP-lade.
366 Printer reinigen en vervoeren
2. Veeg de rubberen delen van de papierinvoerrol in de MP-lade
voorzichtig schoon met een licht vochtige doek (goed
uitgewrongen).
3. Sluit de MP-lade.
Printer reinigen en vervoeren 367
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
Fotogeleidingsdraad reinigen (knop [a])
1. Open klep D en verwijder de tonerafvalbak.
Opmerking:
Zet de verwijderde tonerafvalbak altijd rechtop op een vlakke
ondergrond, tegen iets anders aanleunend.
2. Pak reinigingsknop [a] en schuif de reinigingsstaaf enkele
keren langzaam heen en weer.
Opmerking:
Schuif de staaf volledig naar binnen en buiten. Anders wordt de
printer misschien niet goed gereinigd.
3. Sluit klep D.
Belichtingsvenster reinigen (knop [b])
1. Open klep D en verwijder de tonerafvalbak.
Opmerking:
Zet de verwijderde tonerafvalbak altijd rechtop op een vlakke
ondergrond, tegen iets anders aanleunend.
368 Printer reinigen en vervoeren
2. Pak knop [b] en schuif de reinigingsstaaf enkele keren
langzaam heen en weer.
Opmerking:
Schuif de staaf volledig naar binnen en buiten. Anders wordt de
printer misschien niet goed gereinigd.
3. Sluit klep D.
Printer reinigen en vervoeren 369
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
Printer vervoeren
Grote afstanden
Als u de printer over een grotere afstand moet vervoeren, verpakt
u het apparaat in de oorspronkelijke doos en het oorspronkelijke
verpakkingsmateriaal.
Volg de onderstaande instructies om de printer in te pakken.
1. Schakel de printer uit en verwijder de volgende onderdelen:
Netsnoer
Interfacekabel
Geladen papier
Tonercartridge
Fotogeleidingseenheid
Geïnstalleerde opties
c
Let op:
Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de
gebruiksvoorschriften voordat u met de
fotogeleidingseenheid aan de slag gaat. Zie
"Voorzorgsmaatregelen" op pagina 346 voor meer
informatie.
2. Plaats het beschermmateriaal om de printer en verpak de
printer in de oorspronkelijke doos.
370 Printer reinigen en vervoeren
Kleine afstanden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht als u de printer
over een kleine afstand vervoert.
De printer dient altijd door twee personen te worden opgetild en
verplaatst.
Volg de onderstaande instructies om de printer over een korte
afstand te vervoeren.
1. Schakel de printer uit en verwijder de volgende onderdelen:
Netsnoer
Interfacekabel
Geladen papier
Tonercartridge
Fotogeleidingseenheid
Geïnstalleerde opties
c
Let op:
Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de
gebruiksvoorschriften voordat u met de
fotogeleidingseenheid aan de slag gaat. Zie
"Voorzorgsmaatregelen" op pagina 346 voor meer
informatie.
Printer reinigen en vervoeren 371
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
2. De printer moet worden opgetild op de juiste posities, zoals
hieronder wordt weergegeven.
* De printer niet hier optillen.
3. Houd de printer altijd horizontaal wanneer u deze verplaatst.
*
372 Printer reinigen en vervoeren
Plaats voor de printer bepalen
Als u de printer wilt verplaatsen, kunt u het beste een locatie
kiezen waar de printer goed bediend en onderhouden kan
worden. Bepaal de benodigde ruimte voor een goede bediening
van de printer aan de hand van de volgende afbeelding. De
afmetingen in onderstaande afbeelding worden in centimeters
weergegeven.
U hebt de vermelde hoeveelheid ruimte nodig om de optionele
onderdelen te installeren en te gebruiken.
Bij de optionele papierlade hebt u 115 mm extra ruimte nodig
aan de onderzijde van de printer.
Houd ook rekening met het volgende als u een geschikte plaats
zoekt voor de printer.
100 mm
100 mm
430 mm
330 mm
130 mm
Printer reinigen en vervoeren 373
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
10
Plaats de printer zo dat u de stekker makkelijk uit het
stopcontact kunt trekken.
Plaats computer en printer niet in de buurt van mogelijke
bronnen van elektromagnetische storingen, zoals
luidsprekers en basisstations van draadloze telefoons.
Gebruik geen stopcontact met een schakelaar of een
automatische tijdschakelklok. Als de voeding per ongeluk
wordt onderbroken, kunnen belangrijke gegevens in het
geheugen van de computer en printer verloren gaan.
c
Let op:
Laat rond de printer voldoende ruimte vrij voor een goede
ventilatie.
Stel de printer niet bloot aan direct zonlicht, extreme hitte,
vocht of stof.
Gebruik geen stopcontacten waarop andere apparaten zijn
aangesloten.
Gebruik een geaard stopcontact dat geschikt is voor de stekker
van de printer. Gebruik geen verloopstekker.
Gebruik alleen een stopcontact dat voldoet aan de
stroomvereisten van deze printer.
374 Probleemoplossing
Hoofdstuk 11
Probleemoplossing
Papierstoringen verhelpen
Wanneer er papier is vastgelopen in de printer, worden op het
LCD-scherm van de printer en in EPSON Status Monitor 3
waarschuwingsberichten weergegeven.
Voorzorgsmaatregelen voor het verhelpen van
papierstoringen
Houd rekening met de volgende punten als u een papierstoring
wilt verhelpen.
Verwijder vastgelopen papier voorzichtig. Het is vaak lastig
om gescheurd papier te verwijderen. Het kan andere
papierstoringen veroorzaken. Trek het papier voorzichtig los
zodat het niet scheurt.
Verwijder het vastgelopen papier altijd met beide handen om
scheuren te voorkomen.
Wanneer het papier is gescheurd en vastzit in de printer of als
het papier is vastgelopen op een plaats die niet in dit
hoofdstuk wordt genoemd, neemt u contact op met de
leverancier.
Zorg dat de papiersoort in de printer overeenkomt met de
instelling voor papiersoort in de printerdriver.
Probleemoplossing 375
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden.
Steek uw hand niet te ver in de fixeereenheid. Sommige
onderdelen zijn scherp en kunnen letsel veroorzaken.
Jam A (Vast A) (klep A)
Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is
vastgelopen bij klep A.
1. Verwijder al het papier uit de MP-lade.
376 Probleemoplossing
2. Sluit de MP-lade.
Opmerking:
Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade
sluit.
3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep
zo ver mogelijk.
Probleemoplossing 377
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele
duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier
niet scheurt.
Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst
optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar
buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
378 Probleemoplossing
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
5. Sluit klep A, open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
Jam A, B (Vast A, B) (klep A en B)
Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is
vastgelopen bij klep A en B.
1. Verwijder al het papier uit de MP-lade.
Probleemoplossing 379
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
2. Sluit de MP-lade.
Opmerking:
Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade
sluit.
3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep
zo ver mogelijk.
380 Probleemoplossing
4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele
duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier
niet scheurt.
Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst
optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar
buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
Probleemoplossing 381
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
5. Open klep B.
382 Probleemoplossing
6. Houd de geleider omhoog aan de groene tab en trek het
papier naar buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
Als u het papier kunt verwijderen, moet u klep B en A sluiten.
Ga naar de volgende stap als u het papier niet kunt
verwijderen.
Probleemoplossing 383
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
7. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de
ontgrendelde stand.
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
384 Probleemoplossing
8. Til de fixeereenheid uit de printer.
9. Verwijder het papier. Als u het papier niet uit de
fixeereenheid krijgt, moet u de groene knop achter op de
fixeereenheid verdraaien om verwijderen mogelijk te maken.
Probleemoplossing 385
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
10. Laat de fixeereenheid in de printer zakken. Let erop dat de
geleiders in de openingen onder in de eenheid schuiven.
11. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de
vergrendelde stand.
386 Probleemoplossing
12. Sluit klep B en A.
13. Open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
Probleemoplossing 387
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Jam MP, A (Vast MP, A) (MP-lade en klep A)
Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is
vastgelopen bij de MP-lade en klep A.
1. Verwijder al het papier uit de MP-lade.
2. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar
buiten.
388 Probleemoplossing
3. Sluit de MP-lade.
Opmerking:
Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade
sluit.
4. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep
zo ver mogelijk.
Probleemoplossing 389
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
5. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele
duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier
niet scheurt.
Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst
optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar
buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
390 Probleemoplossing
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
6. Sluit klep A, open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
Jam A, C1 (Vast A, C1) (klep A en onderste
standaardpapierlade)
Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is
vastgelopen bij klep A en de onderste standaardpapierlade.
1. Verwijder al het papier uit de MP-lade.
Probleemoplossing 391
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
2. Sluit de MP-lade.
Opmerking:
Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade
sluit.
3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep
zo ver mogelijk.
392 Probleemoplossing
4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele
duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier
niet scheurt.
Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst
optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar
buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
Probleemoplossing 393
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
5. Sluit klep A.
6. Trek de standaardpapierlade naar buiten. Til de lade
vervolgens iets omhoog. U kunt de lade dan volledig uit de
printer verwijderen.
394 Probleemoplossing
7. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar
buiten.
8. Schuif de papierlade terug in de printer.
9. Open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
Probleemoplossing 395
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Jam A, E, C2 (Vast A, E, C2) (klep A, E optionele
papierlade)
Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is
vastgelopen bij klep A, C en de optionele papierlade.
1. Verwijder al het papier uit de MP-lade.
2. Sluit de MP-lade.
396 Probleemoplossing
Opmerking:
Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade
sluit.
3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep
zo ver mogelijk.
4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele
duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier
niet scheurt.
Probleemoplossing 397
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst
optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar
buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
w
Waarschuwing:
Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid
aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION
HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR).
Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer
warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet
u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten
afkoelen.
5. Sluit klep A.
398 Probleemoplossing
6. Open klep E.
7. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar
buiten.
8. Sluit klep E.
Probleemoplossing 399
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
9. Trek de optionele papierlade naar buiten. Til de lade
vervolgens iets omhoog. U kunt de lade dan volledig
verwijderen.
10. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar
buiten.
400 Probleemoplossing
11. Schuif de papierlade opnieuw in de eenheid.
12. Open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
Statusvel afdrukken
Druk via het bedieningspaneel van de printer of via de
printerdriver een statusvel af om de huidige status van de printer
te controleren en om te controleren of de onderdelen correct zijn
geïnstalleerd.
Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 306 voor meer informatie
over het afdrukken van een statusvel via het bedieningspaneel
van de printer.
Voor Windows: zie "Statusvel afdrukken" op pagina 103. Voor
Macintosh: zie "Statusvel afdrukken" op pagina 188.
Probleemoplossing 401
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Printer functioneert niet optimaal
Het lampje Ready (Gereed) gaat niet branden
De printer drukt niet af (het lampje Klaar brandt
niet)
Oorzaak Oplossing
De stekker van het netsnoer zit
wellicht niet goed in het
stopcontact.
Schakel de printer uit en controleer of het
netsnoer goed is aangesloten op de printer
en het stopcontact. Schakel de printer
vervolgens weer in.
Voor het stopcontact wordt een
schakelaar of een automatische
tijdschakelklok gebruikt.
Controleer of de schakelaar in de juiste
positie staat of sluit een ander elektrisch
apparaat aan op het stopcontact om na
te gaan of het probleem bij het
stopcontact ligt.
Oorzaak Oplossing
De printer is offline. Druk één keer op N Start/Stop om de printer
weer gebruiksklaar te maken.
402 Probleemoplossing
Het lampje Klaar brandt, maar er wordt niet
afgedrukt
Oorzaak Oplossing
De computer is wellicht niet goed
aangesloten op de printer.
Voer de procedure uit die in de
Installatiehandleiding staat beschreven.
De interfacekabel is mogelijk niet
goed aangesloten.
Controleer of de interfacekabel goed is
aangesloten op de computer en de
printer. Als u een parallelle kabel gebruikt,
controleert u of de connector goed is
bevestigd met de draadklemmen.
U gebruikt wellicht een verkeerde
interfacekabel.
De parallelle kabel moet een S/STP-kabel
met een maximale lengte van 1,8 meter
zijn.
Gebruik een USB-kabel die voldoet aan
USB 2.0.
Er heeft zich wellicht een fout
voorgedaan.
Controleer het LCD-scherm op
foutberichten.
De printerpoort staat niet goed
ingesteld in de printerdriver.
Zorg ervoor dat de printerpoort goed is
ingesteld in de printerdriver.
De toepassing is wellicht niet goed
ingesteld voor de printer.
Controleer of de printer is geselecteerd in
de toepassing.
Het geheugen van de computer is
niet toereikend voor de
hoeveelheid gegevens in het
document.
Verlaag in de toepassing de resolutie van
de afbeelding in het document of
installeer indien mogelijk meer geheugen
in de computer.
Probleemoplossing 403
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Het optionele onderdeel is niet beschikbaar
Oorzaak Oplossing
Windows: EPSON Status Monitor 3 is
niet geïnstalleerd.
Macintosh: u hebt de printer niet
opnieuw geregistreerd.
Windows:
U moet EPSON Status Monitor 3 installeren
of de instellingen handmatig opgeven in
de printerdriver. Zie "EPSON Status
Monitor 3 installeren" op pagina 116 of
"Optionele instellingen opgeven" op
pagina 103 voor meer informatie.
Macintosh:
Wanneer u optionele printeronderdelen
hebt gemonteerd of verwijderd, moet u
de printer verwijderen met Print Setup
Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3),
Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X
10.2 en lager) of de Chooser (Kiezer, Mac
OS 9). Vervolgens moet u de printer
opnieuw registreren.
404 Probleemoplossing
Het dialoogvenster Properties (Eigenschappen)
wordt niet, of pas na lange tijd, geopend. (Alleen
voor gebruikers van Windows)
Problemen met afgedrukte documenten
Het lettertype kan niet worden afgedrukt
Oorzaak Oplossing
De bidirectionele communicatie is
uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat de printer aanstaat en is
aangesloten met de juiste kabel. Schakel
het selectievakje Enable bidirectional
support (Ondersteuning in twee richtingen
inschakelen) in op het tabblad Ports
(Poorten) van het dialoogvenster
Properties (Eigenschappen) (Windows XP,
2000, NT 4.0 en Server 2003) of in de
printerdriver (Windows Me en 98). Schakel
vervolgens het selectievakje Do not display
consumables information (Informatie
verbruiksmaterialen niet tonen) van het
dialoogvenster Consumables Info Settings
(Verbruiksmaterialen) in.
Oorzaak Oplossing
Mogelijk gebruikt u
printerlettertypen die bepaalde
TrueType-lettertypen vervangen.
Selecteer in de printerdriver het
keuzerondje Print TrueType fonts as bitmap
(TrueType-lettertypen als bitmap
afdrukken) in het dialoogvenster Extended
Settings (Geavanceerde instellingen).
Het geselecteerde lettertype wordt
niet ondersteund door de printer.
Controleer of u het juiste lettertype hebt
geselecteerd. Zie "Beschikbare
lettertypen" op pagina 471 voor meer
informatie.
Probleemoplossing 405
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Tekens zijn verkeerd afgedrukt
Opmerking:
Als een statusvel niet correct wordt afgedrukt, is de printer wellicht
beschadigd. Neem contact op met de leverancier of een ervaren
onderhoudsmonteur.
De afdrukpositie klopt niet
Oorzaak Oplossing
De interfacekabel is mogelijk niet
goed aangesloten.
Zorg ervoor dat beide uiteinden van de
interfacekabel stevig zijn aangesloten.
U gebruikt wellicht een verkeerde
interfacekabel.
De parallelle kabel moet een S/STP-kabel
met een maximale lengte van 1,8 meter
zijn.
Gebruik een USB-kabel die voldoet aan
USB 2.0.
De emulatie-instelling voor de poort
is wellicht onjuist.
Geef de emulatiemodus op via het
bedieningspaneel van de printer. Zie
"Emulation Menu (Menu Emulatie)" op
pagina 250 voor meer informatie.
Oorzaak Oplossing
De paginalengte en marges zijn
misschien verkeerd ingesteld in de
toepassing waarmee u werkt.
Zorg ervoor dat u in uw toepassing de
juiste instellingen opgeeft voor de
paginalengte en marges.
De instelling Paper Size
(Papierformaat) is mogelijk
verkeerd.
Controleer of het juiste papierformaat is
ingesteld in het menu Tray (Papierbak) op
het bedieningspaneel.
De instelling MP Tray Size (Std
Papierbak) is mogelijk verkeerd.
Wanneer u papier laadt waarvoor geen
formaat is opgegeven met Auto, moet u
zelf het juiste formaat opgeven bij MP Tray
Size (Std Papierbak) in het Tray Menu
(Menu Papierbak) op het
bedieningspaneel.
406 Probleemoplossing
Afbeeldingen worden niet goed afgedrukt
Toner zit niet goed vast aan het papier
Oorzaak Oplossing
De instelling voor de printeremulatie
in de toepassing is mogelijk
verkeerd.
Controleer of de toepassing is ingesteld
voor de gebruikte printeremulatie. Als u
bijvoorbeeld de LJ4-emulatiemodus
gebruikt moet, u zorgen dat de
toepassing is ingesteld voor een LaserJet
4-printer.
De printer heeft wellicht te weinig
geheugen.
Afbeeldingen gebruiken veel geheugen.
Installeer een geheugenmodule. Zie
"Geheugenmodule" op pagina 329 voor
meer informatie.
Oorzaak Oplossing
De hendel op de fixeereenheid
staat op de stand voor
enveloppen.
Zet de hendel in de oorspronkelijke stand
(omhoog trekken).
Probleemoplossing 407
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Problemen met afdrukken in kleur
Er kan niet in kleur worden afgedrukt
Kleuren op afdrukken wijken af als er met
verschillende printers wordt afgedrukt
Oorzaak Oplossing
Er zijn geen kleurencartridges
geïnstalleerd.
Installeer kleurencartridges. Zie
"Afdrukmodus aanpassen" op pagina 308
voor meer informatie.
Het selectievakje Color Toner
Cartridges (Kleurentoner) is niet
ingeschakeld in de printerdriver.
Schakel het selectievakje Color Toner
Cartridges (Kleurentoner) in.
In de printerdriver is Black (Zwart)
geselecteerd als kleurinstelling.
Wijzig deze instelling in Color (Kleur).
De kleurinstelling in de gebruikte
toepassing is niet geschikt voor
afdrukken in kleur.
Geef in de toepassing een instelling voor
afdrukken in kleur op.
Oorzaak Oplossing
De standaardinstellingen voor de
printerdriver en de kleurentabellen
verschillen per printermodel.
Geef bij de instelling voor gamma in het
dialoogvenster More Settings (Meer
instellingen) de waarde 1,5 op en druk
opnieuw af. Levert dit niet het gewenste
resultaat op, dan past u de afzonderlijke
kleuren aan met de bijbehorende
schuifbalken. Zie "Afdrukinstellingen
aanpassen" op pagina 75 voor meer
informatie over het dialoogvenster More
Settings (Meer instellingen) voor Windows
of "Afdrukinstellingen aanpassen" op
pagina 172 voor Macintosh.
408 Probleemoplossing
Kleuren op de afdrukken wijken af van de
kleuren op het beeldscherm
Oorzaak Oplossing
Kleuren op afdrukken komen niet
exact overeen met de kleuren op
het beeldscherm. Dit komt doordat
voor printers en beeldschermen
verschillende kleurensystemen
wordt gebruikt. Voor
beeldschermen wordt het
RGB-kleurensysteem (rood, groen
en blauw) gebruikt, terwijl voor
printers gewoonlijk het
CMYK-kleurensysteem (cyaan,
magenta, geel en zwart) wordt
gebruikt.
Hoewel het doorgaans moeilijk is kleuren
exact op elkaar af te stemmen, kunt u de
kleurovereenkomst tussen verschillende
apparaten verbeteren. Gebruik hiervoor
de functie ICM in de printerdriver voor
Windows XP, Me, 98, 2000 en Server 2003
of de functie ColorSync in de driver voor
Macintosh. Zie "Voorgedefinieerde
instellingen gebruiken" op pagina 72 voor
Windows en "Voorgedefinieerde
instellingen gebruiken" op pagina 169
voor Macintosh.
Op de Macintosh-computer is de
functie System Profile
(Systeemprofiel) niet ingeschakeld.
ColorSync werkt alleen correct als u een
invoerapparaat en toepassing gebruikt
waarvoor ColorSync wordt ondersteund
en een systeemprofiel hebt ingesteld voor
het beeldscherm.
Mogelijk is PhotoEnhance
geselecteerd in de printerdriver.
Met de functie PhotoEnhance worden
het contrast en de helderheid van de
originele afbeeldingen gecorrigeerd.
Deze functie is dus minder geschikt voor
het afdrukken van afbeeldingen met
levendige kleuren.
Probleemoplossing 409
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Gebrekkige afdrukkwaliteit
De achtergrond is donker of vuil
Afdrukken bevatten witte plekken
Oorzaak Oplossing
U gebruikt mogelijk een papiersoort
die niet geschikt is voor de printer.
Als het oppervlak van het papier te ruw is,
worden tekens vervormd of slechts
gedeeltelijk afgedrukt. Gebruik speciaal
papier van EPSON of effen kopieerpapier
van goede kwaliteit voor optimale
resultaten. Zie "Beschikbare
papiersoorten" op pagina 437 voor
informatie over geschikte papiersoorten.
Het papierpad in de printer is
wellicht stoffig.
Schakel de printer uit. Maak de interne
printeronderdelen schoon door drie
afzonderlijke pagina's met slechts één
teken af te drukken.
Oorzaak Oplossing
Het papierpad in de printer is
wellicht stoffig.
Schakel de printer uit. Maak de interne
printeronderdelen schoon door drie
afzonderlijke pagina's met slechts één
teken af te drukken.
Het deel achter knop [a] en [b] is
vies.
Maak knop [a] en [b] schoon. Zie "Printer
reinigen" op pagina 363 voor meer
informatie.
Er is mogelijk een probleem met de
fotogeleidingseenheid.
Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346
voor meer informatie.
410 Probleemoplossing
Afdrukkwaliteit of raster is ongelijkmatig
Rasterafbeeldingen worden ongelijk afgedrukt
Oorzaak Oplossing
Het papier is wellicht klam of
vochtig.
Bewaar het papier in een droge
omgeving.
De tonercartridge kan leeg zijn. Als op het LCD-scherm of in EPSON Status
Monitor 3 wordt aangegeven dat de
toner bijna op is, moet u de
tonercartridge vervangen. Zie
"Tonercartridge" op pagina 342 voor meer
informatie.
Er is mogelijk een probleem met de
fotogeleidingseenheid.
Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346
voor meer informatie.
De optie Highland is misschien niet
goed ingesteld (voor afdrukken op
locaties op grote hoogte).
Selecteer 1 bij Highland wanneer de
printer op grote hoogte wordt gebruikt.
Zie "Printer Adjust Menu (Menu Printer
Aanp.)" op pagina 283 voor meer
informatie.
Oorzaak Oplossing
Het papier is wellicht klam of
vochtig.
Bewaar het papier in een droge
omgeving. Gebruik papier dat u net uit de
verpakking hebt gehaald.
De tonercartridge kan leeg zijn. Als op het LCD-scherm of in EPSON Status
Monitor 3 wordt aangegeven dat de
toner bijna op is, moet u de
tonercartridge vervangen. Zie
"Tonercartridge" op pagina 342 voor meer
informatie.
Probleemoplossing 411
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Er zitten vlekken op de afdruk
De overgangsinstelling is te laag
voor het afdrukken van
afbeeldingen.
Klik op het tabblad Basic Settings
(Basisinstellingen) van de printerdriver op
More Settings (Meer instellingen), kies de
knop Enh.MG en selecteer Smooth
(Glad).
Er is mogelijk een probleem met de
fotogeleidingseenheid.
Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346
voor meer informatie.
Oorzaak Oplossing
Het papier is wellicht klam of
vochtig.
Bewaar het papier in een droge
omgeving.
U gebruikt mogelijk een papiersoort
die niet geschikt is voor de printer.
Gebruik speciaal papier van EPSON of
effen kopieerpapier van goede kwaliteit
voor optimale resultaten. Zie
"Beschikbare papiersoorten" op pagina
437 voor informatie over geschikte
papiersoorten.
Het papierpad in de printer is
wellicht stoffig.
Schakel de printer uit. Maak de interne
printeronderdelen schoon door drie
afzonderlijke pagina's met slechts één
teken af te drukken.
Er is mogelijk een probleem met de
fotogeleidingseenheid.
Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346
voor meer informatie.
412 Probleemoplossing
Afbeeldingen zijn niet volledig afgedrukt
Er worden lege pagina's uitgevoerd
Oorzaak Oplossing
Het papier is wellicht klam of
vochtig.
Bij deze printer heeft de
vochtigheidsgraad van het papier
invloed op de afdrukkwaliteit. Hoe
vochtiger het papier, hoe lichter de
afdruk. Bewaar het papier in een droge
omgeving.
U gebruikt mogelijk een papiersoort
die niet geschikt is voor de printer.
Als het oppervlak van het papier te ruw is,
worden tekens vervormd of slechts
gedeeltelijk afgedrukt. Gebruik speciaal
papier van EPSON of effen kopieerpapier
van goede kwaliteit voor optimale
resultaten. Zie "Beschikbare
papiersoorten" op pagina 437 voor
informatie over geschikte papiersoorten.
Oorzaak Oplossing
Mogelijk worden er meerdere
vellen tegelijk ingevoerd.
Verwijder de stapel papier en waaier de
stapel los. Klop de stapel recht op een
vlakke ondergrond om de randen gelijk
te krijgen. Plaats het papier weer in de
printer.
De tonercartridge kan leeg zijn. Als op het LCD-scherm of in EPSON Status
Monitor 3 wordt aangegeven dat de
toner bijna op is, moet u de
tonercartridge vervangen. Zie
"Tonercartridge" op pagina 342 voor meer
informatie.
Probleemoplossing 413
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
De afdruk is licht of vaag
Mogelijk ligt het probleem bij de
toepassing of de interfacekabel.
Druk een statusvel af. Zie "Statusvel
afdrukken" op pagina 306 voor meer
informatie. Als een lege pagina wordt
uitgevoerd, is er mogelijk iets mis met de
printer. Schakel de printer uit en neem
contact op met de leverancier.
De instelling Paper Size
(Papierformaat) is mogelijk
verkeerd.
Controleer of het juiste papierformaat is
ingesteld in het Tray Menu (Menu
Papierbak) op het bedieningspaneel.
Er is mogelijk een probleem met de
fotogeleidingseenheid.
Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346
voor meer informatie.
De instelling MP Tray Size (Std
Papierbak) is mogelijk verkeerd.
Wanneer u papier laadt waarvoor geen
formaat is opgegeven met Auto, moet u
zelf het juiste formaat opgeven bij MP Tray
Size (Std Papierbak) in het Tray Menu
(Menu Papierbak) op het
bedieningspaneel.
Oorzaak Oplossing
Het papier is wellicht klam of
vochtig.
Bewaar het papier in een droge
omgeving.
Mogelijk is de
tonerbesparingsmodus
geactiveerd.
Schakel de tonerbesparingsmodus uit via
de printerdriver of het bedieningspaneel
van de printer. Als u de
tonerbesparingsmodus wilt wijzigen via
de printerdriver, selecteert u Advanced
(Geavanceerd) op het tabblad Basic
Settings (Basisinstellingen) en klikt u
vervolgens op More Settings (Meer
instellingen). Schakel het selectievakje
Toner Save (Tonerbesparing) uit in het
dialoogvenster More Settings (Meer
instellingen) dat verschijnt.
414 Probleemoplossing
De onbedrukte zijde van de pagina is vuil
Geheugenproblemen
Verminderde afdrukkwaliteit
De tonercartridge kan leeg zijn. Als op het LCD-scherm of in EPSON Status
Monitor 3 wordt aangegeven dat de
toner bijna op is, moet u de
tonercartridge vervangen. Zie
"Tonercartridge" op pagina 342 voor meer
informatie.
Er is mogelijk een probleem met de
fotogeleidingseenheid.
Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie
"Fotogeleidingseenheid" op pagina 346
voor meer informatie.
Oorzaak Oplossing
Er zit mogelijk tonerpoeder in het
papierpad.
Maak de interne printeronderdelen
schoon door drie afzonderlijke pagina's
met slechts één teken af te drukken.
Oorzaak Oplossing
Er kan niet worden afgedrukt met
het gewenste kwaliteitsniveau
omdat er onvoldoende geheugen
is. De afdrukkwaliteit wordt
automatisch verminderd om het
afdrukken te hervatten.
Controleer of de afdrukkwaliteit
acceptabel is. Als dit niet het geval is,
voegt u voor een definitieve oplossing
meer geheugen toe. Als tijdelijke
oplossing kunt u een lagere
afdrukkwaliteit opgeven in de
printerdriver.
Probleemoplossing 415
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Onvoldoende geheugen voor de huidige taak
Onvoldoende geheugen om alle exemplaren af
te drukken
Oorzaak Oplossing
Er is onvoldoende geheugen
beschikbaar voor het uitvoeren van
de huidige taak.
Als dit niet het geval is, voegt u voor een
definitieve oplossing meer geheugen toe.
Als tijdelijke oplossing kunt u een lagere
afdrukkwaliteit opgeven in de
printerdriver.
Oorzaak Oplossing
De printer heeft niet voldoende
geheugen om afdruktaken te
verzamelen.
Er wordt slechts één set exemplaren
afgedrukt. Maak de afdruktaken kleiner
of voeg meer geheugen toe. Zie
"Geheugenmodule" op pagina 329 voor
informatie over het installeren van meer
geheugen.
416 Probleemoplossing
Problemen met de papierverwerking
Het papier wordt niet op de juiste wijze
ingevoerd
Oorzaak Oplossing
De papiergeleiders zijn niet correct
ingesteld.
Controleer of de papiergeleiders in de
papierladen zijn ingesteld op de juiste
papierformaten.
De instelling voor de papierbron is
mogelijk verkeerd.
Controleer of u in de toepassing de juiste
papierbron hebt geselecteerd.
De laden bevatten wellicht geen
papier.
Plaats papier in de geselecteerde
papierbron.
Het formaat van het geplaatste
papier verschilt van de instelling op
het bedieningspaneel.
Controleer of het juiste papierformaat is
opgegeven bij de instellingen Paper
Source (Papierbak) en MP Tray Size (Std
Papierbak).
Er zijn wellicht te veel vellen in de
MP-lade of de papierladen
geplaatst.
Controleer of de lade niet te veel papier
bevat. Zie "MP-lade" op pagina 42,
"Onderste standaardpapierlade" op
pagina 43 of "Optionele papierlade" op
pagina 43 voor meer informatie over de
maximale hoeveelheid papier voor elke
papierbron.
Wanneer er geen papier wordt
ingevoerd uit de optionele
papierlade, is deze eenheid
mogelijk niet correct geïnstalleerd.
Zie "Optionele papierlade" op pagina 315
voor meer informatie over het installeren
van deze eenheid.
Probleemoplossing 417
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Problemen bij het gebruik van de onderdelen
Druk een statusvel af om te controleren of de onderdelen correct
zijn geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 306 voor
meer informatie.
Het bericht Invalid AUX/IF Card (Verkeerd opt.
int.) wordt op het LCD-scherm weergegeven
Het papier wordt niet vanuit de juiste papierlade
ingevoerd
Oorzaak Oplossing
De printer kan de geïnstalleerde
optionele interfacekaart niet lezen.
Schakel de printer uit en verwijder de
kaart. Controleer of de interfacekaart
wordt ondersteund.
Oorzaak Oplossing
De optionele papierlade is wellicht
niet correct geïnstalleerd.
Zie "Optionele papierlade" op pagina 315
voor instructies over het installeren van
een optionele papierlade.
De instelling voor de papierbron is
mogelijk verkeerd.
Controleer of u in de toepassing de juiste
papierbron hebt geselecteerd.
De papierlade bevat wellicht geen
papier.
Plaats papier in de geselecteerde
papierbron.
Er zijn wellicht te veel vellen in de
papierlade geplaatst.
Controleer of u niet te veel papier hebt
geplaatst. Zie "Optionele papierlade" op
pagina 43 voor meer informatie over de
maximale hoeveelheid papier voor elke
papierlade.
418 Probleemoplossing
Invoerprobleem bij gebruik van de optionele
papierlade
Een geïnstalleerd onderdeel kan niet worden
gebruikt
Het papierformaat is niet correct
ingesteld.
Controleer of het juiste papierformaat is
ingesteld in het Tray Menu (Menu
Papierbak) op het bedieningspaneel.
Oorzaak Oplossing
Het papier is vastgelopen bij de
optionele papierlade.
Zie "Papierstoringen verhelpen" op
pagina 374 om de papierstoring te
verhelpen.
Oorzaak Oplossing
Het geïnstalleerde onderdeel kan
niet worden opgegeven in de
printerdriver.
Windows:
U moet de instellingen handmatig
opgeven in de printerdriver. Zie
"Optionele instellingen opgeven" op
pagina 103 voor meer informatie.
Macintosh:
Wanneer u optionele printeronderdelen
hebt gemonteerd of verwijderd, moet u
de printer verwijderen met Print Setup
Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3),
Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X
10.2 en lager) of de Chooser (Kiezer, Mac
OS 9). Vervolgens moet u de printer
opnieuw registreren.
Probleemoplossing 419
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
USB-problemen oplossen
Als u problemen hebt met een printer met een USB-aansluiting,
kijkt u of uw probleem hieronder wordt aangegeven en voert u
de aanbevolen handelingen uit.
USB-aansluitingen
Soms worden de USB-problemen veroorzaakt door de
USB-kabels of -aansluitingen. Probeer een of beide oplossingen.
Voor optimale resultaten sluit u de printer rechtstreeks aan
op de USB-poort van de computer. Als u meerdere USB-hubs
moet gebruiken, kunt u het beste de printer aansluiten op de
eerste hub in de reeks.
Besturingssysteem Windows
Gebruik een computer met Windows XP, Me, 98, 2000 of Server
2003, een Windows 98-computer die is bijgewerkt naar Windows
Me of een computer met Windows Me, 98, 2000 of Server 2003 die
is bijgewerkt naar Windows XP. U kunt wellicht de
USB-printerdriver niet installeren of uitvoeren op een computer
die niet voldoet aan deze specificaties of niet is voorzien van een
ingebouwde USB-poort.
Neem contact op met uw leverancier voor informatie over de
computer.
Installatie van de printersoftware
USB-problemen kunnen worden veroorzaakt door onjuiste of
onvolledige installatie van de software. Lees het volgende
gedeelte en voer de aanbevolen controles uit om zeker te zijn van
de juiste installatie.
420 Probleemoplossing
De installatie van de printersoftware controleren onder
Windows 2000, XP en Server 2003
Als u Windows XP, 2000 of Server 2003 gebruikt, voert u de
installatieprocedure voor de printersoftware uit die staat
beschreven in de Installatiehandleiding bij de printer. Anders
wordt de algemene driver van Microsoft geïnstalleerd. Voer de
volgende procedure uit om te controleren of de algemene driver
is geïnstalleerd.
1. Open de map Printers en klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printer.
2. Klik op Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor
afdrukken) in het snelmenu dat wordt weergegeven en klik
met de rechtermuisknop in de driver.
Klik op About (Info) in het snelmenu dat verschijnt. Als een
berichtvenster met de mededeling "Unidrv Printer Driver"
(Unidrv-printerstuurprogramma) wordt weergegeven, moet
u de printersoftware opnieuw installeren zoals wordt
aangegeven in de Installatiehandleiding. Als About (Info) niet
wordt weergegeven, is de printersoftware correct
geïnstalleerd.
Opmerking:
Als tijdens de installatieprocedure in Windows 2000 het dialoogvenster
Digital Signature Not Found (Kan digitale handtekening niet vinden)
verschijnt, klikt u op Yes (Ja). Als u op No (Nee) klikt, moet u de
printersoftware opnieuw installeren.
Als tijdens de installatieprocedure in Windows XP of Server 2003 het
dialoogvenster Software Installation (Software-installatie) verschijnt,
klikt u op Continue Anyway (Toch doorgaan). Als u op STOP
Installation (Installatie beëindigen) klikt, moet u de printersoftware
opnieuw installeren.
Probleemoplossing 421
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Printersoftware controleren onder Windows Me en 98
Als u de Plug en Play-installatie van de driver onder Windows
Me of 98 hebt geannuleerd voordat de procedure is voltooid,
wordt de installatie van de USB-printerdriver of de
printersoftware wellicht niet correct uitgevoerd. Voer de
onderstaande aanwijzingen uit om te controleren of de driver en
de printersoftware correct zijn geïnstalleerd.
Opmerking:
De afbeeldingen in dit gedeelte zijn afkomstig uit Windows 98. De
afbeeldingen van Windows Me kunnen verschillen.
1. Open de printerdriver, zie "De printerdriver openen" op
pagina 68 en klik vervolgens op het tabblad Details.
422 Probleemoplossing
Als EPUSBX: (uw printer) wordt weergegeven in de lijst Print
to the following port (Afdrukken naar de volgende poort),
zijn de USB-printerdriver en de printersoftware correct
geïnstalleerd. Als de juiste poort niet wordt weergegeven,
gaat u verder met de volgende stap.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram My
Computer (Deze computer) op het bureaublad en kies
Properties (Eigenschappen).
Probleemoplossing 423
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
3. Ga naar het tabblad Device Manager (Apparaatbeheer).
Als de drivers correct zijn geïnstalleerd, moet EPSON USB
Printer Devices (USB-afdrukapparaten van EPSON) worden
weergegeven in het menu Device Manager (Apparaatbeheer).
424 Probleemoplossing
Als EPSON USB Printer Devices (USB-afdrukapparaten van
EPSON) niet wordt weergegeven in het menu Device
Manager (Apparaatbeheer), klikt u op het plusteken (+) bij
Other devices (Overige apparaten) om alle geïnstalleerde
apparaten weer te geven.
Als USB Printer (USB-printer) of de naam van uw printer
wordt weergegeven bij Other devices (Overige apparaten), is
de printersoftware niet correct geïnstalleerd. Ga verder met
stap 5.
Als USB Printer (USB-printer) noch de naam van uw printer
wordt weergegeven bij Other devices (Overige apparaten),
klikt u op Refresh (Vernieuwen) of maakt u de USB-kabel los
van de printer en sluit u deze vervolgens opnieuw aan op de
printer. Als u hebt gecontroleerd of deze items worden
weergegeven, gaat u verder met stap 5.
Probleemoplossing 425
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
4. Selecteer bij Other devices (Overige apparaten) USB Printer
(USB-printer) of de naam van uw printer en klik op Remove
(Verwijderen). Klik vervolgens op OK.
Als het volgende dialoogvenster wordt weergegeven, klikt u
op OK en nogmaals op OK om het dialoogvenster System
Properties (Systeemeigenschappen) te sluiten.
426 Probleemoplossing
5. Verwijder de printersoftware zoals wordt uitgelegd bij
"Installatie van de printersoftware ongedaan maken" op
pagina 139. Schakel de printer uit, start de computer opnieuw
op en installeer de printersoftware opnieuw zoals wordt
aangegeven in de Installatiehandleiding.
Status- en foutberichten
De printerstatus en foutberichten worden weergegeven op het
LCD-scherm van de printer. Zie "Status- en foutberichten" op
pagina 285 voor meer informatie.
Afdrukken annuleren
U kunt het afdrukken annuleren in de printerdriver op de
computer of op het bedieningspaneel van de printer.
Zie "Afdrukken annuleren" op pagina 138 (Windows) of
"Afdrukken annuleren" op pagina 211 (Macintosh) als u een
afdruktaak wilt annuleren voordat deze de computer verlaat.
De knop + Taak annuleren op de printer biedt de snelste en
eenvoudigste manier om het afdrukken te annuleren.
Zie "Afdrukken annuleren" op pagina 307 voor meer informatie.
Probleemoplossing 427
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Problemen bij het afdrukken met PostScript 3
De hier beschreven problemen kunnen zich voordoen wanneer u
afdrukt met de PostScript-driver. Alle hier gegeven instructies
hebben betrekking op de PostScript-printerdriver.
De printer drukt niet goed af in PostScript-modus
Oorzaak Oplossing
De emulatiemodus van de printer is
niet goed ingesteld.
De printer staat standaard op Auto, zodat
de codering van de ontvangen
afdruktaak automatisch kan worden
bepaald, waarna de juiste
emulatiemodus wordt geselecteerd. In
sommige gevallen is de printer echter niet
in staat om de juiste emulatiemodus te
selecteren. In dit geval moet u zelf PS3
instellen.
Stel de emulatiemodus in via het
Emulation Menu (Menu Emulatie) op de
printer. Zie "Emulation Menu (Menu
Emulatie)" op pagina 250 voor meer
informatie.
De emulatiemodus van de printer is
niet goed ingesteld voor de
interface die u gebruikt.
De emulatiemodus kan apart worden
ingesteld voor elke interface die
afdrukgegevens ontvangt. Zet de
emulatiemodus voor de gebruikte
interface op PS3.
Stel de emulatiemodus in via het
Emulation Menu (Menu Emulatie) op de
printer. Zie "Emulation Menu (Menu
Emulatie)" op pagina 250 voor meer
informatie.
428 Probleemoplossing
De printer drukt niet af
Oorzaak Oplossing
In de printerdriver is het
selectievakje Color (Kleur)
ingeschakeld, terwijl de printer
zelf in de zwart-witmodus staat (al
dan niet met vier zwarte
cartridges) en het foutbericht
Color Data Received (Kleurgeg.
ontvangen) verschijnt.
Schakel het selectievakje Black (Zwart) in
de printerdriver in.
Het selectievakje Print to file
(Afdrukken naar bestand) is
ingeschakeld in het
dialoogvenster Print (Afdrukken).
(Dit geldt niet voor Mac OS X.)
Schakel het selectievakje Print to file
(Afdrukken naar bestand) in het
dialoogvenster Print (Afdrukken) uit.
Het selectievakje Save as File
(Bewaar als bestand) is
ingeschakeld op het tabblad
Output Options (Uitvoeropties)
van het afdrukvenster (alleen
voor Mac OS X).
Schakel het selectievakje Save as File
(Bewaar als bestand) uit op het tabblad
Output Options (Uitvoeropties) van het
afdrukvenster.
Er is een verkeerde printerdriver
geselecteerd.
Zorg ervoor dat de PostScript-printerdriver
die u voor het afdrukken gebruikt, is
geselecteerd.
Alleen voor gebruikers van Mac
OS 9
Het selectievakje Unlimited
Downloadable Fonts (Onbeperkt
aantal downloadable fonts) is
ingeschakeld op het tabblad
met PostScript-opties van het
dialoogvenster voor de
pagina-instelling.
Schakel het selectievakje Unlimited
Downloadable Fonts (Onbeperkt aantal
downloadable fonts) uit.
Via het bedieningspaneel van de
printer is een andere
emulatiemodus ingesteld dan
Auto of PS3 voor de gebruikte
interface.
Wijzig deze instelling in Auto of PS3.
Probleemoplossing 429
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
De afdrukken zijn zwart-wit, terwijl Color (Kleur)
is ingesteld bij Resolution (Resolutie) in de
printerdriver. (Alleen voor gebruikers van Mac
OS X en alleen wanneer wordt afgedrukt met
een AL-2600 die op kleurmodus staat)
De printerdriver of printer die u nodig hebt wordt
niet weergegeven in het onderdeel Printer Setup
Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3), Print
Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2) of de
Chooser (Kiezer, Mac OS 9)
Oorzaak Oplossing
Color Conversion (Kleurconversie)
staat op Standard (Standaard).
Selecteer In Printer (In printer) in de
vervolgkeuzelijst Color Conversion
(Kleurconversie) op het tabblad
ColorSync.
Oorzaak Oplossing
QuickDraw GX is in gebruik
(Mac OS 9).
QuickDraw GX wordt niet ondersteund door
de printerdriver. Schakel QuickDraw GX uit.
De naam van de printer is
gewijzigd.
Vraag de netwerkbeheerder om meer
informatie en selecteer de juiste
printernaam.
De AppleTalk-zone is verkeerd
ingesteld.
Open Printer Setup Utility
(Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3), Print
Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2) of de
Chooser (Kiezer, Mac OS 9) en selecteer de
AppleTalk-zone waarmee de printer is
verbonden.
430 Probleemoplossing
Het lettertype op de afdruk is anders dan het
lettertype op het scherm
Oorzaak Oplossing
De PostScript-schermlettertypen
zijn niet geïnstalleerd.
De PostScript-schermlettertypen moeten
worden geïnstalleerd op de computer die
u gebruikt. Anders wordt het geselecteerde
lettertype op het scherm vervangen door
een ander lettertype.
Alleen voor gebruikers van
Windows
De optie Send TrueType fonts to
printer according to the font
Substitution Table
(TrueType-lettertypen naar
printer verzenden op basis van
vervangingstabel voor
lettertypen) op het tabblad Fonts
(Lettertypen) van het
dialoogvenster Properties
(Eigenschappen) van de printer is
ingeschakeld, maar de
TrueType-lettertypen worden niet
vervangen door
printerlettertypen.
(Windows Me en 98)
De juiste vervangende
lettertypen zijn niet goed
opgegeven op het tabblad
Device Settings (Apparaatopties)
van het dialoogvenster Properties
(Eigenschappen) van de printer.
(Windows XP en 2000)
Als Send TrueType fonts to printer according
to the font Substitution Table
(TrueType-lettertypen naar printer
verzenden op basis van vervangingstabel
voor lettertypen) op het tabblad Fonts
(Lettertypen) van het dialoogvenster
Properties (Eigenschappen) van de printer
is ingeschakeld, worden
TrueType-lettertypen vervangen door
printerlettertypen voordat ze worden
afgedrukt. Geef de juiste vervangende
lettertypen op met behulp van de Font
Substitution Table (Vervangingstabel voor
lettertypen).
Geef de juiste vervangende lettertypen op
met behulp van de Font Substitution Table
(Vervangingstabel voor lettertypen).
Probleemoplossing 431
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
De printerlettertypen kunnen niet worden
geïnstalleerd
Tekst en afbeeldingen hebben geen strakke
randen
De printer drukt niet normaal af via de parallelle
interface (alleen Windows 98)
Oorzaak Oplossing
Via het bedieningspaneel van de
printer is een andere
emulatiemodus ingesteld dan
PS3 voor de gebruikte interface.
Wijzig de emulatiemodus voor de gebruikte
interface in PS3 en installeer de
printerlettertypen opnieuw.
Oorzaak Oplossing
De afdrukkwaliteit staat op Fast
(Snel).
Wijzig deze instelling in Quality (Kwaliteit).
De printer heeft onvoldoende
geheugen.
Installeer extra geheugen.
Oorzaak Oplossing
De computer is via de parallelle
interface op de printer aangesloten
en de parallelle poort staat
ingesteld op ECP.
Zorg ervoor dat de juiste modus is
ingesteld.
432 Probleemoplossing
De printer drukt niet normaal af via de
USB-interface
De printer drukt niet normaal af via de
netwerkinterface
Oorzaak Oplossing
Alleen voor gebruikers van
Windows
In de printereigenschappen is de
gegevensindeling niet op ASCII of
TBCP gezet.
Als de printer via de USB-interface op de
computer is aangesloten, kunnen geen
binaire gegevens worden afgedrukt. Zorg
ervoor dat de gegevensindeling op ASCII of
TBCP wordt ingesteld. U vindt deze optie
door te klikken op Advanced
(Geavanceerd) op het tabblad PostScript
van de printereigenschappen.
Windows XP: klik op het tabblad Device
Settings (Apparaatinstellingen) in de
printereigenschappen, klik op Output
Protocol (Uitvoerprotocol) en selecteer
ASCII of TBCP.
Alleen voor gebruikers van
Macintosh
In de printereigenschappen is de
gegevensstructuur niet op ASCII
gezet.
Als de printer via de USB-interface op de
computer is aangesloten, kunnen geen
binaire gegevens worden afgedrukt. Zorg
ervoor dat de gegevensstructuur op ASCII
wordt ingesteld. U vindt deze optie door te
klikken op Print in het menu File (Archief).
Oorzaak Oplossing
Er is een andere gegevensindeling
(gegevensstructuur) ingesteld dan
de overeenkomstige instelling in de
toepassing (uitgezonderd OS X).
Als het bestand is gemaakt in een
toepassing waarin u zelf de
gegevensindeling (gegevensstructuur of
codering) kunt aanpassen, zoals
Photoshop, moet u ervoor zorgen dat de
instelling in de toepassing overeenkomt
met de instelling in de printerdriver.
Probleemoplossing 433
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
11
Voor de netwerkverbinding wordt
geen AppleTalk gebruikt en de
gegevensstructuur staat niet op
ASCII.
Als u voor de netwerkverbinding geen
AppleTalk gebruikt, moet de
gegevensindeling (gegevensstructuur)
op ASCII of TBCP (Tagged Binary
Communications Protocol, Windows) of
ASCII (Macintosh) worden gezet.
Allen voor gebruikers van Windows
2000 of NT 4.0
Job Management On (Taakbeheer
aan) is geselecteerd in de
printereigenschappen.
Wanneer AppleTalk actief is en Job
Management On (Taakbeheer aan) is
geselecteerd, drukt de printer niet
normaal af. Op het tabblad Job Settings
(Taakinstellingen) van het dialoogvenster
Properties (Eigenschappen) van de
printer moet u ervoor zorgen dat het
selectievakje Job Management On
(Taakbeheer aan) is uitgeschakeld.
Alleen voor gebruikers van
Windows
De computer is op basis van
AppleTalk verbonden met het
netwerk in een Windows 2000-/NT
4.0-omgeving en de optie Send
CTRL+D Before Each Job (CTRL-D
verzenden voor elke taak) of Send
CTRL+D After Each Job (CTRL-D
verzenden na elke taak) op het
tabblad Device Settings
(Apparaatinstellingen) van de
printereigenschappen staat op Yes
(Ja).
Zorg ervoor dat zowel Send CTRL+D
Before Each Job (CTRL-D verzenden voor
elke taak) als Send CTRL+D After Each Job
(CTRL-D verzenden na elke taak) op No
(Nee) staat.
Alleen voor gebruikers van
Windows
De afdrukgegevens zijn te groot.
Klik op Advanced (Geavanceerd) op het
tabblad PostScript van de
printereigenschappen en wijzig de
gegevensindeling van ASCII (standaard)
in TBCP (Tagged Binary Communications
Protocol).
Alleen voor gebruikers van
Windows
Afdrukken via de netwerkinterface
is niet mogelijk.
Klik op Advanced (Geavanceerd) op het
tabblad PostScript van de
printereigenschappen en wijzig de
gegevensindeling van ASCII (standaard)
in TBCP (Tagged Binary Communications
Protocol).
434 Probleemoplossing
Er is een niet nader gespecificeerde fout
opgetreden (alleen Macintosh)
Onvoldoende geheugen voor het afdrukken
van gegevens (alleen Macintosh)
Oorzaak Oplossing
U gebruikt een versie van Mac OS
die niet wordt ondersteund.
De driver van deze printer kan alleen
worden gebruikt op Macintosh-computers
met versie 9.1 of hoger van Mac OS 9 of
versie 10.2.4 of hoger van Mac OS X.
Oorzaak Oplossing
De printerdriver voor Macintosh
gebruikt beschikbaar
systeemgeheugen voor het
verwerken van de afdrukgegevens.
Maak op een van de volgende manieren
geheugen vrij voor het afdrukken:
Verlaag de instelling
voor de hoeveelheid
RAM-cache in het
regelpaneel voor het
geheugen (Mac OS 9).
Sluit toepassingen die
niet worden gebruikt.
Wijs extra geheugen toe
aan de toepassing
waarmee u afdrukt (Mac
OS 9).
Schakel afdrukken op de
achtergrond uit.
Klantenservice 435
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
Appendix A
Klantenservice
Contact opnemen met de klantenservice
Wanneer uw Epson-product niet goed functioneert en het niet
lukt het probleem te verhelpen aan de hand van de
probleemoplossing in de bijgeleverde documentatie, kunt u
contact opnemen met de klantenservice. In het pan-Europese
garantiebewijs leest u hoe u contact kunt opnemen met de
klantenservice van Epson. De medewerkers van de
klantenservice kunnen u sneller helpen als u de volgende
gegevens bij de hand hebt:
serienummer van het product;
(Het serienummer vindt u meestal op een etiket aan de
achterzijde van het product.)
model van het product;
versie van de software van het product;
(Voor het versienummer klikt u op Over, Versie-info of een
vergelijkbare knop in de software.)
merk en model van uw computer;
naam en versie van uw besturingssysteem;
naam en versie van de toepassing(en) die u meestal met het
product gebruikt.
436 Klantenservice
Website voor technische ondersteuning
Ga via http://www.epson.com naar uw lokale Epson-website
voor de nieuwste drivers, vragen en antwoorden, handleidingen
en ander materiaal om te downloaden.
Deze website van Epson biedt u technische ondersteuning bij
problemen die u niet kunt oplossen met de informatie in de
printerdocumentatie.
Technische specificaties 437
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
Appendix B
Technische specificaties
Papier
Aangezien de kwaliteit van een bepaald merk of type papier op
elk moment door de fabrikant kan worden gewijzigd, kan Epson
de kwaliteit van geen enkele papiersoort garanderen. Test enkele
vellen papier voordat u een grote hoeveelheid aanschaft of
afdrukt.
Beschikbare papiersoorten
* Gebruik kringlooppapier uitsluitend bij een normale temperatuur en
vochtigheidsgraad. Papier van slechte kwaliteit kan de afdrukkwaliteit
verminderen en papierstoringen en andere problemen veroorzaken.
Papiersoort Beschrijving
Gewoon papier Algemeen kopieerpapier
(ook kringlooppapier*)
Enveloppen Geen lijm of plakstrip
Geen plastic vensters
Labels (Etiketten) Het achtervel moet volledig bedekt zijn,
zonder ruimtes tussen de etiketten.
Zwaar papier Gewicht: 91 tot 163 g/m²
Laserprinterpapier EPSON Color Laser Paper
Transparanten EPSON Color Laser Transparencies
Gekleurd papier Niet-gecoat
Papier met briefhoofd Het papier en de inkt van briefhoofden
moeten geschikt zijn voor laserprinters.
438 Technische specificaties
Ongeschikt papier
Het volgende papier mag niet in deze printer worden gebruikt.
Het kan schade aan de printer, papierstoringen en slechte
afdrukkwaliteit veroorzaken.
Afdrukmaterialen die zijn bestemd voor andere
kleurenlaserprinters, zwartwitlaserprinters,
kleurenkopieerapparaten, zwartwitkopieerapparaten of
inkjetprinters
Papier waarop eerder is afgedrukt met andere
kleurenlaserprinters, zwartwitlaserprinters,
kleurenkopieerapparaten, zwartwitkopieerapparaten,
inkjetprinters of thermische transferprinters
Carbonpapier, doorschrijfpapier, warmtegevoelig papier,
drukgevoelig papier, zuurhoudend papier of papier met inkt
die gevoelig is voor hoge temperaturen (rond 235 °C)
Etiketten die gemakkelijk loslaten of niet de volledige
oppervlakte van het achtervel bedekken
Gecoat papier of gekleurd papier met een speciaal oppervlak
Papier met ringbandgaten of geperforeerd papier
Papier met lijm, nietjes, papierklemmen of plakstrips
Papier dat statische elektriciteit aantrekt
Klam of vochtig papier
Papier met variërende dikte
Extreem zwaar of licht papier
Papier dat te glad of te ruw is
Technische specificaties 439
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
Papier met een verschillende voor- en achterzijde
Gevouwen, gekreukeld, golvend of gescheurd papier
Papier met een onregelmatige vorm, of papier waarvan de
hoeken niet recht zijn
Afdrukgebied
Minimale marge van 4 mm aan elke zijde.
Opmerking:
Het afdrukgebied is afhankelijk van de gebruikte emulatiemodus.
440 Technische specificaties
Printer
Algemeen
Afdrukmethode: Laserscannen en droog elektrofotografisch
proces
Resolutie: 2400RIT
*1
Afdruksnelheid
*2
bij
continu afdrukken
(bij A4/Letter):
30 pagina’s per minuut voor afdrukken in
zwart-wit
7,5 pagina's per minuut voor afdrukken in
kleur
Papierinvoer: Automatische of handmatige invoer
Uitlijning papierinvoer: Centreren voor alle papierformaten
Duplex Beschikbare papiersoorten zijn A4, A5, LT, B5
en Executive (gewoon papier) en EPSON
Color Laser Paper
Laadvermogen papierladen:
MP-lade: Maximaal 150 vellen gewoon papier
(64 tot 90 g/m²)
Maximaal 15 enveloppen
Maximaal 60 transparanten
Maximaal 50 vellen met etiketten
Onderste
standaardpapierlade:
maximaal 500 vellen gewoon papier
(64 tot 90 g/m²)
Papieruitvoer: Voor alle papiersoorten en -formaten
Papieruitvoercapaciteit: maximaal 250 vellen gewoon papier
(64 tot 90g/m²)
Technische specificaties 441
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
*1
Epson AcuLaser Resolution Improvement Technology.
*2
De precieze afdruksnelheid hangt af van de papierbron en andere
omstandigheden.
Omgevingsspecificaties
Interne emulatie: PCL5e-emulatie (LJ4-modus)
Emulatie van HP-GL/2 (GL2-modus)
ECP/Page-printertaal
Emulatie van 24-pins ESC/P 2-printer
(modus ESC/P 2)
Emulatie van 9-pins ESC/P-printer (modus FX)
Emulatie van IBM Pro-printer (modus I239X)
Beschikbare lettertypen: 84 schaalbare lettertypen en 7
bitmaplettertypen
RAM: 64 MB, uitbreidbaar tot 512 MB
Temperatuur: In gebruik: 10 tot 35 °C (50 tot 90 °F)
Niet in gebruik: 0 tot 35 °C (35 tot 95 °F)
Vochtigheid: In gebruik: 15 tot 85% RV
Niet in gebruik: 10 tot 85% RV
Hoogte: Maximaal 2.500 meter
442 Technische specificaties
Technische specificaties
Gewicht: Ca. 37 kg, zonder tonercartridges en optionele
onderdelen
425 mm
518 mm
431 mm
Technische specificaties 443
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
Elektrische specificaties
*1
Bij afdrukken in kleur.
*2
Bij afdrukken in zwart-wit.
*3
Volledig in rust. Conform Energy Star.
Standaard en goedkeuringen
Amerikaans model:
110 V, 120 V
(model L481A)
230 V
(model L481A)
Voltage 110 V tot 120 V
± 10%
220 V tot 240 V
± 10%
Nominale frequentie 50 Hz /
60 Hz ± 3 Hz
50 Hz /
60 Hz ± 3 Hz
Stroomsterkte Maximaal 10 A Maximaal 6 A
Stroom-
verbruik
Tijdens af-
drukken
Gemid-
deld
335 W
*2
/
567 W
*3
332 W
*1
/
583 W
*2
Max. 880 W 900 W
In de
standby-
modus
Gemid-
deld
96 W 99 W
Rustmodus
*3
Maximaal 21 W Maximaal 21 W
Veiligheid UL 60950
CSA-nr. 60950
EMC FCC deel 15 onderdeel B klasse B
CSA C108.8 klasse B
444 Technische specificaties
Europees model:
Australisch model:
Laserbeveiliging
Deze printer is een laserproduct van klasse 1 dat voldoet aan de
normen die zijn opgelegd door het Amerikaanse DHHS
(Department of Health and Human Services), overeenkomstig de
Radiation Control for Health and Safety Act van 1968. Dit
betekent dat de laser geen straling voortbrengt die schadelijke
gevolgen heeft voor de gezondheid.
Aangezien de straling die door de laser wordt veroorzaakt
volledig binnen de printerkast en de externe afscherming van de
printer blijft, kan de laserstraal de printer niet verlaten tijdens het
gebruik van het apparaat.
Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG
EMC-richtlijn 89/336/EEC
EN 60950
EN 55022 klasse B
EN 55024
EN 61000-3-2
EN 61000-3-3
EMC AS/NZS 3548 CISPR22 klasse B
Technische specificaties 445
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
CDRH-voorschriften
Het CDRH (Center for Devices and Radiological Health) van het
Ministerie voor voedsel en geneesmiddelen van de VS heeft op 2
augustus 1976 voorschriften voor laserproducten in gebruik
genomen. Alle producten die in de VS op de markt komen, dienen
hieraan te voldoen. Het onderstaande logo geeft aan dat een
product aan de CDRH-voorschriften voldoet en dient op alle
laserproducten te worden aangebracht.
446 Technische specificaties
Interfaces
Parallelle interface
Gebruik de parallelle connector die voldoet aan de IEEE
1284-I-norm.
ECP mode/Nibble mode (modus ECP/modus Nib.)
USB-interface
USB 2.0 High Speed-modus
Opmerking:
Alleen computers met een USB-connector en Mac OS 9.x en X of
Windows XP, Me, 98, 2000 en Server 2003 ondersteunen de
USB-interface.
Uw computer moet USB 2.0 ondersteunen om uw computer met
USB 2.0 als interface te kunnen aansluiten op de printer.
Aangezien USB 2.0 volledig compatibel is met USB 1.1, kan ook
USB 1.1 worden gebruikt als interface.
USB 2.0 kan worden gebruikt voor Windows XP, 2000 en Server
2003. Als u werkt met Windows Me of 98, gebruik dan USB 1.1.
Ethernet-interface
U kunt een rechtstreekse, afgeschermde IEEE 802.3
100BASE-TX/10 BASE-T-interfacekabel (twisted-pair) met een
RJ45-connector gebruiken.
Opmerking:
Niet op alle printermodellen is Ethernet aanwezig.
Technische specificaties 447
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
Optionele onderdelen en verbruiksgoederen
Optionele papierlade
* Dit product voldoet aan de CE-markeringsvereisten in overeenstemming met
EG-richtlijn 89/336/EEG.
Productcode: C12C802211
Papierformaat: A4 en Letter (LT)
Papiergewicht: 64 tot 90 g/m²
Papierinvoer: Eén geïnstalleerde papierlade
Automatische papierinvoer
Papiercapaciteit tot 500 vellen
Papiersoorten: Gewoon papier, EPSON Color Laser Paper
Voeding: 5 V/0,3 A en 24 V/0,35 A vanuit de
printervoeding
Model: EU-114*
Afmetingen en gewicht:
Hoogte:
Breedte:
Diepte:
Gewicht:
140 mm
408 mm
482 mm
5,1 kg inclusief alle laden
448 Technische specificaties
Duplexer
* Dit product voldoet aan de CE-markeringsvereisten in overeenstemming met
EG-richtlijn 89/336/EEG.
Geheugenmodules
* Alleen speciaal voor EPSON-apparaten gemaakte DIMM’s zijn compatibel.
Productcode: C12C802221
Papierformaat: A4, A5, Letter (LT), B5 en Executive (EXE)
Papiergewicht: 64 tot 90 g/m²
Papierinvoer: Automatische papierinvoer
Papiersoorten: Gewoon papier, EPSON Color Laser Paper
Voeding: 5 V/0,1 A en 24 V/1,0 A vanuit de
printervoeding
Model: EU-115*
Afmetingen en gewicht:
Hoogte:
Breedte:
Diepte:
Gewicht:
220 mm
132 mm
282 mm
0,8 kg
Type DRAM: Synchronous Dynamic RAM Double In-line
Memory Module (SDRAM DIMM)*
Geheugengrootte: 16 MB, 32 MB, 64 MB, 128 MB of 256 MB
Technische specificaties 449
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
Vaste schijf
* Dit product voldoet aan de CE-markeringsvereisten in overeenstemming met
EG-richtlijn 89/336/EEG.
Tonercartridge
c
Let op:
Als u een tonercartridge van een koude naar een warme ruimte
hebt verplaatst, moet u vóór installatie minstens een uur wachten
om schade als gevolg van condensvocht te voorkomen.
Productcode: C12C824172*
Capaciteit: 40 GB
Productcode: Geel
(High Capacity/
Standard Capacity):
0226/0230
Magenta
(High Capacity/
Standard Capacity):
0227/0231
Cyaan
(High Capacity/
Standard Capacity):
0228/0232
Zwart
(High Capacity):
0229
Opslagtemperatuur: 0 tot 35 °C (32 tot 95 °F)
Vochtigheid opslag: 15 tot 85 % RV
450 Technische specificaties
Fotogeleidingseenheid
Bij aanschaf van een fotogeleidingseenheid worden een filter
en afvalbak voor toner meegeleverd.
Fixeereenheid 120/220
* Dit product voldoet aan de CE-markeringsvereisten in overeenstemming met
EG-richtlijn 89/336/EEG.
Afvalbak voor toner
Hoeveel pagina’s u in werkelijkheid met de afvalbak kunt
afdrukken hangt af van het type afdrukken dat u maakt.
Bij aanschaf van een afvalbak voor toner wordt een filter
meegeleverd.
Productcode: 1107
Opslagtemperatuur: 0 tot 35 °C (32 tot 95 °F)
Vochtigheid opslag: 15 tot 85 % RV
Productcode: 3019/3018
Opslagtemperatuur: 0 tot 35 °C (32 tot 95 °F)
Vochtigheid opslag: 15 tot 85 % RV
Model: EU-116*
Productcode: 0223
Opslagtemperatuur: 0 tot 35 °C (32 tot 95 °F)
Vochtigheid opslag: 15 tot 85 % RV
Lettertypen 451
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Appendix C
Lettertypen
Werken met lettertypen
EPSON BarCode Fonts (alleen Windows)
Met EPSON BarCode Fonts kunt u eenvoudig een groot aantal
soorten streepjescodes maken en afdrukken.
Gewoonlijk is het maken van streepjescodes een bewerkelijk
proces waarbij u naast de tekens voor de streepjescode
verschillende opdrachtcodes moet opgeven, zoals Startbalk,
Stopbalk en OCR-B. Met EPSON BarCode Fonts kunt u de codes
echter automatisch toevoegen, zodat u eenvoudig streepjescodes
kunt afdrukken die voldoen aan uiteenlopende standaarden voor
streepjescodes.
De volgende soorten streepjescodes worden ondersteund:
Standaard EPSON
BarCode
OCR-B Contro-
lecijfer
Opmerkingen
EAN EPSON
EAN-8
Ja Ja Maakt EAN-
streepjescodes
(afgekorte versie).
EPSON
EAN-13
Ja Ja Maakt EAN-
streepjescodes
(standaardversie).
UPC-A EPSON
UPC-A
Ja Ja Maakt UPC-A-
streepjescodes.
UPC-E EPSON
UPC-E
Ja Ja Maakt UPC-E-
streepjescodes.
452 Lettertypen
Code39 EPSON
Code39
Nee Nee U kunt afdrukken
van OCR-B en
controlecijfers
opgeven met de
lettertypenaam.
EPSON
Code39 CD
Nee Ja
EPSON
Code39 CD
Num
Ja Ja
EPSON
Code39
Num
Ja Nee
Code128 EPSON
Code128
Nee Ja Maakt Code128-
streepjescodes.
Interleaved
2 of 5 (ITF)
(Interleaved
2 van 5 (ITF))
EPSON ITF Nee Nee U kunt afdrukken
van OCR-B en
controlecijfers
opgeven met de
lettertypenaam.
EPSON ITF
CD
Nee Ja
EPSON ITF
CD Num
Ja Ja
EPSON ITF
Num
Ja Nee
Codabar EPSON
Codabar
Nee Nee U kunt afdrukken
van OCR-B en
controlecijfers
opgeven met de
lettertypenaam.
EPSON
Codabar
CD
Nee Ja
EPSON
Codabar
CD Num
Ja Ja
EPSON
Codabar
Num
Ja Nee
Lettertypen 453
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Systeemvereisten
Voor gebruik van EPSON BarCode Fonts moet de computer aan
de volgende vereisten voldoen.
Opmerking:
Lettertypen van EPSON BarCode Fonts zijn alleen compatibel met
Epson-printerdrivers.
EPSON BarCode Fonts installeren
Volg de onderstaande instructies om EPSON BarCode Fonts te
installeren. Hier wordt de installatie voor Windows 98
beschreven. Voor andere Windows-versies geldt ongeveer
dezelfde procedure.
1. Zet de printer uit en controleer of Windows wordt uitgevoerd
op de computer.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation.
Opmerking:
Als het venster voor het instellen van talen verschijnt, selecteert
u uw land.
Als het installatieprogramma van EPSON niet automatisch
wordt gestart, dubbelklikt u op het pictogram My Computer
(Deze computer) en klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram CD-ROM (Cd-rom). Kies vervolgens Open (Openen)
in het menu dat verschijnt. Dubbelklik vervolgens op Epsetup.exe.
Computer: IBM-computer of vergelijkbare computer
met een i386SX-processor of hoger
Besturingssysteem: Microsoft Windows XP, Me, 98, 2000, NT 4.0
of Server 2003
Vaste schijf: 15 tot 30 KB vrije ruimte, afhankelijk van het
gebruikte lettertype
454 Lettertypen
3. Klik op Continue (Doorgaan). Als het venster met de
licentieovereenkomst verschijnt, leest u de overeenkomst en
klikt u op Agree (Akkoord).
4. Selecteer User Installation (Installatie voor gebruiker) en
selecteer vervolgens uw printer.
5. In het dialoogvenster dat verschijnt klikt u op Local (Lokaal).
Lettertypen 455
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
6. Klik op Custom (Aangepast).
7. Schakel het selectievakje EPSON BarCode Font in en klik op
Install (Installeer). Volg de instructies op het scherm.
8. Als de installatie is voltooid, klikt u op OK.
EPSON BarCode Fonts zijn nu op de computer geïnstalleerd.
456 Lettertypen
Afdrukken met EPSON BarCode Fonts
Volg de onderstaande instructies om streepjescodes te maken
en af te drukken met EPSON BarCode Fonts. In deze instructies
wordt uitgegaan van de toepassing Microsoft WordPad. Bij
andere programma's is mogelijk een andere procedure van
toepassing.
1. Open een document in de toepassing en typ de tekens die u
in een streepjescode wilt omzetten.
2. Selecteer de getypte tekens en klik op Font in het menu
Format (Opmaak).
Lettertypen 457
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
3. Selecteer het gewenste lettertype van EPSON BarCode Font
en stel de lettertypegrootte in. Klik op OK.
Opmerking:
In Windows XP, 2000, NT 4.0 en Server 2003 kunt u voor het
afdrukken van streepjescodes geen lettertypen gebruiken die groter
zijn dan 96 punten.
4. De geselecteerde tekens worden op de onderstaande manier
weergegeven als streepjescodes.
458 Lettertypen
5. Kies Print (Afdrukken) in het menu File (Bestand). Klik met
de rechtermuisknop op de EPSON-printer en kies Properties
(Eigenschappen). Geef de volgende instellingen op voor de
printerdriver. Zie het gedeelte over kleurenprinterdrivers in
de onderstaande tabel, zowel voor de EPSON AcuLaser
C2600 als voor de EPSON AcuLaser 2600.
Driver
voor
zwartwit-
printers
Driver
voor
kleuren-
printers
Op host
geïmple-
menteer-
de driver
voor
zwartwit-
printers
Op host
geïmple-
menteer-
de driver
voor
kleuren-
printers
Kleur (niet be-
schikbaar)
Black
(Zwart)
(niet be-
schikbaar)
Black
(Zwart)
Print Quality
(Afdrukkwa-
liteit)
Text &
Image
(Tekst en
afbeel-
ding)*
Text (Aan-
tRegel)*
Text &
Image
(Tekst en
afbeel-
ding)*
Text (Aan-
tRegel)*
Toner Save
(Tonerbe-
sparing)
Niet gese-
lecteerd
Niet gese-
lecteerd
Niet gese-
lecteerd
Niet gese-
lecteerd
Zoom
Options
(Zoomop-
ties)
Niet gese-
lecteerd
Niet gese-
lecteerd
Niet gese-
lecteerd
Niet gese-
lecteerd
Lettertypen 459
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
* Deze instellingen zijn beschikbaar wanneer het selectievakje Automatic
(Automatisch) is ingeschakeld op het tabblad Basic Settings
(Basisinstellingen). Wanneer het selectievakje Advanced
(Geavanceerd) is ingeschakeld, klikt u op de knop More Settings (Meer
instellingen) en zet u de resolutie vervolgens op 600 dpi.
Modus
Graphic
(Grafisch) in
het dialoog-
venster
Extended
Settings
(Geavan-
ceerde
instellingen)
dat u opent
via het tab-
blad Optio-
nal Settings
(Optionele
instellin-
gen).
High
Quality
(Printer)
(Hoge
kwaliteit
(printer))
(niet be-
schikbaar)
(niet be-
schikbaar)
(niet be-
schikbaar)
Printing
Mode (Af-
drukmodus)
in het dia-
loogvenster
Extended
Settings
(Geavan-
ceerde in-
stellingen)
dat u opent
via het
tabblad
Optional
Settings
(Optionele
instellin-
gen).
(niet be-
schikbaar)
High
Quality
(Printer)
(Hoge
kwaliteit
(printer))
(niet be-
schikbaar)
(niet be-
schikbaar)
460 Lettertypen
6. Klik op OK om de streepjescode af te drukken.
Opmerking:
Als er een fout voorkomt in de tekenreeks van de streepjescode,
bijvoorbeeld onjuiste gegevens, wordt de streepjescode afgedrukt
zoals weergegeven op het scherm. De streepjescode kan dan niet door
een streepjescodelezer worden gelezen.
Streepjescodes invoeren en opmaken
Houd bij het invoeren en opmaken van de tekens voor een
streepjescode rekening met het volgende:
Voeg geen schaduwen of andere opmaak toe aan de tekens,
zoals vet, cursief en onderstrepingen.
Druk streepjescodes alleen in zwart-wit af.
Gebruik bij het draaien van tekens alleen rotatiehoeken van
90°, 180° en 270°.
Schakel de automatische spatiëring van tekens en woorden
uit in de toepassing.
Gebruik in de toepassing geen functies die tekens alleen
verticaal of horizontaal vergroten of verkleinen.
Schakel in de toepassing alle functies uit voor autocorrectie,
spelling- en grammaticacontrole, enzovoort.
Maak tekstsymbolen zoals paragraaftekens en tabs zichtbaar
in de toepassing, zodat streepjescodes beter van de overige
tekst in het document kunnen worden onderscheiden.
Mogelijk bestaat de uiteindelijke streepjescode uit meer
tekens dan u hebt ingevoerd, omdat bijzondere tekens zoals
Startbalk en Stopbalk worden toegevoegd als u EPSON
BarCode Font selecteert.
Lettertypen 461
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Voor een optimaal resultaat gebruikt u voor het geselecteerde
lettertype van EPSON BarCode Font alleen de
lettertypegrootten die worden aanbevolen in "Specificaties
BarCode Fonts" op pagina 461. Streepjescodes van een ander
formaat worden mogelijk niet door alle streepjescodelezers
gelezen.
Opmerking:
Afhankelijk van de afdrukdichtheid en de papierkwaliteit of -kleur
kunnen streepjescodes voor bepaalde streepjescodelezers onleesbaar zijn.
Druk een voorbeeld af en controleer of de streepjescode leesbaar is,
voordat u grote hoeveelheden afdrukt.
Specificaties BarCode Fonts
In dit gedeelte vindt u de specificaties voor het invoeren van elk
lettertype van EPSON BarCode Fonts.
EPSON EAN-8
EAN-8 is een verkorte streepjescode van acht cijfers.
Omdat het controlecijfer automatisch wordt toegevoegd,
kunt u maar 7 tekens invoeren.
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Linker-/rechtermarge
Linker-/rechterafsluitbalk
Soort tekens Cijfers (0 t/m 9)
Aantal tekens 7 tekens
Lettertypegrootte 52 pt tot 130 pt (maximaal 96 pt in
Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
Aanbevolen grootten zijn 52 pt, 65 pt
(standaard), 97,5 pt en 130 pt.
462 Lettertypen
Middenbalk
Controlecijfer
OCR-B
Afdrukvoorbeeld
EPSON EAN-13
EAN-13 is een streepjescode van dertien cijfers.
Omdat het controlecijfer automatisch wordt toegevoegd,
kunt u maar 12 tekens invoeren.
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Linker-/rechtermarge
Linker-/rechterafsluitbalk
EPSON EAN-8
Soort tekens Cijfers (0 t/m 9)
Aantal tekens 12 tekens
Lettertypegrootte 60 pt tot 150 pt (maximaal 96 pt in
Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
Aanbevolen grootten zijn 60 pt, 75 pt
(standaard), 112,5 pt en 150 pt.
Lettertypen 463
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Middenbalk
Controlecijfer
OCR-B
Afdrukvoorbeeld
EPSON UPC-A
UPC-A is de streepjescode die is vastgelegd in de American
Universal Product Code (UPC Symbol Specification Manual).
Alleen gangbare UPC-codes worden ondersteund.
Aanvullende codes worden niet ondersteund.
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Linker-/rechtermarge
Linker-/rechterafsluitbalk
EPSON EAN-13
Soort tekens Cijfers (0 t/m 9)
Aantal tekens 11 tekens
Lettertypegrootte 60 pt tot 150 pt (maximaal 96 pt in
Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
Aanbevolen grootten zijn 60 pt, 75 pt
(standaard), 112,5 pt en 150 pt.
464 Lettertypen
Middenbalk
Controlecijfer
OCR-B
Afdrukvoorbeeld
EPSON UPC-E
UPC-E komt overeen met de streepjescode UPC-A. Bij UPC-E
worden extra nullen echter verwijderd.
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Linker-/rechtermarge
Linker-/rechterafsluitbalk
Controlecijfer
EPSON UPC-A
Soort tekens Cijfers (0 t/m 9)
Aantal tekens 6 tekens
Lettertypegrootte 60 pt tot 150 pt (maximaal 96 pt in
Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
Aanbevolen grootten zijn 60 pt, 75 pt
(standaard), 112,5 pt en 150 pt.
Lettertypen 465
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
OCR-B
Het getal "0"
Afdrukvoorbeeld
EPSON Code39
Er zijn vier Code39-lettertypen beschikbaar waarmee u het
automatisch invoegen van controlecijfers en OCR-B kunt in-
of uitschakelen.
De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld
op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform
de Code39-standaard. Daarom is het belangrijk ten minste
één spatie tussen de streepjescode en de omringende tekst in
te voegen om overlapping te voorkomen.
Typ spaties in Code39-streepjescodes als "_"
onderstrepingstekens.
Als u twee of meer streepjescodes op één regel wilt
afdrukken, scheidt u ze met een tab of selecteert u een ander
lettertype en typt u een spatie. Als u een spatie invoert voor
een Code39-lettertype, wordt de streepjescode niet correct
opgebouwd.
EPSON UPC-E
466 Lettertypen
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Onbedrukte linker-/rechterzone
Controlecijfer
Start-/stopteken
Afdrukvoorbeeld
Soort tekens Alfanumerieke tekens (A tot Z, 0 tot 9);
symbolen (- . spatie $ / + %)
Aantal tekens Onbeperkt
Lettertypegrootte Als OCR-B niet wordt gebruikt: 26 pt of
meer (maximaal 96 pt in Windows
XP/2000/NT 4.0/Server 2003). Aanbevolen
grootten zijn 26 pt, 52 pt, 78 pt en 104 pt.
Als OCR-B wordt gebruikt: 36 pt of meer
(maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT
4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn
36 pt, 72 pt, 108 pt en 144 pt.
EPSON Code39 EPSON Code39 CD
EPSON Code39 Num EPSON Code39 CD Num
Lettertypen 467
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
EPSON Code128
Code128-lettertypen bieden ondersteuning voor de codesets
A, B en C. Wanneer de codeset van een regel met tekens
halverwege de regel wordt gewijzigd, wordt er automatisch
een conversiecode ingevoegd.
De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld
op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform
de Code128-standaard. Daarom is het belangrijk ten minste
één spatie tussen de streepjescode en de omringende tekst in
te voegen om overlapping te voorkomen.
In sommige toepassingen worden spaties aan het einde van
een regel automatisch verwijderd of worden meerdere,
opeenvolgende spaties omgezet in tabs. In dit soort
toepassingen worden streepjescodes met spaties mogelijk
niet goed afgedrukt.
Als u twee of meer streepjescodes op één regel wilt
afdrukken, scheidt u ze met een tab of selecteert u een ander
lettertype en typt u een spatie. De streepjescode wordt onjuist
opgebouwd als u een spatie typt terwijl er een
Code128-lettertype is geselecteerd.
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Onbedrukte linker-/rechterzone
Start-/stopteken
Controlecijfer
Soort tekens Alle ASCII-tekens (95 in totaal)
Aantal tekens Onbeperkt
Lettertypegrootte 26 pt tot 104 pt (maximaal 96 pt in
Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
Aanbevolen grootten zijn 26 pt, 52 pt, 78
pt en 104 pt.
468 Lettertypen
Teken voor wijzigen codeset
Afdrukvoorbeeld
EPSON ITF
De EPSON ITF-lettertypen voldoen aan de Amerikaanse USS
Interleaved 2-van-5-standaard.
Er zijn vier EPSON ITF-lettertypen beschikbaar waarmee u
het automatisch invoegen van controlecijfers en OCR-B kunt
in- of uitschakelen.
De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld
op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform
de Interleaved 2-van-5-standaard. Daarom is het belangrijk
ten minste één spatie tussen de streepjescode en de
omringende tekst in te voegen om overlapping te voorkomen.
Bij Interleaved 2-van-5 worden elke twee opeenvolgende
tekens als een set beschouwd. Als het aantal tekens oneven is,
wordt met EPSON ITF-lettertypen automatisch een nul aan
het begin van de tekenreeks toegevoegd.
EPSON Code128
Soort tekens Cijfers (0 t/m 9)
Aantal tekens Onbeperkt
Lettertypen 469
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Onbedrukte linker-/rechterzone
Start-/stopteken
Controlecijfer
Het getal "0" (waar nodig aan het begin van tekenreeksen
toegevoegd)
Afdrukvoorbeeld
Lettertypegrootte Als OCR-B niet wordt gebruikt: 26 pt of meer
(maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT
4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn
26 pt, 52 pt, 78 pt en 104 pt.
Als OCR-B wordt gebruikt: 36 pt of meer
(maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT
4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn
36 pt, 72 pt, 108 pt en 144 pt.
EPSON ITF EPSON ITF CD
EPSON ITF Num EPSON ITF CD Num
470 Lettertypen
EPSON Codabar
Er zijn vier Codabar-lettertypen beschikbaar waarmee u het
automatisch invoegen van controlecijfers en OCR-B kunt in-
of uitschakelen.
De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld
op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform
de Codabar-standaard. Daarom is het belangrijk ten minste
één spatie tussen de streepjescode en de omringende tekst in
te voegen om overlapping te voorkomen.
Als u een start- of stopteken invoegt, wordt bij gebruik van
een Codabar-lettertype automatisch het bijbehorende
tegenovergestelde teken ingevoegd.
Als er geen start- of stopteken wordt ingevoerd, worden deze
tekens automatisch ingevoegd als de letter A.
De volgende codes worden automatisch ingevoegd:
Onbedrukte linker-/rechterzone
Start-/stopteken (indien niet ingevoerd)
Controlecijfer
Soort tekens Cijfers (0 t/m 9)
Symbolen (- $ : / . +)
Aantal tekens Onbeperkt
Lettertypegrootte Als OCR-B niet wordt gebruikt: 26 pt
of meer (maximaal 96 pt in Windows
XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
Aanbevolen grootten zijn 26 pt, 52 pt,
78 pt en 104 pt.
Als OCR-B wordt gebruikt: 36 pt of
meer (maximaal 96 pt in Windows
XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
Aanbevolen grootten zijn 36 pt, 72 pt,
108 pt en 144 pt.
Lettertypen 471
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Afdrukvoorbeeld
Beschikbare lettertypen
In de onderstaande tabel vindt u de lettertypen die op de printer
zijn geïnstalleerd. De namen van alle lettertypen worden
weergegeven in de lettertypenlijst van de toepassing als u de
driver gebruikt die bij de printer wordt geleverd. Gebruikt u een
andere driver, dan zijn deze lettertypen mogelijk niet
beschikbaar.
In de onderstaande tabel worden de lettertypen van de printer
per emulatiemodus weergegeven.
EPSON Codabar EPSON Codabar CD
EPSON Codabar Num EPSON Codabar CD Num
472 Lettertypen
Modus LJ4/GL2
Lettertype Familie HP-equivalent
Courier Medium, Bold, Italic,
Bold Italic
Courier
ITC Zapf Dingbats - ITC Zapf Dingbats
CG Times Medium, Bold, Italic,
Bold Italic
CG Times
CG Omega Medium, Bold, Italic,
Bold Italic
CG Omega
Coronet - Coronet
Clarendon
Condensed
-Clarendon
Condensed
Univers Medium, Bold,
Medium Italic, Bold
Italic
Univers
Univers Condensed Medium, Bold,
Medium Italic, Bold
Italic
Univers Condensed
Antique Olive Medium, Bold, Italic Antique Olive
Garamond Antiqua, Halbfett,
Kursiv, Kursiv Halbfett
Garamond
Marigold - Marigold
Albertus Medium, Extra Bold Albertus
Ryadh Medium, Bold Ryadh
Malka Medium, Bold, Italic Miryam
Dorit Medium, Bold David
Naamit Medium, Bold Narkis
Arial Medium, Bold, Italic,
Bold Italic
Arial
Times New Medium, Bold, Italic,
Bold Italic
Times New
Lettertypen 473
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Helvetica Medium, Bold,
Oblique, Bold Oblique
Helvetica
Helvetica Narrow Medium, Bold,
Oblique, Bold Oblique
Helvetica Narrow
Palatino Roman, Bold, Italic,
Bold Italic
Palatino
ITC Avant Garde Book, Demi, Book
Oblique, Demi
Oblique
ITC Avant Garde
Gothic
ITC Bookman Light, Demi, Light
Italic, Demi Italic
ITC Bookman
New Century
Schoolbook
Roman, Bold, Italic,
Bold Italic
New Century
Schoolbook
Times Roman, Bold, Italic,
Bold Italic
Times
ITC Zapf Chancery
Italic
-ITC Zapf Chancery
Medium Italic
Symbol - Symbol
SymbolPS - SymbolPS
Wingdings - Wingdings
Letter Gothic Medium, Bold, Italic Letter Gothic
Naskh Medium, Bold Naskh
Koufi Medium, Bold Koufi
CourierPS Medium, Bold,
Oblique, Bold Oblique
CourierPS
Line Printer - Line Printer
OCR A - -
OCR B - -
Code39 9,37 cpi, 4,68 cpi -
EAN/UPC Medium, Bold -
474 Lettertypen
Wanneer u in een toepassing lettertypen wilt selecteren, gebruikt
u de lettertypenaam in de kolom HP-equivalent.
Opmerking:
Afhankelijk van de afdrukdichtheid of papierkwaliteit of -kleur zijn de
lettertypen OCR A, OCR B, Code39 en EAN/UPC mogelijk niet
leesbaar. Druk een voorbeeld af en controleer of de lettertypen leesbaar
zijn voordat u grote hoeveelheden afdrukt.
Modi ESC/P 2- en FX
* Uitsluitend beschikbaar in de modus ESC/P 2.
Opmerking:
Afhankelijk van de afdrukdichtheid of papierkwaliteit of -kleur zijn de
lettertypen OCR A en OCR B mogelijk niet leesbaar. Druk een voorbeeld
af en controleer of de lettertypen leesbaar zijn voordat u grote
hoeveelheden afdrukt.
Lettertype Familie
Courier Medium, Bold
EPSON Prestige -
EPSON Roman -
EPSON Sans serif -
Arial Medium, Bold
Letter Gothic Medium, Bold
Times New Roman Medium, Bold
EPSON Script -
OCR A -
OCR B -
Lettertypen 475
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Modus I239X
Opmerking:
Afhankelijk van de afdrukdichtheid of papierkwaliteit of -kleur is het
lettertype OCR B mogelijk niet leesbaar. Druk een voorbeeld af en
controleer of het lettertype leesbaar is voordat u grote hoeveelheden
afdrukt.
Modus PS 3
Zeventien schaalbaar lettertypen. Dit zijn: Courier, Courier
Oblique, Courier Bold, Courier Bold Oblique, Helvetica,
Helvetica Oblique, Helvetica Bold, Helvetica Bold Oblique,
Helvetica Narrow, Helvetica Narrow Oblique, Helvetica Narrow
Bold, Helvetica Narrow Bold Oblique, Times Roman, Times Italic,
Times Bold, Times Bold Italic en Symbol.
Lettertype Familie
Courier Medium, Bold
EPSON Prestige -
EPSON Gothic -
EPSON Orator -
EPSON Script -
EPSON Presentor -
EPSON Sans serif -
OCR B -
476 Lettertypen
Modus P5C
Schaalbaar lettertype
Lettertype Classi-
ficatie
Lettertype Classifi-
catie
Courier *1 Arial Bold *1
Courier Bold *1 Arial Italic *1
Courier Italic *1 Arial Bold Italic *1
Courier Bold Italic *1 Times New Roman *1
Letter Gothic *1 Times New Roman Bold *1
Letter Gothic Bold *1 Times New Roman Italic *1
Letter Gothic Italic *1 Times New Roman Bold
Italic
*1
CourierPS *1 Helvetica *1
CourierPS Bold *1 Helvetica Bold *1
CourierPS Oblique *1 Helvetica Oblique *1
CourierPS Bold Oblique *1 Helvetica Bold Oblique *1
CG Times *1 Helvetica Narrow *1
CG Times Bold *1 Helvetica Narrow Bold *1
CG Times Italic *1 Helvetica Narrow
Oblique
*1
CG Times Bold Italic *1 Helvetica Narrow Bold
Oblique
*1
CG Omega *1 Palatino Roman *1
CG Omega Bold *1 Palatino Bold *1
CG Omega Italic *1 Palatino Italic *1
CG Omega Bold Italic *1 Palatino Bold Italic *1
Coronet *1 ITC Avant Garde Gothic
Book
*1
Lettertypen 477
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Clarendon Condensed *1 ITC Avant Garde Gothic
Demi
*1
Univers Medium *1 ITC Avant Garde Gothic
Book Oblique
*1
Univers Bold *1 ITC Avant Garde Demi
Oblique
*1
Univers Medium Italic *1 ITC Bookman Light *1
Univers Bold Italic *1 ITC Bookman Demi *1
Univers Medium
Condensed
*1 ITC Bookman Light Italic *1
Univers Bold Condensed *1 ITC Bookman Demi Italic *1
Univers Medium
Condensed Italic
*1 New Century
Schoolbook Roman
*1
Univers Bold Condensed
Italic
*1 New Century
Schoolbook Bold
*1
Antique Olive *1 New Century
Schoolbook Italic
*1
Antique Olive Bold *1 New Century
Schoolbook Bold Italic
*1
Antique Olive Italic *1 Times Roman *1
Garamond Antiqua *1 Times Bold *1
Garamond Halbfett *1 Times Italic *1
Garamond Kursiv *1 Times Bold Italic *1
Garamond Kursiv
Halbfett
*1 ITC Zapf Chancery
Medium Italic
*1
Marigold *1 Symbol *2
Albertus Medium *1 Wingdings *3
Albertus Extra Bold *1 ITC Zapf Dingbats *4
Arial *1 SymbolPS *2
478 Lettertypen
Bitmaplettertype
Voorbeelden van lettertypen afdrukken
Met het Information Menu (Menu Informatie) op het
bedieningspaneel van de printer kunt u voorbeelden afdrukken
van de beschikbare lettertypen in elke modus. Volg de
onderstaande instructies om voorbeelden van lettertypen af te
drukken.
1. Controleer of er papier in de printer is geplaatst.
2. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt
weergegeven op het LCD-scherm en druk vervolgens op
Enter.
3. Druk op d Omlaag om het lettertype voor de juiste modus
te selecteren.
4. Druk op Enter om het vel met het geselecteerde lettertype
af te drukken.
Nieuwe lettertypen toevoegen
U kunt talloze lettertypen installeren op de computer. De meeste
pakketten met lettertypen bevatten een installatieprogramma.
Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie
over het installeren van lettertypen.
Lettertype Tekenset
Line Printer *5
Lettertypen 479
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Lettertypen selecteren
Selecteer zo mogelijk lettertypen in de toepassing. Raadpleeg de
handleiding bij de software voor meer informatie.
Als u niet-opgemaakte tekst rechtstreeks vanuit DOS naar de
printer stuurt of als u werkt met een eenvoudige toepassing die
geen keuze van lettertypen ondersteunt, kunt u lettertypen kiezen
met de menu's van het bedieningspaneel in de emulatiemodi LJ4,
ESC/P 2, FX, of I239X.
Lettertypen downloaden
U kunt lettertypen van de vaste schijf overbrengen of
downloaden naar de printer zodat deze kunnen worden
afgedrukt. Gedownloade, of laadbare, lettertypen worden uit het
printergeheugen verwijderd als u de printer uitschakelt of
opnieuw instelt. Als u een groot aantal lettertypen wilt
downloaden, moet de printer over voldoende geheugen
beschikken.
In de meeste lettertypepakketten is een installatieprogramma
opgenomen waarmee het beheren van lettertypen een
eenvoudige taak is. In het installatieprogramma kunt u opgeven
dat lettertypen automatisch moeten worden gedownload
wanneer u de computer start of wanneer u met een bepaald
lettertype afdrukt.
480 Lettertypen
EPSON Font Manager (alleen Windows)
EPSON Font Manager biedt 131 lettertypen.
Systeemvereisten
Voor gebruik van EPSON Font Manager moet de computer aan
de volgende vereisten voldoen:
EPSON Font Manager installeren
Volg de onderstaande instructies om EPSON Font Manager te
installeren.
1. Zet de printer uit en controleer of Windows wordt uitgevoerd
op de computer.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation.
Opmerking:
Als het venster voor het instellen van talen verschijnt, selecteert
u uw land.
Als het installatieprogramma van EPSON niet automatisch
wordt gestart, dubbelklikt u op het pictogram My Computer
(Deze computer) en klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram CD-ROM (Cd-rom). Kies vervolgens Open (Openen)
in het menu dat verschijnt en dubbelklik op Epsetup.exe.
Computer: IBM-computer of vergelijkbare
computer met een 486-processor
of hoger
Besturingssysteem: Microsoft Windows Me, 98, XP,
2000, NT 4.0 of Server 2003
Internet Explorer 4.0 of hoger
Vaste schijf: Tenminste 15 MB vrije ruimte
Lettertypen 481
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
3. Klik op Continue (Doorgaan). Als het venster met de
licentieovereenkomst verschijnt, leest u de overeenkomst en
klikt u op Agree (Akkoord).
4. Selecteer User Installation (Installatie voor gebruiker) en
selecteer vervolgens uw printer.
5. In het dialoogvenster dat verschijnt klikt u op Local (Lokaal).
482 Lettertypen
6. Klik op Custom (Aangepast).
7. Schakel het selectievakje EPSON Font Manager in en klik op
Install (Installeer). Volg de instructies op het scherm.
8. Als de installatie is voltooid, klikt u op OK.
EPSON Font Manager is nu op de computer geïnstalleerd.
Lettertypen 483
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Tekensets
Inleiding op tekensets
Via de printer hebt u toegang tot verschillende tekensets. Veel van
deze tekensets bevatten taalspecifieke tekens.
Opmerking:
Lettertypen en tekens worden door de meeste programma's automatisch
verwerkt, u hoeft de printerinstellingen waarschijnlijk nooit aan te
passen. Als u echter zelf de beheerprogramma's voor de printer schrijft
of oudere software gebruikt waarmee u lettertypen niet kunt beheren,
vindt u in het volgende gedeelte relevante informatie over tekensets.
Als u besluit welk lettertype u wilt gebruiken, moet u tevens
bedenken welke tekenset u met het lettertype wilt combineren.
De beschikbare tekensets variëren afhankelijk van de
emulatiemodus die u gebruikt en het gekozen lettertype.
484 Lettertypen
Emulatiemodus LJ4
De volgende tekensets zijn beschikbaar in de emulatiemodus LJ4.
Beschikbare
lettertypen
Naam tekenset:
19 lettertypen
Courier
CG Times
Universe
Letter Gothic
Line Printer
IBM-US (10U) Roman-8 (8U)
ECM94-1 (0N) 8859-2 ISO (2N)
8859-9 ISO (5N) 8859-10ISO (6N)
IBM-DN (11U) PcMultilingual (12U)
PcE.Europe (17U) PcTk437 (9T)
WiAnsi (19U) WiE.Europe (9E)
WiTurkish (5T) Legal (1U)
UK (1E) Swedis2 (0S)
Italian (0l) Spanish (2S)
German (1G) Norweg 1 (0D)
French2 (1F) Roman-9 (4U)
8859-10ISO (9N) PcEur858 (13U)
19 lettertypen
Courier
CG Times
Universe
Letter Gothic
PcBlt775 (26U) Pc1004 (9J)
WiBALT (19L) DeskTop (7J)
PsText (10J) Windows (9U)
McText (12J) MsPublishi (6J)
PiFont (15U) VeMath (6M)
VeInternational (13J) VeUS (14J)
Lettertypen 485
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
19 lettertypen
Courier
CG Times
Universe
Letter Gothic
Dorit
Malka
Naamit
Naskh
Koufi
Ryadh
PsMath (5M) Math-8(8M)
19 lettertypen
Courier
CG Times
Universe
Letter Gothic
Dorit
Malka
Naamit
Naskh
Koufi
Ryadh
Line Printer
ANSI ASCII (0U),
Courier
CG Times
Universe
Letter Gothic
Pc866Cyr (3R) Pc866Ukr (14R)
WinCyr (9R) ISOCyr (10N)
Pc8Grk (12G) Pc851Grk (10G)
WinGrk (9G) ISOGrk (12N)
Greek8 (8G)
486 Lettertypen
De 19 lettertypen verwijzen naar de lettertypen in de
onderstaande lijst:
Internationale tekensets voor ISO
De volgende internationale tekensets zijn beschikbaar voor ISO.
CG Omega
Coronet
Clarendon Condensed
Univers Condensed
Antique Olive
Garamond
Marigold
Albertus
Arial
Times New
Helvetica
Helvetica Narrow
Palatino
ITC Avant Garde Gothic
ITC Bookman
New Century Schoolbook
Times
ITC Zapf Chancery Medium Italic
CourierPS
Tekensets: ANSI ASCII (0U)
French (0F)
Italian (0l)
Swedis 2 (0S)
UK (1E)
HP Spanish (1S)
Chinese (2K)
IRV (2U)
Portuguese (4S)
IBM Spanish (6S)
Norweg 1 (0D)
HP German (0G)
JlS ASCII (0K)
Norweg 2 (1D)
French 2 (1F)
German (1G)
Spanish (2S)
Swedish (3S)
IBM Portuguese (5S)
Lettertypen 487
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
In de modi ESC/P 2 of FX
Tekentabel: Beschikbare lettertypen
OCR B Courier EPSON
Roman
EPSON Sans
serif EPSON
Prestige
EPSON Script
Letter Gothic
Arial Times
New
PcUSA beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar
PcMultilingual niet
beschikbaar
beschikbaar beschikbaar beschikbaar
PcPortuguese niet
beschikbaar
beschikbaar beschikbaar beschikbaar
PcCanFrench niet
beschikbaar
beschikbaar beschikbaar beschikbaar
PcNordic niet
beschikbaar
beschikbaar beschikbaar beschikbaar
PcE.Europe niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
beschikbaar
PcTurk2 niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
beschikbaar
PcIcelandic niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
beschikbaar
BpBRASCII niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
beschikbaar
BpAbicomp niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
beschikbaar
Roman-8 niet
beschikbaar
beschikbaar beschikbaar beschikbaar
PcEur858 beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar
ISO Latin1 niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
beschikbaar
488 Lettertypen
8859-15ISO niet
beschikbaar
beschikbaar beschikbaar beschikbaar
PcSl437* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcTurk1* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
8859-9 ISO* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
Mazowia* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
CodeMJK* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcGk437* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcGk851* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcGk869* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
8859-7 ISO* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcCy855* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcCy866* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
Bulgarian* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcUkr866* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
Hebrew7* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
Hebrew8* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcHe862* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
Lettertypen 489
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
* Uitsluitend beschikbaar in de modus ESC/P 2.
Het lettertype Times New is compatibel met RomanT.
Het lettertype Letter Gothic is compatibel met OratorS.
Het lettertype Arial is compatibel met SansH.
PcAr864* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcLit771* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcLit774* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
Estonia* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
ISO Latin 2* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcLat866* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcAr864Ara* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
PcAr720* niet
beschikbaar
beschikbaar niet
beschikbaar
niet
beschikbaar
490 Lettertypen
Internationale tekensets
U kunt een van onderstaande internationale tekensets selecteren
met de opdracht ESC R:
* Uitsluitend beschikbaar voor ESC/P 2-emulatie
Beschikbare tekens met de opdracht ESC (^
Als u de tekens in de onderstaande tabel wilt afdrukken, gebruikt
u de opdracht ESC (^.
Tekensets: USA (VS), France (Frankrijk),
Germany (Duitsland), UK (Engeland),
Japan, Denmark (Denemarken-1),
Denmark 2 (Denemarken-2), Sweden
(Zweden), Italy (Italië), Spain1
(Spanje-1), Spain2 (Spanje-2), Norway
(Noorwegen), Latin America (Latijns
Am.), Korea*, Legal*
Lettertypen 491
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Emulatiemodus I239X
In de modus 1239X zijn de volgende tekensets beschikbaar:
PcUSA, PcMultilingual, PcEur858, PcPortuguese, PcCanFrench,
PcNordic. Zie "In de modi ESC/P 2 of FX" op pagina 487 voor
meer informatie.
Beschikbare lettertypen zijn EPSON Sans Serif, Courier, EPSON
Prestige, EPSON Gothic, EPSON Presentor, EPSON Orator en
EPSON Script.
Modus EPSON GL/2
In de modus EPSON GL/2 zijn dezelfde tekensets beschikbaar als
in de emulatiemodus LaserJet4. Zie "Emulatiemodus LJ4" op
pagina 484 voor meer informatie.
In de modus P5C
Naam tekenset Code
PCL-tekenset
Classificatie
*1 *2 *3 *4 *5
ISO 60: Deens/Noors 0D N ----
ISO 15: Italiaans 0I N ----
ISO 8859/1 Latijn 1 0N N ---N
ISO 11: Zweeds 0S N ----
ISO 6: ASCII 0U N ----
ISO 4: Verenigd Koninkrijk 1E N ----
ISO 69: Frans 1F N ----
ISO 29: Duits 1G N ----
Legal 1U N ---N
492 Lettertypen
ISO 8859/2 Latijn 2 2N N ---N
ISO 17: Spaans 2S N ----
Roman-9 4U N ----
PS Math 5M N ----
ISO 8859/5 Latijn 5 5N N ---N
Windows 3.1 Latin5 5T N ----
Microsoft Publishing 6J N ----
Venture Math 6M N ----
DeskTop 7J N ----
Math-8 8M N ----
Roman-8 8U N ---N
Windows 3.1 Latijn 2 9E N ----
Pc1004 9J N ----
ISO 8859/ 15 Latijn 9 9N N ---N
PC-8 Turks 9T N ----
Windows 3,0 Latijn 1 9U N ----
PSText 10J N ----
PC-8, codepagina 437 10U N ---N
PC8, D/N, Deens/Noors 11U N ---N
MC Text 12J N ----
PC-850, Meertalig 12U N ---N
Ventura International 13J N ----
PcEur858 13U N ----
Ventura US 14J N ----
Pi Font 15U N ----
PC852, Latijn 2 17U N ----
Windows Baltisch 19L N ----
Lettertypen 493
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
Windows 3.1 Latijn/Arabisch 19U N ----
PC-755 26U N ----
Symbol 19M - N ---
Wingdings 579L - - N --
ZapfDigbats 14L ---N -
ISO 8859/10 Latijn 6 6N ----N
494 Woordenlijst
Woordenlijst
ASCII
American Standard Code for Information Interchange. Een verzameling
standaardcodes die worden toegekend aan tekens en besturingscodes. Dit
systeem wordt veel gebruikt door fabrikanten van computers, printers en
software.
beschikbaar lettertype
Een lettertype dat definitief in het printergeheugen is opgeslagen.
bitmapfont
De uit puntjes bestaande voorstelling van een lettertype. Bitmapfonts worden
afgebeeld op monitors en afgedrukt op dotmatrixprinters. Zie
"contourlettertype" op pagina 494 voor meer informatie.
buffer
Zie "geheugen" op pagina 495 voor meer informatie.
ColorSync
Macintosh-software waarmee u kleuren kunt afdrukken volgens het
WYSIWYG-concept (what you see is what you get). Dit betekent dat kleuren
worden afgedrukt zoals deze op het scherm worden weergegeven.
contourlettertype
Een lettertype waarvan de contour wiskundig wordt beschreven, zodat het
vloeiend elke omvang kan aannemen (afgedrukt of getekend).
cpi (tekens per inch)
Een maateenheid voor tekens met een vaste breedte.
CR (carriage return)
Een besturingscode waarmee na het afdrukken van de ene regel wordt
verdergegaan met het begin van de volgende regel.
downloaden
Gegevens van de computer overdragen naar de printer.
dpi (dots per inch)
Met het aantal dots per inch wordt de printerresolutie weergegeven. Hoe hoger
het aantal dots (punten), hoe hoger de resolutie.
driver
Zie "printerdriver" op pagina 496 voor meer informatie.
Woordenlijst 495
emulatie
Zie "printeremulatie" op pagina 496 voor meer informatie.
FF (form feed)
Een besturingscode voor een nieuwe pagina.
fotogeleidingseenheid
Een onderdeel van de printer met een lichtgevoelige afdrukrol.
gedownload lettertype
Een lettertype dat vanuit een externe bron, bijvoorbeeld een computer, in het
printergeheugen wordt geladen. Wordt ook wel laadbaar lettertype genoemd.
geheugen
Het deel van het elektronische systeem van de printer waarin informatie wordt
opgeslagen. Sommige informatie is vastgelegd en wordt gebruikt om de printer
te besturen. Gegevens die vanaf de computer naar de printer worden verzonden
(zoals lettertypen), worden tijdelijk opgeslagen in het geheugen. Zie ook "RAM"
op pagina 496 en "ROM" op pagina 497.
initialiseren
Standaardinstellingen (vaste reeks waarden) van de printer opgeven.
interface
De verbinding tussen de printer en de computer. Met een parallelle interface
wordt één teken of code per keer verzonden, terwijl met een seriële interface één
bit per keer wordt verzonden.
lettertype
Een reeks tekens en symbolen met dezelfde typografische vormgeving en stijl.
lettertype met vaste breedte
Een lettertype waarbij elk teken evenveel ruimte in beslag neemt, ongeacht de
breedte van het teken. De hoofdletter M neemt evenveel ruimte in beslag als de
letter l.
lettertypefamilie
Alle grootten en stijlen van een lettertype.
LF (line feed)
Een besturingscode voor een nieuwe regel.
liggend
Er wordt in de lengte op de pagina afgedrukt. Bij deze afdrukstand kan er meer
worden afgedrukt in de breedte dan in de lengte. Deze optie is geschikt voor het
afdrukken van werkbladen.
496 Woordenlijst
oriëntatie
Hiermee wordt aangegeven in welke richting tekens op een vel worden
afgedrukt. Met de oriëntatie staand wordt in de breedte van de pagina afgedrukt,
met liggend in de lengte.
PCL
De printerbesturingstaal van de Hewlett-Packard
®
LaserJet
®
-printers.
ppm (pagina's per minuut)
Het aantal pagina's dat in een minuut kan worden afgedrukt.
printerdriver
Software waarmee opdrachten naar de printer worden verzonden. Wanneer de
printerdriver bijvoorbeeld gegevens van een tekstverwerkingsprogramma
ontvangt, stuurt deze informatie naar de printer over de manier waarop de
gegevens moeten worden afgedrukt.
printeremulatie
Een reeks besturingsopdrachten waarmee kan worden bepaald hoe gegevens
afkomstig uit de computer worden geïnterpreteerd en verwerkt. In
printeremulaties worden bestaande printers nagebootst, zoals de HP LaserJet 4.
proportioneel lettertype
Een lettertype waarbij de ruimte tussen de tekens afhankelijk is van de breedte
van het teken. De hoofdletter M neemt meer ruimte in beslag dan de kleine letter l.
puntgrootte
De hoogte van een bepaald lettertype gemeten vanaf de bovenkant van het
grootste teken tot aan de onderkant van het laagste teken. Een punt is een
typografische eenheid en komt overeen met 1/72 van een inch.
RAM
Random Access Memory. Het gedeelte van het printergeheugen dat wordt
gebruikt als buffer en als opslagplaats van tekens die door de gebruiker zijn
ingesteld. Alle gegevens in het RAM-geheugen worden gewist als de printer
wordt uitgeschakeld.
raster
Een afbeelding met grijswaarden die uit kleine punten bestaat. Grijze, witte en
zwarte gebieden worden gemaakt door de punten met meer of minder
tussenruimte af te drukken. Krantenfoto's zijn een voorbeeld van
rasterafbeeldingen.
reset
Het geheugen van de printer vrijmaken en de bestaande afdruktaken wissen.
Woordenlijst 497
resolutie
Een aanduiding voor de scherpte en helderheid van de afbeeldingen die de
printer produceert of die op het scherm worden weergegeven. De
printerresolutie wordt weergegeven in dots per inch. De monitorresolutie wordt
weergegeven in pixels.
RITech
Resolution Improvement Technology. Een functie om de rafelige randen van
lijnen of vormen bij te werken.
rol
Het deel van het printermechanisme waar de afbeelding wordt gevormd en op
het papier wordt aangebracht.
ROM
Read Only Memory. Het deel van het geheugen waarmee alleen gegevens
kunnen worden gelezen, maar niet opgeslagen. De inhoud van het
ROM-geheugen blijft aanwezig als de printer wordt uitgeschakeld.
sans serif-lettertype
Een lettertype waarbij geen streepjes worden toegevoegd aan de hoofdlijnen van
tekens.
schaalbaar lettertype
Zie "contourlettertype" op pagina 494 voor meer informatie.
serif
De kleine decoratieve streepjes die worden toegevoegd aan de hoofdlijnen van
een teken.
sRGB
Apparaatonafhankelijke standaardkleurruimte voor rood, groen en blauw
(RGB).
staand
Een afdrukoptie waarbij in de breedte van de pagina wordt afgedrukt, in
tegenstelling tot liggend, waarbij in de lengte wordt afgedrukt. Staand is de
standaardoriëntatie voor brieven en documenten.
standaardinstelling
Een waarde of instelling die wordt geactiveerd als de printer wordt ingeschakeld,
opnieuw wordt gestart of geïnitialiseerd.
statusvel
Een rapport met een overzicht van printerinstellingen en andere
printergegevens.
498 Woordenlijst
tekenbreedte
Hiermee wordt het aantal tekens per inch (cpi) weergegeven voor lettertypen met
een vaste breedte.
tekenreeks
Een verzameling letters, cijfers en symbolen die in een bepaalde taal worden
gebruikt.
tekenset
Een verzameling symbolen en speciale tekens. Bepaalde codes in tekentabellen
worden weergegeven met symbolen.
toner
De tonercartridges bevatten gekleurd poeder dat wordt gebruikt om
afbeeldingen op het papier af te drukken.
TrueType
Een contourlettertypeformaat dat door Apple
®
Computer en Microsoft
Corporation is ontwikkeld. TrueType-lettertypen zijn contourlettertypen
waarvan de omvang eenvoudig kan worden aangepast voor weergave op
beeldschermen of afdrukken.
Index 499
A
Aangepaste instellingen opslaan
Instellingen opslaan (Macintosh), 173
Instellingen opslaan (Windows), 76
Afdrukken annuleren
via printerdriver (Macintosh), 211
via printerdriver (Windows), 138
Afdrukkwaliteit
Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven (Macintosh), 167
Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven (Windows), 70
Afdruklay-out
Afdrukindeling aanpassen (Macintosh), 176
Afdruklay-out aanpassen (Windows), 80
B
Bedieningspaneel
Afdrukken annuleren, 307
Gegevens voor reserveertaken afdrukken en verwijderen, 303
Het Confidential Job Menu (Menu Vertrouwelijk) gebruiken, 304
Menu's van het bedieningspaneel gebruiken, 242
Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk) gebruiken, 303
Status- en foutberichten, 285
Statusvel afdrukken, 306
Beschikbare lettertypen
Modi ESC/P2 en FX, 474
Modus I239X, 475
Modus LJ4/GL2, 472
Modus P5C, 476
Modus PS 3, 475
Voorbeelden van lettertypen afdrukken, 478
C
Contact opnemen met Epson, 435
D
Duplexer
Duplexer installeren, 320
Duplexer verwijderen, 324
Index
500 Index
Specificaties, 448
E
Enveloppen
printerinstellingen, 61
EPSON BarCode Fonts
Afdrukken met EPSON BarCode Fonts, 456
EPSON BarCode Fonts installeren, 453
Specificaties BarCode Fonts, 461
Systeemvereisten, 453
Epson Color Laser Paper
printerinstellingen, 58
Epson Color Laser Paper Transparencies
printerinstellingen, 59
EPSON Font Manager
EPSON Font Manager installeren, 480
Systeemvereisten, 480
EPSON Status Monitor 3
Controleren uitschakelen (Windows), 134
Controlevoorkeuren instellen (Macintosh), 203
Controlevoorkeuren instellen (Windows), 126
De afdruktaak opnieuw afdrukken (Windows), 133
De functie Job Management (Taakbeheer) gebruiken (Macintosh), 206
EPSON Status Monitor 3 installeren (Windows), 116
EPSON Status Monitor 3 openen (Macintosh), 199
EPSON Status Monitor 3 openen (Windows), 120
Het tabblad Job Information (Taakinformatie) gebruiken, 131
Informatie over de printerstatus weergeven (Macintosh), 201
Informatie over de printerstatus weergeven (Windows), 121
Instellingen voor gecontroleerde printers (Windows), 135
Job Management (Taakbeheer) (Windows), 129
Melding wanneer het afdrukken is voltooid (Windows), 134
On line bestellen, 124
Printer controleren met EPSON Status Monitor 3 (Macintosh), 199
Printer controleren met EPSON Status Monitor 3 (Windows), 115
Venster Status Alert (Foutmeldingen) (Macintosh), 205
Venster Status Alert (Foutmeldingen) (Windows), 129
Verbindingen die geschikt zijn voor de functie Job Management (Taakbeheer)
(Windows), 129
F
formulieroverlay op vaste schijf
afdrukken (Windows), 93
Index 501
gebruiken (Windows), 91
registreren (Windows), 92
verwijderen (Windows), 95
Fotogeleidingseenheid
Specificaties, 450
Fuser Unit (Fixeereenheid)
Specificaties, 450
G
Geheugenmodule
Geheugenmodule installeren, 330
Geheugenmodule verwijderen, 333
Specificaties, 448
H
Handleidingen
Gebruikershandleiding, 26
Handleiding bij papierstoringen, 26
Installatiehandleiding, 26
Netwerkhandleiding, 26
Online-Help, 26
I
Interfacekaart
Interfacekaart installeren, 334
Interfacekaart verwijderen, 335
Interfaces
Ethernet-interface, 446
Parallelle interface, 446
USB-interface, 446
K
Kenmerken
Adobe PostScript 3, 36
Afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit, 35
Afdrukken met hoge kwaliteit, 34
Grote verscheidenheid aan lettertypen, 35
P5C-emulatiemodus, 36
Resolution Improvement Technology en Enhanced MicroGray Technology, 35
Tonerbesparingsmodus, 35
Voorgedefinieerde kleurinstellingen in de printerdriver, 34
502 Index
Klantenservice, 435
L
Labels (Etiketten)
printerinstellingen, 64
Lettertypen
Beschikbare lettertypen, 471
EPSON BarCode Fonts (Windows), 451
EPSON Font Manager (Windows), 480
lettertypen downloaden, 479
lettertypen selecteren, 479
lettertypen toevoegen, 478
Tekensets, 483
M
Menu's van bedieningspaneel
1239X Menu (Menu I239X), 279
Instellingen via het bedieningspaneel opgeven, 242
menu's van het bedieningspaneel openen, 243
Menu AUX, 266
Menu Emulation (Emulatie), 250
Menu ESPC2, 273
Menu FX, 276
Menu GL2, 269
Menu Information (Informatie), 244
Menu LJ4, 266
Menu Network (Netwerk), 266
Menu Parallel, 262
Menu Printing (Afdruk), 251
Menu PS3, 272
Menu Quick Print Job (Snelafdruk), 261
Menu Reset, 260
Menu Setup, 254
Menu Support (Ondersteuning), 282
Menu USB, 264
Menu Vertrouwelijk, 262
Mode Config. Menu (Menu Modusconfig.), 259
Printer Adjust Menu (Menu Printer Aanp.), 283
Tray Menu (Menu Papierbak), 248
MP-lade
beschikbaar papier, 42
papier plaatsen, 47
Index 503
O
Onderhoud
Belichtingsvenster reinigen (knop b), 367
Fotogeleidingsdraad reinigen (knop a), 367
Fotogeleidingseenheid, 346
Fuser Unit (Fixeereenheid), 354
Papierinvoerrol reinigen, 365
Plaats voor de printer bepalen, 372
Printer reinigen, 363
Tonerafvalbak, 359
Tonercartridge, 342
Transport van de printer (grote afstanden), 369
Transport van de printer (kleine afstanden), 370
Uitvoerlade reinigen, 364
Vervangingsberichten, 340
Onderste standaardpapierlade
beschikbaar papier, 43
papier plaatsen, 50
Optionele onderdelen installeren
De optionele papierlade installeren, 316
De optionele papierlade verwijderen, 320
Duplexer, 320
duplexer installeren, 320
Duplexer verwijderen, 324
Geheugenmodule, 329
Geheugenmodule installeren, 330
Geheugenmodule verwijderen, 333
Interfacekaart, 334
Interfacekaart installeren, 334
Interfacekaart verwijderen, 335
Optionele papierlade, 315
P5C-emulatiekit, 336
P5C ROM-module installeren, 336
P5C ROM-module verwijderen, 339
Vaste schijf, 324
Vaste schijf installeren, 324
Vaste schijf verwijderen, 329
Optionele papierlade
beschikbaar papier, 43
De optionele papierlade installeren, 316
De optionele papierlade verwijderen, 320
papier plaatsen, 50
Specificaties, 447
504 Index
Overlay
afdrukken (Windows), 90
gebruiken (Windows), 85
maken (Windows), 85
verschillende afdrukinstellingen (Windows), 91
P
P5C-emulatiekit
P5C ROM-module installeren, 336
P5C ROM-module verwijderen, 339
Pagina’s aanpassen
Afdrukformaat aanpassen (Macintosh), 174
Pagina's aanpassen volgens een opgegeven percentage (Windows), 79
Pagina's automatisch aanpassen aan het afdrukmateriaal (Windows), 77
Papier
Afdrukgebied, 439
Beschikbare papiersoorten, 437
enveloppen, 61
Epson Color Laser Paper, 58
Epson Color Laser Paper Transparencies, 59
etiketten, 64
Ongeschikt papier, 438
papier met aangepast formaat, 66
zwaar papier, 65
Papierbronnen
MP-lade, 42
onderste standaardpapierlade, 43
optionele papierlade, 43
papierbron selecteren (automatisch), 45
papierbron selecteren (handmatig), 44
Papier met aangepast formaat
printerinstellingen, 66
Papier plaatsen
MP-lade, 47
onderste standaardpapierlade, 50
optionele papierlade, 50
PostScript-printerdriver
De PostScript-printerdriver openen (Macintosh), 240
De PostScript-printerdriver openen (Windows), 229
hardwarevereisten, 219
PostScript 3-printerdriver, 218
PostScript-printerdriver installeren (Mac OS 9), 234
PostScript-printerdriver installeren (Mac OS X), 233
Printer selecteren indien aangesloten via USB (Mac OS 9), 235
Index 505
Printer selecteren in een netwerkomgeving (Mac OS 9), 239
Printer selecteren in een netwerkomgeving (Mac OS X), 236
systeemvereisten (Macintosh), 220
systeemvereisten (Windows), 219
PostScript-printerdriver (instellingen)
AppleTalk gebruiken onder Windows 2000 of NT, 232
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken (Windows), 231
PostScript-printerinstellingen wijzigen (Macintosh), 240
PostScript-printerinstellingen wijzigen (Windows), 230
PostScript-printerdriver installeren voor de netwerkinterface (Windows), 226
PostScript-printerdriver installeren voor de parallelle interface (Windows), 222
PostScript-printerdriver installeren voor de USB-interface (Windows), 224
Printer
Algemeen, 440
Bedieningspaneel, 30
Elektrische specificaties, 443
Omgevingsspecificaties, 441
onderdelen (achteraanzicht), 28
onderdelen (binnenzijde), 29
onderdelen (vooraanzicht), 27
optionele producten, 32
Standaard en goedkeuringen, 443
Technische specificaties, 442
verbruiksgoederen, 33
Printer delen
De printer als een gedeelde printer configureren (Windows), 145
Extra driver gebruiken (Windows), 147
Printer delen (Macintosh), 214
Printer delen (Windows), 144
Printerdriver installeren vanaf de cd-rom (Windows), 163
Printer installeren (Windows), 154
Voor gebruikers van Mac OS 9, 215
Voor gebruikers van Mac OS X, 214
Printerdriver
De printerdriver openen (Macintosh), 165
Installatie van de printersoftware ongedaan maken (Macintosh), 212
Installatie van printerdriver ongedaan maken (Windows), 139
Printerdriver installeren (Windows), 68
Printersoftware (Macintosh), 165
Printersoftware (Windows), 68
USB-apparaatdriver verwijderen (Windows), 141
Printerdriverinstellingen
afdrukformaat aanpassen (Macintosh), 174
afdrukformaat aanpassen (Windows), 79
afdrukformaat automatisch aanpassen (Windows), 77
506 Index
afdrukindeling (Macintosh), 176
afdrukinstellingen (Macintosh), 169
afdrukinstellingen (Windows), 72
afdrukinstellingen aanpassen (Macintosh), 172
afdrukinstellingen aanpassen (Windows), 75
Afdrukken annuleren (Macintosh), 211
Afdrukken annuleren (Windows), 138
Afdrukken met de duplexer (Macintosh), 184
Afdrukken met de duplexer (Windows), 97
afdrukken met een formulieroverlay op de vaste schijf (Windows), 93
Afdrukken met overlays (Windows), 90
afdrukkwaliteit (Macintosh), 167
afdrukkwaliteit (Windows), 70
afdruklay-out (Windows), 80
Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) (Windows), 113
Confidential Job (Vertrouwelijke taak) (Macintosh), 197
Dubbelzijdig afdrukken (Macintosh), 184
Dubbelzijdig afdrukken (Windows), 97
Formulieroverlay op vaste schijf gebruiken (Windows), 91
Formulieroverlays registreren op de vaste schijf (Windows), 92
Formulieroverlays verwijderen van de vaste schijf (Windows), 95
Geavanceerde instellingen opgeven (Macintosh), 186
Geavanceerde instellingen opgeven (Windows), 100
Nieuwe watermerken maken (Macintosh), 180
Nieuwe watermerken maken (Windows), 84
opslaan (Macintosh), 173
opslaan (Windows), 76
Optionele instellingen opgeven (Windows), 103
Overlays gebruiken (Windows), 85
Overlays maken (Windows), 85
overlays met verschillende printerinstellingen (Windows), 91
Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) (Windows), 108
Re-Print Job (Taak opnieuw afdrukken) (Macintosh), 191
Reserve Job (Reserveertaak) (Macintosh), 189
Reserve Job (Reserveertaak) (Windows), 106
Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) (Windows), 111
Stored Job (Opgeslagen taak) (Macintosh), 195
USB-aansluiting instellen (Macintosh), 209
USB-aansluiting instellen (Windows), 136
Verify Job (Afdruktaak verifiëren) (Windows), 109
Verify Job (Taak controleren) (Macintosh), 193
Watermerken gebruiken (Macintosh), 179
Watermerken gebruiken (Windows), 82
Probleemoplossing
Afdrukken annuleren, 426
Index 507
Gebrekkige afdrukkwaliteit, 409
Geheugenproblemen, 414
Papierstoringen verhelpen, 374
Printer functioneert niet optimaal, 401
Problemen bij het afdrukken met PostScript 3, 427
Problemen bij het gebruik van de onderdelen, 417
Problemen met afdrukken in kleur, 407
Problemen met afgedrukte documenten, 404
Problemen met de papierverwerking, 416
Status- en foutberichten, 426
Statusvel afdrukken, 400
USB-problemen oplossen, 419
R
Reinigen
Belichtingsvenster reinigen (knop b), 367
Fotogeleidingsdraad reinigen (knop a), 367
Papierinvoerrol reinigen, 365
Printer reinigen, 363
Uitvoerlade reinigen, 364
S
Specificaties
Afdrukgebied, 439
Afvalbak voor toner, 450
Beschikbare papiersoorten, 437
Duplexer, 448
Elektrisch, 443
Ethernet-interface, 446
Fixeereenheid, 450
Fotogeleidingseenheid, 450
Geheugenmodule, 448
Mechanisch, 442
Omgevingsspecificaties, 441
Ongeschikt papier, 438
Optionele papierlade, 447
Parallelle interface, 446
Printer (algemeen), 440
Standaard en goedkeuringen, 443
Tonercartridge, 449
USB-interface, 446
Vaste schijf, 449
508 Index
T
Technische ondersteuning, 435
Tekensets
Emulatiemodus I239X, 491
Emulatiemodus LJ4, 484
Modus EPSON GL/2, 491
Modus ESC/P 2 of FX, 487
Modus P5C, 491
Tonerafvalbak
Specificaties, 450
Tonercartridge
Specificaties, 449
Transport
Grote afstanden, 369
Kleine afstanden, 370
Plaats voor de printer bepalen, 372
U
Uitvoerlade, 57
V
Vaste schijf
Specificaties, 449
Vaste schijf installeren, 324
Vaste schijf verwijderen, 329
Verbruiksgoederen vervangen
Fotogeleidingseenheid, 346
Fuser Unit (Fixeereenheid), 354
Tonerafvalbak, 359
Tonercartridge, 342
Vervangingsberichten, 340
Voorgedefinieerde afdrukinstellingen
Voorgedefinieerde instellingen gebruiken (Macintosh), 169
Voorgedefinieerde instellingen gebruiken (Windows), 72
W
Watermerk (Macintosh)
gebruiken, 179
maken, 180
Watermerk (Windows)
gebruiken, 82
Index 509
maken, 84
Z
Zwaar papier
printerinstellingen, 65
504

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln
1

Forum

epson-aculaser-c2600
  • Wann muß ich Farbe nachfüllen, Füllstand ist jetzt ca 2 mm oben farbig sichrtbar Eingereicht am 16-2-2019 17:16

    Antworten Frage melden

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Epson AcuLaser C2600 wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Andere Handbücher von Epson AcuLaser C2600

Epson AcuLaser C2600 Bedienungsanleitung - Deutsch - 528 seiten


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info