1. Selecteer Wi -Fi in st el le n op het startscherm en druk vervolgens op de knop OK.
2. Selecteer Wi -Fi Di re c t en druk vervolgens op de knop OK.
3. Druk op de knop OK.
4. Druk op de knop OK om de installatie te starten.
5. Druk op de knop OK.
6. Kijk op het bedieningspaneel van de printer welke SSID en welk wachtwoord worden weergegeven. Selecteer
in het scherm Netwerkverbinding van de computer of het smart device de SSID die wordt weergegeven op het
bedieningspaneel van de printer om verbinding te maken.
7. Voer op de computer of het smart device het wachtwoord in dat wordt weergegeven op het bedieningspaneel
van de printer.
8. Nadat de verbinding is gemaakt, drukt u op de knop OK op het bedieningspaneel van de printer.
9.
Druk op de knop OK.
Gerelateerde informatie
& “De status van de netwerkverbinding controleren” op pagina 30
& “Wanneer u de netwerkinstellingen niet kunt congureren” op pagina 169
Geavanceerde netwerkinstellingen
congureren
U kunt de naam van de netwerkprinter, TCP/IP-instellingen, DNS-server enzovoort aanpassen.Controleer de
netwerkomgeving voordat u wijzigingen aanbrengt.
1. Selecteer Instellingen op het startscherm en druk vervolgens op de knop OK.
2. Selecteer Netwerkinstellingen en druk vervolgens op de knop OK.
3. Selecteer Handmatige netwerkinstelling en druk vervolgens op de knop OK.
4. Voer de apparaatnaam in.
U kunt de volgende tekens gebruiken.Als u de apparaatnaam wilt vastleggen, plaatst u de cursor op Klaar en
drukt u vervolgens op de knop OK.
❏ Tekenlimiet: 2 t/m 15 (u moet minstens 2 tekens invoeren)
❏ Toegestane tekens: A t/m Z, a t/m z, 0 t/m 9, -.
❏ Tekens die u niet bovenaan kunt gebruiken: 0 t/m 9, -.
❏ Tekens die u niet onderaan kunt gebruiken: -
Opmerking:
Als u op de knop OK drukt zonder de apparaatnaam in te voeren, worden de standaardapparaatnaam (EPSON en de
laatste zes cijfers van het MAC-adres van het apparaat) ingesteld.
Gebruikershandleiding
Netwerkinstellingen
29