Type IP-adrestoewijzing
Er zijn twee typen voor het toewijzen van een IP-adres aan de printer.
Statisch IP-adres:
Wijs het vooraf bepaalde, unieke IP-adres toe aan de printer.
Het IP-adres wordt zelfs niet gewijzigd wanneer de printer of router wordt uitgeschakeld. U kunt het apparaat dus
beheren via het IP-adres.
Dit type is geschikt voor een netwerk waarin veel printers worden beheerd, zoals een groot kantoor of een school.
Automatische toewijzing door de DHCP-functie:
Het juiste IP-adres wordt automatisch toegewezen wanneer de communicatie tussen de printer en de router die de
DHCP-functie ondersteunt, tot stand wordt gebracht.
Als het onhandig is om het IP-adres voor een bepaald apparaat te wijzigen, reserveert u het IP-adres vooraf en wijst
u dit vervolgens toe.
Opmerking:
Voor de poort voor de afdrukwachtrij selecteert u het protocol dat het IP-adres automatisch kan detecteren, zoals EpsonNet
Print Port.
DNS-server en proxyserver
Congureer de DNS-server als u een internetverbindingsservice gebruikt. Als u deze server niet congureert, moet
u het IP-adres opgeven. De oplossing met de naam werkt mogelijk niet.
De proxyserver bevindt zich op de gateway tussen het netwerk en internet, en communiceert met en namens de
computer, printer en internet (overstaande server). De overstaande server communiceert alleen met de
proxyserver. Printerinformatie zoals het IP-adres en het poortnummer kunnen daarom niet worden gelezen,
waarmee de beveiliging wordt verbeterd.
U kunt de toegang tot een specieke URL verbieden met de lterfunctie, omdat de proxyserver de inhoud van de
communicatie kan controleren.
Methode voor het instellen van de netwerkverbinding
Ga als volgt te werk voor het instellen van verbindingsinstellingen, zoals het IP-adres van de printer, het
subnetmasker en de standaard gateway.
Het bedieningspaneel gebruiken:
Congureer
met het bedieningspaneel van elke printer de instellingen. Maak verbinding met het netwerk nadat u
de verbindingsinstellingen voor de printer hebt gecongureerd.
Het installatieprogramma gebruiken:
Als u het installatieprogramma gebruikt, worden het netwerk van de printer en de clientcomputer automatisch
ingesteld. U kunt deze instelling congureren als u de instructies van het installatieprogramma volgt, zelfs als u
geen diepgaande kennis van het netwerk hebt. Dit wordt aanbevolen wanneer u de printer en enkele
clientcomputers instelt met de server/clientverbinding (de printer delen met the Windows-server)
Beheerdershandleiding
Voorbereiding
16