16
ELEKTRISCHE AANSLUITING
ELEKTRISCHE AANSLUITING17
Elektrische aansluiting
Zie voor het aansluitschema onderstaand
figuur, welke ook op de onderzijde van het
toestel staat. Wanneer de aansluitkabel wordt
voorzien van een stekker moet deze na
inbouw van het toestel bereikbaar zijn.
Wilt u een vaste aansluiting maken, zorg er
dan voor dat er een omnipolaire schakelaar
met een contactafstand van minimaal 3 mm in
de toevoerleiding wordt aangebracht.
2 fase aansluiting
2 fase + 2 nul 2 2N a.c. 230 V
Uw groep moet gezekerd zijn met 16 A.
– nulaansluiting N1 (blauw)
– nulaansluiting N2 (bruin)
– faseaansluiting L1 (zwart naast blauw)
– faseaansluiting L2 (zwart naast bruin)
2 fase aansluiting
2 fase + 1 nul 2N a.c. 400 V
Uw groep moet gezekerd zijn met 16 A.
Let op: 3e fase niet gebruiken
– nulaansluiting N (blauw met bruin)
– faseaansluiting L1 (zwart)
– faseaansluiting L2 (zwart)
De volgende afwijkende aansluitingen zijn ook
mogelijk:
1 fase aansluiting
1 fase + 1 nul 1N a.c. 230 V
Uw groep moet gezekerd zijn met 32 A.
– nulaansluiting N (blauw met bruin)
– faseaansluiting L (zwart met zwart)
3 fase aansluiting
3 fase zonder nul 3 a.c. 230 V
Uw groep moet gezekerd zijn met 16 A.
– faseaansluiting L1 (zwart)
– faseaansluiting L2 (zwart)
– faseaansluiting L3 (blauw met bruin)
1N a.c. 230V
2 2N a.c. 230V
2N a.c. 400V
3 a.c. 230V