Positie „1“ = warmste binnentemperatuur
Positie „7“ = koudste binnentemperatuur
Door de temperatuurregelaar met de richting van de klok mee te draaien betekent
dat het in de koelkast kouder wordt. Let erop dat de temperatuur verandert als gevolg
van de omgevingstemperatuur (installatieplaats), de frequentie van de
deuropeningen en de assemblage.
Zet de knop van de temperatuurregelaar op de middelste stand, dan kunt u met een
kleine aanpassing de temperatuur aanpassen.
Belangrijk!
Een hoge omgevingstemperatuur (zoals op warme zomerdagen) en een hoge
instelling van de temperatuurregelaar kunnen leiden tot een continue werking van de
koelkast. De reden hiervoor is dat de compressor continue moet draaien om de lage
temperatuur in de koelkast te behouden. Het apparaat kan dan niet automatisch
ontdooien, aangezien dit alleen mogelijk is als de compressor niet draait (zie
hoofdstuk „Ontdooien”). Hierdoor kan het gebeuren dat er een dikke rijp- of ijslaag
vormt aan de achterste binnenwand. In dat geval dient u de temperatuurregelaar op
een lagere positie in te stellen. In die positie zal de compressor zoals gewoonlijk aan-
en uitgaan en wordt het automatische dooiproces weer voortgezet.
11.5 Correcte opslag
Let op: levensmiddelen moeten altijd worden afgedekt of verpakt in de koelkast om
uitdrogen en geur- of smaakbesmetting op andere gekoelde producten te vermijden.
Voor het verpakken zijn geschikt:
•
luchtdichte zakken en folies van polyethyleen
•
kunststof bakjes met deksel
•
speciale hoezen van kunststof met een elastische band
•
Aluminiumfolie
Correcte opslagverdeling in de koelkast:
Vlees, ijs en ander voedsel wat bevroren moet zijn (nr. 1)
Vlees, salami (worst), vleeswaren, zuivelproducten (nr. 2)
Kant-en-klaar maaltijden, gebak (nr. 3)
Kaas, fruit en groente (nr. 4)
Boter en kaas (nr. 5)
Dranken (nr. 6)
Zie voor de verwijsnummers naar hoofdstuk 6 “Omschrijving apparaat”.