9. Gas
83
9.1 Algemene veiligheidsregels voor het gebruik van vloeibaargasinstallaties
Inspectie van de gasinstallatie
•
Laat de vloeibaargasinstallatie vóór de eerste ingebruikneming door
een deskundige controleren.
• Ook de gasdrukregelaar en afvoerleidingen moeten gecontro-
leerd worden.
• Wij adviseren de gasdrukregelaar uiterlijk na 6 jaar te vervangen.
• De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van
de inspectie.
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen
• Inbouwplaats: keukenschuiade.
• Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen aan de gasinstallatie
mogen uitsluitend door een deskundige worden uitgevoerd.
• Er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van apparaten met
een aansluitdruk van 30 mbar.
• Bij elk verandering van of aan de gasinstallatie moet de instal-
latie opnieuw gekeurd worden door een erkend installateur en is
een schriftelijk keuringsrapport vereist.
De gaswerkdruk bedraagt 30 mbar.
Regelaar en ventielen
• Gebruik uitsluitend speciale drukregelaars met veiligheidsventiel
j
. Andere regelaars zijn niet toegestaan en zijn niet berekend
op de hoge belasting.
Afbeelding kan afwijken van de feitelijk
aanwezige uitvoering!
1
De schroefverbindingen van de gasdrukregelaar heb-
ben een linkse schroefdraad.
• Drukregelaars moeten een vaste uitgangsdruk van 30 mbar
hebben. Hiervoor gelden de normeisen van EN 12864, bijlage
D. De doorstroomhoeveelheid van de regelaar moet 1,2 kg/h
bedragen.
• Sluit de drukregelaar zorgvuldig handmatig op de es aan.
Daarbij geen sleutels, tangen of vergelijkbaar gereedschap ge-
bruiken.
Gebruik bij temperaturen beneden 5°C een ijsbestrij-
dingsinstallatie (IJs-Ex)* voor regelaars.
Bij de productie van vloeibaargas kunnen oliehoudende
restproducten in de vorm van aërosolen achterblijven,
die een nadelige invloed kunnen hebben op een juiste
werking van de gasregelaar(s) of van de installatie als
geheel, of deze zelfs kunnen aantasten.
Wij adviseren het gebruik een gaslter (bijv. Truma) die
vóór de gasregelaar(s) wordt gemonteerd.