44
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
fig. 41
F0L0012m
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 41
De binnenspiegel is voorzien van een be-
veiligingsmechanisme, waardoor de spiegel
bij een krachtig contact met een inzittende
losschiet.
Met het hendeltje A kan de spiegel in twee
standen worden gezet: normale of anti-
verblindingsstand.
ELEKTRONISCH DIMBARE
BINNENSPIEGEL fig. 42
Enkele uitvoeringen zijn voorzien van een
elektronisch dimbare binnenspiegel met
automatische anti-verblindingsfunctie. Aan
de onderzijde van de spiegel is een
ON/OFF-knop aanwezig voor het in-/uit-
schakelen van de anti-verblindingsfunctie.
Bij inschakeling gaat het lampje op de spie-
gel branden. Als u de achteruit inschakelt,
wordt de spiegel altijd ingesteld op de hel-
dere dagstand.
BUITENSPIEGELS fig. 43
Elektrische verstelling
De elektrische verstelling is alleen moge-
lijk als de contactsleutel in stand ON staat.
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
❒
met de schakelaar B kiest u welke
spiegel u wilt verstellen (links of
rechts);
❒
met de schakelaar C kunt u de spiegel
in 4 richtingen verstellen.
Stel de spiegels af als de auto stilstaat en
de handrem is aangetrokken. De verwar-
ming van de spiegels schakelt automatisch
in als u de achterruitverwarming aanzet.
“Parkeer”-stand van de
buitenspiegel aan passagierszijde
opslaan
Voor een optimaal zicht tijdens het inpar-
keren kan de bestuurder, tijdens het in-
schakelen van de achteruit, de buiten-
spiegel aan passagierszijde in een stand zet-
ten (en opslaan) die verschillend is van de
stand die normaal tijdens het rijden ge-
bruikt wordt.
fig. 42
F0L0310m
fig. 43
F0L0386m