54
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manie-
ren worden ingeschakeld, maar wij raden
u aan te beginnen met het indrukken van
een van de knoppen AUTO en vervol-
gens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in
te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor verschil-
lende temperatuurwaarden instellen.
Op deze wijze werkt het systeem geheel
automatisch, zodat zo snel mogelijk de in-
gestelde temperaturen worden bereikt.
Het systeem regelt de temperatuur, de
luchthoeveelheid, de luchtverdeling in het
interieur, de recirculatiefunctie en het in-
schakelen van de aircocompressor.
F0L0380m
fig. 51
BEDIENINGSKNOPPEN
A: drukknop voor in-/uitschakelen lucht-
recirculatie en AQS-functie
B: drukknop voor instellen luchtverde-
ling aan bestuurderszijde
C: drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking) be-
stuurderszijde
D: display met informatie over klimaat-
regeling
E: drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking) pas-
sagierszijde
F: drukknop voor instellen luchtverde-
ling aan passagierszijde
G: draaiknop voor regelen temperatuur
passagierszijde
H: drukknop voor in- en uitschakelen
achterruitverwarming
I: drukknop voor inschakelen functie
MONO (gelijkstellen ingestelde tem-
peraturen)
L: drukknop voor in- en uitschakelen air-
cocompressor
M/N: drukknoppen voor verhogen/ver-
lagen aanjagersnelheid
O: drukknop voor inschakelen functie
MAX-DEF (snelle ontdooiing/ont-
waseming voorruit en zijruiten voor)
P: draaiknop voor regelen temperatuur
bestuurderszijde