62
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buiten-
verlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend als
de contactsleutel in stand ON staat.
VERLICHTING UIT fig. 54
Draaiknop in stand
å
.
BUITENVERLICHTING fig. 55
Draai de draaiknop in stand
6.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje 3 branden.
DIMLICHTEN fig. 56
Draai de draaiknop in stand
2.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje 3 branden.
GROOTLICHT fig. 57
Trek de hendel naar het stuurwiel, als de
draaiknop reeds in stand
2 staat (2e on-
vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje 1 branden.
Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel
wordt getrokken, dooft het grootlicht en
wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
fig. 54
F0L0021m
fig. 55
F0L0022m
fig. 56
F0L0023m
fig. 57
F0L0024m