6
Houd uw hand niet op de ver-
snellingspook; laat de pook
los nadat u een schakelcom-
mando hebt gegeven of de
automatische/handmatige werking
hebt gekozen.
Automatische werking (AUTO
met ingeschakelde UP-functie)
De UP-functie kan alleen worden inge-
schakeld bij de automatische werking.
De UP-functie kan worden ingeschakeld
door op knop UP-fig. 4 te drukken. De-
ze knop bevindt zich tussen de bedie-
ningsknoppen op het dashboard.
Als de UP-functie is ingeschakeld, zal het
systeem zodanig schakelen, afhankelijk van
de snelheid van de auto, het motortoe-
rental en de snelheid waarmee het gaspe-
daal wordt ingetrapt, dat de auto zo mak-
kelijk en comfortabel mogelijk op steile
hellingen rijdt.
Als het nodig is (bijv. bij inhalen), schakelt
het systeem, na het volledig intrappen van
het gaspedaal, een of meer versnellingen
terug zodat meer vermogen en een ge-
schikt koppel beschikbaar is voor de door
de bestuurder gevraagde acceleratie (dit
geschiedt op volledig automatische wijze
ongeacht of de UP-functie is in- of uitge-
schakeld).
Als de functie AUTO is ingeschakeld, zal
het systeem schakelen afhankelijk van de
snelheid van de auto, het motortoerental
en de snelheid waarmee het gaspedaal
wordt ingetrapt. Tijdens de automatische
werking kan ook met de versnellingspook
worden overgeschakeld, zonder daarvoor
de functie uit te schakelen: met dit “scha-
keladvies” wordt de automatische func-
tie tijdelijk uitgeschakeld om de door de
bestuurder gewenste versnelling in te
schakelen.
WEERGAVE OP HET DISPLAY
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, dan wordt na ongeveer 1 seconde
op het multifunctionele display de inge-
schakelde versnelling en de gekozen wer-
king (AUTO of MANUAL) weergege-
ven:
N = vrijstand;
1 = eerste versnelling;
2 = tweede versnelling;
3 = derde versnelling;
4 = vierde versnelling;
5 = vijfde versnelling;
6 = zesde versnelling;
R = achteruit.