7
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Draai in dat geval de sleutel in stand
STOP en vervolgens opnieuw in stand
MAR; als de motor geblokkeerd blijft,
probeer het dan opnieuw met de ande-
re geleverde sleutels. Als de motor nog
niet aanslaat, wendt u dan tot de Fiat-
dealer.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
eigen code, die in de regeleenheid van
het systeem moet worden opgeslagen.
Voor het opslaan van nieuwe sleutels
(maximaal acht) moet u zich tot de Fiat-
dealer wenden.
Als het lampje
Y
tijdens het rijden gaat branden
❒
Als het lampje
Y
gaat branden,
betekent dit dat het systeem zichzelf
controleert (bijv. bij een vermindering
van de spanning).
❒
Als het lampje
Y
blijft branden,
moet u zich tot de Fiat-dealer wen-
den.
Bij krachtige stoten kunnen
de elektronische componen-
ten in de sleutel beschadigd
worden.
WERKING
Als u bij het starten van de motor de
sleutel in stand MAR draait, dan stuurt
het Fiat CODE-systeem een code naar
de regeleenheid van de motor die, als de
code wordt herkend, de blokkering van
de functies opheft.
De code wordt alleen verzonden als de
regeleenheid van het Fiat CODE-sys-
teem de door de sleutel verzonden code
heeft herkend.
Iedere keer als u de contactsleutel in
stand STOP zet, schakelt de Fiat CODE
de functies van de elektronische regel-
eenheid van de motor uit.
Als bij het starten de code niet wordt
herkend, gaat op het instrumentenpa-
neel het waarschuwingslampje
Y
bran-
den terwijl op het display een bericht
verschijnt (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”).