13
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIEFSTALALARM
UITSCHAKELEN
Druk op de knop Ë van de sleutel met af-
standsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
❒ de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort;
❒ u hoort twee korte akoestische signa-
len (“BIEP’s”);
❒ de portieren/deuren worden ontgren-
deld.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den ontgrendeld, schakelt het alarm niet
uit.
KANTELBEVEILIGING
De kantelsensor meet iedere verandering
in de hellingshoek van de auto en signa-
leert daardoor het geheel of gedeeltelijk
optillen van de auto (bijv. bij het verwij-
deren van een wiel).
De kantelsensor signaleert een minimale
verandering in de hellingshoek van de au-
to, zowel langs de lengte- als de dwarsas.
Beveiliging uitschakelen
Voor het uitschakelen van de kantelsen-
sor (bijvoorbeeld bij het slepen van de au-
to met ingeschakeld diefstalalarm) moet u
de knop A-fig. 9 op de specifieke pla-
fondverlichting indrukken. De sensor blijft
uitgeschakeld totdat de portieren/deuren
centraal worden ontgrendeld.
MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven
door het branden van het controlelamp-
je Y (of het symbool op het display) op
het instrumentenpaneel en op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Om het diefstalalarm buiten werking te
stellen (bijvoorbeeld als de auto lange tijd
wordt gestald): sluit de auto af door de
metalen baard van de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de
sleutel met afstandsbediening leeg zijn, of
als er een storing is in het diefstalalarm,
dan kunt u het systeem buiten werking
stellen door de contactsleutel in het con-
tactslot te steken en deze in stand MAR
te draaien.
fig. 9
F0T0159m