101
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒
trek de handrem aan;
❒
zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒
trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
❒
draai de contactsleutel in stand AVV
en laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien
in stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het controlelampje
Y
samen met het
waarschuwingslampje
U
blijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand
STOP te draaien en vervolgens weer in
stand MAR; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de
andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer dan
zelf een noodstart uit (zie “Noodstart”
in het hoofdstuk “Noodgevallen”) en
wendt u tot de Fiat-dealer.
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektroni-
sche startblokkering: zie bij startproble-
men de paragraaf “Fiat CODE” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, voor-
al als de auto langere tijd niet is gebruikt,
kan de motor iets meer geluid produce-
ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor
de werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepstoters:
het distributiesysteem op de benzinemo-
tor van de auto dat bijdraagt aan een ver-
mindering van de onderhoudswerkzaam-
heden.
Het verdient aanbeveling
om gedurende de eerste
kilometers niet de maximale
prestaties van uw auto te
eisen (bijv. snel accelereren, langdurig
rijden met hoge toerentallen, krach-
tig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet
in stand MAR staan als de
motor stilstaat, zodat de
accu niet onnodig wordt
ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om de
motor in afgesloten ruim-
ten te laten draaien. De motor ver-
bruikt zuurstof en produceert kool-
dioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
ATTENTIE
Houd er rekening mee dat
de rem- en de stuurbe-
krachtiging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waar-
door meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en het
stuur.
ATTENTIE