4
AUTOMATISCHE WERKING
BELANGRIJK Voor een juist gebruik van
het systeem, is het raadzaam de pedalen uit-
sluitend met de rechter voet te bedienen.
❒
Trap het rempedaal in.
❒
Start de motor.
❒
Druk de versnellingspook naar A/M
fig. 3 voor het inschakelen van de auto-
matische werking of naar R-fig. 2 voor
het inschakelen van de achteruit.
❒
Laat het rempedaal los en trap het gas-
pedaal in.
WERKING
De versnellingsbak kan op twee manieren
worden bediend:
❒
de eerste methode is handmatig
(MANUAL), waarbij de bestuurder
beslist wanneer er geschakeld wordt;
❒
de tweede methode is volledig auto-
matisch (AUTO), waarbij het systeem
beslist over het overschakelen. Bij de-
ze methode kan de ECO-functie (Eco-
nomy) worden gekozen om het ver-
bruik te beperken. Druk voor het in-
schakelen van deze functie op knop
E-fig. 4. Deze knop bevindt zich tussen
de bedieningsknoppen op het dash-
board. De versnellingen en de werking
(MANUAL of AUTO) kunnen bij
iedere snelheid worden gekozen met
de versnellingspook.
fig. 3
F0M0272m
fig. 4
F0M0273m
VERSNELLINGSPOOK
De “multistabiele” versnellingspook A-fig. 1
op de tunnelconsole heeft drie vergrendel-
de en drie onvergrendelde standen.
De drie vergrendelde standen zijn de stan-
den die overeenkomen met de vrijstand
N-fig. 2, de achteruit R-fig. 2 en de mid-
delste stand tussen de onvergrendelde
standen UP (+) en DOWN (–) fig. 1.
Bij de onvergrendelde standen keert de
pook direct na het loslaten terug in de
middenstand. Dit zijn de standen voor het
opschakelen UP (+), het terugschakelen
DOWN (–) en de automatische werking
(A/M) fig. 3.
Er wordt teruggekeerd naar de handma-
tige bediening als de pook opnieuw in
stand A/M wordt gezet.