19
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
F0C0329m
F0C0408m
Systeem inschakelen
Het systeem schakelt in de volgende gevallen op alle portieren
automatisch in:
❒ als u de mechanische sleutel (A) (indien aanwezig) twee keer in de
vergrendelstand zet;
❒ als u twee keer op de knop
Á
van de sleutel met
afstandsbediening/CID drukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen de richtingaanwijzers 3 keer
en knippert het lampje op het portierpaneel aan bestuurderszijde (zie de
tabel op de volgende pagina).
Het systeem schakelt niet in als één of meerdere portieren niet goed
gesloten zijn: zo wordt voorkomen dat een persoon via het geopende
portier het interieur van de auto kan betreden en, als het portier
vervolgens wordt gesloten, de auto niet meer kan verlaten.
Systeem uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch op alle
portieren uit:
❒ als de portieren worden ontgrendeld;
❒ als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld;
❒ als de start-/contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.