121
WIEL VERWISSELEN
1) Draai de wielbouten van het te
verwisselen wiel een slag los.
2) Bij auto’s die zijn uitgerust met
lichtmetalen velgen, schud de auto
om het loskomen van de velg te
vergemakkelijken.
3) Draai de slinger van de krik om
de krik iets te openen.
4) Plaats de krik ter hoogte van het
symbool B-fig. 114 nabij het wiel
dat moet worden verwisseld en
controleer of de groef A van de
krik goed in de rand C van de
langsdraagbalk valt.
5) Waarschuw alle omstanders dat
de auto wordt opgekrikt.
Niemand mag in de nabijheid van
het voertuig komen en het
voertuig vooral niet aanraken tot
het weer helemaal op de grond
staat.
6) Krik de auto op tot het wiel
enkele centimeters van de grond
is. Zorg voor voldoende
werkruimte bij het opkrikken om
schaafwonden aan uw hand door
contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende
onderdelen van de krik (bouten
en scharnieren) kunnen
verwondingen veroorzaken: raak
deze onderdelen niet aan.
In geval van accidenteel contact
met smeervet, het betreffende
deel zorgvuldig schoonmaken.
7) Draai de 4 wielbouten helemaal
los en verwijder het wieldeksel
(daar waar aanwezig) en het te
vervangen wiel.
8) Zorg dat de contactvlakken en de
boutgaten van het reservewielwiel
schoon zijn om het loskomen van
de wielbouten te voorkomen.
Monteer het wiel, zorg dat de
gaten A-fig. 115 over de pennen B
vallen.
9) Draai een van de bouten vast
A-fig. 116.