fig. 160
F0X0144m
WIELEN EN BANDEN
BANDENSPANNING
Controleer voor een lange reis en
elke twee weken de bandenspanning
van de banden en het
ruimtebesparend reservewiel. Deze
controle moet bij koude banden
worden uitgevoerd.
Het is normaal dat de spanning
tijdens het rijden toeneemt. Zie
voor de correcte bandenspanning de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Een verkeerde spanning veroorzaakt
abnormale slijtage van de banden
fig. 160:
A - Normale spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak.
B - Te lage spanning: overmatige
slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak.
C - Te hoge spanning: overmatige
slijtage in het midden van het
loopvlak.
Onthoud dat de
wegligging van het
voertuig in grote mate van een
juiste bandenspanning
afhankelijk is.
WAARSCHUWING
Als de spanning te laag
is, raakt de band
oververhit, met mogelijke
ernstige beschadiging tot
gevolg.
WAARSCHUWING
Banden moeten worden vervangen
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
De wettelijke voorschriften van het
land waarin wordt gereden moeten
altijd worden nageleefd.
BELANGRIJK
Voorkom indien mogelijk bruusk
remmen en het optrekken met
spinnende wielen.
Vermijd botsingen tegen stoepranden,
kuilen of andere hindernissen. Lang
rijden op een slecht wegdek kan de
banden beschadigen.
Controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen, oneffenheden
of onregelmatige slijtage op het
loopvlak. Neem zo nodig contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: dit kan ernstige beschadiging
van banden en velgen veroorzaken.
Stop onmiddellijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om
beschadiging van de band, de velg, de
wielophanging en de stuurinrichting te
voorkomen.