Wanneer de wijzer in het rode gebied komt,
is de motor oververhit. Schakel de motor
uit, schakel het contact uit en stel de
oorzaak vast zodra de motor is
afgekoeld. Zie Motorkoelvloeistof
controleren (bladzijde 222).
Olietemperatuurmeter
Duidt de temperatuur van de motorolie
aan.
Bij normale bedrijfstemperatuur bevindt
de wijzer zich in het 'normal' gedeelte.
Wanneer de wijzer in het rode gebied komt,
is de motor oververhit. Verlaag het
motortoerental zodra dit veilig kan en laat
de motor afkoelen. Wanneer met hoge
motortoerentallen wordt doorgereden
terwijl de wijzer in het rode gebied staat,
wordt om te voorkomen dat de motor
wordt beschadigd het motortoerental
automatisch gereduceerd.
Vuldrukmeter
Duidt de verhoogde inlaatdruk, die door de
turbocompressor wordt geleverd, aan.
Oliedrukmeter
WAARSCHUWING
Wanneer u continu met de wijzer van
de oliedrukmeter in het rode gebied
rijdt, kan dit beschadiging van de
motor tot gevolg hebben.
N.B.: Bij koude motor moet de oliedruk
ongeveer 5 bar bedragen. Dit is normaal.
Wanneer de motor warm wordt, neemt de
oliedruk af.
Deze meter duidt de motoroliedruk aan tot
een aanbevolen, veilige maximum waarde
van 5 bar.
Tijdens normaal rijden is de oliedruk
afhankelijk van het motortoerental, bij
hogere toerentallen neemt de druk toe en
neemt bij lagere toerentallen af.
Wanneer de motoroliedruk tot onder de
normale waarde afneemt, zal de wijzer van
de oliedrukmeter in het rode gebied komen
en gaat de oliedrukcontrolelamp in de
instrumentengroep branden. Stop zodra
dit veilig kan en zet de motor onmiddellijk
af. Controleer het oliepeil en vul zo nodig
olie bij. Zie Motorolie controleren
(bladzijde 221).
Brandstofpeilmeter
De pijl naast het symbool van de
benzinepomp duidt aan, aan welke zijde
zich de brandstofvulklep bevindt.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
De volgende waarschuwings- en
controlelampen gaan branden wanneer
het contact wordt aangezet:
• Airbag
• ABS
• Stabiliteitsregeling (ESP)
• Laag brandstofpeil
• Remsysteem
• Vorst
• ESP uit
Indien een van deze waarschuwings- of
controlelampen niet gaat branden
wanneer het contact wordt ingeschakeld,
duidt dit op een storing. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide en
vakkundige monteur controleren.
78
Instrumentenpaneel