479557
7
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/189
Nächste Seite
Feel the dierence
Ford Ka
Owner’s handbook
K10468_Service_Portfolio_090508.1 1 09.05.2008 15:52:47 Uhr
FordKa
Instructieboekje
Feel the difference
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden
wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen.
Deze publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze toestemming.
Fouten of omissies uitgesloten.
© Ford Motor Company 2008
Alle rechten voorbehouden.
603.81.831
NL
COP LUM KA NL:Layout 1 20-10-2010 16:16 Pagina 1
DASHBOARD (STUUR LINKS)
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per
uitvoering verschillen.
1. Luchtrooster aan zijkant – 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting – 3. Instrumentenpaneel en controlelampjes –
4. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter, tripcomputer – 5. Middelste luchtrooster – 6. Opbergvak / autoradio –
7. Airbag passagierszijde – 8. Dashboardkastje – 9. Bediening verwarming/ventilatie/airconditioning – 10. Elektrische
ruitbediening – 11. Versnellingspook – 12. Schakelaarpaneel – 13. Airbag bestuurderszijde.
QUICK START
1
KA00177m
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 1
2
QUICK START
DASHBOARD (STUUR RECHTS)
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per
uitvoering verschillen.
1. Luchtrooster aan zijkant – 2. Airbag passagierszijde – 3. Middelste luchtrooster – 4. Opbergvak / autoradio – 5. Linker hendel:
bediening buitenverlichting – 6. Instrumentenpaneel en controlelampjes – 7. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter,
tripcomputer – 8. Airbag bestuurderszijde – 9. Schakelaarpaneel – 10. Elektrische ruitbediening – 11. Versnellingspook –
12. Bediening verwarming/ ventilatie/airconditioning – 13. Dashboardkastje.
KA00178m
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 2
QUICK START
3
INSTRUMENTENPANEEL
A
B
C
D
E
KA00161m
KA00162m
Uitvoeringen met stuur links
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met
waarschuwingslampje
brandstofreserve.
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur.
D Toerenteller.
E Digitaal display.
De lampjes
m
en
E
zijn uitsluitend
op de dieseluitvoeringen aanwezig.
Uitvoeringen met digitaal display
Uitvoeringen met multifunctioneel display
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 3
4
QUICK START
B
C
D
E
A
KA00163m
KA00164m
Uitvoeringen met stuur rechts
A Toerenteller.
B Brandstofmeter met
waarschuwingslampje
brandstofreserve.
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur.
D Snelheidsmeter.
E Digitaal display.
De lampjes
m
en
E
zijn uitsluitend op
de dieseluitvoeringen aanwezig.
Uitvoeringen met digitaal display
Uitvoeringen met multifunctioneel display
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 4
QUICK START
5
DIGITAAL DISPLAY
BEGINSCHERM
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
A Stand koplampverstelling (alleen als
het dimlicht is ingeschakeld)
B Tijd (altijd weergegeven, ook bij
uitgenomen contactsleutel en gesloten
voorportieren)
C Gear Shift Indication
(schakel-aanduiding)
D Kilometerteller (weergave van het
aantal gelopen kilometers/mijlen)
E Functie-indicatie Auto-Start-Stop
Opmerking Als de sleutel is
uitgenomen (en ten minste één
voorportier wordt geopend), wordt op
het display gedurende enige seconden
de tijd en het aantal gelopen kilometers
of mijlen weergegeven.
BEDIENINGSKNOPPEN
+ Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar boven te
doorlopen of de weergegeven
waarde te verhogen.
MENU Kort indrukken voor toegang
ESC
naar het menu en/of naar het
volgende scherm gaan of de
keuze te bevestigen.
Lang indrukken om terug te
keren naar het beginscherm.
D
E
KA00165m KA00016m
Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar beneden
te doorlopen of de weergegeven
waarde te verlagen.
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen + en
worden gekozen, waarna u
keuzemogelijkheden kunt selecteren of
instellingen (setup) kunt uitvoeren.
Het setup-menu kan worden
ingeschakeld door de knop MENU
ESC kort in te drukken.
Door de knoppen + en telkens in te
drukken, kunt u de lijst van het setup-
menu doorlopen.
De werking is vanaf dit punt afhankelijk
van de gekozen menu-optie.
Het menu bestaat uit de volgende
functies:
– HOUR
– BUZZ
– SPEED
– UNIT
– P BAG (*)
(*) Deze functie kan alleen door
de dealer worden geactiveerd.
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 5
6
QUICK START
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY (indien
aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een
multifunctioneel display dat tijdens
de rit nuttige informatie levert aan de
bestuurder op basis van de eerdere
instellingen.
BEGINSCHERM
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
A Buitentemperatuur
B Tijd (altijd weergegeven, ook bij
uitgenomen contactsleutel en
gesloten voorportieren)
C Functie-indicatie Auto-Start-Stop
D Gear Shift Indication
(schakel-aanduiding)
E Kilometerteller (weergave van het
aantal gelopen kilometers/mijlen)
F Gegevens
G Stand koplampverstelling (alleen als
het dimlicht is ingeschakeld)
Opmerking Bij uitgenomen
contactsleutel wordt bij het openen van
een van de voorportieren het display
verlicht en wordt enkele seconden de
tijd en het aantal gelopen
kilometers/mijlen weergegeven.
BEDIENINGSKNOPPEN
+ Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar boven
te doorlopen of de weergegeven
waarde te verhogen.
D
E
KA00166m KA00016m
MENU Kort indrukken voor toegang
ESC
naar het menu en/of naar het
volgende scherm gaan of de
keuze te bevestigen.
Lang indrukken om terug te
keren naar het beginscherm.
Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar beneden
te doorlopen of de weergegeven
waarde te verlagen.
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven. De
functies kunnen met de knoppen + en
worden gekozen, waarna u
keuzemogelijkheden kunt selecteren of
instellingen (setup) kunt uitvoeren.
Bij enkele onderdelen (Klokje en
Meeteenheid instellen) is er een
submenu. Het setup-menu kan worden
geactiveerd door de knop MENU
ESC
kort in te drukken.
Door de knop + of telkens in te
drukken, kunt u de lijst van het setup-
menu doorlopen.
De werking is vanaf dit punt afhankelijk
van het gekozen menu-item.
Het menu bestaat uit de volgende
functies:
– MENU
– ZOEMER SNELHEIDSLIMIET
– GEGEVENS TRIP B
– KLOK INSTELLEN
– DATUM INSTELLEN
– WEERGAVE RADIO
– MEETEENHEDEN
– TAAL
– VOLUME BUZZER
– VOL. TOETSEN
– BAG PASSAGIER (*)
– INSTAPVERLICHTING
– MENU VERLATEN
(*) Deze functie kan alleen door de
dealer worden geactiveerd.
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 6
QUICK START
7
BLOKKERING EN
ONTGRENDELING MET
AFSTANDSBEDIENING
Druk op de ontgrendelingsknop A om
de deur te openen.
Druk op de blokkeringsknop B om de
centrale vergrendeling te activeren.
Druk top de knop C en druk een
tweede keer enkele seconden,
om de achterklep te openen.
C
KA00206m
STUURWIEL
Dit kan verticaal worden versteld
(indien van toepassing).
Zet voor het verstellen de hendel
omlaag in stand 2, stel daarna het
stuurwiel in de gewenste stand en
vergrendel het in deze stand door
de hendel in stand 1 te zetten.
KA00185m
TRIP
KA00017m
TRIPCOMPUTER
Algemeen
Met de “Trip computer” kan, als de
contactsleutel in stand MAR staat, op
de display informatie worden
weergegeven over de werking van de
auto. Deze functie bestaat uit “Trip A”
en “Trip B” die onafhankelijk van elkaar
werken.
“Trip A” toont:
Actieradius
Afstand
Gemiddeld verbruik
Huidig verbruik
Gemiddelde snelheid
Reistijd (rijtijd).
“Trip B” toont:
Afstand B
Gemiddeld verbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B (rijtijd).
Reset trip B
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 7
8
QUICK START
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel bedient u de
buitenverlichting. De buitenverlichting
werkt uitsluitend als de contactsleutel in
stand MAR staat. Als u de
buitenverlichting inschakelt, gaan ook de
verlichting van het instrumentenpaneel
en de bedieningsknoppen op het
dashboard branden.
VERLICHTING
UITGESCHAKELD
Draaiknop in stand O.
BUITENVERLICHTING
Draai de draaiknop in stand
6
.
DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand
2
.
GROOTLICHT
Druk de hendel naar voren in de richting
van het dashboard (vergrendelde stand),
als de draaiknop reeds in stand
2
staat.
KA00109m
RUITEN REINIGEN
RUITENWISSERS/ -SPROEIERS
De hendel kan in vijf verschillende
standen worden gezet
(4 snelheidsniveaus):
A ruitenwissers uitgeschakeld.
B wissen met interval.
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
E tussenslag (onvergrendelde stand).
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de
ruitensproeiers in. De voorruitwisser
schakelt automatisch in en stopt
3 slagen nadat het commando is
gegeven, waarbij een extra slag
wordt geteld om de resterende
druppels te verwijderen.
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
Als u de draaiknop in stand
'
zet,
schakelt de achterruitwisser in.
Als u de hendel naar het dashboard
duwt (onvergrendelde stand), schakelt
de achterruitsproeier in.
De achterruitwisser schakelt automatisch
in en stopt 3 slagen nadat het commando
is gegeven, waarbij een extra slag wordt
geteld om de resterende druppels te
verwijderen. Als u bij ingeschakelde
ruitenwissers de achteruit inschakelt,
gaat automatisch ook de
achterruitwisser werken.
C
A
B
E
D
KA00111m
GROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden
gegeven door de hendel naar het
stuurwiel te trekken (onvergrendelde
stand).
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand a): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
omlaag (stand b): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 8
QUICK START
9
KA00203m
KA00204m
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
A Draaiknop voor luchttemperatuurregeling (rood-warm / blauw-koud)
B Draaiknop voor aanjagersnelheid en in-/uitschakeling airconditioning.
C Knop voor luchtrecirculatie.
D Draaiknop voor luchtverdeling
E Drukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming.
F Drukknop voor in-/uitschakelen voorruitverwarming.
KA00209m
LUCHTROOSTER
Afstellen: draai het rooster in de
gewenste richting.
Openen: om het luchtrooster te openen
duwt u op de punt die door de pijl wordt
aangegeven.
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 9
10
QUICK START
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
Knop AUTO – A
Inschakeling automatische werking van
de klimaatregeling
Knop A/C – B
In/uitschakelen van de compressor
Knop OFF – C
Systeem uitschakelen
Knop
–D
In/uitschakelen luchtrecirculatie
Druktoetsen +, −, E
Instellen gewenste temperatuur
Druktoetsen +, −, F
Instellen aanjagersnelheid
Druktoetsen
y μ∂
− G H I
Handmatige regeling
luchtverdeling
Druktoets
-
− L
Snel ontwasemen/ontdooien voorruit.
Ontwasemen/ontdooien
achterruitverwarming
Druk op knop M om deze functie in te
schakelen.
Ontwasemen/ontdooien
voorruitverwarming
Druk op knop N om deze functie in
te schakelen
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen,
moet u het koppelingspedaal geheel
intrappen en vervolgens de
versnellingspook in de gewenste stand
plaatsen (het schakelschema staat op
de knop van de pook).
Om de achteruit R vanuit de vrijstand in
te schakelen, moet de schuifring A onder
de knop omhoog worden getrokken en
de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren worden verplaatst.
KA00191m
A
KA00060m
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 10
QUICK START
11
BEDIENINGSKNOPPEN
MISTLAMPEN VOOR
MISTACHTERLICHT
(waar voorzien)
Voor het inschakelen van de
mistlampen/het mistachterlicht moet
knop A op de volgende manier worden
gebruikt:
Indrukken: mistlampen inschakelen
Indrukken: mistachterlicht
inschakelen
Indrukken: lichten doven.
Als de mistlampen branden, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje
5
branden; als het mistachterlicht is
ingeschakeld, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje
4
branden.
De mistlampen werken alleen als het
dimlicht is ingeschakeld.
A
KA00205m
AUTO-START-STOP
-SYSTEEM
VOORWOORD
Het Auto-Start-Stop-systeem
schakelt automatisch de motor uit
telkens als de auto tot stilstand wordt
gebracht en start de motor weer als
de bestuurder de rit voortzet.
Hierdoor verbetert de efficiëntie van
de auto door verlaging van het
brandstofverbruik, vermindering van
de hoeveelheid schadelijke uitlaatgassen
en beperking van het geluid.
Het systeem wordt ingeschakeld als
de auto wordt gestart.
Nota Als u liever de klimaatregeling
gebruikt, kunt u het Auto-Start-Stop-
systeem uitschakelen, zodat de
klimaatregeling continu kan werken.
WERKING
Stopmodus van de motor
Bij stilstaande auto wordt de motor
uitgeschakeld als de versnelling in de
vrij staat en het koppelingspedaal niet
is ingetrapt.
Opmerking De functie Auto-Start-
Stop schakelt automatisch uit als
gedurende circa 2 seconden niet harder
dan ongeveer 10 km/h wordt gereden,
om herhaaldelijk afslaan van de motor
tijdens de rit te voorkomen
als stapvoets wordt gereden.
Als de motor wordt uitgeschakeld
verschijnt het symbool op het
display.
Herstartmodus van de motor
Trap het koppelingspedaal in om
de motor opnieuw te starten.
HANDMATIG IN-
EN UITSCHAKELEN
Het systeem kan met de knop op het
dashboard afgebeeld in worden in- en
uitgeschakeld (zie paragraaf
“Bedieningsknoppen”).
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 11
12
QUICK START
ZITPLAATSEN
ZITPLAATSEN VOOR
Verstellen in lengterichting
Trek de hendel A omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren.
Stoelverwarming
Druk op de knop E om de functie in- of
uit te schakelen.
Rugleuningverstelling
Draai aan de knop B.
Hoogteverstelling
Verhoog of verlaag m.b.v. hendel C de
achterzijde van de zitting, zodat een
betere en comfortabeler zitpositie
wordt bereikt.
OMSTANDIGHEDEN
WAARONDER DE MOTOR NIET
WORDT UITGESCHAKELD
Als het systeem is ingeschakeld, wordt
onder bepaalde omstandigheden,
vanwege het comfort, de uitlaatemissie
en de veiligheid, de aandrijfaggregaat
niet uitgeschakeld. Tot deze
omstandigheden behoren:
nog koude motor;
storing van de onderdelen of van
de sensor van het Auto-Start-Stop-
systeem
zeer koude buitentemperatuur,
speciaal symbool voorzien;
verminderde druk in het
remsysteem, bijvoorbeeld omdat het
rempedaal enkele malen is ingetrapt;
onvoldoende geladen accu;
ingeschakelde achterruitverwarming;
ingeschakelde voorruitverwarming;
ruitenwissers werken lange tijd op
de hoogste snelheid;
regeneratie van het roetfilter
(alleen bij dieselmotoren);
niet gesloten bestuurdersportier;
bestuurdersgordel niet vergrendeld;
ingeschakelde achteruit (bijvoorbeeld
bij achteruit inparkeren);
automatische klimaatregeling, als nog
niet de gewenste comfortabele
temperatuur is bereikt ofwel
activering MAX-DEF;
tijdens het eerste gebruik als het
systeem moet worden geïnitialiseerd.
In voornoemde gevallen wordt op het
display een melding gegeven en, indien
van toepassing, gaat het symbool
knipperen .
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 12
QUICK START
13
Rugleuning omklappen
Bedien voor het omklappen van de
rugleuning, de hendel D (beweging a)
en kantel de rugleuning naar voren,
totdat hij vergrendelt (beweging b);
laat de hendel D los en duw tegen de
rugleuning zodat de stoel naar voren
schuift (beweging c, alleen geldt voor
stoelen met easy entry).
Bestuurderszijde bij aanwezigheid
van positie-geheugen
Schuif de stoel om deze in de
oorspronkelijke stand te zetten,
naar achteren door op de rugleuning
te drukken totdat de stoel vergrendelt
(beweging d); bedien de hendel D
(beweging e) om de rugleuning te
ontgrendelen en kantel de rugleuning
omhoog (beweging f) totdat hij
hoorbaar vergrendelt.
OPGELET Als hendel D wordt gebruikt
voordat de stoel in de beginstand is
geblokkeerd, dan is de beginstand van
de stoel niet meer bekend; in dat geval
moet de stand van de stoel worden
versteld m.b.v. de stoelverstelling in
lengterichting, zoals beschreven in de
paragraaf “Verstellen in lengterichting”
A
E
KA00006m
B
KA00007m
C
KA00008m
Bestuurders- en passagierszijde
indien voorzien van een positie-
geheugen
Zet de stoel in de beginstand door de
stoel naar achteren te schuiven (druk
tegen de rugleuning - beweging d);
bedien hendel D (beweging e) en zet
de rugleuning omhoog (beweging f),
totdat de rugleuning hoorbaar
blokkeert. Stel de lengterichting af zoals
beschreven in de paragraaf “Verstellen
in lengterichting”.
2
3
4
6
5
1
D D
KA00018m
Alle afstellingen mogen
uitsluitend bij een
stilstaande auto worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 13
14
QUICK START
DOP BRANDSTOFTANK
De tankdop B is voorzien van een
koord C dat aan klepje A vastzit, om
verlies van de dop te voorkomen.
Draai met de contactsleutel de dop B
linksom.
C
A
B
KA00043m
ZITPLAATSEN ACHTER
Rugleuning ontgrendelen
Bij uitvoeringen met ondeelbare
achterbank: trek de hendels A en B
omhoog en plaats de rugleuning op de
zitting.
Bij uitvoeringen met deelbare
achterbank: trek de hendel A of B
omhoog om respectievelijk het linker
of het rechter deel van de rugleuning
te ontgrendelen en plaats de rugleuning
op de zitting.
Breng de zitting in de positie voor normaal
gebruik
Ga als volgt te werk:
plaats de veiligheidsgordels opzij
en controleer of de gordels niet
gespannen zijn of gedraaid zitten;
Plaats de rugleuningen omhoog
en druk de leuningen naar achteren,
totdat beide borgmechanismen
hoorbaar inklikken.
BA
KA00019m
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING VOOR
(indien aanwezig)
Naast de versnellingspook bevinden zich
twee drukschakelaars (één per zijde)
waarmee u de zijruiten bedient:
A Openen/sluiten portierruit links.
B Openen/sluiten portierruit rechts.
B
A
B
A
KA00035m
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 14
QUICK START
15
FORD AUDIO
ALGEMENE FUNCTIES
Ontsteking: indrukken ON/OFF-
toets
Uitschakelen: lang indrukken
ON/OFF-toets
UW MOBIELE TELEFOON
REGISTEREN
BELANGRIJK: Voer deze handeling
alleen uit als de auto stilstaat.
Ga voor het registreren van uw mobiele
telefoon als volgt te werk:
Druk op
:
, zeg “Instellingen
en vervolgens, na het door
Ford
Audio gegeven bericht, “Registreer
gebruiker”.
Op het multifunctionele display van
het instrumentenpaneel verschijnt een
PIN-code die gebruikt moet worden
voor de registratie. Voor de twee
volgende stappen dient u de
handleiding van uw mobiele telefoon
te raadplegen. Zie de hoofdstukken
die betrekking hebben op de
registratie en de verbinding via
Bluetooth
®
-technologie.
Zoek op uw mobiele telefoon
de systemen met Bluetooth
®
-
technologie(de instelling van uw
mobiele telefoon kan bijvoorbeeld
Vind of Nieuwe systeem heten). In
deze lijst is vindt u “Ford Audio
(identificatienaam van het Ford
Audio-systeem van uw auto):
selecteer deze.
Als de mobiele telefoon hierom
vraagt, voer dan met het toetsenbord
van uw mobiele telefoon de PIN-
code in die op het display van het
instrumentenpaneel is weergegeven.
Als de registratie succesvol is
verlopen, zegt het systeem “Bezig
met verbinden” en daarna
verschijnt het identificatienummer
van de geregistreerde mobiele
telefoon ter bevestiging op
het display.
Het is belangrijk om op dit
bevestigingsbericht te wachten; als u
op
ß
/MAIN of
&
/ESC drukt voordat
dit bericht verschijnt, kan het
registratieprocedure worden
afgebroken. Als de registratie is
mislukt, verschijnt er een foutmelding:
in dat geval moet de procedure
herhaald worden.
Als de registratie van uw mobiele
telefoon voltooid is, zegt Ford
Audio bij de eerste verbinding
Welkom”. Bij de volgende
registratieprocedures of verbindingen
met dezelfde telefoon wordt dit
bericht niet meer uitgesproken.
Ford Audio vraagt of u het
telefoonboek van de zojuist
geregistreerde mobiele telefoon wilt
kopiëren naar het Ford Audio-
systeem. Wij raden u aan het
telefoonboek te kopiëren.
Als u het telefoonboek wilt kopiëren,
antwoordt u “Ja”, als u het
telefoonboek niet wilt kopiëren,
antwoordt u “Nee”.
Bij enkele compatibele mobiele
telefoons worden de namen in het
telefoonboek niet automatisch
gekopieerd, maar moeten door de
gebruiker worden gekopieerd met
behulp van het toetsenbord van de
mobiele telefoon.
Voer deze procedure uit als Ford
Audio u dat vraagt. Volg hierbij de
specifieke instructies van uw mobiele
telefoon en druk op
ß
/MAIN zodra
u klaar bent.
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 15
Druknummer 603.95.163 - 11/2010 - 1e editie
603.95.163 PP KA NL 1ed trip 15-10-2010 15:12 Pagina 16
Gebruikershandleiding
Bedankt dat u voor Ford heeft gekozen. Wij raden u aan om de tijd te nemen om deze handleiding door te lezen, zodat u uw auto
beter leert kennen. Hoe beter u de auto kent, hoe veiliger u zich zult voelen en hoe meer plezier u zult hebben tijdens het rijden.
Opmerking De handleiding beschrijft de kenmerken van het product en de beschikbare opties voor het gehele
assortiment, soms zelfs voordat deze daadwerkelijk beschikbaar zijn. Er kunnen opties worden beschreven,
die niet op uw auto aanwezig zijn.
Opmerking Gebruik en beheer de altijd altijd in overeenstemming met de geldende verkeersregels en wetten.
Opmerking Draag bij verkoop van de auto deze handleiding over aan de nieuwe eigenaar. De handleiding maakt
onlosmakelijk deel uit van de auto.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:07 Pagina 1
2
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
DASHBOARD
(STUUR LINKS) ................................................................... 3
DASHBOARD
(STUUR RECHTS) ................................................................ 4
SYMBOLEN ........................................................................... 5
FORD CODE ........................................................................ 5
DE SLEUTELS ........................................................................ 6
INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 10
DIGITAAL DISPLAY ........................................................... 13
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY .................................... 16
TRIPCOMPUTER ................................................................. 24
ZITPLAATSEN ..................................................................... 26
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 27
STUURWIEL ......................................................................... 28
SPIEGELS ................................................................................ 29
KLIMAATREGELING ........................................................... 30
VERWARMING EN VENTILATIE ................................... 31
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING ...................... 32
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING........................ 34
BUITENVERLICHTING ...................................................... 37
RUITEN REINIGEN ............................................................. 38
PLAFONDVERLICHTING ................................................. 40
BEDIENINGSKNOPPEN ................................................... 41
INTERIEURUITRUSTING .................................................. 43
PORTIEREN .......................................................................... 45
RUITBEDIENING ................................................................ 46
BAGAGERUIMTE ................................................................ 47
MOTORKAP ......................................................................... 49
KOPLAMPEN ........................................................................ 51
ABS .......................................................................................... 53
ESP .......................................................................................... 54
EOBD-SYSTEEM .................................................................. 57
PARKEERSENSOREN ......................................................... 58
AUTO-START-STOP-SYSTEEM ...................................... 60
AUTORADIO ....................................................................... 64
EXTRA ACCESSOIRES ...................................................... 65
TANKEN ............................................................................... 66
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................ 67
W
W
E
E
G
G
W
W
I
I
J
J
S
S
I
I
N
N
U
U
W
W
A
A
U
U
T
T
O
O
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:07 Pagina 2
DASHBOARD (STUUR LINKS)
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per
uitvoering verschillen.
1. Luchtrooster aan zijkant – 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting – 3. Instrumentenpaneel en controlelampjes –
4. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter, tripcomputer – 5. Middelste luchtrooster – 6. Opbergvak / autoradio –
7. Airbag passagierszijde – 8. Dashboardkastje – 9. Bediening verwarming/ventilatie/airconditioning – 10. Elektrische ruitbediening –
11. Versnellingspook – 12. Schakelaarpaneel – 13. Airbag bestuurderszijde.
3
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
KA00177m
fig. 1
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 3
4
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
DASHBOARD (STUUR RECHTS)
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per
uitvoering verschillen.
1. Luchtrooster aan zijkant – 2. Airbag passagierszijde – 3. Middelste luchtrooster – 4. Opbergvak / autoradio – 5. Linker hendel:
bediening buitenverlichting – 6. Instrumentenpaneel en controlelampjes – 7. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter,
tripcomputer – 8. Airbag bestuurderszijde – 9. Schakelaarpaneel – 10. Elektrische ruitbediening – 11. Versnellingspook –
12. Bediening verwarming/ ventilatie/airconditioning – 13. Dashboardkastje.
KA00178m
fig. 2
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 4
5
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Als het lampje
Y
tijdens het
rijden gaat branden
Als het lampje
Y
gaat branden,
betekent dit dat het systeem zichzelf
controleert (bijv. bij een verlaging van
de spanning).
Als de storing aanhoudt, wendt u dan
tot het Ford Servicenetwerk.
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele
onderdelen van uw auto zijn plaatjes
met een bepaalde kleur aangebracht,
met daarop symbolen die uw aandacht
vragen en die voorzorgsmaatregelen
aangeven die u in acht moet nemen als
u met het betreffende onderdeel te
maken krijgt.
FORD CODE-SYSTEEM
Voor een nog betere beveiliging tegen
diefstal is de auto uitgerust met een
elektronische startblokkering. Het
systeem wordt automatisch ingeschakeld
als de sleutel uit het contactslot wordt
genomen.
Als u bij het starten van de motor de
sleutel in stand MAR draait, dan stuurt
het Ford CODE-systeem een code naar
de regeleenheid van de motor die, als de
code wordt herkend, de blokkering van
de functies opheft.
Als tijdens het starten de code niet
wordt herkend, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje
Y
branden.
Draai in dat geval de contactsleutel in
de stand STOP en vervolgens in de
stand MAR; Als de blokkering niet
wordt opgeheven, moet opnieuw een
startpoging worden ondernomen met
de andere, bijgeleverde, sleutels. Als de
motor nog niet aanslaat, wendt u dan
tot het Ford Servicenetwerk.
WAARSCHUWING Elke sleutel heeft
een eigen code, die in de regeleenheid
van het systeem moet worden
opgeslagen. Voor het opslaan van
nieuwe sleutels (maximaal acht) moet u
zich tot het Ford Servicenetwerk
wenden.
Bij krachtige stoten kunnen
de elektronische
componenten in de sleutel
beschadigd worden.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 5
6
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(indien aanwezig) fig. 5
De metalen baard A dient voor:
het start-/contactslot;
het slot van de portieren;
het ver-/ontgrendelen van de
tankdop.
Als u op de knop B drukt, wordt de
metalen baard in-/uitgeklapt.
fig. 3
A
B
CODE
ELECTRONIC KEYCODE
MECHANICAL KEYCODE
KA00121m
fig. 4
A
KA00002m
Als de auto wordt verkocht,
moeten alle sleutels en de
CODE-card overhandigd
worden aan de nieuwe
eigenaar.
DE SLEUTELS
CODE CARD
(optioneel voor bepaalde
uitvoeringen/markten) fig. 3
Bij de auto wordt samen met de twee
sleutels een CODE-card overhandigd,
waarop is aangegeven:
A de elektronische code;
B de mechanische code van de sleutels
die aan het Ford Servicenetwerk moet
worden doorgegeven als een
duplicaatsleutel moet worden besteld.
BELANGRIJK Om schade aan de
elektronische schakelingen in de sleutels
te voorkomen, mogen de sleutels niet
aan direct zonlicht worden blootgesteld.
MECHANISCHE SLEUTEL fig. 4
De metalen baard A dient voor:
het start-/contactslot;
de sloten van de portieren en de
achterklep (indien aanwezig);
het ver-/ontgrendelen van de
tankdop.
fig. 5
KA00003m
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 6
7
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Portieren ontgrendelen
Een korte druk op de knop
Ë
:
de portieren worden ontgrendeld,
de plafondlampjes gaan branden,
de richtingaanwijzers knipperen en de
instapverlichting (greeting lights) wordt
ingeschakeld (voor bepaalde
uitvoeringen/markten, waar voorzien).
Als de brandstofnoodschakeling in
werking treedt, worden de portieren
automatisch ontgrendeld.
Als de portieren met de
afstandsbediening worden ontgrendeld,
en er binnen 45 seconden geen portier
wordt geopend, dan zal het systeem de
portieren automatisch opnieuw
vergrendelen.
Portieren vergrendelen
Een korte druk op de knop
Á
:
de portieren worden op afstand
vergrendeld, de plafondlampjes gaan uit
en de richtingaanwijzers knipperen twee
keer (waar voorzien).
Als een of meer portieren niet goed
gesloten zijn, wordt de vergrendeling
niet uitgevoerd. Dit wordt aangegeven
door het snel knipperen van de
richtingaanwijzers (indien van
toepassing). De portieren worden niet
vergrendeld als de achterklep geopend is.
Op afstand openen van
de achterklep
Druk twee keer op de knop
R
om de achterklep op afstand te
ontgrendelen (openen).
Als de achterklep is ontgrendeld, wordt
dit aangegeven door het knipperen de
richtingaanwijzers.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 7
8
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
EXTRA
AFSTANDSBEDIENINGEN
BESTELLEN
Het systeem kan maximaal 8
afstandsbedieningen herkennen.
Als u in de loop der tijd een nieuwe
afstandsbediening nodig hebt, kunt
u zich tot het Ford Servicenetwerk
wenden. Neem dan de CODE-card, een
identiteitsbewijs en het kentekenbewijs
mee.
fig. 6
KA00004m
Lege batterijen zijn
schadelijk voor het milieu.
Ze moeten in een daarvoor
bestemde chemobox of
afvalbak worden gedeponeerd. Ze
kunnen ook ingeleverd worden bij
het Ford Servicenetwerk, dat
vervolgens voor de afvoer zorgt.
BATTERIJ VAN DE SLEUTEL
MET AFSTANDSBEDIENING
VERVANGEN fig. 6
Ga voor het vervangen van de batterij
als volgt te werk:
druk op de knop A en klap de
metalen baard B uit;
draai de schroef C bij
:
los met een
kleine schroevendraaier;
trek de batterijhouder D naar buiten
en vervang de batterij E; let daarbij
goed op de polariteit;
plaats de batterijhouder D in de
sleutel en draai de schroef C op
Á
.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 8
9
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTSYSTEEM
fig. 7
De sleutel kan in 3 standen worden
gedraaid:
STOP: motor uit, sleutel
uitneembaar en stuur geblokkeerd.
Enkele elektrische installaties werken
(bijv. autoradio, elektrische
ruitbediening enz.).
MAR: rijstand. Alle elektrische
installaties werken
AVV: motor starten.
Het contactslot is voorzien van een
herstartbeveiliging. Als de motor bij de
eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP en
nogmaals starten.
Verwijder de sleutel nooit
uit het contactslot als de
auto nog in beweging is. Bij de
eerste stuuruitslag blokkeert het
stuur automatisch. Dit geldt in alle
gevallen, ook als de auto gesleept
wordt.
Het is streng verboden om
demontage-/montagewerkzaam-
heden uit te voeren, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of
de stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een
diefstalbeveiliging), tenzij dit door
het Ford Servicenetwerk wordt
uitgevoerd en is goedgekeurd.
Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de
veiligheid in gevaar worden
gebracht en voldoet de auto niet
meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE!
fig. 7
KA00005m
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, neem de
sleutel uit het contactslot en draai het
stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer,
terwijl u de sleutel in stand MAR draait.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 9
10
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
INSTRUMENTENPANEEL
A
B
C
D
E
KA00161m
KA00162m
Uitvoering met stuur links
A Snelheidsmeter.
B Brandstofmeter met
waarschuwingslampje
brandstofreserve.
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur.
D Toerenteller.
E Digitaal display.
De lampjes
m
en
E
zijn uitsluitend op
de dieseluitvoeringen aanwezig.
fig. 8 – Uitvoering met digitaal display
fig. 9 – Uitvoering met multifunctioneel display
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 10
11
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
B
C
D
E
A
KA00163m
KA00164m
Uitvoering met stuur rechts
A Toerenteller.
B Brandstofmeter met
waarschuwingslampje
brandstofreserve.
C Koelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur.
D Snelheidsmeter.
E Digitaal display.
De lampjes
m
en
E
zijn uitsluitend op
de dieseluitvoeringen aanwezig.
fig. 10 – Uitvoering met digitaal display
fig. 11 – Uitvoering met multifunctioneel display
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 11
12
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per
uitvoering verschillen.
SNELHEIDSMETER
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER
Geeft het toerental van de motor aan.
BRANDSTOFMETER
Geeft de hoeveelheid brandstof aan die
in de tank zit.
Het branden van het
waarschuwingslampje geeft aan dat er nog
ongeveer 5 liter brandstof aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege
brandstoftank: door een onregelmatige
brandstoftoevoer kan de katalysator
beschadigd raken.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUU
RMETER
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
weer; de aanduiding start als de
temperatuur van de vloeistof hoger
wordt dan ongeveer 50°C.
Als het waarschuwingslampje gaat
branden (bij enkele uitvoeringen
verschijnt ook een melding op het
multifunctionele display), dan is de
koelvloeistoftemperatuur te hoog; zet in
dat geval de motor uit en wendt u tot
het Ford Servicenetwerk.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 12
13
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
DIGITAAL DISPLAY
BEGINSCHERM fig. 12
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
A Stand koplampverstelling
(alleen als het dimlicht is
ingeschakeld)
B Tijd (altijd weergegeven, ook bij
uitgenomen contactsleutel en gesloten
voorportieren)
C Gear Shift Indication
(schakel-aanduiding)
D Kilometerteller (weergave van het
aantal gelopen kilometers/mijlen)
E Functie-indicatie Auto-Start-Stop
Opmerking Als de sleutel is
uitgenomen (en ten minste één
voorportier wordt geopend), wordt op
het display gedurende enige seconden
de tijd en het aantal gelopen kilometers
of mijlen weergegeven.
GEAR SHIFT INDICATION
Bij auto’s met handgeschakelde
versnellingsbak verzoekt de indicator
van het schakelsysteem op het
instrumentenpaneel de bestuurder om
te schakelen (opschakelen: “shift-up” of
terugschakelen: “shift-down”).
Dit schakeladvies wordt gegeven met
het oog op het optimaliseren van het
brandstofverbruik en de rijstijl.
Opmerking De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden zolang
de bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugvallen
binnen een dusdanig profiel dat
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 13
+ Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar
boven te doorlopen of de
weergegeven waarde te
verhogen.
MENU Kort indrukken voor toegang
ESC
om naar het menu en/of naar
het volgende scherm te gaan
of de keuze te bevestigen.
Lang indrukken om terug te
keren naar het beginscherm.
Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar
beneden te doorlopen of de
weergegeven waarde te
verlagen.
Opmerking Bij de knoppen + en
hangt de werking van het volgende af:
Setup-menu
– binnen het menu kunt u naar boven of
naar beneden scrollen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde
verhogen of verlagen.
fig. 12
D
E
KA00165m
fig. 13
KA00016m
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 13
14
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven.
De functies kunnen met de knoppen
+ en worden gekozen, waarna u
keuzemogelijkheden kunt selecteren of
instellingen (setup) kunt uitvoeren.
Het setup-menu kan worden
ingeschakeld door de knop MENU
ESC kort in te drukken.
Door de knoppen + en telkens in te
drukken, kunt u de lijst van het setup-
menu doorlopen.
De werking is vanaf dit moment
afhankelijk van de geselecteerde menu-
optie.
Het menu bestaat uit de volgende
functies:
– HOUR
– BUZZ
– SPEED
– UNIT
– P BAG (*)
(*) Deze functie kan alleen door de
dealer worden geactiveerd.
Een menu-optie selecteren
– als de knop MENU
ESC kort wordt
ingedrukt, dan kan een onderdeel in het
menu worden gekozen dat gewijzigd
moet worden;
– met de knop + of (door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe
instelling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU
ESC kort
indrukt, kunt u de instelling opslaan en
tegelijkertijd terugkeren naar de
daarvoor geselecteerde menu-optie in
het menu.
“Instellen tijd” selecteren
– druk kort op de knop MENU
ESC
om de eerste eenheid (uren) te
veranderen;
– met de knop + of (door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe
instelling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU
ESC kort
indrukt, kunt u de instelling opslaan en
tegelijkertijd verdergaan naar de
volgende in te stellen menu-optie
(minuten);
– als deze op dezelfde wijze is ingesteld,
wordt teruggekeerd naar dezelfde optie
in het hiervoor geselecteerde menu.
Als u de knop MENU ESC lang ingedrukt
houdt
– als een menu wordt weergegeven,
wordt het setup-menu afgesloten;
– als een instelling moet worden
uitgevoerd, wordt dit menu afgesloten;
– worden alleen de reeds opgeslagen
instellingen bewaard (reeds bevestigd
door het indrukken van de knop MENU
ESC).
Het setup-menu heeft een tijdregeling;
als het menu na een bepaalde tijd
verdwijnt, worden alleen de door u
opgeslagen wijzigingen (bevestigd door
het kort indrukken van de knop MENU
ESC) bewaard.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 14
15
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Klokje instellen (Hour)
Met deze functie kunt u het klokje
instellen.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display worden knipperend de
“uren” weergegeven;
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren;
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display worden knipperend de
“minuten” weergegeven;
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Volumeregeling buzzer (Buzz)
Met deze functie kan het volume van
het geluidssignaal (buzzer) worden
ingesteld, dat klinkt bij de melding van
een storing/waarschuwing en bij het
indrukken van de knoppen MENU
ESC, + en .
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC;
op het display verschijnt de melding
(bUZZ);
– druk op de knop + of om het
gewenste volume in te stellen (instelling
mogelijk op 8 niveaus).
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Instelling snelheidslimiet (Speed)
Met deze functie kan de snelheidslimiet
van de auto (km/h of mph) worden
ingesteld. Als deze limiet wordt
overschreden, wordt de bestuurder
gewaarschuwd (zie hoofdstuk “Lampjes
en berichten”).
Ga voor het instellen van de
snelheidslimiet als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC ;
op het display verschijnt het opschrift
(SPEEd) en de ingestelde meeteenheid
(km/h of mph);
– druk op de knop + of om de
snelheidslimiet in te schakelen (On) of
uit te schakelen (OFF);
– als de functie geactiveerd is (On),
moeten de knoppen + of ingedrukt
worden om de gewenste snelheidslimiet
te selecteren en op MENU
ESC om de
keuze te bevestigen;
Opmerking De instelling is mogelijk
tussen 30 en 200 km/h of tussen 20 en
125 mph, afhankelijk van de ingestelde
eenheid; zie de paragraaf “Instelling
eenheid” hierna. Telkens wanneer u de
knop +/indrukt, wordt de waarde 5
eenheden verhoogd of verlaagd. Als u
de knop + of ingedrukt houdt, lopen
de cijfers automatisch snel door of
terug. Als u dicht bij de juiste waarde
bent, stelt u de exacte waarde in door
de knop telkens in te drukken en los te
laten.
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop
om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instelling
wilt annuleren:
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display wordt knipperend (On)
weergegeven;
– druk op knop op het display wordt
knipperend (Off) weergegeven;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 15
16
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
In-/uitschakelen van de frontairbag
en de zij-airbag (sidebag) aan de
passagierszijde (waar voorzien)
(P BAG) (*)
Met deze functie kan de passagiersairbag
worden in-/uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
druk op de knop MENU ESC en
druk, nadat op het display het bericht
(P BAG OFF) (voor uitschakeling) of
het bericht
(P BAG On) (voor inschakeling) is
verschenen door het indrukken van
de knop + of , opnieuw op de knop
MENU ESC;
op het display verschijnt het bericht
om de instelling te bevestigen;
selecteer door het indrukken van de
knop + of (YES) (voor bevestiging
van de inschakeling/uitschakeling) of
(no) (om te annuleren);
druk kort op de knop MENU ESC;
er verschijnt een bevestiging van de
gekozen instelling en er wordt
teruggekeerd naar het menuscherm
of, wanneer de knop even ingedrukt
wordt gehouden, naar het
beginscherm zonder op te slaan.
(*) Deze functie kan alleen door de
dealer worden geactiveerd.
Meeteenheid (Unit) instellen
Met deze functie kan de meeteenheid
worden ingesteld.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC ;
op het display verschijnt het opschrift
(Unit) en de ingestelde meeteenheid
(km) of (mijl);
– druk op de knop + of om de
gewenste meeteenheid in te stellen.
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een
multifunctioneel display dat tijdens de
rit nuttige informatie levert aan de
bestuurder op basis van de eerdere
instellingen.
BEGINSCHERM fig. 14
Op het beginscherm kan het volgende
worden weergegeven:
A Buitentemperatuur
B Tijd (altijd weergegeven, ook bij
uitgenomen contactsleutel en
gesloten voorportieren)
C Functie-indicatie Auto-Start-Stop
D Gear Shift Indication
(schakel-aanduiding)
E Kilometerteller (weergave van het
aantal gelopen kilometers/mijlen)
F Gegevens
G Stand koplampverstelling
(alleen als het dimlicht is
ingeschakeld)
Opmerking Als een voorportier
wordt geopend, dan geeft het display
gedurende enige seconden de tijd en de
kilometer-/mijlenstand weer.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 16
17
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
KA00016m
fig. 15
fig. 14
D
E
KA00166m
Regeling interieurverlichting
– als het beginscherm wordt
weergegeven, dan kunt u hiermee de
lichtsterkte van het instrumentenpaneel,
van de autoradio en van de
automatische klimaatregeling regelen.
Setup-menu
– binnen het menu kunt u het menu
naar boven of beneden doorlopen;
– tijdens het instellen kunt u de waarde
verhogen of verlagen.
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een aantal functies
dat “cyclisch” wordt weergegeven.
De functies kunnen met de knoppen
+ en worden gekozen, waarna u
keuzemogelijkheden kunt selecteren of
instellingen (setup) kunt uitvoeren.
Voor sommige functies (Klokje en
Meeteenheid instellen) bestaat er een
submenu.
Het setup-menu kan worden
geactiveerd door de knop MENU
ESC
kort in te drukken.
Door de knop + of telkens in te
drukken, kunt u de lijst van het setup-
menu doorlopen.
GEAR SHIFT INDICATION
Bij auto’s met handgeschakelde
versnellingsbak verzoekt de indicator
van het schakelsysteem op het
instrumentenpaneel de bestuurder om
te schakelen (opschakelen “shift-up” of
terugschakelen “shift-down”). Dit
schakeladvies wordt gegeven met het
oog op het optimaliseren van het
brandstofverbruik en de rijstijl.
Opmerking De aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of
zolang de rijomstandigheden niet
terugvallen binnen een dusdanig profiel
dat schakelen niet nodig is om het
verbruik te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 15
+ Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar
boven te doorlopen of de
weergegeven waarde te
verhogen.
MENU Kort indrukken voor toegang
ESC
om naar het menu en/of naar
het volgende scherm te gaan
of de keuze te bevestigen.
Lang indrukken om terug te
keren naar het beginscherm.
Om het scherm en de
keuzemogelijkheden naar
beneden te doorlopen of de
weergegeven waarde te
verlagen.
Opmerking Bij de knoppen + en
hangt de werking van het volgende af:
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 17
18
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
laatste is, dan wordt teruggekeerd naar
de eerder geselecteerde menu-optie.
Als u de knop MENU
ESC even ingedrukt
houdt:
– als het hoofdmenu wordt weergegeven,
wordt het setup-menu afgesloten;
– als een andere optie wordt
weergegeven (een optie in het submenu
kan worden gewijzigd, in een submenu
of een optie in het hoofdmenu kan
worden gewijzigd), wordt teruggekeerd
naar het hoofdmenu;
– worden alleen de reeds opgeslagen
instellingen bewaard (reeds bevestigd door
het indrukken van de knop MENUESC).
Het setup-menu heeft een tijdregeling;
als het menu na een bepaalde tijd
verdwijnt, worden alleen de door u
opgeslagen wijzigingen (bevestigd door
het kort indrukken van de knop MENU
ESC) bewaard.
Een menu-optie selecteren in het
hoofdmenu met submenu:
– als de knop MENU
ESC kort wordt
ingedrukt, dan wordt de eerste optie in
het submenu weergegeven;
– met de knop + of (door de knop
telkens in te drukken) kunt u alle menu-
opties van het submenu doorlopen;
– als de MENU
ESC knop kort wordt
ingedrukt, dan wordt de optie van het
submenu weergegeven en wordt het
bijbehorende instellingenmenu geopend;
– met de knop + of (door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe
instelling van deze menu-optie in het
submenu worden geselecteerd;
– als de knop MENU
ESC kort wordt
ingedrukt, dan wordt de instelling
opgeslagen en tegelijkertijd
teruggekeerd naar de hiervoor gekozen
menu-optie in het submenu.
“Datum” en “Instellen klokje” selecteren:
– als u de knop MENU
ESC kort
indrukt, kunt u de instelling selecteren
die u wilt wijzigen (bijv. uren /minuten
of jaar /maand /dag);
– met de knop + of (door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe
instelling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU
ESC kort
indrukt, kunt u de instelling opslaan en
tegelijkertijd doorgaan naar de volgende
menu-optie. Als deze menu-optie de
De werking is vanaf dit punt afhankelijk
van de gekozen menu-optie.
Het menu bestaat uit de volgende
functies:
– MENU
– ZOEMER SNELHEIDSLIMIET
– GEGEVENS TRIP B
– KLOK INSTELLEN
– DATUM INSTELLEN
– WEERGAVE RADIO
– MEETEENHEDEN
– TAAL
– VOLUME BUZZER
– VOL. TOETSEN
– BAG PASSAGIER (*)
– INSTAPVERLICHTING
– MENU VERLATEN
(*) Deze functie kan alleen door de
dealer worden geactiveerd.
Een menu-optie selecteren in het
hoofdmenu zonder submenu:
– als de knop MENU
ESC kort wordt
ingedrukt, dan kan een onderdeel in het
hoofdmenu worden gekozen dat
gewijzigd moet worden;
– met de knop + of (door de knop
telkens in te drukken) kan de nieuwe
instelling worden geselecteerd;
– als u de knop MENU
ESC kort
indrukt, kunt u de instelling opslaan en
tegelijkertijd terugkeren naar de
daarvoor geselecteerde menu-optie in
het hoofdmenu.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 18
19
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
– druk kort op de knop MENU ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instelling
wilt annuleren:
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display wordt knipperend (On)
weergegeven;
– druk op knop , op het display wordt
knipperend (Off) weergegeven;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop
om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Gegevens Trip B (Inschakeling
Trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) worden ingeschakeld
(On) of uitgeschakeld (Off).
Zie voor meer informatie de paragraaf
“Tripcomputer”.
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC ;
op het display knippert (On) of (Off),
afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop + of om de keuze
uit te voeren;
Beep Snelheid (Snelheidslimiet)
Met deze functie kan de snelheidslimiet
van de auto (km/h of mph) worden
ingesteld. Als deze limiet wordt
overschreden, wordt de bestuurder
gewaarschuwd (zie hoofdstuk “Lampjes
en berichten”).
Ga voor het instellen van de
snelheidslimiet als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC,
op het display verschijnt de tekst (Beep
Snelh.);
– druk op de knop + of om de
snelheidslimiet in te schakelen (On) of
uit te schakelen (Off);
– als de functie al was ingeschakeld
(On), kan met de knop + of de
gewenste snelheidslimiet worden
ingesteld en worden bevestigd door het
indrukken van de knop MENU
ESC .
Opmerking Er kan een snelheid tussen
30 en 200 km/h of tussen 20 en 125 mph
worden gekozen afhankelijk van de
ingestelde eenheid; zie de paragraaf
“Eenheid instellen” die hierna wordt
beschreven. Telkens wanneer u de knop
+ / indrukt, wordt de waarde 5
eenheden verhoogd of verlaagd.
Als u de knop + of ingedrukt houdt,
lopen de cijfers automatisch snel door
of terug. Als u dicht bij de juiste waarde
bent, stelt u de exacte waarde in door
de knop telkens in te drukken en los te
laten.
– druk kort op de knop MENU ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop
om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Tijd instellen (Klokje instellen)
Met deze functie kan het klokje worden
ingesteld m.b.v. twee submenu’s: “Tijd”
en “Formaat”.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC;
op het display verschijnen de twee
submenu’s “Tijd” en “Formaat”;
– druk op de knop + of om te kiezen
tussen de twee submenu’s;
– druk, nadat het te wijzigen submenu is
gekozen, kort op de knop MENU
ESC;
als het submenu “Tijd” is gekozen: druk
kort op de knop MENU
ESC, op het
display worden knipperend de “uren”
weergegeven;
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren;
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display worden knipperend de
“minuten” weergegeven;
– druk op de knop + of om in te
stellen;
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 19
20
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Datum instellen
Met deze functie kan de datum (dag –
maand – jaar) worden ingesteld.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC;
op het display knippert de “dag” (dd);
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC;
op het display knippert de “maand”
(mm);
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC;
op het display knippert het “jaar” (jjjj);
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren.
Opmerking Telkens als u de knop +
of indrukt, wordt de waarde een
eenheid verhoogd of verlaagd. Als de
knop ingedrukt wordt gehouden, dan
wordt de waarde snel
verhoogd/verlaagd. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte
waarde in door de knop telkens in te
drukken en los te laten.
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of druk lang op de knop
om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
als het submenu “Formaat” is gekozen:
druk kort op de knop MENU
ESC, het
display toont knipperend de manier van
weergave;
– druk op de knop + of om de keuze
(“24h” of “12h”) uit te voeren.
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU
ESC om terug
te keren naar het scherm van het
submenu of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
scherm van het hoofdmenu zonder op
te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MENU
ESC om terug te keren naar
het beginscherm of het hoofdmenu,
afhankelijk van waar u zich in het menu
bevindt.
Weergave radio
(Herhaling audio-informatie)
Met deze functie kan de radio-
informatie op het display worden
weergegeven.
– Radio: frequentie of RDS-bericht van
het geselecteerde radiostation,
automatisch zoeken of AutoSTore
inschakelen;
– audio-CD, MP3-CD: tracknummer;
– CD-wisselaar: CD-nummer en
tracknummer;
Ga voor het inschakelen (On) of
uitschakelen (Off) van de informatie van
het audiosysteem op het display als
volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU
ESC; op
het display knippert (On) of (Off),
afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop + of om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 20
21
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Meeteenheid
(Meeteenheid instellen)
Met deze functie kunnen de
meeteenheden in drie submenu’s
ingesteld worden: “Afstand”, “Verbruik”
en “Temperatuur”.
Ga voor het instellen van de gewenste
eenheid als volgt te werk:
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display worden drie submenu’s
weergegeven;
– druk op de knop + of om te kiezen
tussen de drie submenu’s;
– druk, nadat het te wijzigen submenu is
gekozen, kort op de knop
MENU
ESC;
als het submenu “Afstand” is gekozen:
druk kort op de knop MENU
ESC, op
het display wordt “km” of “mi”
aangegeven (afhankelijk van de eerdere
instelling);
– druk op de knop + of om de keuze
uit te voeren;
als het submenu “Verbruik” (indien
aanwezig) is gekozen: druk kort op de
knop MENU
ESC, op het display wordt
“km/l”, “l/100km” of “mpg” aangegeven
(afhankelijk van de eerdere instelling);
Als de meeteenheid afstand is ingesteld
op “km”, kan de meeteenheid verbruik
worden ingesteld op ‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.
Als de meeteenheid afstand is ingesteld
op “mijl”, geeft het display de
hoeveelheid verbruikte brandstof aan in
“mpg”.
– druk op de knop + of om de keuze
uit te voeren;
als het submenu “Temperatuur” is
gekozen: druk kort op de knop
MENU
ESC, op het display wordt “°C”
of “°F” aangegeven (afhankelijk van de
eerdere instelling);
– druk op de knop + of om de keuze
uit te voeren;
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU
ESC om terug
te keren naar het scherm van het
submenu of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
scherm van het hoofdmenu zonder op
te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MENU
ESC om terug te keren naar
het beginscherm of het hoofdmenu,
afhankelijk van waar u zich in het menu
bevindt.
Taal (Taal instellen)
U kunt de taal van het display instellen:
Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans,
Portugees, Pools en Nederlands.
Ga om de gewenste taal in te stellen als
volgt te werk:
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display wordt knipperend de
hiervoor ingestelde “taal” weergegeven;
– druk op de knop + of om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 21
22
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Volume waarschuwingen
(Instellen volume akoestische
waarschuwings-
/storingsmeldingen)
Het volume van het geluidssignaal
(buzzer) dat klinkt voor het melden van
een storing of waarschuwing, kan
ingesteld worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk de knop MENU
ESC kort in,
op het display wordt knipperend het
hiervoor ingestelde volume
weergegeven;
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Vol. knoppen
(Instelling volume knoppen)
Het geluidssignaal dat klinkt bij het
indrukken van de knoppen MENU
ESC, + en , kan worden ingesteld op
8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk de knop MENU
ESC kort in,
op het display wordt knipperend het
hiervoor ingestelde volume
weergegeven;
– druk op de knop + of om de
instelling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
In-/uitschakelen
van de frontairbag
en de zij-airbags (side bag)
aan de passagierszijde
(waar voorzien) (P BAG) (*)
Met deze functie kan de passagiersairbag
worden in-/uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
– druk op de knop MENU
ESC en
druk, nadat op de display het bericht
(Bag pass Off) (voor uitschakeling) of
het bericht (Bag pass On) (voor
inschakeling) is verschenen door het
indrukken van de knoppen +
en , druk opnieuw op de knop
MENU ESC;
– op het display verschijnt een
bevestiging;
– selecteer door het indrukken van de
knop
+ of (Ja) (voor bevestiging van
de inschakeling/uitschakeling) of (Nee)
(om te annuleren);
– druk kort op de knop MENU
ESC,
er verschijnt een bevestiging van de
keuze en er wordt teruggekeerd naar
het menuscherm of druk de knop lang
in om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
(*) Deze functie kan alleen door de
dealer worden geactiveerd.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 22
23
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Menu verlaten
Laatste functie waarmee de instellingen
uit het menuscherm worden afgesloten.
Druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
Als u de knop indrukt, wordt
teruggekeerd naar de eerste menu-
optie (Beep Snelh.).
Instapverlichting (Greeting lights)
Met deze functie wordt, als de
portieren of de bagageruimte met de
afstandsbediening worden geopend, de
buitenverlichting en de
kentekenverlichting gedurende 25
seconden ingeschakeld; behalve in de
volgende situaties:
– onderbreking na 5 sec door
portiervergrendeling
– onderbreking na vergrendeling via
afstandsbediening
– onderbreking na vergrendeling of
commando via afstandsbediening
Ga voor het in-/uitschakelen als volgt te
werk:
– druk de knop MENU
ESC kort in, op
het display wordt knipperend On of Off
weergegeven, afhankelijk van de eerder
ingevoerde instelling;
– druk op de knop + of om de keuze
uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU
ESC
om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even
ingedrukt om terug te keren naar het
beginscherm zonder op te slaan.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 23
24
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
TRIPCOMPUTER
Algemeen
Met de “Tripcomputer” kan, als de
contactsleutel in stand MAR staat, op
het display informatie worden
weergegeven over de werking van de
auto. Deze functie bestaat uit twee
afzonderlijke delen “Trip A” en “Trip B”
die de gehele rit van de auto
onafhankelijk van elkaar controleren.
Beide functies kunnen op nul worden
gezet (reset – begin van een nieuwe rit).
“Trip A” geeft informatie over:
– Actieradius
– Afstand
– Gemiddeld brandstofverbruik
– Actueel brandstofverbruik
– Gemiddelde snelheid
– Rijtijd.
“Trip B” geeft de volgende gegevens
weer:
– Afstand B
– Gemiddeld brandstofverbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Rijtijd B
– Reset trip B
Opmerking “Trip B” kan worden
uitgeschakeld. De gegevens
“Actieradius” en “Huidig verbruik”
kunnen niet op nul worden gezet.
Weergegeven gegevens
Actieradius
Geeft het aantal kilometers aan dat nog
gereden kan worden met de brandstof
in de brandstoftank, waarbij ervan uit
wordt gegaan dat de rijstijl niet
verandert. Op het display wordt “-----”
weergegeven als de volgende situatie
wordt gesignaleerd:
– actieradius kleiner dan 50 km
(of 30 mijl);
– indien de auto langere tijd met
draaiende motor stilstaat.
WAARSCHUWING De waarde van de
actieradius kan door verschillende
factoren worden beïnvloed: rijstijl (zie
de paragraaf “Rijstijl” in het hoofdstuk
“Starten en rijden”), type traject
(snelwegen, stad, bergen enz.),
gebruiksomstandigheden van de auto
(vervoerde lading, bandenspanning enz.).
Houd hier bij het plannen van een reis
rekening mee.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die is afgelegd
vanaf het begin van de rit.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddelde verbruik vanaf het
begin van de rit aan.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het
brandstofverbruik aan. Als de auto
stilstaat met draaiende motor wordt
“-----” op het display weergegeven.
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 24
25
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid van de
auto aan op basis van de tijd die
verstreken is vanaf het begin van een
nieuwe rit.
Rijtijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het
begin van een nieuwe rit.
Bedieningsknop TRIP fig. 16
Met de knop TRIP, op de rechter
hendel, krijgt u, als de contactsleutel in
stand MAR staat, toegang tot de
hiervoor beschreven gegevens en
kunnen de gegevens op nul worden
gezet om een nieuwe rit te beginnen:
– kort indrukken voor weergave van de
verschillende gegevens;
– even ingedrukt houden voor het op
nul zetten (reset) en het beginnen van
een nieuwe rit.
Nieuwe rit
Begint als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de bestuurder,
door de betreffende knop kort in te
drukken;
– “automatisch” als de “afgelegde
afstand“ de waarde 9999,9 km bereikt of
als de „rijtijd“ de waarde 99.59 bereikt
(99 uur en 59 minuten);
iedere keer als de accu losgekoppeld is
geweest.
WAARSCHUWING Als u het systeem
op nul zet terwijl het scherm van
“Trip A” wordt weergegeven, dan
worden alleen de gegevens van “Trip A”
op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul
zet terwijl het scherm van “Trip B”
wordt weergegeven, dan worden alleen
de gegevens van “Trip B” op nul gezet.
Procedure voor het begin van een rit
Voer, met het contactslot op MAR, een
reset uit door langer dan 2 seconden op
de knop TRIP te drukken.
Trip verlaten
De functie TRIP wordt automatisch
verlaten, nadat alle grootheden zijn
weergegeven of als de knop MENU
ESC langer dan 1 seconde is ingedrukt.
TRIP
KA00017m
fig. 16
001-025 Ford KA NL:001-025 Ford KA NL 20-10-2010 14:08 Pagina 25
26
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Verstellen van de rugleuning fig. 18
Draai aan de knop B.
Hoogteverstelling
(indien aanwezig) fig. 19
Verhoog of verlaag m.b.v. hendel C de
achterzijde van de zitting, zodat een
betere en comfortabeler zitpositie
wordt bereikt.
Rugleuning omklappen fig. 20
Bedien voor het omklappen van de
rugleuning, de hendel D (beweging a)
en kantel de rugleuning naar voren,
totdat hij vergrendelt (beweging b);
laat de hendel D los en duw tegen de
rugleuning zodat de stoel naar voren
schuift (beweging c, geldt alleen voor
stoelen met easy entry).
ZITPLAATSEN
ZITPLAATSEN VOOR
fig. 17
A
E
KA00006m
fig. 18
B
KA00007m
Verstellen in lengterichting fig. 17
Trek de hendel A omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren.
Alle afstellingen mogen
uitsluitend bij stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
Als u de hendel heeft
losgelaten, controleer dan
of de stoel goed vergrendeld is door
te proberen hem naar voren en
naar achteren te schuiven. Als de
stoel niet goed vergrendeld is, kan
deze onverwachts verschuiven,
waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen.
ATTENTIE!
fig. 19
C
KA00008m
fig. 20
2
3
4
6
5
1
D D
KA00018m
Stoelverwarming fig. 17
(indien aanwezig)
Druk op de knop E om de functie in- of
uit te schakelen.
WAARSCHUWING Door inschakeling
van deze functie bij uitgeschakelde
motor, loopt de accu leeg.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 26
27
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Bestuurderszijde, indien aanwezig,
het stoelpositie-geheugen
Schuif de stoel om deze in de
oorspronkelijke stand te zetten, naar
achteren door op de rugleuning te
drukken totdat de stoel vergrendelt
(beweging d); bedien de hendel D
(beweging e) om de rugleuning te
ontgrendelen en kantel de rugleuning
omhoog (beweging f) totdat hij
hoorbaar vergrendelt.
ATTENTIE Door het gebruik van
hendel D voordat de stoel in de
oorspronkelijke stand is vergrendeld,
gaat de oorspronkelijke instelling
verloren, waardoor de stoel opnieuw
m.b.v. de verstelling in lengterichting fig.
17. moet worden afgesteld.
Bestuurders- en passagierszijde
indien voorzien van een positie-
geheugen
Zet de stoel in de beginstand door de
stoel naar achteren te schuiven (druk
tegen de rugleuning – beweging d);
bedien hendel D (beweging e) en zet
de rugleuning omhoog (beweging f),
totdat de rugleuning hoorbaar
blokkeert. Stel de stoel in de
lengterichting af m.b.v. hendel A-fig. 17.
Alle afstellingen mogen
uitsluitend bij stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
fig. 21
BA
KA00019m
De vergrendelingsmethode is gekozen
om de veiligheid van de inzittende te
garanderen. Als bij aanwezigheid van
een obstakel (bijvoorbeeld een tas), de
stoel niet in de oorspronkelijke stand
kan worden teruggezet, dan garandeert
het mechanisme dat de stoel toch in de
geleiders wordt vergrendeld, zodra de
rugleuning wordt teruggeklapt.
ZITPLAATSEN ACHTER fig. 21
Rugleuning ontgrendelen
Bij uitvoeringen met ondeelbare
achterbank: trek de hendels A en B
omhoog en plaats de rugleuning op de
zitting.
Bij uitvoeringen met deelbare
achterbank: trek de hendel A of B
omhoog om respectievelijk het linker of
het rechter deel van de rugleuning te
ontgrendelen en plaats de rugleuning op
de zitting.
De afstellingen mogen
alleen worden uitgevoerd
als de auto stilstaat en de motor is
afgezet.
De hoofdsteunen moeten zodanig
worden afgesteld dat het hoofd, en
niet de nek, op de hoofdsteun
leunt. Alleen op die manier bieden
ze bescherming.
De bescherming van de hoofdsteun
is optimaal als de rugleuning
zodanig wordt afgesteld dat het
bovenlichaam rechtop staat en het
hoofd zich zo dicht mogelijk bij de
hoofdsteun bevindt.
ATTENTIE!
HOOFDSTEUNEN
VOOR fig. 22
De hoofdsteunen kunnen als volgt in
hoogte worden versteld:
Omhoog zetten: trek de hoofdsteun
omhoog totdat deze hoorbaar
vergrendelt.
Hoofdsteun omlaag: druk op de knop
A en zet de hoofdsteun omlaag.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 27
28
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Om de hoofdsteun te laten zakken,
druk op B. De bijzondere constructie
van de hoofdsteun verhindert dat de
passagier op de achterbank goed tegen
de rugleuning kan leunen; deze
constructie is handig omdat het de
passagier dwingt om de hoofdsteun
voor gebruik omhoog in de juiste stand
te trekken.
WAARSCHUWING Als de zitplaatsen
achter gebruikt worden, moeten de
hoofdsteunen altijd volledig zijn
uitgetrokken.
fig. 23
B
C
KA00021m
STUURWIEL
Dit kan verticaal worden versteld
(indien van toepassing).
Voor het verstellen moet de hendel
fig. 24 omlaag geplaatst worden in
stand 2; zet het stuur daarna in de
gewenste stand en vergrendel deze
door de hendel in stand 1 te plaatsen.
fig. 22
A
KA00020m
fig. 24
KA00185m
U mag de hoofdsteunen
alleen afstellen als de auto
stilstaat met uitgeschakelde motor.
ATTENTIE!
ACHTER (waar voorzien)
fig. 23
Om de hoofdsteunen achter te
verwijderen, moet u gelijktijdig de
knoppen B en C aan de kant van de
twee steunen indrukken en de
hoofdsteunen uittrekken. Voor het
verwijderen van de hoofdsteunen achter
moet de rugleuning zijn ontgrendeld en
naar voren worden gekanteld. Trek de
hoofdsteun, als deze moet worden
gebruikt, omhoog totdat deze hoorbaar
vergrendelt.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 28
29
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
De buitenspiegels zijn bol,
waardoor de
afstandswaarneming iets wordt
beïnvloed.
ATTENTIE!
Tijdens het rijden moeten
de spiegels altijd in stand
1 staan.
ATTENTIE!
fig. 25
KA00022m
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 25
De binnenspiegel is voorzien van een
beveiligingsmechanisme, waardoor de
spiegel bij een krachtig contact met een
inzittende losschiet. Met het hendeltje
A kan de spiegel in twee standen
worden gezet: normale of anti-
verblindingsstand.
BUITENSPIEGELS
Handmatig verstelbaar fig. 26a
Gebruik hendel A in de auto om de
spiegel te verstellen.
Elektrische verstelbaar fig. 26b
Ga als volgt te werk:
kies met de schakelaar B welke
spiegel u wilt verstellen;
plaats voor het verstellen van de
spiegel de joystick A in een van de
vier richtingen.
fig. 27
1
2
KA00024m
fig. 26b
KA00186m
fig. 26a
KA00187m
Buitenspiegels inklappen
fig. 27
Indien nodig (bijv. bij nauwe
doorgangen) kunnen de buitenspiegels
worden ingeklapt door ze van stand 1
(open) in stand 2 (gesloten) te zetten.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 29
30
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
KLIMAATREGELING
LUCHTROOSTERS fig. 28
1. Luchtroosters voor ontdooien of
ontwasemen voorruit
2. Verstel- en regelbare
luchtroosters in het midden
3. Verstelbare en richtbare
luchtroosters aan de zijkant
4. Vaste luchtroosters voor de
zijruiten
5. Onderste luchtroosters
fig. 28
KA00188m
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 30
31
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
fig. 29
KA00208m
VERWARMING
EN VENTILATIE
BEDIENINGSORGANEN fig. 29
A Draaiknop voor
luchttemperatuurregeling
(rood-warm / blauw-koud)
B Draaiknop voor aanjagersnelheid
C Draaiknop voor luchtrecirculatie
– luchtrecirculatie
Ú
– luchttoevoer van buiten
WAARSCHUWING Wij raden u aan
de recirculatiefunctie in te schakelen in
de file of in tunnels. Hiermee wordt
voorkomen dat vervuilde lucht naar
binnen stroomt. Het is niet raadzaam
dit systeem langdurig te laten werken,
omdat anders, vooral als u met
meerdere personen in de auto zit, de
kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
D Draaiknop voor luchtverdeling
μ
gericht op het lichaam en naar
de zijruiten
gericht op het lichaam, naar de
zijruiten en de beenruimte
alleen op de beenruimte
gericht naar de beenruimte en
de voorruit
-
alleen gericht naar de voorruit.
E Drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming.
Als deze functie wordt ingeschakeld,
gaat het lampje ( op het
instrumentenpaneel branden.
De functie is voorzien van een
tijdschakeling om de lading van de
accu te behouden, daarom wordt de
functie na ongeveer 4 minuten
uitgeschakeld.
F Drukknop voor in-/uitschakelen
voorruitverwarming (alleen met
draaiende motor). Als deze functie
wordt ingeschakeld, gaat het lampje
A op het instrumentenpaneel
branden.
De functie is voorzien van een
tijdschakeling om de werking van de
accu te waarborgen, waardoor de
functie na ongeveer 20 minuten
automatisch wordt uitgeschakeld.
Snelle ontwaseming/ontdooiing
van de ruiten voor
Ga als volgt te werk:
draai de knop A naar het rode vlak;
draai de knop C in stand
Ú
;
draai de draaiknop D naar
-
;
draai de knop B in stand 4
-
(maximale aanjagersnelheid).
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 31
32
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
HANDMATIGE
KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 30
A Draaiknop voor
luchttemperatuurregeling
(rood-warm / blauw-koud)
B Draaiknop voor aanjagersnelheid en
in-/uitschakeling airconditioning. Als
u de knop indrukt, wordt de
klimaatregeling ingeschakeld en gaat
gelijktijdig het lampje op de knop
branden; hierdoor wordt het
interieur sneller gekoeld.
C Draaiknop voor luchtrecirculatie
– luchtrecirculatie
Ú
– luchttoevoer van buiten
WAARSCHUWING Wij raden u aan
de recirculatiefunctie in te schakelen in
de file of in tunnels. Hiermee wordt
voorkomen dat vervuilde lucht naar
binnen stroomt. Het is niet raadzaam
dit systeem langdurig te laten werken,
omdat anders, vooral als u met
meerdere personen in de auto zit, de
kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten
beslaan.
fig. 30
KA00209m
D Draaiknop voor luchtverdeling
μ
gericht op het lichaam en naar
de zijruiten
gericht op het lichaam, naar de
zijruiten en de beenruimte
alleen op de beenruimte
gericht naar de beenruimte en
de voorruit
-
alleen gericht naar de voorruit.
E Drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming.
Als deze functie wordt ingeschakeld,
gaat het lampje ( op het
instrumentenpaneel branden
De functie is voorzien van een
tijdschakeling om de werking van de
accu te waarborgen, waardoor de
functie na ongeveer 20 minuten
automatisch wordt uitgeschakeld.
F Drukknop voor in-/uitschakelen
voorruitverwarming (alleen met
draaiende motor). Als deze functie
wordt ingeschakeld, gaat het lampje
A op het instrumentenpaneel
branden. De functie is voorzien van
een tijdschakeling om de lading van
de accu te behouden, daarom wordt
de functie na ongeveer 4 minuten
uitgeschakeld.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 32
33
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Snelle ontdooiing/ontwaseming
voorruit en zijruiten voor
(MAX-DEF)
Ga als volgt te werk:
draai de knop A naar het rode vlak;
draai de knop C in stand
Ú
;
draai de draaiknop D naar
-
;
draai de knop B in stand 4
-
(maximale aanjagersnelheid).
WAARSCHUWING de klimaatregeling
is bijzonder nuttig voor het
ontwasemen, omdat het de lucht
ontvochtigt. Stel de bedieningsknoppen
in zoals hiervoor beschreven en schakel
de klimaatregeling in door de knop B in
te drukken; het lampje op de knop gaat
branden.
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning
1 keer per maand gedurende
10 minuten in. Laat voor het
zomerseizoen de werking van de
airconditioning door het Ford
Servicenetwerk controleren.
EXTRA VERWARMING
(indien aanwezig)
Hiermee kan het interieur veel sneller
worden verwarmd als het koud is.
De extra verwarming schakelt
automatisch uit als de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Automatische klimaatregeling
(indien aanwezig)
De extra verwarming wordt
automatisch geactiveerd op basis van de
omgevingscondities en wanneer de
motor is ingeschakeld.
Handbediende klimaatregeling
De extra verwarming wordt
automatisch ingeschakeld door knop A
in de uiterste stand in het rode gebied
te zetten en door de aanjager (knop B)
in de 1
e
snelheid te zetten.
WAARSCHUWING De verwarming
werkt alleen bij lage
buitentemperaturen en een lage
koelvloeistoftemperatuur. De
verwarming wordt niet ingeschakeld als
de accuspanning te laag is.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 33
34
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
De automatische klimaatregeling regelt
de temperatuur automatisch afhankelijk
van de instelling van de gebruiker:
de temperatuur van de luchttoevoer
naar het interieur;
de aanjagersnelheid (traploze
regeling);
de luchtverdeling in het interieur;
de in-/uitschakeling van de
aircocompressor (voor koelen en
drogen van de lucht);
de in-/uitschakeling van de
recirculatie.
Deze functies kunnen handmatig
worden gewijzigd; d.w.z. dat u het
systeem kunt regelen door naar wens
één of meer functies te selecteren. Als
handmatig een functie wordt ingesteld,
blijven de andere functies echter
automatisch geregeld, ook al dooft het
lampje op de knop AUTO.
fig. 31
KA00191m
BEDIENINGSKNOPPEN fig 31
Knop AUTO – A
Inschakeling automatische werking
van de airconditioning
Als u de knop AUTO indrukt en u de
gewenste temperatuur instelt, regelt het
systeem de temperatuur, de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur en schakelt zo nodig de
aircocompressor in.
Knop A/C – B
In/uitschakelen van de
aircocompressor
Als u op deze knop drukt als het lampje
op de knop brandt, wordt de
aircocompressor uitgeschakeld en dooft
het lampje.
Als de compressor is uitgeschakeld:
schakelt het systeem de
recirculatiefunctie uit om het beslaan
van de ruiten te voorkomen;
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 34
35
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
in het interieur kan geen lagere
temperatuur dan de
buitentemperatuur worden bereikt
(de temperatuuraanduiding op het
display knippert als het systeem niet
de gewenste temperatuur kan
bereiken);
kunt u handmatig de aanjagersnelheid
op nul zetten (als de
aircocompressor is ingeschakeld, dan
kan de aanjagersnelheid niet lager zijn
dan één staafje op het display).
Knop OFF – C
Uitschakelen van het systeem
Als u op de knop OFF drukt, wordt het
systeem uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld:
zijn alle lampjes gedoofd;
is het temperatuurdisplay gedoofd;
is de luchtrecirculatie uitgeschakeld;
is de aircocompressor uitgeschakeld;
is de aanjager uitgeschakeld.
Onder deze omstandigheden kan de
recirculatiefunctie worden in- of
uitgeschakeld, terwijl het systeem niet is
ingeschakeld.
Knop
– D
Luchtrecirculatie in-/uitschakelen
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in
te schakelen in de file of in tunnels.
Hiermee wordt voorkomen dat
vervuilde lucht naar binnen stroomt.
Lampje op de knop brandt =
recirculatie ingeschakeld.
Lampje op de knop uit = recirculatie
uitgeschakeld.
Bij lage temperaturen of als de
compressor wordt uitgeschakeld, wordt
de recirculatie geforceerd uitgeschakeld
om het beslaan van de ruiten te
voorkomen.
BELANGRIJK Bij lage
buitentemperaturen raden wij u aan om
de recirculatiefunctie niet te gebruiken
omdat hierdoor de ruiten sneller
kunnen beslaan.
Druktoetsen +, –, E
Instellen gewenste temperatuur
Als de knop + wordt ingedrukt, wordt
de gewenste interieurtemperatuur
hoger, totdat de waarde HI (maximaal
verwarmen) is bereikt.
Als de knop wordt ingedrukt, wordt
de gewenste interieurtemperatuur
lager, totdat de waarde LO (maximaal
koelen) is bereikt.
BELANGRIJK Als de motorkoelvloeistof
niet warm genoeg is, schakelt het
systeem niet meteen de maximale
aanjagersnelheid in, om de toevoer van
onverwarmde lucht in het interieur te
beperken.
Druktoetsen +, –, F
Instellen aanjagersnelheid
Als u op de knop + of drukt, wordt
de aanjagersnelheid respectievelijk
verhoogd of verlaagd; dit wordt
weergegeven met verlichte streepjes op
het display.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor
hebt uitgeschakeld (knop B).
Om de automatische regeling van de
aanjagersnelheid weer in te schakelen,
moet u de knop AUTO indrukken.
Knoppen
y μ∂
– G H I
Handmatige selectie van
luchtverdeling
Als u deze knoppen indrukt, dan kunt
u één van de vijf mogelijke
luchtverdelingen kiezen:
y
lucht uit de luchtroosters voor
ontdooiing/ontwaseming van de
voorruit en de zijruiten voor.
μ
lucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard voor een koele
luchtstroom op het lichaam en het
gezicht bij warm weer.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 35
36
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
lucht uit de luchtroosters bij de
beenruimte voor. Doordat warme
lucht opstijgt, kan in een zo kort
mogelijke tijd de lucht in het
interieur worden verwarmd.
Dit geeft snel een behaaglijk gevoel.
+
μ
verdeling tussen de luchtroosters
bij de beenruimte (warmere
lucht) en de luchtroosters in het
dashboard (koudere lucht).
+
y
lucht uit de luchtroosters voor
de beenruimte en de
luchtroosters voor de voorruit
en zijruiten voor. Deze
luchtverdeling zorgt voor een
goede verwarming van het
interieur en voorkomt het
eventuele beslaan van de ruiten.
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door een brandend lampje
op de geselecteerde knoppen.
Om de automatische regeling van de
luchtverdeling weer in te schakelen,
moet u de knop AUTO indrukken.
Knop
-
−L
Snel ontdooien/ontwasemen
van de voorruiten
Als u op de knop
-
drukt, schakelt het
systeem automatisch alle functies in die
noodzakelijk zijn voor het snel ontdooien/
ontwasemen van ruiten, d.w.z. dat het
systeem:
de aircocompressor inschakelt
wanneer de klimatologische
omstandigheden dit toestaan;
de luchtrecirculatie uitschakelt;
de maximale luchttemperatuur instelt
(HI);
een aanjagersnelheid inschakelt op
basis van de koelvloeistoftemperatuur;
de luchtstroom naar de voorruit en
de zijruiten voor leidt;
de achterruitverwarming inschakelt.
de voorruitverwarming inschakelt
(indien voorzien).
WAARSCHUWING De functie blijft
circa 3 minuten ingeschakeld nadat de
motorkoelvloeistof de temperatuur
heeft bereikt die warm genoeg is.
ONTWASEMING/ONTDOOIING
ACHTERRUIT
Druk op knop M om deze functie in te
schakelen; de inschakeling wordt
gesignaleerd door het branden van het
lampje
(
op het instrumentenpaneel.
De functie is voorzien van een
tijdschakeling, waardoor de functie na
ongeveer 20 minuten automatisch
wordt uitgeschakeld. U kunt de
verwarming eerder uitschakelen door
nogmaals de knop M in te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of
andere plaatjes op de elektrische
weerstandsdraden van de
achterruitverwarming, om beschadiging
te voorkomen.
De airconditioning maakt
gebruik van het koelmiddel
R134a. Bij lekkage is dit
middel niet schadelijk voor
het milieu. Maak beslist geen gebruik
van R12. Dit is niet geschikt voor de
componenten van het systeem.
ONTWASEMING/ONTDOOIING
VOORRUIT
Druk op knop N om deze functie in te
schakelen (alleen mogelijk met
ingeschakelde motor); de inschakeling
wordt gesignaleerd door het branden
van het lampje A op het
instrumentenpaneel.
De functie is voorzien van een
tijdschakeling, waardoor de functie na 4
minuten automatisch wordt
uitgeschakeld. U kunt de functie eerder
uitschakelen door nogmaals de knop N
in te drukken.
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning
1 keer per maand gedurende 10
minuten in.
Laat voor het zomerseizoen de werking
van het systeem door het Ford
Servicenetwerk controleren.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 36
37
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
GROOTLICHT fig. 32
Druk de hendel naar voren in de richting
van het dashboard (vergrendelde stand),
als de draaiknop reeds in stand
2
staat.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
1
branden. Als
vervolgens de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken, gaat het grootlicht uit
en het dimlicht aan.
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 32
Het grootlichtsignaal kan worden
gegeven door de hendel naar het
stuurwiel te trekken (onvergrendelde
stand). Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
1
branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 33
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand a): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
omlaag (stand b): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje ¥ of Î knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit als de auto weer
rechtuit rijdt.
Van rijstrook wisselen
Als u bij wisseling van rijstrook kort
richting wilt aangeven, moet u de linker
hendel korter dan een halve seconde in
de onvergrendelde stand zetten. De
richtingaanwijzer van de gekozen
richting zal 3 keer knipperen en
vervolgens automatisch worden
uitgeschakeld.
BUITENVERLICHTING
Met de linkerhendel bedient u de
buitenverlichting. De buitenverlichting
werkt uitsluitend als de contactsleutel in
stand MAR staat. Als u de
buitenverlichting inschakelt, gaan ook de
verlichting van het instrumentenpaneel
en de bedieningsknoppen op het
dashboard branden.
Verlichting uitgeschakeld fig. 32
Draaiknop in stand O.
BUITENVERLICHTING fig. 32
Draai de draaiknop in stand
6
.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3
branden.
DIMLICHTEN fig. 32
Draai de draaiknop in stand
2
.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3
branden.
fig. 32
KA00108m
fig. 33
KA00109m
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 37
38
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 34 kunt u de
ruitenwissers/-sproeiers en
achterruitwisser/-sproeier bedienen.
RUITENWISSERS/ -SPROEIERS
De functie kan alleen werken met het
contactslot in de stand MAR.
De hendel kan in vijf verschillende
standen worden gezet (4
snelheidsniveaus):
A ruitenwissers uitgeschakeld.
B wissen met interval.
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
E tussenslag (onvergrendelde stand).
De functie “tijdelijk snel wissen” blijft
ingeschakeld zolang de hendel in deze
stand wordt gehouden. Als u de hendel
loslaat, springt deze direct weer in stand
A en schakelen de ruitenwissers
automatisch uit.
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de
ruitensproeiers in.
Als u de hendel aangetrokken houdt,
dan worden in één beweging de
ruitenwissers/-sproeiers ingeschakeld;
de ruitenwissers schakelen automatisch
in als u de hendel langer dan een halve
seconde aangetrokken houdt.
De ruitenwissers blijven nog enkele
slagen werken, nadat u de hendel heeft
losgelaten; na enkele seconden volgt
nog een extra “reinigingsslag”.
“FOLLOW ME HOME”
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de
contactsleutel in stand STOP te
draaien of uit te nemen en de linker
hendel binnen 2 minuten na het
uitzetten van de motor naar het stuur
te trekken.
Telkens als de hendel wordt bediend
wordt de verlichtingsduur met
30 seconden verlengd, tot maximaal
210 seconden; na afloop van deze
periode wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Elke keer als de hendel wordt bediend
gaat het waarschuwingslampje
3
op
het instrumentenpaneel branden en
verschijnt op het display de resterende
tijd die de functie actief blijft.
Het lampje gaat branden als de hendel
voor het eerst bediend wordt en blijft
branden totdat de functie automatisch
wordt uitgeschakeld. Telkens als de
hendel wordt bediend, wordt alleen de
inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
C
A
B
E
D
KA00111m
fig. 34
Gebruik de ruitenwissers
niet om opgehoopte sneeuw
of ijs van de voorruit te
verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de
ruitenwissers te zwaar worden belast,
de beveiliging in, die ervoor zorgt dat
de ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld.
Als hierna de werking niet wordt
hervat, wendt u dan tot het Ford
Servicenetwerk.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 38
39
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het dashboard
duwt (onvergrendelde stand), schakelt
de achterruitsproeier in.
Als u de hendel in deze stand houdt,
dan worden in één beweging de
achterruitwisser/-sproeier ingeschakeld;
de achterruitwisser schakelt
automatisch in als u de hendel langer
dan een halve seconde in deze stand
houdt.
De achterruitwisser blijft nog enkele
slagen werken, nadat u de hendel heeft
losgelaten; na enige seconden volgt nog
een extra “reinigingsslag”.
ACHTERRUITWISSER/
-SPROEIER
De functie kan alleen werken met het
contactslot in de stand MAR.
Als u de draaiknop in stand
'
zet,
schakelt de achterruitwisser in.
Als u bij ingeschakelde voorruitwissers
de draaiknop in stand
'
zet, gaat de
achterruitwisser synchroon wissen (met
de helft van de frequentie van de
ruitenwissers voor). Als u bij
ingeschakelde voorruitwissers de
achteruitversnelling inschakelt, gaat
automatisch ook de achterruitwisser
langzaam continu wissen.
De werking stopt als de
achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld.
Gebruik de achterruitwisser
niet om lagen sneeuw of
ijs van de achterruit te
verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de
achterruitwisser te zwaar wordt
belast, de beveiliging in, die ervoor
zorgt dat de achterruitwisser enkele
seconden wordt uitgeschakeld.
Als hierna de werking niet wordt
hervat, wendt u dan tot het Ford
Servicenetwerk.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 39
40
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
Het lampenglas kan in drie standen
worden gezet:
rechterzijde ingedrukt: verlichting
altijd uitgeschakeld;
linkerzijde ingedrukt: verlichting altijd
ingeschakeld;
middelste stand (neutraal): de
verlichting wordt automatisch in-
/uitgeschakeld bij het openen/sluiten
van de portieren.
BELANGRIJK Controleer voordat u de
auto verlaat of de schakelaar in de
middelste stand staat. Op deze manier
dooft de interieurverlichting bij het
sluiten van de portieren, en voorkomt u
dat de accu ontlaadt.
Bij enkele uitvoeringen schakelt de
verlichting alleen automatisch in of uit als
het portier aan bestuurderszijde wordt
geopend of gesloten.
Als de portieren met de
afstandsbediening worden ontgrendeld,
gaat de verlichting ongeveer 10 seconden
branden. Als de portieren met de
afstandsbediening worden vergrendeld,
dooft de plafondverlichting.
Tijdregeling plafondlampje
(lampenglas in middelste stand)
Er zijn drie mogelijke regelingen:
iedere keer als een portier wordt
geopend, gaat de verlichting drie
minuten branden;
als de contactsleutel uit het
contactslot wordt genomen binnen
twee minuten na het uitzetten van de
motor, gaat de verlichting ongeveer
10 seconden branden;
als de portieren worden ontgrendeld
(met de afstandsbediening of met de
sleutel in het slot van het
bestuurdersportier), gaat de
verlichting ongeveer 10 seconden
branden.
De verlichting kan op drie manieren
worden uitgeschakeld:
als alle portieren worden gesloten,
wordt de brandduurregeling van drie
minuten uitgeschakeld en gaat de
verlichting 10 seconden branden.
De werking van de brandduurregeling
wordt onderbroken als de
contactsleutel in stand MAR wordt
gedraaid;
als de portieren worden vergrendeld
(met de afstandsbediening of met de
sleutel in het slot van het
bestuurdersportier), dooft de
verlichting;
de interieurverlichting schakelt na
15 minuten automatisch uit om de
accu te sparen.
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
De verlichting (indien aanwezig) schakelt
automatisch in of uit als u de achterklep
opent of sluit. De
bagageruimteverlichting heeft een
tijdsregeling van 15 minuten.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 40
41
BEDIENINGSKNOPPEN
ALARMKNIPPERLICHTEN fig. 35
Deze worden ingeschakeld als op de
schakelaar A wordt gedrukt,
onafhankelijk van de stand van het
contactslot.
Als het systeem is ingeschakeld,
branden de lampjes
Î
en
¥
op het
instrumentenpaneel.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop A.
Het gebruik van de alarmknipperlichten
is afhankelijk van de wetgeving van het
land waarin u zich bevindt. Houdt u aan
de voorschriften.
AUTO-START-STOP
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Raadpleeg om het Auto-Start-Stop-
systeem B-fig. 35 handmatig in of uit te
schakelen het hoofdstuk “Auto-Start-
Stop-systeem” van dit instructieboekje.
MISTLAMPEN VOOR
MISTACHTERLICHT fig. 35
(waar voorzien)
De mistlampen voor/het mistachterlicht
kunnen op de volgende wijze met de
knop C worden ingeschakeld:
Indrukken: mistlampen inschakelen
Indrukken: mistachterlicht
inschakelen
Indrukken: lichten doven.
Als de mistlampen branden, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje
5
branden; als het mistachterlicht is
ingeschakeld, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje 4
branden.
De mistlampen werken alleen als het
dimlicht is ingeschakeld.
A
B
C
KA00167m
fig. 35
Noodstop
In geval van een noodstop gaan de
alarmknipperlichten en de
waarschuwingslampjes op het dashboard
Î
en
¥
automatisch branden.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de remwerking
niet meer het karakter van een noodstop
heeft.
Deze functie voldoet aan de huidige
wettelijke voorschriften.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 41
42
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteem
lekt, druk dan de schakelaar niet
weer terug, zodat brand wordt
voorkomen.
ATTENTIE!
Om de juiste werking van de auto te
herstellen, moeten de volgende
handelingen worden uitgevoerd:
draai de contactsleutel in stand MAR;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
schakel de rechter richtingaanwijzer in;
schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
schakel de linker richtingaanwijzer in;
schakel de linker richtingaanwijzer uit;
draai de contactsleutel in stand STOP.
De procedure wordt geleid door de
lampjes van de richtingaanwijzers op het
dashboard.
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Schakelt in bij een botsing, waardoor:
de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat;
de portieren automatisch
ontgrendelen;
de interieurverlichting wordt
ingeschakeld.
Als de brandstofnoodschakeling
geactiveerd is, verschijnt op het display
het bericht “Brandstoftoevoer
afgesloten, zie instructieboekje”.
Controleer de auto zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder de auto of in de
nabijheid van de brandstoftank.
Draai na een ongeval de contactsleutel
in stand STOP om te voorkomen dat
de accu ontlaadt.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 42
43
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
INTERIEURUITRUSTING
SIGARENAANSTEKER
(waar voorzien) fig. 36
ZONNEKLEPPEN
De zonnekleppen zitten aan beide zijden
naast de binnenspiegel.
Ze kunnen voor de voorruit of voor de
zijruit worden gedraaid.
Aan de achterzijde van de klep aan de
bestuurderszijde bevindt zich een
spiegeltje.
De sigarenaansteker wordt
erg heet. Ga voorzichtig
om met de aansteker en voorkom
dat deze gebruikt wordt door
kinderen: gevaar van brand en/of
brandwonden. Controleer altijd of
de aansteker na het indrukken ook
uitschakelt.
ATTENTIE!
fig. 37
A
KA00040m
DASHBOARDKASTJE
PASSAGIERSZIJDE fig. 37
Open het kastje m.b.v. de ontgrendeling A.
Rijd niet met een geopend
dashboardkastje: bij een
ongeval zou de passagier gewond
kunnen raken.
ATTENTIE!
OPBERGVAK ONDER DE STOEL
(waar voorzien) fig. 38
Op enkele uitvoeringen bevindt zich een
opbergvak onder de passagiersstoel
voor.
Om het te bereiken, moet u de
voorzijde van de zitting 1 omhoogtillen,
zodat deze loshaakt; til vervolgens de
achterzijde van de zitting 2 (aan de kant
van de rugleuning) omhoog.
Het vak kan worden gesloten door de
achterzijde van de zitting zonder
forceren omlaag te kantelen en onder
de rugleuning te steken en vervolgens
op de voorzijde van de zitting te
drukken, totdat deze geheel is
geblokkeerd.
fig. 38
2
1
KA00031m
fig. 36
KA00122m
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 43
44
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
INSTELMODUS STEUNBEUGEL
COMMUNICATIECONSOLE
fig. 39a (waar voorzien)
Voor de afstelling dient u te werk te gaan
volgens de afgebeelde procedure.
STEKKERDOOS
(waar voorzien) fig. 39
De stekkerdoos is in de tunnelconsole
geplaatst en wordt gevoed met de
contactsleutel in stand MAR.
Om de stekkerdoos te gebruiken, moet
u het beschermdekseltje A openen.
De juiste werking is alleen gegarandeerd
als de accessoires die erop worden
aangesloten, voorzien zijn van
goedgekeurde stekkers. Alle accessoires
uit het Ford Lineaccessori-programma
zijn van deze stekkers voorzien.
WAARSCHUWING Als de motor is
uitgeschakeld en de contactsleutel staat
in de stand MAR kan, als accessoires
die veel stroom opnemen langere tijd
(bijvoorbeeld langer dan 1 uur) worden
gebruikt, de accu worden ontladen,
waardoor de motor mogelijk niet kan
worden gestart.
Op de stekkerdoos kunnen
accessoires worden
aangesloten met een
vermogen van maximaal
180W (maximale stroomsterkte 15A).
fig. 39
A
KA00032m
BEKERHOUDERS
Op de tunnelconsole zijn beker-
/blikjeshouders voorzien.
fig. 39a
2
2
1
3
KA00131m
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 44
45
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
PORTIEREN
VER-/ONTGRENDELING VAN
BUITENAF fig. 40
Openen
Draai de sleutel in stand 1 en trek aan
de handgreep.
Als u de sleutel draait met centrale
vergrendeling (indien aanwezig), worden
gelijktijdig alle portieren ontgrendeld.
Met afstandsbediening (waar voorzien):
druk op knop
Ë
om de portieren te
openen.
Controleer, voordat u een
portier opent of u dit op
een veilige manier kunt doen.
Open de portieren alleen als de
auto stilstaat.
ATTENTIE!
Vergrendelen
Draai bij goed gesloten portieren de
sleutel in stand 2.
Bij centrale vergrendeling (waar
voorzien) moeten alle portieren goed
gesloten zijn.
Met afstandsbediening (waar voorzien):
druk op knop
Á
; om de portieren te
vergrendelen.
Als een portier niet goed gesloten is,
werkt de centrale portiervergrendeling
niet.
BELANGRIJK De centrale
portiervergrendeling werkt niet als een
portier niet goed gesloten is of als er
een storing in het systeem is. Na 10-11
pogingen achter elkaar wordt het
systeem gedurende ca. 30 seconden
uitgeschakeld.
fig. 40
1
2
KA00033m
fig. 41
KA00192m
VER-/ONTGRENDELING
VANUIT HET INTERIEUR fig. 41
Openen
Trek aan de hendel A.
Als u bij uitvoering met centrale
vergrendeling de hendel A op het
bestuurdersportier bedient, worden alle
portieren ontgrendeld.
Bij uitvoeringen zonder centrale
vergrendeling moet elk portier
afzonderlijk worden ontgrendeld.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 45
46
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
HANDMATIGE RUITBEDIENING
Op enkele uitvoeringen moeten de ruiten
handmatig worden bediend.
Open of sluit de ruiten met de daarvoor
bestemde slinger.
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
VOOR (indien aanwezig) fig. 42
De elektrische ruitbediening werkt met
de contactsleutel in stand MAR en
ongeveer 3 minuten nadat de sleutel in
stand STOP is gedraaid of is
uitgenomen.
Naast de versnellingspook bevinden zich
twee drukknoppen (één per zijde)
waarmee u de zijruiten bedient:
A Openen/sluiten portierruit links.
B Openen/sluiten portierruit rechts.
Houd de knop van de bestuurderszijde
enkele seconden ingedrukt om de zijruit
automatisch te openen/sluiten (alleen als
de sleutel in MAR staat). Aan de
passagierszijde werkt de automatische
bediening alleen voor het sluiten van de
ruit.
fig. 42
B
A
B
A
KA00035m
Onzorgvuldig gebruik van
de elektrische ruitbediening
kan gevaarlijk zijn. Controleer voor
en tijdens het bedienen van de ruit
altijd of de passagiers niet gewond
kunnen raken door de bewegende
ruiten; direct door contact met de
ruit of door voorwerpen die door de
ruit worden meegesleept of
geraakt.
ATTENTIE!
Als de auto wordt verlaten,
schakel dan altijd het
contactslot uit, zodat wordt
voorkomen dat de ruitbediening per
ongeluk wordt bediend. Dit kan
gevaar opleveren voor de
passagiers die in de auto zijn
achtergebleven.
ATTENTIE!
Vergrendelen
Bij centrale vergrendeling duw de
hendel in de richting van de deur A.
Als de deurhendel A aan de
bestuurderszijde of passagierszijde
wordt bediend, worden de portieren
centraal vergrendeld.
Met mechanisch slot, bij uitvoeringen
zonder centrale vergrendeling, moeten
de hendels van elk portier afzonderlijk
bediend worden.
026-046 Ford KA NL:026-046 Ford KA NL 20-10-2010 14:16 Pagina 46
47
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Elektrische druktoets
(soft touch) fig. 43b
(voor bepaalde uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen kan de
achterklep (indien ontgrendeld) alleen
vanaf de buitenkant worden geopend
met de elektrische druktoets B
De achterklep kan bovendien altijd
worden geopend als de portieren van
de auto ontgrendeld zijn.
Om de achterklep met deze knop te
kunnen openen, moet eerst een van de
portieren worden geopend of moeten
de portieren ontgrendeld zijn met de
afstandsbediening of met de
mechanische sleutel.
Als de achterklep niet goed gesloten is,
brandt het waarschuwingslampje ´ op
het instrumentenpaneel
(indien aanwezig).
BAGAGERUIMTE
ACHTERKLEP OPENEN
Met de mechanische sleutel
fig. 43a
Ontgrendel het slot met de metalen
baard van de contactsleutel A.
De achterklep gaat dankzij de gasveren
gemakkelijk open.
Als de achterklep geopend wordt, gaat
bij bepaalde uitvoeringen de
bagageruimteverlichting branden: de
verlichting gaat automatisch uit als de
achterklep gesloten wordt.
De verlichting blijft bovendien ongeveer
15 minuten branden nadat de
contactsleutel in stand STOP is
gedraaid: als binnen deze 15 minuten
een portier of de achterklep wordt
geopend, gaat de tijdsperiode van
15 minuten opnieuw in.
Met de sleutel met
afstandsbediening
(indien aanwezig)
Druk twee keer op de drukknop
R
.
Als de achterklep wordt geopend,
knipperen de richtingaanwijzers twee
keer.
fig. 43a
KA00036m
fig. 43b
B
KA00160m
Het maximum
laadvermogen van de auto
mag nooit overschreden worden
(zie hoofdstuk “Technische
gegevens”). Controleer bovendien
of de bagageruimte goed geladen is,
om te voorkomen dat een voorwerp
bij bruusk remmen naar voren
schiet en letsel veroorzaakt.
Rijd niet met een geopende
achterklep: het uitlaatgas kan in
het interieur terechtkomen.
ATTENTIE!
ACHTERKLEP SLUITEN
Om de achterklep te sluiten, deze laten
zakken en ter hoogte van het slot naar
beneden duwen, totdat u de
vergrendeling hoort.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 47
48
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
verwijder de hoofdsteunen achter;
klap de rugleuningen naar voren;
voor het mechanisch ontgrendelen
van de achterklep, moet u vanuit de
bagageruimte het hendeltje A
bedienen.
BAGAGERUIMTE VERGROTEN
Gedeeltelijke vergroting (50/50)
(indien van toepassing) fig. 45
Het is mogelijk de bagageruimte te
vergroten door de deelbare achterbank
gedeeltelijk of geheel neer te klappen.
Ga als volgt te werk:
verwijder de hoofdsteunen van de
achterbank (indien aanwezig); voor
het verwijderen van de hoofdsteunen
achter moet de rugleuning zijn
ontgrendeld en naar voren worden
gekanteld;
controleer of de gordels niet
gespannen zijn of gedraaid zitten;
trek de hendels A of B-fig. 45
omhoog om respectievelijk het linker
of het rechter deel van de rugleuning
te ontgrendelen en plaats de
rugleuning op de zitting.
BELANGRIJK Bij het terugplaatsen van
de rugleuning raden wij aan vanaf de
buitenzijde van de auto (bij geopende
portieren) te werk te gaan.
Maximale vergroting
Als de achterbank helemaal wordt
neergeklapt, is de bagageruimte
maximaal vergroot.
Ga als volgt te werk:
verwijder de hoofdsteunen van de
achterbank (indien aanwezig);
controleer of de gordels niet
gespannen zijn of gedraaid zitten;
ontgrendel m.b.v. de hendels A en
B-fig. 45 de rugleuningen en plaats
de rugleuningen op de zitting.
BELANGRIJK Bij het terugplaatsen van
de rugleuning raden wij aan vanaf de
buitenzijde van de auto (bij geopende
portieren) te werk te gaan.
fig. 45
BA
KA00019m
fig. 44
A
KA00037m
ACHTERKLEP IN GEVAL VAN
NOOD OPENEN fig. 44
Om de achterklep vanuit het interieur
te openen (bij een lege accu of bij een
storing in het elektrische systeem van
de achterklep zelf), moet als volgt te
werk worden gegaan (zie “Bagageruimte
vergroten” in dit hoofdstuk):
Als in een gebied wordt
gereden waar brandstof
moeilijk verkrijgbaar is en u daarom
brandstof in een jerrycan wilt
vervoeren, dan moet u zich aan de
wettelijke voorschriften houden.
Gebruik alleen een goedgekeurde
en op de juiste wijze bevestigde
jerrycan. Ook als u zich aan deze
voorschriften houdt, zal bij een
ongeval de kans op brand groter
zijn. Let er op dat u niet tegen
voorwerpen op het imperiaal stoot
als u de achterklep opent.
ATTENTIE!
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 48
49
MOTORKAP
Openen fig. 46-47-48
Ga als volgt te werk:
trek de hendel A in de richting van
de pijl;
plaats het hendeltje B naar rechts
zoals aangegeven in de figuur;
til de motorkap op en trek gelijktijdig
de steunstang C uit de klem D; steek
vervolgens het uiteinde van de stang
in de grote opening E in de
motorkap en druk de stang in de
veiligheidsstand (kleine opening),
zoals afgebeeld.
Terugplaatsen van de achterbank
Plaats de rugleuningen omhoog en druk
de leuningen naar achteren, totdat beide
borgmechanismen hoorbaar vastklikken.
Plaats de sluitingen van de
veiligheidsgordels omhoog.
BELANGRIJK Als de rugleuning in de
normale gebruiksstand wordt gezet,
controleer dan of de rugleuning
hoorbaar vergrendelt.
Controleer of de rugleuning aan beide
zijden goed vergrendeld is om te
voorkomen dat in geval van bruusk
remmen, de rugleuning naar voren klapt
en de passagiers verwondt.
HOEDENPLANK VERWIJDEREN
Om de hoedenplank te verwijderen,
moet de hoedenplank uit de twee
pennen aan de zijkant worden
losgemaakt.
fig. 46
A
KA00038m
Als de steunstang verkeerd
geplaatst wordt, kan de
motorkap onverwacht dichtvallen.
Voer deze handelingen alleen uit als
de auto stilstaat.
ATTENTIE!
fig. 47
B
KA00039m
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 49
50
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Controleer of de armen
van de ruitenwissers tegen
de ruit aanstaan voordat u de
motorkap optilt.
ATTENTIE!
fig. 48
E
C
D
KA00114m
Sluiten fig. 48
Ga als volgt te werk:
Houd de motorkap met een hand
omhoog, trek met de andere hand de
stang C uit de zitting E en plaats de
steunstang terug in de klem D.
Laat de motorkap tot op ongeveer
20 cm van de motorruimte zakken,
laat de motorkap vallen en controleer
of de motorkap goed is gesloten door
deze op te tillen. De motorkap mag
niet alleen door de beveiliging
vergrendeld zijn. Druk in dit laatste
geval de motorkap niet dicht, maar til
hem opnieuw op en herhaal de
handeling.
Wees voorzichtig als u
werkzaamheden in de
motorruimte moet verrichten en de
motor nog warm is, om
brandwonden te voorkomen. Kom
niet met uw handen in de buurt van
de aanjager: deze kan, ook als de
sleutel niet in het contactslot zit, in
werking treden. Wacht tot de
motor is afgekoeld.
ATTENTIE!
Pas op met sjaals, dassen
of loszittende
kledingstukken omdat ook deze
door de bewegende onderdelen
kunnen worden gegrepen.
ATTENTIE!
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 50
51
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn
belangrijk voor het comfort en de
veiligheid van uzelf en de overige
weggebruikers. Bovendien zijn er
wettelijke voorschriften met betrekking
tot de koplampafstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid
moeten de koplampen op de juiste
wijze zijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot
het Ford Servicenetwerk.
Controleer de afstelling van de
koplampen telkens als het gewicht van
de lading wijzigt.
Om veiligheidsredenen
moet de motorkap tijdens
het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de
motorkap goed vergrendeld is. Als
u tijdens het rijden merkt dat de
motorkap niet goed is vergrendeld,
stop dan onmiddellijk en sluit de
motorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE!
KOPLAMPVERSTELLING fig. 49
De auto is uitgerust met een elektrische
koplampverstelling die alleen
functioneert met de contactsleutel in
stand MAR en ingeschakeld dimlicht.
Als de auto beladen is, helt hij
achterover. Het gevolg is dat de
lichtbundel meer naar boven schijnt.
De stand van de koplampen moet nu
worden gecorrigeerd d.m.v. de knoppen
A en B.
Het display toont de stand gedurende
de koplampverstelling.
fig. 49
B
A
KA00040m
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 51
52
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
MISTLAMPEN VOOR
AFSTELLEN (indien aanwezig)
Wendt u voor controle of afstelling tot
het Ford Servicenetwerk.
Correcte standen op basis
van de belading
Stand 0 – een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand 1 – vier personen.
Stand 2 – vier personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + toegestane
maximum lading uitsluitend in de
bagageruimte.
KOPLAMPAFSTELLING
IN HET BUITENLAND
De koplampen zijn afgesteld voor
gebruik in het land waarin de auto is
verkocht. In die landen waarin aan de
andere zijde van de weg wordt gereden,
moet om het tegemoetkomende
verkeer niet te verblinden, een gedeelte
van de koplampen worden afgeplakt
overeenkomstig de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 52
53
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
ACTIVERING VAN
HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de
bestuurder dit aan een lichte trilling van
het rempedaal, die gepaard gaat met enig
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk
is de snelheid aan te passen aan de grip
op het wegdek.
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het
remsysteem voorkomt dat tijdens het
remmen de wielen blokkeren, ongeacht
de conditie van het wegdek en de
pedaaldruk, en verhindert daarmee het
slippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs
bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling
EBD (Electronic Braking Force
Distribution), die de remdruk verdeelt
tussen de voor- en achterwielen.
WAARSCHUWING Voor een
maximale werking van het remsysteem
is een inrijperiode van ongeveer 500 km
nodig: tijdens deze periode moet
bruusk, herhaaldelijk of langdurig
remmen vermeden worden.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan
een trilling in het rempedaal.
Verlaag de remdruk niet maar houd
het rempedaal juist goed ingetrapt;
op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie
van het wegdek.
ATTENTIE!
Het ABS maakt zoveel
mogelijk gebruik van de
beschikbare grip maar kan deze
niet verhogen. Daarom moet op
gladde weggedeelten altijd
voorzichtig worden gereden en
mogen er geen onnodige risico’s
worden genomen.
ATTENTIE!
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het
waarschuwingslampje
>
op het
instrumentenpaneel en verschijnt er een
melding op het multifunctionele display,
zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”.
In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de
mogelijkheden van het ABS-systeem.
Rijd voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
werkplaats van het Ford Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 53
54
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Als alleen het
waarschuwingslampje
x
op het instrumentenpaneel gaat
branden en op het multifunctionele
display verschijnt ook een bericht,
stop dan onmiddellijk en wendt u
tot het dichtstbijzijnde Ford
Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt
uit het hydraulische systeem, wordt
de werking van zowel het
conventionele remsysteem als het
ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIE!
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
(indien aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van
de auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate
nuttig als de grip op het wegdek wisselt.
Het ESP-systeem beschikt naast ASR
(antislipregeling van de aangedreven
wielen die werkt op de remmen en de
motor) en HILL HOLDER (automatisch
wegrijhulp op hellingen) ook over MSR
(regeling van motorremwerking) en
HBA (automatische remdrukverhoger
bij noodstops).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
I
op het
instrumentenpaneel knipperen, om de
bestuurder er op te wijzen dat de auto
de stabiliteit en de grip dreigt te
verliezen.
Storing in EBD
Bij een storing branden de
waarschuwingslampjes
>
en
x
op het
instrumentenpaneel en verschijnt er een
melding op het multifunctionele display,
zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”.
In dit geval kunnen bij krachtig remmen
de achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer
voorzichtig naar het dichtstbijzijnde
Ford Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 54
55
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
De prestaties van het ESP-
systeem mogen er niet toe
leiden dat de bestuurder onnodige
en onverantwoorde risico’s neemt.
De rijstijl moet altijd zijn aangepast
aan het wegdek, het zicht en het
verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en
overal bij de bestuurder.
ATTENTIE!
Inschakeling van het systeem
Het ESP-systeem wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart
en kan niet worden uitgeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het ESP wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, gaat
het lampje
I
op het
instrumentenpaneel continu branden,
verschijnt er een melding op het
multifunctionele display en gaat het
lampje op de knop ASR OFF branden
(zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”). Wendt u in dat geval zo
snel mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk.
HILL HOLDER SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-
systeem en schakelt automatisch in als:
op een stijgende helling: de auto
stilstaat op een helling van meer dan
2% met draaiende motor, ingetrapt
rem- en koppelingspedaal en
versnellingsbak in vrij, of als een
andere versnelling dan de achteruit is
ingeschakeld;
op een dalende helling: als de auto
stilstaat op een helling van meer dan
2% met draaiende motor, ingetrapt
rem- en koppelingspedaal en
ingeschakelde achteruit.
Tijdens het wegrijden zorgt de
regeleenheid van het ESP-systeem
ervoor dat de wielen geremd blijven,
totdat het noodzakelijke motorkoppel
is bereikt om weg te rijden (of maximaal
2 seconden zodat de rechtervoet van
het rempedaal naar het gaspedaal kan
worden verplaatst).
Als u na 2 seconden niet bent
weggereden, schakelt het systeem
automatisch uit en wordt de remdruk
geleidelijk verlaagd. Tijdens deze fase
kunt u een typisch schurend geluid
horen. Dit geluid betekent dat de auto
ieder moment in beweging kan komen.
Storingsmeldingen
Bij een eventuele storing gaat het lampje
I
op het instrumentenpaneel branden
en verschijnt er een bericht op het
multifunctionele display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Als eventueel met het
noodreservewiel wordt
gereden, dan blijft het ESP
ingeschakeld. Blijf er echter
rekening mee houden dat het
noodreservewiel kleiner is dan de
normale band en dat daarom de
grip lager is dan bij de andere
banden van de auto.
Voor de juiste werking van het ESP
en de ASR moeten de banden van
hetzelfde merk en type zijn op alle
wielen, moeten de banden in
perfecte conditie zijn en bovendien
van het voorgeschreven type en
merk en de juiste maat.
ATTENTIE!
Het “Hill Holder”-systeem
is geen handrem; verlaat
de auto dus nooit zonder de
handrem aan te trekken, de motor
uit te schakelen en de eerste
versnelling in te schakelen.
ATTENTIE!
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 55
56
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
MSR (regeling van de
afremming op de motor)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de
ASR, verhoogt bij bruusk
terugschakelen het motorkoppel, zodat
overmatige vertraging van de
aangedreven wielen wordt voorkomen.
Dit heeft vooral voordelen op een
wegdek met weinig grip, waarop de
stabiliteit van de auto snel verloren kan
gaan.
In-/uitschakeling van
het ASR-systeem fig. 50
De ASR werkt uitsluitend als de
contactsleutel in stand MAR staat.
Tijdens het rijden kan het systeem
worden uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld door de knop C
ASR OFF in te drukken.
De activering van het systeem wordt
weergegeven met een bericht op het
multifunctionele display.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat het lampje op de knop ASR OFF
branden en verschijnt er een bericht op
het multifunctionele display. Als de ASR
tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,
schakelt deze automatisch weer in als
de auto opnieuw wordt gestart.
Schakel het ASR-systeem uit als u met
sneeuwkettingen rijdt: onder deze
omstandigheden levert het slippen van
de aangedreven wielen bij het wegrijden
juist meer tractie op.
ASR (Antislip Regulation)
(indien aanwezig)
Het ASR-systeem is geïntegreerd in het
ESP-systeem en grijpt automatisch in als
een of beide aangedreven wielen
dreigen te slippen, zodat de bestuurder
de controle over de auto kan
behouden.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
slippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle
acceleratie;
te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
verlies van grip op natte
weggedeelten (aquaplaning).
fig. 50
KA00193m
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 56
57
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Het systeem beschikt verder nog over
een diagnosestekker die, als deze
verbonden is met speciale apparatuur,
het mogelijk maakt de door de
regeleenheid opgeslagen foutcodes en
de specifieke parameters voor de
diagnose en werking van de motor te
lezen.
Deze controle kan ook worden
uitgevoerd door de verkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de
storing moet het Ford Servicenetwerk
voor een complete controle van het
systeem, tests uitvoeren op een
testbank en, zonodig, een proefrit
maken die eventueel een langere afstand
kan omvatten.
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlopende
diagnose worden uitgevoerd op die
componenten op de auto die van
invloed zijn op de emissie. Bovendien
meldt het systeem, door het branden
van het lampje
U
op het
instrumentenpaneel en het verschijnen
van een bericht op het multifunctionele
display dat de betreffende componenten
defect zijn (zie hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
Het doel van dit systeem is:
de werking van het systeem
controleren;
signaleren wanneer door een storing
de emissies boven de wettelijk
vastgestelde drempelwaarde
uitkomen;
signaleren wanneer het noodzakelijk
is defecte componenten te
vervangen.
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
U
gaat niet branden
of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (en er
verschijnt ook een bericht op het
multifunctionele display), wendt u
dan zo snel mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk. De werking van het
lampje
U
kan met speciale
apparatuur door de verkeerspolitie
gecontroleerd worden. Houd u aan de
wetgeving van het land waarin u rijdt.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 57
58
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen
modder, vuil, sneeuw of ijs
op de sensoren zitten.
Wees voorzichtig bij het reinigen
van de sensoren om krassen of
beschadigingen te voorkomen;
gebruik geen droge, grove of harde
doek. De sensoren moeten met water
worden gewassen, eventueel met
toevoeging van auto-shampoo. In
wasstraten waar gebruik wordt
gemaakt van stoom of
hogedrukreiniging, moeten de
sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij het mondstuk op meer
dan 10 cm afstand.
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper
van de auto fig. 51 en attenderen de
bestuurder via een zich herhalend
geluidssignaal op de aanwezigheid van
obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch
geactiveerd bij het inschakelen van de
achteruitversnelling.
Als de afstand tot het obstakel achter
de auto kleiner wordt, neemt de
frequentie van het geluidssignaal toe.
GELUIDSSIGNALEN
Als u de achteruit inschakelt en er een
obstakel achter de auto aanwezig is,
klinkt er een geluidssignaal waarvan de
frequentie afhankelijk is van de afstand
van het obstakel tot de achterbumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
klinkt ononderbroken als de afstand
tot het obstakel minder is dan
ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk
als de afstand tot het obstakel groter
wordt;
klinkt continu als de gemeten afstand
onveranderd blijft, terwijl, als deze
situatie zich voordoet bij de sensoren
aan de zijkant, het signaal na
3 seconden onderbroken wordt, om
geluidssignalering te voorkomen als
u bijvoorbeeld langs een muur rijdt.
fig. 51
KA00042m
Als de sensoren meerdere obstakels
signaleren, dan reageren zij alleen op die
obstakels die zich het dichtst bij de auto
bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de
parkeersensoren worden bij het
inschakelen van de achteruit aangegeven
door het branden van het lampje è op
het instrumentenpaneel (op het
multifunctionele display verschijnt ook
een melding – indien aanwezig) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 58
59
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
ALGEMENE OPMERKINGEN
Controleer tijdens
parkeermanoeuvres of zich geen
obstakels op of onder het
sensorsysteem bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de auto
bevinden, worden onder bepaalde
omstandigheden niet door het
systeem gesignaleerd en kunnen dus
de auto beschadigen of zelf
beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden
vermeld die de prestaties van het
parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
Een verminderde gevoeligheid van de
sensor en een vermindering van de
prestaties van het
parkeerhulpsysteem kunnen
veroorzaakt worden door de
aanwezigheid op de sensor van: ijs,
sneeuw, modder, meerdere laklagen
De sensor registreert een niet-
bestaand object (“echostoring”), dit
wordt veroorzaakt door
mechanische storingen, bijvoorbeeld:
reiniging van de auto, regen (met veel
wind), hagelbuien.
De metingen van de sensor kunnen
beïnvloed worden door ultrasone
systemen (bijv. luchtdrukremmen van
vrachtwagens of pneumatische
hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
De verantwoordelijkheid
tijdens het parkeren en
andere gevaarlijke handelingen ligt
altijd en overal bij de bestuurder.
Controleer, als u de auto parkeert,
of zich geen personen (vooral
kinderen) of dieren in de buurt van
de auto bevinden. De
parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder
beschouwd worden. De bestuurder
moet tijdens eventuele gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd zijn
aandacht er volledig bijhouden, ook
als de manoeuvres met lage
snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
De prestaties van het
parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie
van de sensoren. Bijvoorbeeld als de
stand van de auto wordt gewijzigd
(door slijtage van schokdempers,
wielophanging) of door de banden te
verwisselen, als de auto te zwaar te
beladen is of door speciale
aanpassingen waardoor de auto
verlaagd wordt.
Wendt u voor het
overspuiten van de
bumpers of het bijwerken van de
lak in de buurt van de sensoren
uitsluitend tot het Ford
Servicenetwerk. Als het bijwerken
van de lak niet op de juiste manier
wordt uitgevoerd, kan de werking
van de parkeersensoren in gevaar
worden gebracht.
ATTENTIE!
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 59
60
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
AUTO-START-STOP
-SYSTEEM
VOORWOORD
Het Auto-Start-Stop-systeem
schakelt automatisch de motor uit
telkens als de auto tot stilstand wordt
gebracht en start de motor weer als de
bestuurder de rit voortzet.
Hierdoor verbetert de efficiëntie van de
auto door verlaging van het
brandstofverbruik, vermindering van de
hoeveelheid schadelijke uitlaatgassen en
beperking van het geluid.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
auto wordt gestart.
Opmerking Als u liever de
klimaatregeling gebruikt, kunt u het
Auto-Start-Stop-systeem uitschakelen,
zodat de klimaatregeling continu kan
werken.
WERKING
Stopmodus van de motor
Bij stilstaande auto wordt de motor
uitgeschakeld als de versnelling in de
vrij staat en het koppelingspedaal niet
is ingetrapt.
Opmerking De functie Auto-Start-
Stop schakelt automatisch uit als
gedurende circa 2 seconden niet harder
dan ongeveer 10 km/h wordt gereden,
om herhaaldelijk afslaan van de motor
tijdens de rit te voorkomen als
stapvoets wordt gereden.
Als de motor wordt uitgeschakeld
verschijnt het symbool fig. 52 op het
digitale display.
Herstartmodus van de motor
Trap het koppelingspedaal in om de
motor opnieuw te starten.
HANDMATIG IN-
EN UITSCHAKELEN
Het systeem kan met de knop
A-fig. 53 op het dashboard worden in-
en uitgeschakeld. Het systeem is
gewoonlijk actief, als op het
instrumentenpaneel het lampje fig. 52
gaat branden, wordt hierdoor
aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Bovendien worden bij specifieke
uitvoeringen extra identificatiegegevens
op het dashboard gegeven m.n. het
bericht voor de in- en uitschakeling van
het Auto-Start-Stop-systeem.
fig. 52
KA00168m
fig. 53
KA00169m
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 60
61
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
OMSTANDIGHEDEN
WAARONDER DE MOTOR NIET
WORDT UITGESCHAKELD
Als het systeem is ingeschakeld, wordt
onder bepaalde omstandigheden,
vanwege het comfort, de uitlaatemissie
en de veiligheid, de aandrijfaggregaat
niet uitgeschakeld. Tot deze
omstandigheden behoren:
nog koude motor;
storing van de onderdelen of van de
sensor van het Auto-Start-Stop-
systeem;
zeer koude buitentemperatuur,
speciaal symbool voorzien;
verminderde druk in het
remsysteem, bijvoorbeeld omdat het
rempedaal enkele malen is ingetrapt;
onvoldoende geladen accu;
ingeschakelde achterruitverwarming;
ingeschakelde voorruitverwarming;
ruitenwissers werken lange tijd op de
hoogste snelheid;
regeneratie van het roetfilter (alleen
bij dieselmotoren);
niet gesloten bestuurdersportier;
bestuurdersgordel niet vergrendeld;
ingeschakelde achteruit (bijvoorbeeld
bij achteruit inparkeren);
automatische klimaatregeling, als nog
niet de gewenste comfortabele
temperatuur is bereikt ofwel
activering MAX-DEF;
tijdens het eerste gebruik als het
systeem moet worden geïnitialiseerd.
In voornoemde gevallen wordt op het
display een melding gegeven en, indien
van toepassing, gaat het symbool fig. 52
knipperen.
OMSTANDIGHEDEN WAARIN
OPNIEUW WORDT GESTART
De motor kan zonder tussenkomst van
de bestuurder opnieuw worden gestart,
vanwege het comfort, de uitstoot van
schadelijke stoffen of veiligheidsredenen
onder de volgende omstandigheden:
nog koude motor;
onvoldoende geladen accu;
ruitenwissers werken lange tijd op de
hoogste snelheid;
verminderde druk in het
remsysteem, bijvoorbeeld omdat het
rempedaal enkele malen is ingetrapt;
te lage katalysatortemperatuur;
een rijdende auto, bijvoorbeeld
omdat de auto op een helling staat;
als de motor door het Auto-Start-
Stop-systeem langer dan circa drie
minuten is uitgeschakeld;
automatische klimaatregeling voor
het verkrijgen van de gewenste
comfortabele temperatuur ofwel
activering MAX-DEF.
Als een versnelling is ingeschakeld, kan
de motor alleen automatisch opnieuw
worden gestart als het koppelingspedaal
geheel is ingetrapt. Het systeem
verzoekt hierom m.b.v. een bericht op
het digitale display en, waar voorzien,
door het knipperen van het symbool
fig. 52 op het digitale display.
Opmerking Als het koppelingspedaal
niet is ingetrapt en er zijn ongeveer drie
minuten verstreken sinds het
uitschakelen van de motor, kan de
motor alleen met de sleutel opnieuw
worden gestart.
Opmerking Als het Auto-Start-Stop-
systeem is ingeschakeld, kan de motor
opnieuw worden gestart door het
koppelingspedaal in te drukken of de
versnellingsbak in de vrijstand te zetten
als de motor per ongeluk is gestopt,
bijvoorbeeld omdat het koppelingspedaal
te snel is losgelaten met een versnelling
ingeschakeld.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 61
62
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEIDSFUNCTIES
Als de motor door het Auto-Start-Stop-
systeem wordt uitgeschakeld, de
bestuurder de eigen veiligheidsgordel
afdoet en het bestuurders- of
passagiersportier wordt geopend, kan
de motor vervolgens alleen m.b.v. de
sleutel opnieuw worden gestart.
Dit wordt aangegeven m.b.v. een
zoemer, een bericht op het display en,
waar voorzien, door het knipperen van
het symbool fig. 52 op het digitale
display.
“ENERGY SAVING”
Als na het opnieuw starten van de motor
de bestuurder gedurende ongeveer
3 minuten geen actie onderneemt,
schakelt het Auto-Start-Stop-systeem
de motor uit om ongewenst
brandstofverbruik te voorkomen. In dat
geval kan de motor vervolgens alleen
m.b.v. de sleutel worden gestart.
Opmerking Het Auto-Start-Stop-
systeem kan altijd worden uitgeschakeld,
als u wilt dat de motor blijft draaien.
ONREGELMATIGE WERKING
Als een storing in het Auto-Start-Stop-
systeem aanwezig is, wordt het systeem
uitgeschakeld. De bestuurder wordt
geïnformeerd over de storing door het
branden van het algemene
waarschuwingslampje A-fig. 54, waar
voorzien, een bericht en het
waarschuwingslampje B-fig. 54 van het
systeem op het instrumentenpaneel.
Wendt u in dat geval tot het Ford
Servicenetwerk.
AUTO STALLEN fig. 55
Als de auto wordt gestald, moet vooral
aandacht worden geschonken aan het
onderbreken van de accuspanning. Maak
de stekker A-fig. 55 los (door knop B
in te drukken) van de controlesensor C
van de acculading die op de minpool D
van de accu is geïnstalleerd. Deze
sensor mag nooit losgemaakt worden
van de pool, behalve als de accu
vervangen wordt.
fig. 54
KA00170m
fig. 55
KA00179m
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 62
63
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
NOODSTART fig. 56
Als een noodstart moet worden
uitgevoerd met een hulpaccu, sluit dan
nooit de minkabel (-) van de hulpaccu aan
op de minpool (A-fig. 56) van de accu in
de auto, maar uitsluitend op een massa-
aansluiting van de motor/versnellingsbak.
WAARSCHUWINGEN
fig. 56
KA00180m
fig. 57
KA00176m
Wendt u voor het
vervangen van de accu tot
het Ford Servicenetwerk. De accu
vervangen door een accu van
hetzelfde type (HEAVY DUTY) en
met dezelfde kenmerken.
ATTENTIE!
Controleer voordat de
motorkap wordt geopend
of de motor is uitgeschakeld en de
contactsleutel in de stand STOP
(OFF) staat.
Neem de voorschriften op de
sticker nabij de fronttraverse in
acht, fig.57. Het verdient
aanbeveling om de sleutel te
verwijderen als andere personen in
de auto achterblijven.
Als u uit de auto stapt, moet u
altijd de sleutel uit het contact
verwijderen of de sleutel in de
STOP-stand (OFF) draaien. Tijdens
het tanken moet de motor zijn
uitgeschakeld door de sleutel in de
stand STOP (OFF) te draaien.
ATTENTIE!
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 63
64
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
INBOUWVOORBEREIDING
(waar voorzien)
De inbouwvoorbereiding voor de
autoradio bestaat uit:
– voedingskabels voor de autoradio;
– voedingskabels voor de luidsprekers
voor;
– antennekabel;
– een inbouwplaats voor de autoradio;
– antenne op het dak van de auto.
AUTORADIO (indien aanwezig)
Luidsprekers voor
basis-uitvoering
Luidsprekers voor
2 tweeter luidsprekers met diameter
van 38 mm;
2 mid-woofer luidsprekers met
diameter van 165 mm.
Luidsprekers achter
2 full-range luidsprekers met diameter
van 130 mm.
Luidsprekers voor Audio
Hi Fi-uitvoering (optioneel)
Luidsprekers voor
2 tweeter luidsprekers met diameter
van 38 mm;
2 mid-woofer luidsprekers met
diameter van 165 mm.
Luidsprekers achter
2 full-range luidsprekers met diameter
van 130 mm;
1 versterker;
1 bass box.
AUX-IN POORT (indien aanwezig)
DEZE bevindt zich op de
middenconsole voor aansluiting op een
externe bron (bijv. MP3-speler).
Als u na aanschaf van de
auto een autoradio wilt
installeren, wendt u dan
eerst tot het Ford
Servicenetwerk, dat u kan informeren
over de beste keuze, zodat de
levensduur van de accu niet nadelig
wordt beïnvloed. Door een overmatig
stroomopname als de motor niet
draait, kan de accu beschadigd raken
en kan de garantie op de accu
vervallen.
AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de
autoradio met MP3/CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit
instructieboekje is geleverd.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 64
65
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen
die na aankoop van de auto en binnen de
aftersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Ford Motor Company geeft toestemming
voor de montage van zend-
/ontvangstapparatuur op voorwaarde dat
de montagewerkzaamheden op de juiste
wijze bij een gespecialiseerd bedrijf
worden uitgevoerd, waarbij de
aanwijzingen van de fabrikant in acht
moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto
worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde
instanties en kan eventueel de garantie
komen te vervallen op defecten die
veroorzaakt zijn door de bovengenoemde
modificatie of op defecten die direct of
indirect daarvan het gevolg zijn.
Ford Motor Company wijst elke
verantwoordelijkheid af voor schade die
veroorzaakt is door de installatie van
accessoires die niet geleverd of
aanbevolen zijn door Ford Motor
Company en niet gemonteerd zijn
volgens de bijgeleverde voorschriften.
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (mobiele
telefoons, 27 mc en soortgelijke
apparatuur) mogen niet in de auto
worden gebruikt, tenzij gebruik wordt
gemaakt van een aparte antenne aan de
buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van
dergelijke apparaten in de auto (zonder
buitenantenne) kan niet alleen schadelijk
zijn voor de gezondheid van de
inzittenden, maar kan ook storingen in
de elektrische systemen van de auto
veroorzaken. Hierdoor wordt de
veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en
ontvangstkwaliteit aanzienlijk beperkt
door de isolerende eigenschappen van
de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele
telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met het
officiële EU-keurmerk, strikt aan de
instructies die door de fabrikant van de
mobiele telefoon worden geleverd.
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (autoradio,
antidiefstal satellietbeveiliging, enz.), of
accessoires die de elektrische installatie
zwaar belasten, wendt u dan tot het
Ford Servicenetwerk. Deze kan u de
meest geschikte installaties aanraden uit
het Ford Lineaccessori-assortiment en
controleren of de elektrische installatie
van de auto geschikt is voor het extra
stroomverbruik of dat het noodzakelijk
is een accu met een grotere capaciteit
te installeren.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 65
66
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de
vloeibaarheid van de diesel lager
worden door de vorming van paraffine;
waardoor het brandstofsysteem niet
meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt
er, afhankelijk van het seizoen,
dieselbrandstof geleverd die speciaal
voor de zomer, voor de winter en voor
zeer lage temperaturen (bergachtige/
koude gebieden) is ontwikkeld.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/
stilstaat in bergachtige/koude gebieden,
is het raadzaam dieselbrandstof te
tanken die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam
een hoeveelheid brandstof in de tank te
houden die groter is dan 50% van de
nuttige inhoud.
TANKEN
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met
een octaangetal van ten minste 95 RON.
WAARSCHUWING Een beschadigde
katalysator laat schadelijke stoffen in het
uitlaatgas achter, waardoor het milieu
wordt vervuild.
WAARSCHUWING Tank met de auto
nooit, ook niet in noodgevallen en ook
geen kleine hoeveelheid, loodhoudende
benzine. U zou de katalysator
onherstelbaar beschadigen.
Tank bij auto’s met
dieselmotor uitsluitend
dieselbrandstof voor
motorvoertuigen die voldoet
aan de Europese specificatie EN590.
Door het gebruik van andere
producten of mengsels kan de motor
onherstelbaar worden beschadigd en
vervalt mogelijk de garantie.
Mocht u onverhoopt een ander type
brandstof tanken, dan mag de motor
niet worden gestart en moet de
brandstoftank worden afgetapt.
Ook als de motor slechts kort heeft
gedraaid, moet naast de
brandstoftank, ook alle brandstof
uit de brandstofleidingen worden
afgetapt.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig
gevuld wordt, moet u twee keer
bijvullen nadat het vulpistool voor de
eerste keer afslaat. Vul niet nog een
keer bij om storingen in het
brandstofsysteem te voorkomen.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 66
67
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
BESCHERMING VAN
HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor
benzinemotoren zijn:
driewegkatalysator (katalysator);
lambdasonde;
benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens
testwerkzaamheden, met een of meer
losgekoppelde bougies draaien.
De emissiereductiesystemen voor
dieselmotoren zijn:
oxidatiekatalysator;
uitlaatgasrecirculatie-systeem
(E.G.R.);
roetfilter (DPF).
DOP BRANDSTOFTANK fig. 58
De tankdop B is voorzien van een
koord C dat aan klepje A vastzit, om
verlies van de dop te voorkomen.
Draai met de contactsleutel de dop B
linksom. Door de hermetische afsluiting
van de tank kan de druk in de tank iets
verhoogd zijn. Het is daarom normaal
als u bij het losdraaien van de tankdop
een sissend geluid hoort. Plaats tijdens
het tanken de dop in de uitsparing op
het tankklepje, zoals afgebeeld in de
figuur.
fig. 58
C
A
B
KA00043m
Onder normale
bedrijfsomstandigheden
bereikt de katalysator hoge
temperaturen. Parkeer daarom niet
boven brandbare materialen (gras,
droge bladeren, dennennaalden
enz.).
ATTENTIE!
Houd open vuur of
brandende sigaretten uit
de buurt van de vulopening:
brandgevaar. Houd ook uw hoofd
niet in de buurt van de vulopening
om te voorkomen dat u giftige
dampen inademt.
ATTENTIE!
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 67
68
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
DPF-ROETFILTER
(DIESEL PARTICULATE FILTER)
(voor uitvoeringen 1.3L Duratorq)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate
Filter) is een mechanisch filter in het
uitlaatsysteem dat de roetdeeltjes in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna alle
roetdeeltjes op, waardoor voldaan
wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto
registreert de inspuitregeleenheid een
aantal gegevens met betrekking tot het
gebruik (gebruiksduur, type traject,
bereikte temperatuur enz.) en berekent
de hoeveelheid verzameld roet in het
filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes
verzamelt, moet het periodiek worden
geregenereerd (schoongemaakt) door
de roetdeeltjes te verbranden.
De regeneratie-procedure wordt
automatisch door de inspuitregeleenheid
geregeld, afhankelijk van de hoeveelheid
roet in het filter en de
gebruiksomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kunnen een
beperkte verhoging van het stationair
toerental, inschakeling van de aanjager,
een beperkte toename van de
uitlaatrook en hoge uitlaattemperaturen
worden waargenomen.
Dit zijn geen storingen en deze situatie
heeft geen invloed op het milieu of het
gedrag van de auto. Als het betreffende
bericht op het display verschijnt,
raadpleeg dan de paragraaf “Lampjes en
berichten”.
047-068 Ford KA NL:047-068 Ford KA NL 20-10-2010 14:22 Pagina 68
69
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS ................................................... 70
SBR-SYSTEEM ....................................................................... 70
GORDELSPANNERS .......................................................... 71
KINDEREN VEILIG VERVOEREN ................................... 73
UNIVERSEEL KINDERZITJE MONTEREN .................... 74
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR
“ISOFIX”-KINDERZITJE .................................................... 77
FRONTAIRBAGS ................................................................. 79
ZIJ-AIRBAGS (Sidebag – Headbag) .................................. 81
V
V
E
E
I
I
L
L
I
I
G
G
H
H
E
E
I
I
D
D
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:24 Pagina 69
70
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
Als de auto op een steile helling staat,
kan de rolautomaat blokkeren; dit is
een normaal verschijnsel. Bovendien
blokkeert de rolautomaat als u de
gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook
bij hard remmen, botsingen en bij hoge
snelheden in bochten.
De achterbank is voorzien van
driepunts-veiligheidsgordels met
rolautomaat.
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-
systeem (Seat Belt Reminder), dat de
bestuurder op de volgende wijze
waarschuwt als de veiligheidsgordel niet
is omgelegd:
de eerste 6 seconden gaat lampje <
continu branden en klinkt er een
ononderbroken geluidssignaal;
de daaropvolgende 90 seconden gaat
lampje < knipperen en klinkt er een
onderbroken geluidssignaal.
Wendt u voor de in-/uitschakeling van
het SBR-systeem tot het Ford
Servicenetwerk.
HET SBR-systeem kan ook via het
setup-menu van het display weer
worden geactiveerd als de auto is
voorzien van een digitaal display.
Op het display verschijnt het
betreffende bericht.
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS fig. 1
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
rugleuning en doe dan de gordel om.
Trek aan de gordel en maak de gordel
vast door de gesp A in de sluiting B te
drukken, totdat deze hoorbaar
vergrendelt. Als tijdens het uittrekken
van de gordel de rolautomaat blokkeert,
laat dan de gordel een stukje teruglopen
en trek de gordel vervolgens weer
geleidelijk uit.
Druk voor het losmaken van de gordel
op knop C . Begeleid de gordel tijdens
het teruglopen, zodat wordt
voorkomen dat de gordelband draait.
Via de rolautomaat wordt de lengte van
de gordel automatisch aangepast aan
het postuur van de drager, waarbij
voldoende bewegingsruimte overblijft.
fig. 1
B
C
A
KA00044m
Druk tijdens het rijden niet
op de knop C.
ATTENTIE!
Bedenk dat
achterpassagiers die geen
gordel dragen tijdens een ernstig
ongeval, niet alleen zelf aan gevaar
worden blootgesteld maar ook
gevaar opleveren voor de
inzittenden voor.
ATTENTIE!
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:24 Pagina 70
71
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming
zijn de veiligheidsgordels bij de
voorstoelen voorzien van
gordelspanners. Dit systeem trekt bij
een heftige frontale en zijdelingse
botsing de gordel enige centimeters aan.
Op deze wijze worden de inzittenden
veel beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging
beperkt. Als de veiligheidsgordel
blokkeert, geeft dat aan dat de
gordelspanner heeft gewerkt; de gordel
rolt niet meer op, ook niet als hij wordt
begeleid.
Deze auto is bovendien uitgerust met
een tweede gordelspanner (ter hoogte
van de dorpel). De kortere metalen
kabel geeft aan dat het systeem in
werking is getreden.
WAARSCHUWING Voor een maximale
bescherming door de gordelspanner moet
de veiligheidsgordel zo worden omgelegd
dat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er een beetje rook
ontsnappen; deze rook is niet schadelijk
en duidt niet op brand. De
gordelspanner hoeft op geen enkele
wijze te worden onderhouden of
gesmeerd. Elke verandering van de
oorspronkelijke staat zal de efficiëntie
verminderen. Als de gordelspanner
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de veiligheid bij een ongeval te
vergroten, zijn de oprolautomaten van
de gordels voorzien van
trekkrachtbegrenzers die tijdens een
frontale aanrijding de piekbelasting op
de borst en schouders beperken.
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te
houden aan de wettelijke voorschriften
met betrekking tot het verplichte
gebruik van de veiligheidsgordels (en de
inzittenden hierop te attenderen). Doe
de veiligheidsgordel altijd om voordat
u vertrekt.
Ook zwangere vrouwen moeten een
gordel dragen: ook voor hen (zowel
voor de aanstaande moeder als het
kind) is de kans op letsel bij een ongeval
kleiner als ze een gordel dragen.
Uiteraard moeten zwangere vrouwen
het onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel boven het
bekken en onder de buik langs loopt
(zoals in fig. 2 is aangegeven).
De gordelspanner werkt
slechts eenmaal. Na
activering van het systeem moet
het door het Ford Servicenetwerk
worden vervangen.
ATTENTIE!
Omstandigheden waarbij
stoten, sterke trillingen of
verhitting (maximaal 100°C
gedurende ten hoogste
6 uur) optreden, kunnen de
gordelspanners beschadigen of
activeren: tot deze omstandigheden
behoren niet de trillingen die
ontstaan door een slecht wegdek of
door contact met kleine obstakels
zoals trottoirbanden. Wendt u in dat
geval tot het Ford Servicenetwerk.
door extreme natuurlijke
omstandigheden (bijv. overstromingen
en vloedgolven) met water en modder
in contact is geweest, dan moet de
spanner worden vervangen.
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:24 Pagina 71
72
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
fig. 2
KA00045m
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning
rechtop zetten, tegen de leuning
aan gaan zitten en de gordel goed
laten aansluiten op borst en
bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels zowel voor als
achter in de auto! Rijden zonder
veiligheidsgordels vergroot het
risico op ernstig letsel of dodelijke
afloop bij een ongeval.
Het is streng verboden onderdelen
van de veiligheidsgordels of
gordelspanners te demonteren of
open te maken. Handelingen aan
de veiligheidsgordels en
gordelspanners moeten worden
uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel. Wendt u altijd tot het
Ford Servicenetwerk.
ATTENTIE!
WAARSCHUWING Elke gordel dient
slechts ter bescherming van een enkel
persoon: vervoer kinderen nooit op uw
schoot, waarbij de gordel beiden zou
moeten beschermen fig. 4.
In het algemeen mag geen enkel object
zich tussen de persoon en de gordel
bevinden.
WAARSCHUWING De gordelband
mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale
gordelgedeelte moet via het midden van
de schouder schuin over de borst
lopen. Het horizontale gordelgedeelte
moet over het bekken (zoals
aangegeven in fig. 3) en niet over de
buik lopen. Gebruik geen voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.) die een
goede aansluiting van de gordel op het
lichaam verhinderen.
fig. 3
KA00046m
fig. 4
KA00047m
Als de gordel aan een
zware belasting wordt
blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens
een ongeval), dan moet de gordel
samen met de verankeringen,
bevestigingspunten en de
gordelspanners worden vervangen.
Ook als de schade niet zichtbaar is,
kan de gordel toch verzwakt zijn.
ATTENTIE!
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:24 Pagina 72
73
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels moeten de volgende
aanwijzingen zorgvuldig worden
opgevolgd:
zorg dat de gordel goed uitgetrokken
en niet gedraaid is; controleer ook of
de oprolautomaat zonder haperingen
werkt;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al zijn ze ogenschijnlijk niet
beschadigd. Vervang de gordels ook
als de gordelspanners in werking zijn
geweest;
u kunt de gordels met de hand
reinigen met water en een neutrale
zeep. Spoel ze uit en laat ze in de
schaduw drogen. Gebruik geen
bijtende, blekende of kleurende
reinigingsmiddelen. Vermijd het
gebruik van alle chemische producten
die het weefsel van de gordel kunnen
aantasten;
de werking van de oprolautomaten is
alleen gegarandeerd, als ze niet nat
zijn geweest;
vervang de gordels bij tekenen van
slijtage of beschadigingen.
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een
ongeval moeten alle inzittenden zittend
reizen en beschermd worden door
middel van goedgekeurde
veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
norm ECE- R44 in alle lidstaten van de
Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in
verhouding met de rest van het lichaam
groter en zwaarder dan dat van
volwassenen, terwijl spieren en
botstructuur nog niet volledig zijn
ontwikkeld.
Daarom moeten kleine kinderen door
andere systemen beschermd worden
dan door de veiligheidsgordels.
De resultaten van het onderzoek over
de optimale bescherming van kleine
kinderen zijn verwerkt in de Europese
normen ECE/R44 die wettelijk verplicht
zijn. De systemen zijn onderverdeeld in
vijf groepen:
Groep 0 - gewicht tot 10 kg
Groep 0+ - gewicht tot 13 kg
Groep 1 gewicht van 9 – 18 kg
Groep 2 gewicht van 15 – 25 kg
Groep 3 gewicht van 22 – 36 kg
ZEER GEVAARLIJK:
monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren
op de passagiersstoel
indien de frontairbag aan
de passagierszijde is
ingeschakeld. Als bij een ongeval de
airbag in werking treedt (opblaast),
kan dit ernstig letsel en zelfs de
dood tot gevolg hebben. Wij raden u
aan kinderen altijd op de zitplaatsen
achterin te vervoeren, omdat die
plaatsen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden. Kinderzitjes
mogen beslist niet op de voorstoel
bij een auto met passagiersairbag
worden geplaatst. Als de airbag
wordt geactiveerd, kan dit
verwondingen of de dood tot gevolg
hebben, ongeacht de zwaarte van
het ongeval waardoor de airbag is
geactiveerd. Als het nodig is, kunnen
kinderen op de voorstoel worden
vervoerd, als de auto is voorzien van
een uitschakelbare passagiersairbag.
In dit geval moet u er absoluut zeker
van zijn dat de airbag is uitgeschakeld
door te controleren of het
waarschuwingslampje
“ op het
instrumentenpaneel brandt (zie
“Frontairbag aan passagierszijde” in
het hoofdstuk “Frontairbags”).
Bovendien moet de passagiersstoel
zo ver mogelijk naar achteren zijn
geplaatst; hierdoor wordt voorkomen
dat het kinderzitje het dashboard
raakt.
ATTENTIE!
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:24 Pagina 73
74
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
Alle systemen moeten zijn voorzien van
de typegoedkeuring en van een goed
vastgehecht plaatje met het
controlemerk, dat absoluut niet mag
worden verwijderd.
Kinderen met een lengte van meer dan
1,50 m moeten, met betrekking tot de
veiligheidssystemen, gelijkgesteld
worden aan volwassenen en moeten
dan ook op normale wijze de
veiligheidsgordels dragen.
In het Ford Lineaccessori-programma
zijn kinderzitjes opgenomen voor elke
gewichtsgroep.
Deze zijn speciaal ontworpen en
ontwikkeld voor de Ford-modellen.
Het babyzitje moet op zijn plaats worden
gehouden door de veiligheidsgordel,
zoals in fig. 5 is aangegeven, en het kind
moet op zijn beurt worden beschermd
door de gordel van het zitje zelf.
fig. 5
KA00048m
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en
18 kg moeten worden vervoerd in de
rijrichting. Enkele typen kinderzitjes zijn
voorzien van een kussen, waarbij de
veiligheidsgordel van de auto het
kinderzitje en het kind op zijn plaats
moet houden fig. 6.
fig. 6
KA00049m
De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging.
Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren. Er bestaan kinderzitjes
die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1 die achterin kunnen worden
bevestigd. Deze kinderzitjes zijn voorzien van gordels om het kind te
beschermen. Vanwege het gewicht kan het gevaarlijk zijn als ze verkeerd
worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussen tussen het kinderzitje en de
veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdt u voor de montage
strikt aan de bijgeleverde instructies.
ATTENTIE!
UNIVERSEEL KINDERZITJE
MONTEREN
(MET DE VEILIGHEIDSGORDELS)
GROEP 0 en 0+
Kinderen tot 13 kg moeten in babyzitjes
worden vervoerd die achterstevoren zijn
geplaatst, waardoor het achterhoofd
wordt gesteund en bij plotseling remmen
de nek niet wordt belast.
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:24 Pagina 74
75
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
GROEP 3
Bij kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg is de borstomvang van dien
aard dat de kinderen gewoon tegen de
rugleuning kunnen steunen en niet meer
in een kinderzitje hoeven te worden
vervoerd.
In fig. 8 is een voorbeeld gegeven van
de juiste manier waarop een kind op
een achterbank moet plaatsnemen.
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m
kunnen de gordels op dezelfde wijze
dragen als volwassenen.
fig. 8
KA00051m
De afbeeldingen dienen
alleen ter illustratie van de
bevestiging. Houdt u voor de
montage van het kinderzitje aan de
instructies. De fabrikant is verplicht
deze instructies bij te leveren.
ATTENTIE!
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg kunnen direct door de
veiligheidsgordels van de auto worden
beschermd fig. 7.
Kinderen moeten zo in de kinderzitjes
worden geplaatst, dat het diagonale
gordelgedeelte schuin over de borst en
niet langs de nek loopt. Het horizontale
gordelgedeelte moet over het bekken
en niet over de buik van het kind lopen.
fig. 7
KA00050m
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 75
76
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK
VAN UNIVERSELE KINDERZITJES
De Ford voldoet aan de nieuwe Europese Richtlijn 2003/20/EG voor de
montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende
tabel:
Passagiersstoel Passagiersstoel
Groep Gewichtsklasse voor achter
Groep 0, 0+ tot 13 kg U U
Groep 1 9-18 kg U U
Groep 2 15-25 kg U U
Groep 3 22-36 kg U U
Legenda:
U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes conform de Europese normen ECE/R44
voor de aangegeven “groepen”.
Hieronder zijn de belangrijkste
veiligheidsnormen voor een veilig
vervoer van kinderen aangegeven:
Wij raden u aan de kinderzitjes altijd
op de zitplaatsen achterin te
monteren, omdat die plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming
bieden.
Als de frontairbag aan passagierszijde
buiten werking wordt gesteld, moet
altijd gecontroleerd worden of de
airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld:
het betreffende lampje
(geel) op
het instrumentenpaneel moet continu
branden.
Houdt u bij de montage van het
kinderzitje strikt aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze
instructies bij te leveren. Bewaar de
instructies samen met het
instructieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband
te trekken.
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 76
77
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
Elk veiligheidssysteem is bedoeld voor
slechts een kind: vervoer nooit twee
kinderen in een systeem.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen.
Niemand is sterk genoeg om ze bij
een ongeval vast te houden.
Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden
vervangen.
Als een passagiersairbag
aanwezig is mogen geen
kinderzitjes op de voorstoel worden
geplaatst; bovendien mogen
kinderen nooit op de voorstoelen
worden vervoerd.
ATTENTIE!
Bedenk dat bij Isofix Universeel-
kinderzitjes, alle zitjes gebruikt kunnen
worden die goedgekeurd zijn volgens de
norm ECE R44/03 voor “Isofix
Universeel”.
In het Ford Lineaccessori-programma is
een Isofix universeel kinderzitje “Duo
Plus” verkrijgbaar.
Zie voor meer informatie over de
montage en/of het gebruik van het
kinderzitje, het “Instructieboekje” dat
bij het kinderzitje wordt geleverd.
MONTAGEVOORBEREI
DING VOOR
ISOFIX-KINDERZITJE
De auto kan voorbereid zijn op de
montage van “Isofix Universele”-
kinderzitjes; een nieuw
gestandaardiseerd Europees systeem
voor het vervoeren van kinderen.
Er kan ook een mengvorm worden
gekozen, een traditioneel kinderzitje en
een Isofix-kinderzitje. In fig. 9 wordt
een voorbeeld getoond van het
kinderzitje. Het isofix Universeel-
kinderzitje is er voor gewichtsgroep: 1.
Voor de andere groepen is er een
specifiek Isofix-kinderzitje dat alleen kan
worden gebruikt als het speciaal voor
deze auto ontworpen, getest en
goedgekeurd is (zie de lijst met auto’s
die bij het kinderzitje geleverd wordt).
Vanwege het afwijkende
bevestigingssysteem, moet het
kinderzitje aan de daarvoor bestemde
onderste metalen beugels A-fig. 10
worden bevestigd. Deze bevinden zich
tussen de rugleuning en zitting van de
achterbank. Verwijder daarna de
hoedenplank en bevestig de bovenste
riem (bij het kinderzitje geleverd) aan
de beugel B-fig. 11 tussen de
rugleuning van de achterbank en de
bekleding van de bagageruimte. Gebruik
de beugel B niet voor de bevestiging
van andere voorwerpen.
fig. 9
KA00052m
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 77
78
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
Monteer het kinderzitje
alleen als de auto stilstaat.
Het kinderzitje is op de juiste wijze
aan de beugels bevestigd als u deze
hoorbaar vergrendelt. Houdt u in
ieder geval aan de instructies voor
de montage, demontage en
plaatsing. De fabrikant van het
kinderzitje is verplicht deze
instructies bij te leveren.
ATTENTIE!
fig. 10
A
KA00053m
fig. 11
BB
KA00054m
IUF geschikt voor universele Isofix-kinderzitjes (met een derde bevestigingspunt
boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden en goedgekeurd zijn voor
het gebruik door die gewichtsgroep.
IL: geschikt voor Isofix-kinderzitjes, die speciaal ontworpen en goedgekeurd zijn
voor dit type auto. Het kinderzitje kan worden gemonteerd door de voorstoel
naar voren te schuiven.
X: Isofix-plaats niet geschikt voor Isofix-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of
deze gewichtsklasse.
GESCHIKTHEIDVAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK
VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL KINDERZITJES
In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de
mogelijkheden weergegeven van de montage van de Isofix Universeel-kinderzitjes
op de zitplaatsen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep Richting Maat- Plaats Isofix
kinderzitje klasse Isofix zijkant achter
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep I vanaf 9 kg
tot 18 kg
E
E
D
C
D
C
B
B1
A
X
X
X
X
X
X
IUF
IUF
X
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
Tegen de rijrichting in
In de rijrichting
In de rijrichting
In de rijrichting
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 78
79
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
AIRBAG
De auto is uitgerust met frontairbags
aan de bestuurderszijde en
passagierszijde en zij-airbags (side bag –
headbag) (waar voorzien).
FRONTAIRBAGS
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de inzittenden
bij middelzware en zware frontale
botsingen, door het opblazen van een
luchtkussen tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd
bij andere soorten botsingen (flank, van
achter, over de kop slaan enz), betekent
dit niet dat het systeem niet goed
functioneert.
Bij een frontale botsing zorgt een
regeleenheid ervoor dat het kussen,
indien nodig, wordt opgeblazen.
Het kussen blaast onmiddellijk op,
waardoor het lichaam van de
inzittenden wordt opgevangen en de
kans op letsel beperkt wordt. Direct
daarna loopt het kussen weer leeg.
De frontairbags (bestuurder en
passagier) zijn geen vervanging van de
veiligheidsgordels, maar een aanvulling
hierop. Draag dus altijd
veiligheidsgordels. Bovendien is het
dragen van veiligheidsgordels wettelijk
verplicht in Europa (en in de meeste
andere landen).
Bij een ongeval kan een inzittende die
geen veiligheidsgordel draagt, in contact
komen met een airbag die nog niet
volledig opgeblazen is. Hierdoor wordt
de inzittende minder door de airbag
beschermd.
Het is mogelijk dat de frontairbags in de
volgende gevallen niet worden
geactiveerd:
bij frontale botsingen, met een ander
deel van de auto dan het front, tegen
makkelijk vervormbare objecten
(bijv. als het voorspatbord tegen
de vangrail komt);
als de auto onder andere auto’s of
veiligheidsvoorzieningen schuift
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens
of de vangrail);
omdat geen enkele aanvullende
bescherming wordt geboden op de
veiligheidsgordels. Als de airbags in deze
gevallen niet geactiveerd worden,
betekent dit niet dat het systeem niet
goed functioneert.
Plaats geen stickers of
andere objecten op het
stuurwiel, op het dashboard ter
hoogte van de airbag aan
passagierszijde of op de zijkant van
de hemelbekleding en de stoelen.
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard aan de passagierszijde
(bijv. een mobiele telefoon), omdat
deze het correct openen van de
airbag aan de passagierszijde
kunnen belemmeren en de
inzittenden ernstig kunnen
verwonden.
ATTENTIE!
De frontairbags aan bestuurders- en
passagierszijde zijn ontworpen voor een
optimale bescherming van de
inzittenden die veiligheidsgordels
dragen.
Als de airbags volledig opgeblazen zijn,
vullen zij het grootste deel van de
ruimte tussen het stuurwiel en de
bestuurder en het dashboard en de
voorpassagier.
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij
de werking van de veiligheidsgordel
voldoende is) worden de airbags niet
geactiveerd.
Daarom moeten de veiligheidsgordels
altijd worden gedragen; ook omdat ze
bij frontale aanrijdingen er altijd voor
zorgen dat de inzittende in de juiste
positie wordt gehouden.
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 79
80
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
ZEER GEVAARLIJK:
monteer absoluut geen
kinderzitje achterstevoren
op de passagiersstoel als de
frontairbag aan de
passagierszijde is
ingeschakeld. Als bij een ongeval de
airbag wordt geactiveerd, kan het
kind hierdoor dodelijke
verwondingen oplopen. Als er geen
andere mogelijkheid is, moet altijd
de airbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld als het
kinderzitje op de voorpassagiersstoel
wordt geplaatst. Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geplaatst; hierdoor
wordt voorkomen dat het kinderzitje
het dashboard raakt. Ook als het
niet wettelijk verplicht is, raden wij
u aan, voor een optimale
bescherming van de volwassenen,
de airbag onmiddellijk weer in te
schakelen zodra geen kinderen meer
vervoerd worden.
ATTENTIE!
FRONTAIRBAG AAN
BESTUURDERSZIJDE fig. 12
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
dat in een daarvoor bestemde ruimte in
het midden van het stuur is geplaatst.
fig. 12
KA00194m
fig. 13
KA00195m
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE fig. 13
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussen
met een groter volume dan dat aan
bestuurderszijde. Het kussen is in een
daarvoor bestemde ruimte in het
dashboard geplaatst.
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 80
81
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
HEADBAG fig. 15
Deze bestaan uit twee “gordijn”-
kussens achter de hemelbekleding aan
de zijkant en een afwerking; de
headbags beschermen het hoofd van de
voorpassagiers bij een flankbotsing,
dankzij het grote oppervlak van de
kussens.
fig. 15
KA00058m
fig. 14
KA00057m
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG
(indien aanwezig)
AAN PASSAGIERSZIJDE
HANDMATIG UITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een
kind op de voorpassagiersstoel te
vervoeren, moeten de frontairbag en de
zij-airbag (sidebag) (waar voorzien) aan
de passagierszijde worden
uitgeschakeld. Deze functie kan alleen
worden geactiveerd door de dealer.
Het waarschuwingslampje
op het
dashboard blijft continu branden totdat
de frontairbag en de zij-airbag (sidebag)
(indien aanwezig) aan passagierszijde
opnieuw worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Raadpleeg voor het
handmatig uitschakelen van de
frontairbag en zij-airbag (sidebag)
(indien aanwezig) aan passagierszijde, de
paragrafen “Digitaal display” en
“Multifunctioneel display” in het
hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”.
ZIJ-AIRBAGS
(Sidebag – Headbag)
(indien aanwezig)
SIDEBAG fig. 14
De sidebag is een kussen dat zich snel
opblaast en bevindt zich in de
rugleuning van de voorstoel. De sidebag
heeft tot doel het bovenlichaam en het
bekken van de inzittenden te
beschermen bij middelzware en zware
zijdelingse aanrijdingen.
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 81
82
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
Steun niet met het hoofd,
de armen of de ellebogen
tegen het portier, de ruiten of in
het gebied van de headbag om
verwondingen tijdens het opblazen
te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of
de ellebogen uit het raam.
ATTENTIE!
BELANGRIJK De inzittende wordt bij
een flankbotsing optimaal door het
systeem beschermd als hij/zij in de juiste
positie in de stoel zit. Hierdoor kan de
headbag op de juiste wijze worden
opgeblazen.
BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-
airbags kunnen worden geactiveerd bij
krachtige stoten aan de onderzijde van
de carrosserie, bijvoorbeeld bij zware
botsingen tegen drempels of
stoepranden of obstakels op het
wegdek, of als de auto terecht komt in
grote gaten of verzakkingen in het
wegdek.
BELANGRIJK Als de airbags in werking
treden, ontsnapt een beetje rook. Deze
rook is niet schadelijk en duidt niet op
brand; bovendien kan het oppervlak van
het opgeblazen kussen en het interieur
van de auto bedekt zijn met een laagje
poeder: dit poeder kan de huid en de
ogen irriteren. Als u hiermee in
aanraking bent gekomen, moet u zich
met neutrale zeep en water wassen.
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij
één of meerdere airbags/gordelspanners
zijn geactiveerd, dient u contact op te
nemen met het Ford Servicenetwerk
om de geactiveerde
airbags/gordelspanners te laten
vervangen en de werking van het
systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden,
reparaties en de vervanging van de
airbag moeten door het Servicenetwerk
worden uitgevoerd. Als de auto wordt
verkocht, moet de nieuwe eigenaar op
de hoogte worden gesteld van het
gebruik en de hiervoor genoemde
waarschuwingen; overhandig de nieuwe
eigenaar het “Instructieboekje”.
BELANGRIJK Het in werking treden
van de gordelspanners, de frontairbags
en de zij-airbags wordt door de
elektronische regeleenheid bepaald,
afhankelijk van het type ongeval. Als een
van deze onderdelen niet wordt
geactiveerd, dan hoeft dit niet op een
storing in het systeem te duiden.
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 82
83
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬
gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden, dan
is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in zeer
zeldzame gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Ford
Servicenetwerk om het systeem
direct te laten controleren.
ATTENTIE!
Bedek de rugleuning van de
zitplaatsen voor en achter
niet met hoezen of kleden die niet
zijn voorbereid op het gebruik met
Side-bags.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking treedt,
kan dit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE!
Rijd altijd met beide
handen op de
stuurwielrand, zodat bij het in
werking treden van de airbag, het
systeem niet wordt gehinderd door
obstakels. Rijd niet met voorover
gebogen lichaam, maar ga goed
rechtop zitten en steun tegen de
rugleuning.
ATTENTIE!
Als de contactsleutel in
stand MAR staat, kan, ook
bij uitgezette motor, de airbag
inschakelen als de auto stilstaat en
de auto wordt aangereden door een
andere rijdende auto. Daarom
mogen, ook als de auto stilstaat,
absoluut geen kinderen op de
passagiersstoel voor worden
geplaatst. Als de contactsleutel
echter in stand STOP staat, wordt
bij een ongeval geen enkel
beveiligingssysteem (airbag of
gordelspanners) geactiveerd; als een
systeem niet in werking treedt,
betekent dit niet dat het systeem
niet goed werkt.
ATTENTIE!
Laat bij diefstal of een
poging tot diefstal, bij
beschadiging of als de auto bij een
overstroming onder water is
geweest, het airbagsysteem door
het Ford Servicenetwerk
controleren.
ATTENTIE!
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 83
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen
of met stoom onder druk worden
gereinigd (met de hand of in een
automatisch wassysteem).
ATTENTIE!
De frontairbag treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij
alleen de gordelspanners worden
geactiveerd. Bij aanrijdingen die
tussen deze twee drempelwaarden
in liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
ATTENTIE!
De airbag is geen
vervanging voor de
veiligheidsgordels, maar een
aanvulling hierop. Omdat de
frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale botsingen
bij lage snelheid, bij zijdelingse
aanrijdingen en als de auto van
achter wordt aangereden of over
de kop slaat, worden in deze
gevallen de inzittenden uitsluitend
door de veiligheidsgordels
beschermd. De gordels moeten
dus altijd gedragen worden.
ATTENTIE!
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het
lampje
enkele seconden branden
om aan te geven dat de airbag aan
passagierszijde bij een ongeval
wordt geactiveerd. Hierna moet het
lampje doven.
ATTENTIE!
84
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
VEILIGHEID
069-084 Ford KA NL:069-084 Ford KA NL 20-10-2010 14:25 Pagina 84
85
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 86
HANDREM ............................................................................ 88
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ........................................................... 89
BRANDSTOFBESPARING ................................................ 90
WINTERBANDEN .............................................................. 92
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 93
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................... 93
S
S
T
T
A
A
R
R
T
T
E
E
N
N
E
E
N
N
R
R
I
I
J
J
D
D
E
E
N
N
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 85
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de
vrijstand;
trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV
en laat de sleutel los zodra de motor
is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien
in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het controlelampje
Y
samen met het
waarschuwingslampje
U
blijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand
STOP te draaien en vervolgens weer
in stand MAR; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de
andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u tot het Ford Servicenetwerk.
MOTOR
STARTEN
De auto is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie bij
startproblemen de paragraaf “Ford-
CODE” in het hoofdstuk “Wegwijs in
uw auto”.
Direct na het starten van de motor,
vooral als de auto langere tijd niet is
gebruikt, kan de motor iets meer geluid
produceren. Dit geluid, dat niet
schadelijk is voor de werking van de
motor, wordt veroorzaakt door de
hydraulische klepstoters: het
distributiesysteem van de auto dat
bijdraagt aan een vermindering van de
onderhoudswerkzaamheden.
86
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
Het is raadzaam om
gedurende de eerste
gebruiksperiode geen
maximale prestaties van uw
auto te verlangen (bijv. snel
accelereren, langdurig rijden met
hoge toerentallen en krachtig
remmen).
Laat de contactsleutel niet
in stand MAR staan als de
motor is uitgezet, om te
voorkomen dat de accu
ontlaadt.
Het is gevaarlijk om de
motor te laten draaien in
een afgesloten ruimte. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
ATTENTIE!
Houd er rekening mee dat
de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken
zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur.
ATTENTIE!
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 86
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien
in stand STOP voordat u opnieuw
start.
Als met de contactsleutel in stand MAR
het lampje
Y
op het
instrumentenpaneel blijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand
STOP te draaien en vervolgens weer in
stand MAR; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de
andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot het Ford Servicenetwerk.
MOTOR OPWARMEN
NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en
trap het gaspedaal niet bruusk in;
verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden u aan
te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de
vrijstand;
draai de contactsleutel in stand
MAR: op het instrumentenpaneel
gaat het waarschuwingslampje
m
branden;
wacht tot het lampjes
m
gedoofd
is. Hoe warmer de motor, hoe
sneller het lampje dooft;
trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV
direct nadat het lampje
m
gedoofd
is. Als u te lang wacht, zijn de
voorgloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag
het gaspedaal niet worden ingetrapt als
u de contactsleutel in stand AVV draait.
87
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
Als het lampje
m
gedurende
60 seconden gaat knipperen
na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan
duidt dat op een storing in het
voorgloeisysteem. Als de motor
aanslaat, kunt u de auto op de
gewone manier gebruiken, maar
wendt u zo snel mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk.
Probeer auto’s nooit te
starten door ze aan te
duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
Op die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 87
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet
u de hendel omhoog trekken totdat de
auto blokkeert.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
zet de motor uit en trek de handrem
aan;
schakel een versnelling in (de 1
e
als
de weg omhoog loopt, de achteruit
als de weg omlaag loopt) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of
wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in stand
MAR staan omdat hierdoor de accu
ontlaadt en neem bovendien de sleutel
altijd uit het contactslot als u de auto
verlaat.
Laat kinderen nooit alleen achter in de
auto. Neem de sleutels altijd uit het
contactslot als u de auto verlaat en
neem de sleutels mee.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
WAARSCHUWING Laat de motor na
een zware rit even “tot rust” komen.
Schakel de motor niet onmiddellijk uit,
maar laat de motor even stationair
draaien. Hierdoor kan de temperatuur
in de motorruimte dalen.
fig. 1
A
KA00059m
88
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
Gasgeven voordat u de
motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brandstof
en is, vooral voor motoren
met turbocompressor, schadelijk.
De auto moet geblokkeerd
zijn als de handrem enkele
tanden is aangetrokken. Als dit niet
het geval is, laat dan het Ford
Servicenetwerk de handrem
afstellen.
ATTENTIE!
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MAR staat, gaat
op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje
x
branden.
Handrem uitschakelen:
trek de hendel iets omhoog en
druk
op de ontgrendelknop A-fig. 1;
houd de knop A ingedrukt en laat de
hendel zakken. Het lampje
x
op het
instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de
auto te voorkomen, moet bij het
bedienen van de handrem het
rempedaal worden ingetrapt.
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 88
GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap, om een versnelling in te
schakelen, het koppelingspedaal in en
zet de versnellingspook in de gewenste
stand (het schema voor het inschakelen
van de versnellingen is op de pook
aangegeven fig. 2).
Bij uitvoeringen met een zes-
versnellingsbak, moet voor het
inschakelen van de 6e versnelling de
pook naar rechts worden gedrukt om
te voorkomen dat per ongeluk de 4e
versnelling wordt ingeschakeld. Dit
geldt ook voor het schakelen van de 6e
naar de 5e versnelling.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij
een stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht bij een draaiende
motor en een geheel ingetrapt
koppelingspedaal minstens 2 seconden,
voordat u de achteruit inschakelt.
Hiermee wordt voorkomen dat de
tandwielen beschadigen.
Om de achteruit R vanuit de vrijstand in
te schakelen, moet de schuifring A
onder de knop omhoog worden
getrokken en de pook naar rechts en
vervolgens naar achteren worden
verplaatst.
fig. 2
A
KA00060m
89
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het
koppelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het
pedaal liggen dat dit kan
verhinderen: let er dus op dat
eventuele vloermatten niet zijn
dubbelgevouwen en zo de slag van
de pedalen beperken.
ATTENTIE!
Laat uw hand tijdens het
rijden niet op de pookknop
rusten omdat door de
uitgeoefende druk, ook als
deze licht is, de interne onderdelen
van de versnellingsbak na verloop
van tijd kunnen slijten.
WAARSCHUWING Gebruik het
koppelingspedaal alleen bij het
schakelen. Laat tijdens het rijden de
voet nooit – zelfs niet licht – op het
koppelingspedaal rusten. Bij
uitvoeringen / markten waar voorzien,
kan de elektronische regeleenheid van
het koppelingspedaal de verkeerde
rijstijl waarnemen als een defect.
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 89
Accessoires gemonteerd
op dakrails
Verwijder accessoires zoals:
dwarssteunen, skidrager, bagagebox,
enz. van het dak als u ze niet meer
gebruikt. Deze verminderen de
aerodynamica van de auto, waardoor
het brandstofverbruik toeneemt.
Gebruik voor het vervoer van
volumineuze voorwerpen bij voorkeur
een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires alleen
als u ze nodig hebt. De
achterruitverwarming, de verstralers,
de ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vragen
veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan
25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur
het toelaat bij voorkeur de functies van
het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aërodynamische accessoires kan de
aërodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet
warmdraaien met stationair toerental
en ook niet met een verhoogd
toerental: onder deze omstandigheden
warmt de motor veel langzamer op,
terwijl het verbruik en de
uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter
om rustig weg te rijden en geen hoge
toerentallen te gebruiken. Op deze
manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de
motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met
tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het
inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt het
brandstofverbruik.
Als onterecht een hoge versnelling
wordt ingeschakeld, nemen het verbruik
en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen toe en slijt de motor
sneller.
90
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOF
BESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor het brandstofverbruik zo laag
mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen, zowel CO
2
als
andere schadelijke stoffen
(stikstofoxiden, onverbrande
koolwaterstoffen, fijn stof (PM) enz.)
zoveel mogelijk beperkt blijft.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties
die in het “Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” staan vermeld, te
laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste eens
per maand, de bandenspanning: als de
spanning te laag is, wordt de weerstand
groter en neemt het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen
bagageruimte. Het gewicht van de auto
(vooral in stadsverkeer) en de
wieluitlijning hebben grote invloed op
het brandstofverbruik en de stabiliteit.
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 90
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de
optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofverbruik
toe (van 15 tot aan 30% meer in
stadsverkeer) maar ook de uitstoot van
uitlaatgassen.
Topsnelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en
optrekken. Dit kost brandstof en
verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel
brandstof en verhoogt de uitstoot van
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op
te trekken.
91
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij
filerijden, waarbij overwegend lage
versnellingen worden gebruikt, of in de
stad waar veel verkeerslichten zijn, zal
het brandstofverbruik aanzienlijk hoger
zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en
een slecht wegdek verhogen eveneens
het brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als de auto langere tijd stilstaat (bijv.
spoorwegovergangen), is het raadzaam
de motor uit te zetten.
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 91
WAARSCHUWING Als u winterbanden
gebruikt waarvan de maximum
toegestane snelheid lager is dan de
topsnelheid van de auto (met een marge
van 5%), dan dient u in het interieur van
de auto een duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje te plaatsen met de
maximum toegestane snelheid wanneer
met die winterbanden wordt gereden
(overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden
en remmen en voor een betere
bestuurbaarheid.
Keer de looprichting van de banden
niet om.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde
maat hebben als de standaard geleverde
banden.
Het Ford Servicenetwerk kan u
adviseren welke band het meest
geschikt is voor het doel waarvoor u
deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat en de
bandenspanning van de winterbanden
exact aan de aanwijzingen die staan
aangegeven in de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
92
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
Bij winterbanden met de
indicatie “Q” mag niet
sneller worden gereden dan
160 km/h. De wettelijke
snelheidsbeperkingen moeten
echter altijd worden gerespecteerd.
ATTENTIE!
De specifieke eigenschappen van
winterbanden nemen aanzienlijk af als
de profieldiepte minder is dan 4 mm. In
dat geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of
wanneer er lange afstanden op de
snelweg worden gereden, minder dan
die van de standaard gemonteerde
banden. Daarom moeten de banden niet
gebruikt worden onder omstandigheden
waarvoor ze niet zijn bestemd.
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 92
BELANGRIJK Op het reservewiel kan
geen sneeuwketting worden
gemonteerd. Als u een lekke voorband
hebt, kunt u het reservewiel op de
achteras plaatsen en het achterwiel op
de vooras. Zo hebt u op de vooras
twee normale wielen waarop u
sneeuwkettingen kunt monteren.
93
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
Beperk de snelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt;
rijd niet harder dan
50 km/h. Vermijd kuilen,
stoepranden en andere obstakels en
rijd, om de auto en het wegdek niet
te beschadigen, geen lange stukken
op sneeuwvrije wegen.
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de
auto enkele maanden niet wordt
gebruikt:
zet de auto in een overdekte, droge
en goed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
zorg ervoor dat de handrem niet is
aangetrokken;
maak de minkabel los van de accu en
controleer de acculading (zie de
paragraaf “Accu – Acculading en
elektrolytniveau controleren” in het
hoofdstuk “Voorzorgsmaatregelen en
onderhoud”);
maak de gespoten plaatdelen schoon
en behandel ze met een
beschermende was;
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is
afhankelijk van de voorschriften van het
land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de voorwielen gemonteerd worden
(aangedreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters
rijden of de kettingen nog goed
gespannen zijn.
Gebruik het reservewiel
niet gelijktijdig met de
sneeuwkettingen.
ATTENTIE!
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 93
94
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
breng de bandenspanning 0,5 bar
boven de normaal voorgeschreven
spanning en controleer deze
regelmatig;
tap het koelsysteem van de motor
niet af.
reinig en conserveer de glimmende
metalen delen met daarvoor
geschikte middelen;
smeer de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser in
met talkpoeder en laat ze los van de
ruit staan;
zet de ruiten een klein stukje open;
dek de auto af met een stoffen of een
ademende kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoes, omdat het in
en op de auto aanwezige vocht dan
niet kan verdampen;
085-094 Ford KA NL:085-094 Ford KA NL 20-10-2010 14:26 Pagina 94
95
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN .......................................... 96
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............................... 96
AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 96
STORING AIRBAGSYSTEEM ........................................... 96
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ......... 97
TE HOGE TEMPERATUUR
MOTORKOELVLOEISTOF ............................................... 97
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN ....................................................................... 98
STORING ABS-SYSTEEM .................................................. 98
STORING EBD ..................................................................... 98
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ......................................... 98
OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE ............................. 98
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING ................................................ 99
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN ......................... 99
STORING IN INSPUITSYSTEEM ..................................... 99
STORING MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
EOBD (BENZINE-UITVOERINGEN) ............................ 99
VERSTOPT ROETFILTER .................................................. 100
BRANDSTOFRESERVE ...................................................... 100
VOORGLOEIBOUGIES ..................................................... 100
STORING VOORGLOEISYSTEEM ................................. 100
WATER IN DIESELFILTER ................................................ 101
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING – FORD-CODE .......................... 101
MISTACHTERLICHT .......................................................... 101
ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. 101
STORING MOTOROLIEDRUKSENSOR ...................... 101
UITSCHAKELING AUTO-START-STOP-SYSTEEM .... 102
INERTIESCHAKELAAR
BRANDSTOFNOODSCHAKELING/
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
NIET BESCHIKBAAR .......................................................... 102
STORING BUITENVERLICHTING ................................. 102
STORING PARKEERSENSOREN .................................... 102
STORING ESP ...................................................................... 102
STORING HILL HOLDER ................................................. 102
BUITENVERLICHTING EN DIMLICHT ........................ 102
FOLLOW ME HOME ......................................................... 102
MISTLAMPEN VOOR ......................................................... 103
RICHTINGAANWIJZER LINKS ...................................... 103
RICHTINGAANWIJZER RECHTS .................................. 103
GROOTLICHT ..................................................................... 103
KANS OP GLADHEID ....................................................... 103
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN .......................... 103
BEPERKTE ACTIERADIUS ................................................ 103
ASR-SYSTEEM ....................................................................... 103
VERSLETEN REMBLOKKEN ............................................ 104
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS .............. 104
ACHTERRUITVERWARMING ........................................ 104
VOORRUITVERWARMING ............................................. 104
L
L
A
A
M
M
P
P
J
J
E
E
S
S
E
E
N
N
B
B
E
E
R
R
I
I
C
C
H
H
T
T
E
E
N
N
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 95
96
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt
ook een bericht en/of klinkt een
geluidssignaal als het
instrumentenpaneel de beschikking
heeft over deze mogelijkheden. Deze
berichten zijn samenvattend en
waarschuwend en moeten niet
worden gezien als compleet en/of een
alternatief voor de informatie in het
Instructieboekje, dat altijd aandachtig
gelezen moet worden. Houdt u bij een
storing altijd aan de aanwijzingen
die in dit hoofdstuk beschreven
worden.
WAARSCHUWING De
storingsmeldingen die op het display
verschijnen, zijn onderverdeeld in twee
categorieën: ernstige storingen en
minder ernstige storingen.
De ernstige storingen worden
“cyclisch” weergegeven en langdurig
herhaald.
De minder ernstige storingen
worden gedurende een kortere tijd
“cyclisch” herhaald.
U kunt de weergavecyclus van beide
categorieën onderbreken door op de
knop MENU
ESC te drukken.
Het lampje op het instrumentenpaneel
blijft branden, totdat de oorzaak van de
storing is verholpen.
Te laag REMVLOEI-
STOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Na enkele
seconden moet het lampje doven (als de
handrem niet is aangetrokken).
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het
remvloeistofniveau in het reservoir
onder het minimumniveau is gedaald,
bijvoorbeeld door lekkage in het
remsysteem.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
x
Als bij draaiende motor het
lampje
x
gaat branden
(op het display verschijnt ook een
bericht), zet dan de motor
onmiddellijk uit en wendt u zo snel
mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem
wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij
enkele uitvoeringen ook een
geluidssignaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, controleer dan of
de handrem niet is aangetrokken.
STORING AIRBAG
(geel)
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Direct
na het starten van de motor moet het
lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden,
geeft dit een storing in het
airbagsysteem aan.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
¬
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 96
97
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬
gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden, dan
is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in zeer
zeldzame gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Ford
Servicenetwerk om het systeem
direct te laten controleren.
ATTENTIE!
Een storing van het lampje
¬
wordt weergegeven
doordat het lampje
voor de
uitgeschakelde frontairbag aan de
passagierszijde langer dan de
normale 4 seconden knippert.
ATTENTIE!
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje
brandt als de frontairbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag aan
de passagierszijde het contactslot op
MAR draait, gaat het lampje
enkele
seconden continu branden en enkele
seconden knipperen, waarna het lampje
dooft.
Het lampje
geeft
bovendien eventuele
storingen van het lampje
¬
aan.
Dit wordt aangegeven doordat het
lampje
langer dan de normale
4 seconden knippert. In dit geval
kan het lampje
¬
geen storingen in
de airbag-/gordelspannersystemen
aangeven. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met
het Ford Servicenetwerk om het
systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMP
ERATUUR (rood)
H
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Direct na
het starten van de motor moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor
te warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende maatregelen worden
genomen:
bij normale rij-omstandigheden:
breng de auto tot stilstand, schakel
de motor uit en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir
niet onder het MIN-merkteken
staat. Als dit wel het geval is, wacht
dan enkele minuten zodat de motor
kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop van
het reservoir, vul koelvloeistof bij en
controleer of de koelvloeistof zich
tussen het MIN- en MAX-teken op
het reservoir bevindt. Controleer
ook of er geen vloeistof weglekt.
Als bij het starten van de motor het
lampje opnieuw gaat branden, wendt
u dan tot het Ford Servicenetwerk.
ç
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 97
98
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als de auto zwaar wordt belast
(bijvoorbeeld als de auto volledig
geladen is): verlaag de snelheid en,
indien het lampje blijft branden, zet
de auto stil. Stop 2 of 3 minuten
met draaiende motor en geef iets
gas voor een snellere circulatie van
de koelvloeistof. Zet vervolgens de
motor uit. Controleer het
vloeistofniveau zoals hiervoor
beschreven.
BELANGRIJK Bij zware
bedrijfsomstandigheden is het raadzaam
de motor enkele minuten te laten
draaien met het gaspedaal iets ingetrapt
voordat u de motor uitzet.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als het contactslot op MAR wordt
gedraaid, gaat het lampje branden maar
het moet doven zodra de motor
aanslaat (als de motor stationair draait,
kan het iets langer duren voordat het
lampje dooft).
Als het lampje blijft branden, wendt u
dan onmiddellijk tot het Ford
Servicenetwerk.
w
STORING ABS
(geel)
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Direct
na het starten van de motor moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem
defect of niet beschikbaar is. In dat geval
blijft het remsysteem normaal werken,
maar zonder de mogelijkheden van het
ABS-systeem. Rijd voorzichtig verder en
wendt u zo snel mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
>
STORING EBD
(rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor
tegelijkertijd de waarschuwingslampjes
x
en
>
gaan branden, dan is er een
storing in het EBD-systeem of is het
systeem niet beschikbaar; in dat geval
kunnen bij hard remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren
waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer
voorzichtig naar het dichtstbijzijnde
bedrijf in het Ford Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
x
>
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
OLIEKWALITEIT
ONVOLDOENDE
(Duratorq-uitvoeringen
met DPF – rood)
Te lage motoroliedruk
Als de contactsleutel op MAR wordt
gezet, gaat het lampje branden; direct na
het aanslaan van de motor moet het
lampje doven.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
v
Als bij draaiende motor het
lampje
v
gaat branden
(op het display verschijnt bij enkele
uitvoeringen ook een bericht), zet
dan de motor onmiddellijk uit en
wendt u zo snel mogelijk tot het
Ford Servicenetwerk.
ATTENTIE!
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 98
99
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Oliekwaliteit onvoldoende
Het lampje gaat knipperen en er
verschijnt een melding op het display als
het systeem motorolie van
onvoldoende kwaliteit constateert.
Na de eerste constatering zal iedere
keer bij het starten van de motor het
lampje
v
telkens 3 minuten
knipperen met pauzes van 5 seconden,
totdat de olie wordt ververst.
Als het lampje
v
knippert, wendt u dan
onmiddellijk tot het Ford
Servicenetwerk voor de verversing
van de motorolie en het
uitschakelen van het betreffende
lampje op het instrumentenpaneel.
Als niet aan deze voorwaarde
wordt voldaan, kan de garantie
vervallen.
ATTENTIE!
STORING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje
doven.
Als het lampje blijft branden, werkt de
elektrische stuurbekrachtiging niet meer
en is meer kracht nodig voor het
draaien van het stuur: wendt u tot het
Ford Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
NIET GOED GESLOTEN
PORTIEREN (rood)
Het lampje gaat branden als
een of meer portieren of de
bagageruimte niet goed zijn gesloten.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de
betreffende melding op het display.
Als de auto rijdt met een geopend
portier, klinkt er een geluidssignaal
(alleen bij uitvoeringen met
multifunctioneel display).
STORING EOBD-
/INSPUITSYSTEEM
EOBD (geel)
Als u onder normale
omstandigheden de contactsleutel in
stand MAR draait, dan gaat het lampje
branden. Het lampje moet doven als de
motor is aangeslagen.
Als het lampje blijft branden of tijdens
het rijden gaat branden, dan werkt het
inspuitsysteem niet optimaal; als het
lampje constant brandt, dan duidt dit
op een storing in het ontstekings-
/inspuitsysteem; dit kan tot gevolg
hebben dat de schadelijke
uitlaatgasemissie toeneemt, de
prestaties verminderen, de auto
slechter gaat rijden en het
brandstofverbruik toeneemt.
Bij sommige uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
Onder deze omstandigheden kan verder
worden gereden, maar moeten zware
inspanningen van de motor of hoge
snelheden worden vermeden. Als de
auto langdurig wordt gebruikt terwijl
het lampje brandt, kunnen ernstige
beschadigingen ontstaan; wendt u zo
snel mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk.
Het lampje dooft als de storing
verdwijnt. De storing wordt door het
systeem in het geheugen opgeslagen.
D
G
U
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 99
100
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
U
gaat niet
branden of het gaat
branden of knipperen tijdens het
rijden (bij sommige uitvoeringen
verschijnt ook een bericht op het
display), wendt u dan u zo snel
mogelijk tot het Ford Servicenetwerk.
De werking van het lampje
U
kan
met speciale apparatuur door de
verkeerspolitie gecontroleerd
worden. Houd u aan de wetgeving
van het land waarin u rijdt.
ç
RESERVEBRANDSTOF
(geel)
F
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Direct
na het starten van de motor moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 5 liter brandstof aanwezig is.
VERSTOPT
ROETFILTER
(uitvoering 1.3 Duratorq –
geel) (uitvoeringen met
multifunctioneel display)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Direct na
het starten van de motor moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als het
roetfilter verstopt is en de
rijomstandigheden verhinderen dat de
regeneratieprocedure automatisch
wordt uitgevoerd.
Voor de regeneratieprocedure en
vervolgens het reinigen van het filter
raden wij u aan te blijven rijden, totdat
het lampje dooft.
Op het display verschijnt de betreffende
melding.
WAARSCHUWING Als het
waarschuwingslampje knippert, dan is er
een storing in het systeem. Wendt u in
dit geval tot het Ford Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
VOORGLOEI SYSTEEM
(uitvoeringen1.3 Duratorq
– geel)
STORING
VOORGLOEISYSTEEM
(uitvoeringen1.3 Duratorq – geel)
Voorgloeien
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies de
vooraf ingestelde temperatuur hebben
bereikt. Start de motor zodra het
lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge
buitentemperatuur kan het lampje zeer
kort branden.
Storing in voorgloeisysteem
Het lampje gaat knipperen als er een
storing aanwezig is in het
voorgloeisysteem. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Ford Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
m
Alleen benzinemotoren
Een knipperend lampje duidt op een
mogelijke beschadiging van de
katalysator.
Als het lampje knippert, moet het
gaspedaal worden losgelaten zodat de
motor met een laag toerental draait en
het lampje niet meer knippert; u kunt
met matige snelheid doorrijden waarbij
rij-omstandigheden moeten worden
vermeden die kunnen leiden tot het
opnieuw gaan knipperen van het lampje.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk.
c
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 100
101
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG
(uitvoeringen 1.3
Duratorq – geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Direct na
het starten van de motor moet het
lampje doven.
Het lampje
E
gaat branden als er water
in het brandstoffilter zit.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het
betreffende bericht op het display.
E
Water in het
brandstofsysteem kan het
inspuitsysteem ernstig
beschadigen en de motor
kan onregelmatig gaan draaien.
Als het lampje
E
gaat branden
(bij bepaalde uitvoeringen gaat het
lampje è branden en verschijnt er
een melding op het display), wendt
u dan zo snel mogelijk tot het Ford
Servicenetwerk om het systeem te
laten aftappen. Als het lampje direct
na het tanken gaat branden, bestaat
de mogelijkheid dat er tijdens het
tanken water in de brandstoftank is
gekomen: wendt u direct tot het Ford
Servicenetwerk.
MISTACHTERLICHT
(geel)
Het lampje gaat branden als
het mistachterlicht worden
ingeschakeld.
4
STORING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING –
FORD CODE (rood)
Als het lampje, met de contactsleutel in
stand MAR, constant gaat branden, dan
duidt dit op een mogelijke storing (zie
“Ford CODE” in het hoofdstuk
“Wegwijs in uw auto”).
Als bij draaiende motor het lampje
Y
knippert, geeft dit aan dat de auto niet
wordt beschermd door het
startblokkeersysteem (zie “Ford Code”
in het hoofdstuk “Ken uw auto”).
Wendt u tot het Ford Servicenetwerk
om alle sleutels in het geheugen te laten
opslaan.
Y
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat in de volgende
omstandigheden branden.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden als een storing
in de oliedruksensor wordt
gesignaleerd. Wendt u zo snel mogelijk
tot het Ford Servicenetwerk om de
storing te laten verhelpen.
è
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 101
102
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
BUITENVERLICHTING
EN DIMLICHTEN
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting en dimlicht
Het lampje gaat branden als de
buitenverlichting of het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als de functie
“Follow me home” wordt ingeschakeld
(zie “Follow me home” in het hoofdstuk
“Wegwijs in uw auto”).
Op het display verschijnt het betreffende
bericht.
3
STORING ESP
(geel)
STORING HILL
HOLDER (geel)
Storing ESP-systeem
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Direct na
het starten van de motor moet het
lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het
rijden blijft branden en het lampje op de
knop ASR OFF gaat branden, wendt u
dan tot het Ford Servicenetwerk.
Op het display verschijnt het betreffende
bericht.
I
Inertieschakelaar
brandstofnoodschakeling/brandstof
noodschakelaar niet beschikbaar
Het lampje gaat branden als de
brandstofnoodschakelaar inschakelt of
als de brandstofnoodschakelaar niet
beschikbaar is.
Op het display verschijnt het betreffende
bericht.
Storing parkeersensoren
Het lampje gaat branden en er
verschijnt een bericht op het display als
er een storing is in de parkeersensoren.
Wendt u in dat geval tot het Ford
Servicenetwerk.
Opmerking Als het lampje knippert
tijdens het rijden, dan geeft dit aan dat
het ESP in werking is getreden.
Storing Hill Holder
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Direct na
het starten van de motor moet het
lampje doven.
Als het lampje gaat branden, is er een
storing in het Hill Holder-systeem.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk
tot het Ford Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de
bijbehorende melding, indien aanwezig.
STORING
BUITENVERLICHTING
(geel)
Het lampje gaat branden als er
een storing is geconstateerd in de
buitenverlichting.
W
UITSCHAKELING
SYSTEEM
AUTO-START-STOP
(geel)
Het lampje dooft als de werking van het
systeem Auto-Start-Stop uitgeschakeld
wordt door op de knop op de console
te drukken. Op enkele uitvoeringen
verschijnt het bijbehorende bericht op
het display.
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 102
103
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als
de mistlampen voor worden
ingeschakeld.
5
RICHTINGAANWIJZER
LINKS (groen –
knipperend)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt
gezet of, tegelijkertijd met het lampje
van de rechter richtingaanwijzer, als de
drukknop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
F
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (groen –
knipperend)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt
gezet of, tegelijkertijd met het lampje
van de linker richtingaanwijzer, als de
drukknop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
D
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden als
het grootlicht wordt
ingeschakeld.
1
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Op het display verschijnt een melding als
de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden (zie “Multifunctioneel
display” in het hoofdstuk “Wegwijs in uw
auto”).
BEPERKTE ACTIERADIUS
(uitvoeringen met
multifunctioneel display)
Op het display verschijnt een melding
om de gebruiker te waarschuwen als de
actieradius van de auto kleiner wordt
dan 50 km.
ASR-SYSTEEM (uitvoeringen met
multifunctioneel display)
Het ASR-systeem kan worden
uitgeschakeld door het indrukken van
de knop ASR OFF.
Op het display verschijnt een melding
die aangeeft dat het systeem is
uitgeschakeld; gelijktijdig gaat het lampje
op de knop branden.
Als opnieuw op de knop ASR OFF
wordt gedrukt, dooft het lampje op de
knop en verschijnt op het display een
melding die aangeeft dat het systeem
weer is ingeschakeld.
KANS OP GLADHEID
(geel) (uitvoeringen met
multifunctioneel
display)
Als de buitentemperatuur 4°C of lager
bedraagt, gaat de
temperatuuraanduiding knipperen om
de kans op gladheid aan te geven.
Op het display verschijnt het betreffende
bericht.
C
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 103
104
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDEL
(rood)
Het lampje op het
instrumentenpaneel gaat continu
branden als bij stilstaande auto de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde
niet is omgelegd. Als bij een rijdende
auto de veiligheidsgordels van de
voorstoelen niet goed zijn omgelegd,
gaat het lampje branden en klinkt er een
ononderbroken geluidssignaal (zoemer)
gedurende de eerste 6 seconden; de
daaropvolgende 90 seconden knippert
het lampje en klinkt er een onderbroken
geluidssignaal (zoemer).
Het SBR-systeem. (Seat Belt Reminder)
kan permanent worden uitgeschakeld
door het Ford Servicenetwerk. Wendt u
tot het Ford Servicenetwerk om het
systeem weer in te schakelen.
Het systeem kan ook via het setup-menu
van het display weer worden geactiveerd
als de auto is voorzien van een
multifunctioneel display. Op het display
verschijnt de betreffende melding.
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het lampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden (er verschijnt ook een bericht
op het display) als de voorste
remblokken zijn versleten; laat deze in
dat geval zo snel mogelijk vervangen.
d
ACHTERRUITVER-
WARMING (geel)
Het lampje brandt als de
achterruitverwarming is
ingeschakeld.
(
VOORRUITVER-
WARMING (geel)
Het lampje brandt als de
voorruitverwarming is
ingeschakeld.
A
<
095-104 Ford KA NL:095-104 Ford KA NL 20-10-2010 14:28 Pagina 104
105
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 106
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 108
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX&GO AUTOMATIC ..................................................... 114
LAMP VERVANGEN ........................................................... 118
LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN ............. 121
LAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN ....... 124
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 126
ACCU OPLADEN ............................................................... 130
OPKRIKKEN VAN DE AUTO ......................................... 131
SLEPEN VAN DE AUTO ................................................... 131
N
N
O
O
O
O
D
D
G
G
E
E
V
V
A
A
L
L
L
L
E
E
N
N
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 105
fig. 1a – Duratec-uitvoeringen
A
MOTOR
STARTEN
Als het lampje
Y
op het
instrumentenpaneel constant blijft
branden, wendt u dan onmiddellijk tot
het Ford Servicenetwerk.
STARTEN MET EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu, die
minimaal dezelfde capaciteit moet
hebben als de lege accu.
106
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
Gebruik voor een noodstart
beslist geen accusnellader:
de elektronische systemen
en de regeleenheden van de
ontsteking en de inspuiting kunnen
daardoor beschadigd raken.
Deze startprocedure mag
alleen worden uitgevoerd
door daartoe opgeleid personeel,
omdat onjuiste handelingen vonken
kunnen veroorzaken. Bovendien is
de vloeistof in de accu giftig en
corrosief. Vermijd het contact met
de huid en de ogen. Kom ook niet
dicht bij een accu met open vuur
of een brandende sigaret en
veroorzaak geen vonken.
ATTENTIE!
KA00202m
fig. 1b – Duratorq-uitvoeringen
A
KA00201m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 106
Ga voor het starten met hulpaccu als
volgt te werk:
verbind de pluspolen (+ teken nabij
de pool) van de beide accu’s met een
startkabel;
sluit een tweede startkabel aan op de
minpool van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting A op de auto die
gestart moet worden (fig. 1a-1b);
start de motor;
neem, als de motor draait, de kabels
in omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf het dan niet proberen
maar wendt u tot het Ford
Servicenetwerk.
WAARSCHUWING Verbind de
minklemmen van de twee accu’s niet
rechtstreeks met elkaar: eventuele
vonken kunnen het explosieve gas
ontsteken dat uit de accu kan
ontsnappen. Als de hulpaccu aan boord
van een andere auto is geïnstalleerd,
mogen tussen deze auto en de auto met
de lege accu niet per ongeluk metalen
delen met elkaar in verbinding staan.
107
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
Op die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator
terechtkomen en deze onherstelbaar
beschadigen.
WAARSCHUWING Houd er rekening
mee dat de rem- en stuurbekrachtiging
(indien aanwezig) niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 107
108
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
De auto kan zijn uitgerust (optional)
met een normaal reservewiel of een
klein noodreservewiel.
Bovendien is bij sommige
uitvoeringen/uitrustingsniveaus de auto
voorzien van 4 antidiefstalbouten
(één per wiel).
Voor het los-/vastschroeven van de
bouten is een speciale adapter A-fig. 2
nodig die wordt bijgeleverd, en die
tussen de bevestigingsbout en de
bijgeleverde sleutel moet worden
aangesloten, zoals wordt getoond
in fig. 2.
Opmerking Bij het Ford
Servicenetwerk kan een duplicaat van
de bouten en van de speciale adapter
worden aangevraagd, door de
numerieke referentiecode te geven die
bij de kit hoort.
Voor het verwisselen van het wiel en
voor het juiste gebruik van de krik en
het noodreservewiel moeten de
onderstaande voorzorgsmaatregelen in
acht worden genomen.
Het noodreservewiel
(indien aanwezig) hoort bij
de auto waarbij het geleverd is.
Gebruik het reservewiel niet bij
andere auto’s en monteer geen
reservewielen van andere auto’s.
Het noodreservewiel mag alleen in
noodgevallen worden gebruikt. Het
noodreservewiel moet zo kort
mogelijk gebruikt worden en er mag
niet sneller dan 80 km/h mee
worden gereden.
Op het noodreservewiel is een
oranje sticker aangebracht waarop
de belangrijkste aanwijzingen en de
beperkingen staan vermeld met
betrekking tot het gebruik van het
noodreservewiel.
Deze sticker mag absoluut niet
worden verwijderd of afgedekt.
Op het noodreservewiel mag nooit
een wieldeksel worden gemonteerd.
Op de sticker staan de volgende
aanwijzingen in vier talen vermeld:
attentie! alleen voor tijdelijk
gebruik! max. 80 km/h! vervang zo
snel mogelijk door een normaal
wiel. Bedek deze aanwijzingen niet.
ATTENTIE!
fig. 2
KA00120m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 108
109
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
Attendeer het overige
wegverkeer op de
stilstaande auto m.b.v.: de
alarmknipperlichten, de wettelijk
verplichte gevarendriehoek enz.
Tijdens het verwisselen van een wiel
moeten alle inzittenden de auto
hebben verlaten, vooral als de auto
zwaar beladen is, en op een veilige
afstand van het verkeer wachten.
Blokkeer de wielen met stenen of
andere voorwerpen als de auto
schuin op een helling of op een
slecht wegdek staat.
Bij een gemonteerd
noodreservewiel veranderen de rij-
eigenschappen van de auto.
Vermijd met vol gas optrekken,
bruusk remmen en hoge snelheden
in de bochten. Het noodreservewiel
heeft een levensduur van ongeveer
3000 km. Na deze afstand moet de
band van het noodreservewiel
vervangen worden door een nieuwe
band van hetzelfde type. Monteer
nooit een normale band op de velg
van het noodreservewiel. Laat het
verwisselde wiel zo snel mogelijk
repareren en monteren. Gebruik
nooit twee of meer
noodreservewielen. Smeer voor
montage de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet:in dat geval
kunnen ze loslopen.
ATTENTIE!
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto waar de krik
bijgeleverd is of voor auto’s van
hetzelfde model. Gebruik de krik
niet voor het opkrikken van andere
auto’s. En beslist nooit voor het
uitvoeren van werkzaamheden
onder de auto. Als de krik niet juist
geplaatst wordt, kan de opgekrikte
auto van de krik vallen. Op een
sticker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt. Het
noodreservewiel is niet geschikt
voor de montage van
sneeuwkettingen. Als u een lekke
voorband (aangedreven wiel) hebt
en er zijn sneeuwkettingen nodig,
dan moet u een wiel van de
achteras afhalen en daarvoor in de
plaats het noodreservewiel
monteren. Zo hebt u op de vooras
twee normale wielen waarop u
sneeuwkettingen kunt monteren.
De krik die bij de auto wordt
geleverd, mag alleen worden
gebruikt voor het vervangen van
het reservewiel in noodgevallen.
ATTENTIE!
Door een verkeerde
montage kan het
wieldeksel tijdens het rijden
loslaten. Maak het ventiel absoluut
niet open.
Plaats geen enkel stuk gereedschap
tussen velg en band. Controleer
regelmatig de spanning van de
banden en van het noodreservewiel
en houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
ATTENTIE!
KRIK
Het is nodig te weten dat:
de krik 1,76 kg weegt;
de krik geen afstellingen vereist;
de krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van
hetzelfde type;
buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemonteerd
mag worden.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 109
verwijder bij auto’s die zijn uitgerust
met lichtmetalen velgen, het
geklemde wieldeksel met behulp van
de bijgeleverde schroevendraaier;
draai met de bijgeleverde sleutel
E-fig. 5 de wielbouten van het te
verwisselen wiel ongeveer een slag
los;
draai de slinger van de krik zodanig
dat de krik iets omhoog komt;
draai de blokkeermechanisme los
B-fig. 4;
neem de gereedschaphouder C uit
en zet de houder dicht bij het te
verwisselen wiel;
neem het noodreservewiel D uit;
verwijder met de bijgeleverde
schroevendraaier het geklemde
wieldeksel bij de inkeping op de rand
van het deksel;
fig. 5
KA00064m
110
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 4
KA00063m
Ga voor het verwisselen van een wiel
als volgt te werk:
zet de auto stil op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt
gebracht en waar in alle veiligheid het
wiel kan worden verwisseld. Zet de
auto zo mogelijk op een vlakke en
stevige ondergrond;
zet de motor uit en trek de handrem
aan;
schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
til de bekleding op de vloer van de
bagageruimte A-fig. 3 op;
fig. 3
A
KA00062m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 110
waarschuw eventuele omstanders dat
de auto wordt opgekrikt; zorg
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid
van de auto bevinden en de auto
vooral niet aanraken totdat deze
weer geheel op de grond staat;
plaats de slinger H in de krik I en zet
de auto omhoog, totdat het wiel
enkele centimeters loskomt van de
grond.
Als u de slinger draait, moet u zorgen
voor voldoende werkruimte, zodat u
geen schaafwonden aan uw hand
oploopt door contact met de grond.
Ook de bewegende delen van de krik
(schroefdraad en scharnieren)
kunnen letsel veroorzaken: Reinig uw
handen zorgvuldig als deze met vet in
contact zijn geweest;
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het
noodreservewiel schoon zijn en geen
onzuiverheden bevatten, omdat
hierdoor na verloop van tijd de
wielbouten kunnen loslopen;
111
plaats de krik dichtbij het te
verwisselen wiel op een afstand van
circa 250 mm (9,8 inch) vanaf de
wielkuiprand voor als een voorwiel
wordt verwisseld; of op een afstand
van circa 170 mm (6,7 inch) vanaf de
wielkuiprand achter als een
achterwiel wordt verwisseld (zoals in
de afbeelding wordt getoond);
controleer of de groef F-fig. 6 van
de krik goed om de rand G van de
chassisbalk valt;
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 6
KA00065m
250 mm
(9,8 inches)
170 mm
(6,7 inches)
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 111
NORMAAL WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven
procedure, krik de auto op en
demonteer het noodreservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het normale wiel
schoon zijn en geen onzuiverheden
bevatten, omdat hierdoor na verloop
van tijd de wielbouten kunnen
loslopen;
monteer het normale wiel door de
4 wielbouten in de boutgaten te
plaatsen;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten handvast;
monteer het geklemde wieldeksel,
waarbij de inkeping (op het
wieldeksel) moet samenvallen met
het ventiel;
laat de auto zakken en verwijder de
krik;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten kruiselings vast, in de
volgorde die eerder is afgebeeld.
Uitvoeringen met lichtmetalen
velgen
plaats het wiel op de naaf en draai
met de bijgeleverde sleutel de bouten
vast;
laat de auto zakken en verwijder de
krik;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten vast in de volgorde die is
aangegeven in fig. 8;
monteer het geklemde wieldeksel en
zorg ervoor dat het referentiegat op
het wiel samenvalt met de
referentiepen op het wieldeksel.
WAARSCHUWING Door een
verkeerde montage kan het wieldeksel
tijdens het rijden loslaten.
monteer het noodreservewiel,
waarbij de centreerpen N-fig. 7
in een van de gaten O in het wiel
moet vallen;
draai de 4 wielbouten handvast;
draai de slinger van de krik zodat de
auto weer op de grond staat, en
verwijder de krik;
draai de wielbouten kruiselings vast,
in de volgorde die in fig. 8 is
aangegeven.
fig. 7
N
N
O
O
O O
KA00066m
fig. 8
2
1
4
3
KA00067m
112
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 112
Ter afsluiting
plaats het noodreservewiel D-fig. 3
op de daarvoor bestemde plek in de
bagageruimte;
druk de half geopende krik stevig in
de houder C om trillingen tijdens het
rijden te voorkomen;
berg het gebruikte gereedschap op in
de gereedschaphouder;
plaats de gereedschaphouder in het
reservewiel en draai het
blokkeermechanisme B vast;
breng de bekleding op de juiste wijze
opnieuw aan op de vloer van de
bagageruimte.
113
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
WAARSCHUWING Als u het
gemonteerde velgtype wilt vervangen
(lichtmetalen in plaats van stalen of
omgekeerd), moeten tevens alle
wielbouten worden vervangen door
bouten met een lengte die aangepast is
aan het velgtype. Ook het
noodreservewiel is specifiek en dient
door een identiek exemplaar te worden
vervangen.
Het is raadzaam de vervangen
wielbouten en het vervangen
reservewiel te bewaren voor als u in de
toekomst het originele velgtype weer
wilt monteren.
WAARSCHWUING In tubeless banden
mogen geen binnenbanden gebruikt
worden. Controleer regelmatig de
spanning van de banden en van het
noodreservewiel.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 113
114
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
BANDENREPARATIESET
Het kan zijn dat de auto geen
reservewiel heeft. In dat geval kan, om
de band zonder krik te repareren, de
noodreparatieset worden gebruikt. De
reparatieset bevindt zich in de ruimte
voor het reservewiel.
ALGEMENE INFORMATIE
Afhankelijk van de omvang
en van het type gat, kan
het zijn dat bepaalde banden niet
of slechts deels gerepareerd kunnen
worden. Een afname van de
bandenspanning kan de beweging
van de auto negatief beïnvloeden,
waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen.
ATTENTIE!
Gebruik de reparatieset
niet als de band al
beschadigd is door het rijden met
de lekke band.
ATTENTIE!
Probeer geen gat te
repareren dat zich buiten
het zichtbare gedeelte van het
loopvlak bevindt.
ATTENTIE!
Probeer geen gat te
repareren op de schouder
van de band.
ATTENTIE!
De fles met perslucht kan
zich als explosieve stof of
drijfgas gedragen.
ATTENTIE!
Laat de set tijdens het
gebruik nooit onbewaakt
achter.
ATTENTIE!
Houd de compressor niet
langer dan 10 minuten in
bedrijf.
ATTENTIE!
Met de reparatieset kan het merendeel
van de gaten (met een maximale
diameter van 6 millimeter (1/4 inch)
worden afgedicht, zodat u tijdelijk weer
kunt rijden.
Neem tijdens het gebruik van de set de
volgende regels in acht:
Rijd voorzichtig en vermijd
snelle stuurbewegingen of
plotselinge manoeuvres, met
name als het voertuig zwaar beladen
is of een aanhanger trekt.
De set zorgt voor een tijdelijke
noodreparatie en biedt de
mogelijkheid om uw reis te vervolgen
tot aan de dichtstbijzijnde garage of
bandenspecialist, of om een maximale
afstand van 200 kilometer (125 mijl)
af te leggen.
Rijd niet harder dan maximaal
80 km/h (50 mijl/uur).
Bewaar de set buiten het bereik van
kinderen.
Gebruik de set alleen bij een
omgevingstemperatuur
tussen -30°C (22°F) en +70°C
(+158°F).
DE BANDENREPARATIESET
GEBRUIKEN
Opmerking Gebruik de reparatieset
alleen voor het voertuig waar hij
bijgeleverd is.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 114
115
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
Parkeer de auto aan de kant van de
weg, zodat het verkeer niet wordt
gehinderd en u de set kunt gebruiken
zonder dat dit gevaar oplevert.
Om de stabiliteit van het voertuig te
garanderen moet de handrem
worden aangetrokken, ook als de
auto niet op een helling is
geparkeerd.
Probeer de voorwerpen die de band
zijn binnengedrongen, zoals spijkers
of schroeven, niet te verwijderen.
Laat de motor alleen draaien als de
auto zich niet in een afgesloten of
slecht geventileerde ruimte bevindt
(bijvoorbeeld, in een gebouw) terwijl
u de set gebruikt. In dat geval moet
de aircocompressor worden
ingeschakeld terwijl de motor uit is.
Vervang de flacon met
afdichtingsmiddel door een nieuwe
voordat de vervaldatum is verstreken
(zie de dop van de flacon).
Breng alle andere gebruikers van de
auto op de hoogte dat de band
tijdelijk gerepareerd is met de
speciale reparatieset en dat rekening
moet worden gehouden met een
afwijkend rijgedrag van de auto.
Voordat de band wordt
opgepompt, moet de
schouder worden gecontroleerd.
Pomp de band niet op als deze
scheuren, bobbels of soortgelijke
schade vertoont.
ATTENTIE!
Sta niet voor de band als de
compressor in werking is.
ATTENTIE!
Controleer de schouder
van de band. Indien er
sprake is van scheuren, bobbels of
soortgelijke schade in de band,
schakel de compressor dan uit en
laat de lucht ontsnappen via het
veiligheidsventiel. Blijf niet met de
band rijden.
ATTENTIE!
Als de bandenspanning niet
binnen 10 minuten hoger is
dan 1.8 bar (26 psi), kan dit erop
duiden dat de band zodanig is
beschadigd dat hij niet tijdelijk
gerepareerd kan worden. Rijd in
dat geval niet door met een
dergelijke band.
ATTENTIE!
Het afdichtingsmiddel
bevat natuurlijk rubber.
Vermijd contact met de huid en met
kleding. Indien dit toch gebeurt,
spoel de betreffende delen
onmiddellijk met overvloedig water
en neem contact op met uw arts.
ATTENTIE!
DE BAND OPPOMPEN
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 115
116
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 9
A
C
B
D
G
E
F
I
H
KA00128m
De set van fig. 9 bevat:
A Etiket
B Flacon afdichtingsmiddel
C Slangetje van de afdichtingsflacon
D Flaconsteun
E Manometer
F Voedingsstekker met kabel
G Compressorschakelaar
H Slangetje van de reparatieset
I Veiligheidsventiel
1. Haal de bandenreparatieset uit de
verpakking.
2. Maak het etiket A los van de flacon
met afdichtingsmiddel, waarop de
maximale snelheid is aangegeven van
80 km/h (50 mijl/uur), en bevestig het
op het dashboard in het zicht van de
bestuurder. Zorg ervoor dat het
etiket geen belangrijke informatie
bedekt.
3. Neem het slangetje H uit de set met
het veiligheidsventiel I en de
voedingsstekker met kabel F.
4. Sluit het slangetje H met het
veiligheidsventiel I aan op de flacon
met afdichtingsmiddel B.
5. Bevestig de flacon met
afdichtingsmiddel B op de
bijbehorende steun D.
6. Verwijder het dopje van het ventiel
van de beschadigde band.
7. Schroef het slangetje van de flacon
met afdichtingsmiddel C stevig op het
ventiel van de beschadigde band.
8. Zorg ervoor dat de schakelaar van de
compressor G in de stand 0 staat.
9. Steek de voedingsstekker F in het
aanstekercontact of in een extra
voedingscontact.
10. Start de motor
11. Zet de schakelaar van de
compressor G in stand I.
12. Pomp de band niet langer dan 10
minuten op tot een bandenspanning
van minimaal 1,8 bar (26 psi) en
maximaal 3,5 bar (51 psi). Zet de
schakelaar van de compressor G
in stand 0 en controleer de
bandenspanning met de
manometer E.
Opmerking Indien er geen druk van
1.8 bar (26 psi) wordt bereikt, stop dan
met het oppompen van de band.
Opmerking Als u het
afdichtingsmiddel via het ventiel in de
band pompt, kan de druk stijgen tot 6
bar (87 psi), maar na 30 seconden weer
dalen.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 116
117
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
13. Verwijder de voedingsstekker F van
het aanstekercontact of van het
extra voedingscontact.
14. Draai snel het slangetje C los van
het bandventiel. Plaats de dop van
het ventiel terug.
15. Laat de flacon met afdichtingsmiddel
B op de betreffende steun D zitten.
16. Zorg ervoor dat de set op een
veilige plaats wordt bewaard die
makkelijk bereikbaar is. U heeft de
set opnieuw nodig als u de
bandenspanning gaat controleren.
17. Rijd onmiddellijk ongeveer drie
kilometer (twee mijl) met de auto,
zodat het afdichtingsmiddel het
beschadigde gebied goed kan
afsluiten.
18. Zet de auto stil nadat u ongeveer
drie kilometer (twee mijl) heeft
gereden. Controleer de band en
stel, indien nodig, de spanning van
de beschadigde band af.
19. Sluit de set aan en lees de
bandenspanning af van de
manometer E.
20. Breng de spanning op de aangegeven
waarde (zie paragraaf
“Bandenspanning” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
21. Nadat de band tot de juiste spanning
is opgepompt, moet de schakelaar
van de compressor G in stand 0
worden gezet, moet de
voedingsstekker F uit het contact
worden genomen, het slangetje C
worden losgedraaid en de dop van
het ventiel worden vastgedraaid.
22. Laat de slangetjes C en H
aangesloten zitten op de flacon met
afdichtingsmiddel B en berg de set
op een veilige plaats op.
23. Wendt u tot de dichtstbijzijnde
bandenspecialist om de beschadigde
band te vervangen.
Voordat de band van de velg wordt
gehaald, moet u de bandenspecialist
vertellen dat de band
afdichtingsmiddel bevat. Vervang na
gebruik de afdichtingsflacon B en
het slangetje C zo snel mogelijk.
Als u tijdens het rijden
sterke trillingen, een
onregelmatig stuurgedrag of lawaai
waarneemt, verlaag dan de snelheid
en rijd voorzichtig naar een veilige
plaats waar de auto kan worden
stilgezet. Controleer de band en de
bandenspanning opnieuw. Als de
bandenspanning lager is dan 1 bar
(14.7 psi) of als er sprake is van
scheuren, bobbels of zichtbare
soortgelijke schade, rijd dan niet
verder met de band.
ATTENTIE!
De lege afdichtingsflacons kunnen
samen met het normale huisvuil worden
afgevoerd.
Lever het resterende afdichtingsmiddel
in bij de bandenspecialist of voer het af
volgens de toepasselijke lokale
wetgeving.
Controleer voordat u gaat
rijden of de band is
opgepompt tot de aanbevolen
bandenspanning. Zie hiervoor de
technische specificaties. Blijf de
bandenspanning controleren totdat
de gerepareerde band is vervangen.
ATTENTIE!
Opmerking Vergeet niet dat de
noodreparatieset alleen een tijdelijke
oplossing biedt. De voorschriften met
betrekking tot de bandenreparatie met
behulp van de bandenreparatieset,
kunnen van land tot land verschillen.
Het is raadzaam om voor deze
informatie een bandenspecialist te
raadplegen.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 117
118
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Controleer voordat u een lamp
vervangt of de contacten niet zijn
geoxideerd;
vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en
vermogen;
als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de
afstelling nog goed is;
als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet
doorgebrand is: zie voor de plaats
van de zekeringen de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische
installatie die niet correct worden
uitgevoerd en waarbij geen
rekening wordt gehouden met de
technische specificaties van het
systeem, kunnen storingen in de
werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE!
Halogeenlampen mag u
uitsluitend aanraken op het
metalen gedeelte. Als u de
bol met uw vingers
aanraakt, zal de lichtopbrengst van
de lamp teruglopen en kan ook de
levensduur beperkt worden. Als u de
bol per ongeluk hebt aangeraakt,
maak de bol dan schoon met een in
alcohol gedrenkte doek en laat hem
drogen.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 118
119
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
TYPEN LAMPEN fig. 10
Op de auto zijn verschillende typen
lampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: met
klemfitting. Om ze te verwijderen
moet u ze eruit trekken.
B Lampen met bajonetfitting: om
de lamp uit te houder te
verwijderen hem iets indrukken en
linksom draaien.
C Buislampen: om ze te verwijderen,
losmaken uit de contacten.
D Halogeenlampen: om de lamp te
verwijderen de borgveer uit de
zitting losmaken.
E Halogeenlampen: om de lamp te
verwijderen de borgveer uit de
zitting losmaken.
KA00110m
fig. 10
Het verdient aanbeveling
om, indien mogelijk, de
lampen door het Ford
Servicenetwerk te laten
vervangen. De juiste werking en
afstelling van de buitenverlichting is
van essentieel belang voor de
rijveiligheid en is bovendien wettelijk
verplicht.
WAARSCHUWING De binnenzijde van
de koplamp kan enigszins beslagen zijn:
dit duidt niet op een defect, maar is een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt
wordt door een lage temperatuur en de
luchtvochtigheidsgraad; en verdwijnt
snel als de koplampen worden
ingeschakeld.
De aanwezigheid van druppels aan de
binnenzijde van de koplamp duidt
daarentegen op het binnendringen van
water: wendt u tot het Ford
Servicenetwerk.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 119
120
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
H4
H4
W5W
PY21W
W5W
PY21W
P21/5
P21/5
P21W
P21W
C10W
W5W
C5W
H1
W5W
55W
55W
5W
21W
5W
21W
21/5W
21/5W
21W
21W
10W
5W
5W
55W
5W
D
D
A
B
A
B
B
B
B
B
C
A
A
E
A
Lamp Type Wattage Figuur
Grootlicht
Dimlicht
Buitenverlichting voor/dagverlichting
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op flanken
Richtingaanwijzers achter
Achterlichten
Remlichten
Achteruitrijlichten
Mistachterlicht
Plafondverlichting
Bagageruimteverlichting
Kentekenplaatverlichting
Mistlampen voor
Derde remlicht
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 120
121
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
Bij sommige uitvoeringen is het, voor
het vervangen van de lampen van de
koplampunits nodig om de gehele
koplamp te verwijderen.
Ga voor het verwijderen van de
koplamp als volgt te werk:
stuur de wielen helemaal in zodat u
het beschermdeksel kunt vinden G-
fig. 13, open het beschermdeksel en
draai het betreffende
bevestigingssysteem los;
LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het
bijbehorende wattage de paragraaf
“Lamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS
In de koplampunits zijn de lampen voor
de buitenverlichting, het dimlicht, het
grootlicht en de richtingaanwijzers
opgenomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in
de lichtunit geplaatst fig. 11:
A buitenverlichting
B dimlicht/grootlicht (duplolamp)
C richtingaanwijzers
Verwijder vanuit de motorruimte de
rubber dop D-fig. 12 om toegang te
krijgen tot de lampen van de
buitenverlichting; verwijder de rubber
dop E-fig. 12 om toegang te krijgen tot
de lampen van de dimlichten /
grootlicht; draai de lamphouder linksom
F-fig. 12 om toegang te krijgen tot de
lampen van de richtingaanwijzers.
fig. 12
F
E
D
KA00086m
fig. 11
C
B
A
KA00085m
schroef, nadat u de motorkap heeft
opgetild, de bevestigingsbouten H en
I los die zijn aangegeven in fig. 14;
verwijder de koplamp.
fig. 13
G
KA00117m
fig. 14
H
I
KA00118m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 121
monteer de lamphouder in het
lampenglas en plaats de unit B;
controleer of de bevestigingsveer
goed vastzit.
DIMLICHT/GROOTLICHT
Om de lamp te vervangen, gaat u als
volgt te werk:
verwijder de rubber dop, zoals
hiervoor is beschreven;
druk op de middelste stekker
A-fig. 17 en verwijder de gehele
unit;
verwijder en vervang de lamp B;
monteer de nieuwe lamp, waarbij de
nokken van het metalen deel in de
uitsparingen in de reflector moeten
vallen;
haak de borgveren van de lamp vast
en sluit vervolgens de stekker aan;
monteer de dop A en controleer of
de dop goed vastzit.
Om de lamp te vervangen, gaat u als
volgt te werk:
druk op het lampenglas door eerst
het voorste deel naar het achterste
deel te bewegen (1-fig. 16a);
druk daarna in de andere richting
vanaf het achterste deel (2-fig. 16b)
en verwijder de unit B;
draai de lamphouder linksom,
verwijder de geklemde lamp en
vervang hem;
fig. 17
KA00089m
122
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Om de lamp te vervangen, gaat u als
volgt te werk:
draai de lamphouder A-fig. 15
linksom en verwijder de lamphouder;
verwijder de lamp B (met
bajonetfitting) door hem iets in te
drukken en linksom te draaien en
vervang de lamp;
monteer de lamphouder A, draai de
lamphouder rechtsom en controleer
of de houder goed vastzit.
Flankrichtingaanwijzers
LET OP Neem alle noodzakelijke
voorzorgsmaatregelen om ervoor te
zorgen dat er geen schade aan de
carrosserie ontstaat (we raden u aan
een kunststof kaartje te gebruiken dat
stijf en dik genoeg is).
fig. 16a
1
KA00153m
fig. 16b
KA00154m
fig. 15
KA00087m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 122
123
BUITENVERLICHTING
Om de lamp te vervangen, gaat u als
volgt te werk:
verwijder de rubber dop, zoals
hiervoor beschreven is;
draai de lamphouder A-fig. 18
linksom en verwijder de lamphouder;
verwijder de geklemde lamp en
vervang hem;
monteer de lamphouder A, draai de
lamphouder rechtsom en controleer
of de houder goed vastzit;
bevestig de rubber dop.
fig. 18
A
KA00090m
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ACHTERLICHTUNITS
Lamp vervangen:
open de achterklep;
draai de twee bevestigingsbouten
A-fig. 19 los en trek de lichtunit
recht naar achteren zonder deze te
kantelen;
haal de lamphouder uit de zitting
nadat de vier borgbouten zijn
losgedraaid B-fig. 20;
verwijder de lampen door ze iets in
te drukken en linksom te draaien.
De opstelling van de lampen is als volgt
fig. 21:
C – Buitenverlichting / remlichten
(bovenboog)
D – Richtingaanwijzers
E – Buitenverlichting (onderboog)
F – Achteruitrijlichten (rechterzijde) /
mistachterlicht (linkerzijde).
– Achteruitrijlicht (linkerzijde) /
mistachterlicht (rechterzijde).
MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig)
BELANGRIJK Wendt u voor het
vervangen van een defecte mistlamp tot
het Ford Servicenetwerk.
fig. 19
A
A
KA00104m
fig. 20
B
B
B
B
KA00105m
fig. 21 (uitvoeringen met stuur links)
F
E
D
C
KA00106m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 123
124
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
LAMP INTERIEUR-
VERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het
bijbehorende wattage de paragraaf
“Lamp vervangen”.
INTERIEURVERLICHTING
Om de lamp te vervangen, gaat u als
volgt te werk:
maak m.b.v. de bijgeleverde
schroevendraaier op de met de pijlen
aangegeven punten het plafondlampje
A-fig. 25 los en verwijder het;
KENTEKENPLAATVERLICHTING
fig. 24
Lampen vervangen:
verwijder het lampenglas A op het
door de pijl aangegeven punt;
verwijder de geklemde lamp en
vervang hem;
monteer het lampenglas.
fig. 23
B
C
KA00092m
DERDE REMLICHT fig. 22-23
Lamp vervangen:
draai de twee bevestigingsbouten A
los;
verwijder de verlichtingsunit;
maak de stekker B los;
open de lamphouder nadat de twee
bevestigingsbouten zijn
losgeschroefd;
verwijder de geklemde lamp en
vervang hem;
sluit de lamphouder weer en schroef
de twee bevestigingsbouten opnieuw
vast;
draai de twee bevestigingsbouten A
vast.
fig. 22
A A
KA00091m
fig. 24
A A
KA00093m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 124
125
open het dekseltje B-fig. 26 zoals
aangegeven;
maak de lamp C-fig. 27 los uit de
veercontacten aan de zijkant en
vervang hem; plaats de nieuwe lamp
en controleer of de nieuwe lamp
goed vastzit in de veercontacten;
sluit het dekseltje en monteer het
lampenglas.
open de bescherming B-fig. 29 en
vervang de geklemde lamp C;
sluit de bescherming B op het
lampenglas;
monteer de verlichtingsunit door
deze eerst aan een zijde in de juiste
stand te plaatsen en vervolgens de
andere zijde aan te drukken, totdat
de borging vastklikt.
fig. 25
A
KA00094m
fig. 26
KA00095m
fig. 27
KA00096m
fig. 28
A
KA00097m
BAGAGERUIMTEVERLICHTING
(indien aanwezig)
Lamp vervangen:
open de achterklep;
maak m.b.v. de bijgeleverde
schroevendraaier op het aangegeven
punt het plafondlampje A-fig. 28 los
en verwijder het.
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 29
KA00098m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 125
126
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMEEN fig. 30
Het elektrische systeem wordt door
zekeringen beveiligd: de zekering brandt
door bij een storing of bij oneigenlijk
gebruik van het systeem.
Als een elektrisch systeem niet werkt,
controleer dan eerst of de zekering niet
is doorgebrand: de verbindingsstrip A
mag niet onderbroken zijn. Is dit wel
het geval, dan moet u de zekering
vervangen door een exemplaar met
dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur).
B zekering in goede staat.
C zekering met doorgebrande strip.
Gebruik het tangetje D voor het
vervangen van de zekeringen. Dit
tangetje is vastgehaakt aan de
binnenzijde van het dekseltje van het
zekeringenkastje links van het
dashboard.
De componenten die door de
zekeringen worden beveiligd, staan in de
tabellen op de volgende pagina’s
aangegeven.
fig. 30
KA00099m
Vervang een doorgebrande
zekering nooit door metalen
draden of ander materiaal.
Als een hoofdzekering
(MEGA-FUSE, MIDI-FUSE,
MAXI-FUSE) doorbrandt, wendt u
dan tot het Ford Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Als de zekering opnieuw
doorbrandt, wendt u dan
tot het Ford Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Als een hoofdzekering van
de veiligheidssystemen
(airbagsysteem, remsysteem),
krachtbron (motor, versnellingsbak)
of stuursysteem doorbrandt, wendt
u dan tot het Ford Servicenetwerk
ATTENTIE!
Controleer voordat de
zekering wordt vervangen
of de contactsleutel niet in het
contactslot zit en of alle verbruikers
zijn gedoofd en/of uitgeschakeld.
ATTENTIE!
Vervang de zekering nooit
door een zekering met een
hogere stroomsterkte (ampère);
BRANDGEVAAR.
ATTENTIE!
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 126
127
PLAATS VAN DE ZEKERINGEN
Zekeringen op het dashboard
Uitvoeringen met stuur links
De zekeringen zijn bereikbaar nadat de
geklemde kap E is verwijderd.
De 5A-zekering voor de verwarming van
de buitenspiegels bevindt zich bij de
diagnosestekker, zoals afgebeeld in fig. 31.
Aan de onderzijde naast de pedalen
bevindt zich de zekeringenkast die is
afgebeeld in fig. 32.
Uitvoering met stuur rechts
Om toegang te krijgen tot de
zekeringen in de zekeringenkast die
wordt getoond in fig. 32, moet u het
klepje F openen dat zich in het
dashboardkastje fig. 33 bevindt.
fig. 31
KA00107m
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 32
KA00100m
fig. 33
F
KA00125m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 127
128
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
Zekeringenkast in de motorruimte
fig. 34 en 35
Een tweede zekeringenkast bevindt zich
rechts in de motorruimte, naast de
accu. Om deze te bereiken, moet u op
de borging I drukken, de lippen M
losmaken en het deksel L verwijderen.
De nummers die de elektrische
systemen per zekering aangeven zijn
zichtbaar op de achterzijde van het
deksel.
fig. 34
fig. 35
KA00101m
KA00102m
Als de motorruimte moet
worden uitgespoten, zorg
dan dat de waterstraal niet
direct op de zekeringenkast
in de motorruimte wordt gericht.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 128
129
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
F12
F13
F31
F32
F36
F37
F38
F43
F47
F48
F49
F50
F51
F53
7,5
7,5
5
7,5
10
5
20
15
20
20
5
7,5
7,5
5
F08
F09
F10
F14
F15
F20
F30
F85
30
15
15
15
20
30
15
15
ZEKERINGENTABEL
Zekeringen- en relaiskast dashboard – fig. 32 ZEKERING AMPÈRE
Voeding dimlicht rechts
Voeding dimlicht links en regeleenheid koplampverstelling
Voeding relaisspoelen in zekeringenkast in motorruimte (INT/A)
Plafond- en kofferbakverlichting
Diagnosestekker, autoradio, airconditioning, EOBD
Remlichtschakelaar, knooppunt instrumentenpaneel
Centrale portiervergrendeling
Ruitensproeierpomp voor/achter
Ruitbediening bestuurderszijde
Ruitbediening passagierszijde
Parkeersensor, toetsverlichting, elektrische spiegels
Airbagregeleenheid
Inbouwvoorbereiding autoradio, Ford audiosysteem, airconditioning,
remlichtschakelaar, koppelingsschakelaar
Knooppunt instrumentenpaneel
Zekeringen- en relaiskast in motorruimte fig. 35 ZEKERING AMPÈRE
Aanjager
Aanhanger
Claxons
Koplampunits grootlicht
Motor elektrische dakbediening
Achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming
Mistlampen
Stekkerdoos voor (met of zonder sigarenaansteker)
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 129
130
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter
informatie. Wendt u bij voorkeur tot
het Ford Servicenetwerk om deze
werkzaamheden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en
met een lage stroomsterkte (ampèrage)
gedurende ongeveer 24 uur op te laden.
Als u de accu langer oplaadt, kan de
accu worden beschadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
maak de stekker A los (door
bediening van de knop B) van de
controlesensor C van de acculading
op de minpool D van de accu;
sluit de positieve kabel van de
acculader op de pluspool E en de
minkabel op de klem van de sensor
D, zoals wordt getoond in figuur;
schakel de acculader in; Schakel na
het opladen de acculader uit;
nadat de acculader is afgekoppeld,
moet de stekker A weer aan de
sensor C worden gekoppeld, zoals
wordt getoond in figuur.
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Vermijd
het contact met de huid en de
ogen. Het opladen van de accu
moet worden uitgevoerd in een
goed geventileerde ruimte, ver
verwijderd van open vuur en
vonkvormende apparaten: brand-
en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst
moet de accu ontdooid worden,
anders loopt u het risico dat de
accu ontploft. Als de accu bevroren
is geweest, moet door deskundig
personeel worden gecontroleerd of
de cellen niet beschadigd zijn en of
de bak geen scheuren vertoont,
waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken..
ATTENTIE!
fig. 36
KA00196m
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 130
131
OPKRIKKEN VAN
DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet
worden, wendt u dan tot een
werkplaats van het Ford
Servicenetwerk; deze beschikt over een
garagekrik of hefbrug.
fig. 37
A B
KA00076m
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder de
contactsleutel uit het slot te
verwijderen. Als de contactsleutel
uit het contactslot wordt genomen,
schakelt automatisch het stuurslot
in waardoor het onmogelijk wordt
de auto te besturen.
ATTENTIE!
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
SLEPEN
VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd.
Het sleepoog bevindt zich in de
gereedschaphouder onder de bekleding
in de bagageruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
fig. 37
Ga als volgt te werk:
verwijder de dop A;
neem het sleepoog B uit de zitting in
de gereedschaphouder;
draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor.
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 131
132
VEILIGHEID
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is
aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen
elastische kabels en rijd zo
gelijkmatig mogelijk. Controleer
tijdens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan
beschadigen.
Houdt u bij het slepen van een auto
aan de wettelijke voorschriften. Dit
geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere
weggebruikers.
Start de motor niet als de auto
wordt gesleept.
ATTENTIE!
105-132 Ford KA NL 20-10-2010 14:30 Pagina 132
133
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
NIVEAUS CONTROLEREN ............................................. 134
LUCHTFILTER ...................................................................... 138
POLLENFILTER .................................................................... 138
BRANDSTOFFILTER............................................................ 138
ACCU ..................................................................................... 138
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 140
RUBBER SLANGEN ............................................................ 141
RUITENWISSERS VOOR/ACHTER ................................ 142
CARROSSERIE ...................................................................... 144
INTERIEUR ............................................................................ 146
O
O
N
N
D
D
E
E
R
R
H
H
O
O
U
U
D
D
E
E
N
N
Z
Z
O
O
R
R
G
G
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 133
NIVEAUS
CONTROLEREN
Uitvoeringen met stuur links
A. Motorolievulopening
B. Motoroliepeilstok
C. Motorkoelvloeistof
D. Ruitensproeiervloeistof
E. Remvloeistof + koppelingsvloeistof
(alleen voor benzineuitvoeringen
met stuur rechts)
F. Accu
fig. 1 – Uitvoering 1.3L Duratorq
134
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Rook nooit tijdens
werkzaamheden in de
motorruimte: er kunnen
ontvlambare dampen of gas
aanwezig zijn waardoor er
brandgevaar bestaat.
ATTENTIE!
Let op, tijdens het bijvullen
mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties
niet gemengd worden: als
de specificaties van de vloeistoffen
verschillen, kan de auto ernstig
beschadigd worden.
KA00197m
fig. 2 – Uitvoering 1.2L Duratec
KA00198m
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 134
135
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal
motorolieverbruik van ongeveer
400 gram per 1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet
nog worden ingereden. Dit betekent dat
het motorolieverbruik pas na de eerste
5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
WAARSCHUWING Het
motorolieverbruik hangt af van de rijstijl
en de gebruiksomstandigheden van de
auto.
WAARSCHUWING Na het bijvullen of
het verversen van de olie, moet u de
motor enige seconden laten draaien,
vervolgens de motor uitzetten en na
enkele minuten het oliepeil controleren.
MOTOROLIE fig. 1-2
Controleer het oliepeil als de auto op
een vlakke ondergrond staat en enige
minuten (circa 5) na het uitzetten van
de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-
en MAX-merkteken op de oliepeilstok
B staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Als het oliepeil dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de
olievulopening A motorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-
merkteken overschrijden.
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de
motorruimte extra voorzichtig als
de motor nog warm is: gevaar voor
verbranding. Bij een warme motor
kan de elektroventilateur
onverwacht inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals,
dassen of loszittende
kledingstukken draagt: deze kunnen
door de bewegende onderdelen
worden gegrepen.
ATTENTIE!
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie
waarmee de motor is
gevuld.
Afgewerkte motorolie en
het vervangen
motoroliefilter bevatten
stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Het is raadzaam om
het verversen van de olie en het
vervangen van de filters door het
Ford Servicenetwerk te laten
uitvoeren. Dit netwerk beschikt over
de uitrusting voor het op
milieuvriendelijke wijze en conform
de wettelijke bepalingen verwerken
van afgewerkte olie en oliefilters.
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 135
136
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
fig. 1-2
Verwijder voor het bijvullen de dop D
m.b.v. het lipje.
Controleer visueel het niveau van de
vloeistof in het reservoir.
Sluit de dop D door hem in het midden
in te drukken.
MOTORKOELVLOEISTOF
fig. 1-2
Het niveau van de koelvloeistof moet
gecontroleerd worden bij een koude
motor en moet tussen het MIN- en
MAX-merkteken op het
expansiereservoir staan.
Als het niveau te laag is, kunt langzaam
via de vulopening C van het
expansiereservoir een mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en
koelvloeistof ARTECO Havoline XLC
gieten, totdat het niveau dicht bij het
MAX-teken staat.
Het mengsel van koelvloeistof ARTECO
Havoline XLC en gedemineraliseerd
water in een mengverhouding van 50%
beschermt tot een temperatuur van
-35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% ARTECO Havoline XLC
koelvloeistof en 40% gedemineraliseerd
water.
Het motorkoelsysteem
maakt gebruik van een
antivriesmiddel. Gebruik
voor het eventueel bijvullen
vloeistof met dezelfde specificaties
als waarmee het motorkoelsysteem
is gevuld.
De koelvloeistof ARTECO Havoline
XLC kan niet worden gemengd met
welke andere vloeistof dan ook. Als
dit toch gebeurt, mag de motor
absoluut niet worden gestart en
moet u zich tot het Ford
Servicenetwerk wenden.
Het koelsysteem staat
onder druk. Vervang de
dop zonodig alleen door een
exemplaar van hetzelfde type,
anders kan de werking van het
systeem in gevaar worden gebracht.
Draai bij een warme motor de dop
van het reservoir nooit los: gevaar
voor verbranding.
ATTENTIE!
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de
motorruimte extra voorzichtig als
de motor nog warm is: gevaar voor
verbranding.
ATTENTIE!
Rijd niet met een leeg
ruitensproeierreservoir: de
ruitensproeiers zijn van
fundamenteel belang voor een
optimaal zicht.
Enkele in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn
ontvlambaar. In de motorruimte
bevinden zich warme onderdelen
die bij contact de vloeistof kunnen
doen ontbranden.
ATTENTIE!
Zorg bij het bijvullen dat er
geen vloeistof wordt
gemorst op de warme
motoronderdelen.
ATTENTIE!
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 136
137
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
REMVLOEISTOF fig. 1-2
Draai de dop E los: controleer of het
remvloeistofniveau nog op het
maximumniveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-
merkteken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld,
dan raden wij u aan de remvloeistof te
gebruiken die staat vermeld in de tabel
“Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie
het hoofdstuk “Technische gegevens”).
Opmerking Maak de dop van het
reservoir E en het omringende
oppervlak zorgvuldig schoon.
Wees bij het openen van de dop
bijzonder voorzichtig zodat er geen vuil
in het reservoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met een ingebouwde filterzeef
van maximaal 0,12 mm.
WAARSCHUWING De remvloeistof is
hygroscopisch (trekt water aan).
Daarom verdient het aanbeveling, als de
auto overwegend wordt gebruikt in
gebieden met een hoge
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker te
vervangen dan in het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema” staat aangegeven.
Voorkom contact tussen de
zeer corrosieve remvloeistof
en de lak. Als remvloeistof
wordt gemorst, moet de lak
onmiddellijk met water worden
afgespoeld.
De rem- en
koppelingsvloeistof is giftig
en zeer corrosief. Als per ongeluk
remvloeistof wordt gemorst,
moeten de betreffende delen
onmiddellijk worden gereinigd met
water en neutrale zeep en daarna
met veel water worden afgespoeld.
Bij inslikken dient onmiddellijk een
arts te worden geraadpleegd.
ATTENTIE!
Het symbool π op het
reservoir geeft aan dat
synthetische remvloeistof en geen
minerale vloeistof moet worden
gebruikt. Het gebruik van minerale
vloeistoffen moet absoluut worden
vermeden, omdat de rubbers in het
remsysteem door deze vloeistoffen
worden beschadigd.
ATTENTIE!
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 137
Door water in het
brandstofcircuit kan het
inspuitsysteem ernstig
worden beschadigd en de
motor onregelmatig gaan draaien.
Als het lampje
E
op het
instrumentenpaneel gaat branden,
wendt u dan zo snel mogelijk tot het
Ford Servicenetwerk om het systeem
te laten aftappen. Als het lampje
direct na het tanken gaat branden,
bestaat de mogelijkheid dat er
tijdens het tanken water in de
brandstoftank is gekomen: wendt u
direct tot het Ford Servicenetwerk.
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter
vervangen door het Ford
Servicenetwerk.
138
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
DIESELFILTER
CONDENS AFTAPPEN
(Duratorq-uitvoeringen)
ACCU
De accu van de auto is
“onderhoudsvrij”: onder normale
gebruiksomstandigheden is het niet
nodig gedestilleerd water bij te vullen.
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De controlewerkzaamheden mogen
uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd bij de
kilometerstanden en op de wijze die
beschreven staan in dit instructieboekje.
Het eventueel bijvullen mag uitsluitend
worden uitgevoerd door gespecialiseerd
personeel van het Ford Servicenetwerk.
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief.
Voorkom contact met de huid en de
ogen. Houd open vuur en
vonkvormende apparaten
verwijderd van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan
de accu en kan de accu
openbarsten.
ATTENTIE!
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, vervallen
de onderhoudsintervallen die in het
“Geprogrammeerd
Onderhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de accu dient
u zich strikt te houden aan de
aanwijzingen van de fabrikant van de
accu.
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 138
139
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie van de auto
worden uitgevoerd, eerst de klem
van de minpool van de accu los;
de klemmen moeten altijd goed zijn
bevestigd.
WAARSCHUWING Een accu die
gedurende langere tijd minder dan 50%
geladen is, raakt door sulfatering
beschadigd. Hierdoor loopt de
capaciteit en het startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor
bevriezing (reeds bij temperaturen van
-10°C). Als u de auto langere tijd niet
gebruikt, zie dan “Auto langere tijd
stallen” in het hoofdstuk “Starten en
rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (diefstalalarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, raden wij u
aan contact op te nemen met het Ford
Servicenetwerk, dat kan u de meest
geschikte installaties uit het Ford
Lineacccessori-programma aanraden en
controleren of de elektrische installatie
van de auto geschikt is voor het extra
stroomverbruik of dat het noodzakelijk
is een accu met een grotere capaciteit
te monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers
blijven continu stroom verbruiken ook
bij een uitgezette motor, waardoor de
accu geleidelijk ontlaadt.
PRAKTISCHE TIPS OM DE
LEVENSDUUR VAN DE ACCU
TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen, dient u de volgende
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen:
wanneer u de auto parkeert,
controleer dan of de portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de
interieurverlichting;
voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio,
alarmknipperlichten enz.);
Verkeerde montage van
elektrische en elektronische
apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de
auto. Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren die
constante voeding nodig hebben
(diefstalalarm, mobiele telefoon
enz.), raden wij u aan contact op te
nemen met de specialisten van het
Ford Servicenetwerk. Deze kunnen
u de meest geschikte installaties
aanraden en controleren of het
noodzakelijk is een accu met een
grotere capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer
schadelijke stoffen voor het
milieu. Het verdient
aanbeveling een defecte
accu door het Ford Servicenetwerk te
laten vervangen, omdat het beschikt
over de uitrusting voor het op
milieuvriendelijke wijze en conform
de wettelijke bepalingen, verwerken
van defecte accu’s.
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude
omstandigheden moet, om
bevriezing te voorkomen, de accu
worden verwijderd en op een
verwarmde plaats worden bewaard.
ATTENTIE!
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd
beschermen met een speciale
veiligheidsbril.
ATTENTIE!
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 139
140
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om
de twee weken en voor een lange rit,
worden gecontroleerd: de
bandenspanning moet bij koude banden
worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de
bandenspanning toe; zie voor de juiste
waarde van de bandenspanning de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
fig. 5
KA00081m
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
Voorkom bruusk remmen, met
spinnende wielen optrekken, harde
contacten tussen banden en
stoepranden, kuilen en andere
obstakels. Het langdurig rijden op
een slecht wegdek kan de banden
beschadigen;
controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of
slijtplekken op het loopvlak. Als u
deze gebreken constateert, wendt
u dan tot het Ford Servicenetwerk;
rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: hierdoor kunnen de banden en
de velgen ernstig beschadigd raken;
stop zo snel mogelijk bij een lekke
band en verwissel het wiel om
beschadiging van de band, de velg, de
wielophanging en de stuurinrichting
te voorkomen;
Een onjuiste bandenspanning
veroorzaakt een onregelmatige slijtage
van de banden fig. 5:
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage
van het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als
de profieldiepte van het loopvlak
minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter
altijd aan de bepalingen van het land
waarin u rijdt.
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 140
141
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in
het loopvlak en op de wangen geven
aan dat de band verouderd is. Banden
die langer dan zes jaar onder een
auto gemonteerd zijn, moeten dan
ook door een specialist worden
gecontroleerd. Dit geldt in het
bijzonder voor het noodreservewiel;
monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst
onbekend is;
bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd
worden;
om een gelijke slijtage van de banden
op de vooras en de achteras te
verkrijgen, is het raadzaam de banden
om de 10.000/15.000 km van as te
verwisselen. Hierbij moeten de
banden aan dezelfde zijde van de auto
gemonteerd blijven, zodat een
omkering van de draairichting wordt
voorkomen.
Bedenk dat ook de
wegligging afhankelijk is
van een juiste bandenspanning.
ATTENTIE!
Door een te lage
bandenspanning wordt de
band te heet, waardoor er
onherstelbare inwendige schade
aan de band kan ontstaan.
ATTENTIE!
Verwissel de banden nooit
kruiselings, waarbij de
banden van de rechterzijde aan de
linkerzijde en omgekeerd worden
gemonteerd.
ATTENTIE!
Voer bij lichtmetalen
velgen geen
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C.
De mechanische eigenschappen
van de wielen kunnen hierdoor in
gevaar worden gebracht.
ATTENTIE!
RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van het
rem- en brandstofsysteem zeer
nauwkeurig de voorschriften van het
“Geprogrammeerd onderhoudsschema”
in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het
gedurende langere tijd ontbreken van
vloeistof in een systeem zorgen ervoor
dat de slangen uitdrogen en scheuren,
waardoor het betreffende systeem kan
gaan lekken. Daarom is zorgvuldige
controle noodzakelijk.
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 141
142
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
RUITENWISSERS
VOOR/ACHTER
WISSERBLADEN
Reinig regelmatig de rubber delen m.b.v.
geschikte producten.
Vervang de wisserbladen als het rubber
vervormd of versleten is. Het verdient
aanbeveling ten minste één maal per jaar
de wisserbladen te vervangen.
Met enkele simpele
voorzorgsmaatregelen is het mogelijk
beschadigingen van het rubber te
voorkomen:
wanneer de temperatuur onder 0°C
is gedaald, moet gecontroleerd
worden of er geen ijs tussen
wisserblad en ruit zit. Maak de
wissers zo nodig vrij met een
antivriesmiddel;
verwijder eventueel opgehoopte
sneeuw van de ruit: om de
wisserbladen te beschermen en
oververhitting van de
ruitenwissermotor te voorkomen;
schakel de ruitenwissers/
achterruitwisser niet op een
droge ruit in.
Wisserbladen voorruit
vervangen fig. 6
Ga als volgt te werk:
til de wisserarm B van de voorruit en
plaats het wisserblad C onder een
hoek van 90° ten opzichte van de
arm;
druk op de knop A en verwijder het
wisserblad C uit de arm B;
monteer het nieuwe wisserblad en
controleer of het geborgd is.
fig. 6
KA00199m
Rijden met versleten
ruitenwisserbladen is zeer
gevaarlijk, omdat dit het zicht
onder slechte weersomstandigheden
aanzienlijk beperkt.
ATTENTIE!
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 142
143
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Wisserblad achterruit
vervangen fig. 7
Ga als volgt te werk:
kantel het dopje A omhoog, draai de
moer B los waarmee de wisserarm
aan de as is bevestigd;
plaats de nieuwe wisserarm in de
juiste stand en draai de moer
zorgvuldig vast;
kantel het dopje naar beneden.
fig. 7
KA00200m
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 8
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst het niveau in het
ruitensproeierreservoir (zie de
paragraaf “Niveaus controleren” in dit
hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
ruitensproeiermonden niet verstopt
zijn. Deze kunnen zo nodig met een
speld worden doorgeprikt.
De stralen van de ruitensproeiers kunt
u richten door de sproeiermonden af te
stellen.
De stralen moeten op ongeveer
1
/
3
van
de bovenkant van de ruit worden
gericht.
BELANGRIJK Zorg bij de uitvoeringen
met open dak, dat het dak gesloten is
voordat u de voorruitsproeiers inschakelt.
Achterruit (achterruitsproeier)
fig. 9
De sproeiermonden van de
achterruitsproeier kunnen niet worden
afgesteld.
De sproeier is ingebouwd boven de
achterruit.
fig. 8
KA00079m
fig. 9
KA00080m
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 143
144
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest
zijn:
luchtverontreiniging;
zoutgehalte in de lucht en
luchtvochtigheid (zeegebieden, warm
en vochtig klimaat);
omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende
elementen, zoals stoffige omgeving,
opwaaiend zand, modder en steenslag
op de lak en de onderzijde moet niet
worden onderschat.
Ford heeft voor uw auto de beste
technologische oplossingen toegepast
om de carrosserie efficiënt tegen roest
te beschermen.
De belangrijkste zijn:
de toepassing van aangepaste
spuittechnieken en lakproducten die
de auto de benodigde weerstand
tegen roest en schurende elementen
verlenen;
het gebruik van verzinkte
(of voorbehandelde) plaatdelen met
een hoge corrosiebestendigheid;
het aanbrengen van een gespoten
beschermende waslaag op de
onderzijde, in de wielkuipen, in de
motorruimte en verschillende holle
ruimtes, met een hoog beschermend
vermogen;
het aanbrengen van een
beschermende kunststof laag op
kwetsbare onderdelen: onderzijde
van de portieren, binnenzijde van de
spatborden, randen, enz.;
toepassing van “open” holle ruimtes
om condensvorming te voorkomen
en binnendringend water af te
voeren, waardoor roest van
binnenuit wordt voorkomen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen
doorroesten van alle originele
componenten van de carrosserie en van
alle dragende delen gegarandeerd.
Voor de specifieke voorwaarden van
deze garantie wordt verwezen naar de
Service- en garantiehandleiding.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN
DE CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische
functie ook een beschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van de
laklaag, zoals krassen, onmiddellijk
worden bijgewerkt om roestvorming te
voorkomen. Het bijwerken dient met de
originele lak te worden uitgevoerd (zie
“Plaatje met informatie over de
carrosserielak” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Het normale onderhoud van de auto
beperkt zich tot wassen, waarbij de
frequentie afhankelijk is van het gebruik
van de auto en van de omgeving. In
bijvoorbeeld een omgeving met een
vervuilde atmosfeer of als op straten met
strooizout wordt gereden, moet de auto
vaker worden gewassen.
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 144
145
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Was de auto nooit als hij lang in de zon
heeft gestaan of als de motorkap nog
warm is: de glans van de lak kan
afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen
op dezelfde wijze worden gewassen als
de gespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen,
aangezien harsdruppels bij langere
inwerking de lak kunnen beschadigen,
waardoor de kans op roestvorming
wordt vergroot.
WAARSCHUWING Vogeluitwerpselen
dienen zo snel en zo goed mogelijk van
de lak verwijderd te worden, omdat
door de agressieve bestanddelen de lak
kan beschadigen.
Schoonmaakmiddelen
verontreinigen het water.
Daarom moet de auto bij
voorkeur worden gewassen
op een plaats waar het afvalwater
direct wordt opgevangen en gezuiverd.
Ga voor een juiste reiniging als volgt te
werk:
verwijder de antenne van het dak als
u de auto in een wastunnel wast, om
te voorkomen dat deze beschadigt;
als voor het reinigen van de auto een
stoomcleaner of een
hogedrukreiniger wordt gebruikt,
houd dan de spuitlans op een afstand
van ten minste 40 cm van de
carrosserie om beschadigingen of
vervormingen te voorkomen.
Waterresten die op de auto
achterblijven kunnen na verloop van
tijd de carrosserie beschadigen;
spoel de auto eerst met een
waterstraal onder lage druk af;
was de auto met een zachte spons
met een oplossing van neutrale zeep;
spoel daarbij de spons regelmatig uit;
spoel de auto af met schoon water
en droog de auto met warme lucht of
een schone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de
randen van de portieren, achterklep,
motorkap en de koplampranden
moeten tijdens het drogen niet vergeten
worden, omdat daar water kan blijven
staan.
Het verdient aanbeveling de auto na het
wassen niet onmiddellijk binnen te
zetten, maar de auto nog even buiten te
laten staan, zodat waterresten buiten
kunnen verdampen.
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de
ruiten een daarvoor geschikt
schoonmaakmiddel.
Gebruik een schone, zachte doek om
krassen en beschadigingen te
voorkomen.
WAARSCHUWING Let er bij het
schoonmaken van de binnenzijde van de
achterruit op dat de elektrische
weerstandsdraden van de
achterruitverwarming niet worden
beschadigd. Veeg voorzichtig in de
richting van de draden.
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 145
146
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel
of een stofzuiger.
Reinig de zittingen met een vochtige
spons en een oplossing van water en
neutrale zeep.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof
interieurdelen op de normale manier te
reinigen met een doek bevochtigd met
water en een neutrale zeep zonder
schuurmiddel.
Voor het verwijderen van vet- of
hardnekkige vlekken moeten speciale
schoonmaakmiddelen zonder
oplosmiddelen worden gebruikt, die
geschikt zijn voor het reinigen van
kunststof en die het visuele effect en de
kleur van de componenten niet
beïnvloeden.
WAARSCHUWING Gebruik nooit
alcohol of benzine om het glas van het
instrumentenpaneel schoon te maken.
INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de
vloerbedekking geen water is blijven
staan (dooiwater van sneeuwresten aan
schoenen, lekkende paraplu’s enz.),
waardoor roestvorming op de bodem
veroorzaakt zou kunnen worden.
Motorruimte
Laat de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig uitspuiten.
Hierbij mag de waterstraal niet direct
op de elektronische regeleenheden en
de relais en zekeringen links in de
motorruimte (in rijrichting) worden
gericht. Laat deze werkzaamheden
uitvoeren door een gespecialiseerd
bedrijf.
WAARSCHUWING Voor het
uitspuiten van de motorruimte moet de
contactsleutel in stand STOP staan en
de motor koud zijn.
Controleer na het reinigen of de
verschillende beschermingen (rubber
kappen, deksels enz.) nog op hun plaats
zitten en niet beschadigd zijn.
Koplampen
WAARSCHUWING Gebruik voor het
reinigen van het kunststof lampenglas
van de koplampen geen aromatische
producten (bijv. benzine) of ketonen
(bijv. aceton).
Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum
of wasbenzine voor het reinigen van
de interieurdelen van de auto. De
elektrostatische lading die tijdens
het reinigen door het wrijven
ontstaat, kan brand veroorzaken.
ATTENTIE!
Bewaar nooit spuitbussen
in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen
mogen niet worden blootgesteld
aan temperaturen boven 50°C.
In de zomer kan de temperatuur
in het interieur ver boven deze
waarde oplopen.
ATTENTIE!
133-146 Ford KA NL:133-146 Ford KA NL 20-10-2010 15:03 Pagina 146
147
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................. 148
MOTORCODES –
CARROSSERIE-UITVOERINGEN ................................... 150
MOTOR ................................................................................. 151
BRANDSTOFSYSTEEM ...................................................... 152
TRANSMISSIE ....................................................................... 152
REMMEN ................................................................................ 153
WIELOPHANGING ............................................................ 153
STUURINRICHTING .......................................................... 153
WIELEN ................................................................................. 154
AFMETINGEN ...................................................................... 157
PRESTATIES .......................................................................... 158
GEWICHTEN ....................................................................... 159
VULLINGSTABEL ................................................................ 160
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ....................... 161
BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... 163
CO
2
-EMISSIE ......................................................................... 164
T
T
E
E
C
C
H
H
N
N
I
I
S
S
C
C
H
H
E
E
G
G
E
E
G
G
E
E
V
V
E
E
N
N
S
S
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 147
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS fig. 2
Het plaatje is op de stijl van het rechter
voorportier aangebracht en bevat de
volgende informatie:
A Typegoedkeuring of rijklare auto
B VIN-plaatje
C1 Bruto voertuigmassa
C2 Bruto massa met aanhanger
C3 Toegestane maximum massa voor
de vooras
C4 Toegestane maximum massa voor
de achteras
M Emissiewaarde (alleen diesel)
D Modelcode en carrosserie-
uitvoering
L Code van het uitlaatemissieniveau
K Kleurcode carrosserie
J Codes interieurbekleding
H Codes brugverhouding
versnellingsbak
G Codes versnellingsbak
F Motorcodes
E Rijzijde
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Wij raden u aan om kennis te nemen
van de identificatiegegevens.
De identificatiegegevens zijn op de
volgende typeplaatjes ingeslagen fig. 1:
1 Bandenspanningsplaatje
2 Plaatje met voertuiggegevens.
3 Chassisnummer (VIN).
4 Typeplaatje van de auto (VIN).
fig. 1
KA00132m
148
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
fig. 2
KA00135m
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 148
MOTORCODE
De motorcode is in het cilinderblok
geslagen en bestaat uit het motortype
en een oplopend productienummer.
CHASSISNUMMER fig. 3
Het bevat de volgende informatie:
Fabrikantcodering
Carrosserie-uitvoering
Productielocatie
Model
Productiedatum: jaar/maand
Volgnummer auto;
fig. 3
KA00126m
149
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 149
150
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
MOTORCODES – CARROSSERIE-UITVOERINGEN
Uitvoeringen Typecode motor Code carrosserie-uitvoering.
1.2L Duratec 169A4000 RU8ABAA1U
1.3L Duratorq 169A5000 RU8BBAB1U
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 150
151
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
MOTOR
ALGEMENE INFORMATIE
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Boring en slag van de zuigers mm
Cilinderinhoud cm
3
Compressieverhouding
Maximum vermogen (EU) kW
pk
bijbehorend toerental t/min
Maximum koppel (EU) Nm
kgm
bijbehorend toerental t/min
Bougies
Brandstof
1.2L Duratec
169A4000
Acht
4 in lijn
70,8 x 78,86
1242
11,1 ± 0,2
51
69
5500
102
10,4
3000
NGK ZKR7A-10
Loodvrije benzine 95 R.O.N.
1.3L Duratorq
169A5000
Diesel
4 in lijn
69,6 x 82
1248
16,8:1
55
75
4000
145
14,8
1500
Diesel voor
motorvoertuigen
(specificatie EN 590)
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 151
152
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
BRANDSTOFSYSTEEM
1.2L Duratec 1.3L Duratorq
Brandstofsysteem Elektronische Multipoint inspuiting Directe Common Rail-inspuiting
sequentieel gefaseerd, Returnless-systeem elektronisch geregeld met
turbocompressor en intercooler
Wijzigingen of reparaties aan het brandstofsysteem die niet juist worden uitgevoerd en waarbij geen
rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en
mogelijk brand veroorzaken.
ATTENTIE!
TRANSMISSIE
1.2L Duratec – 1.3L Duratorq
Versnellingsbak
Koppeling
Aandrijving
Met vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit en de achteruit
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Voor
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 152
153
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
WIELOPHANGING
1.2L Duratec – 1.3L Duratorq
Voor
Achter
REMMEN
1.2L Duratec – 1.3L Duratorq
Voetrem:
– voor
– achter
Handrem
WAARSCHUWING Water, ijs en strooizout op het wegdek kan zich op de remschijven afzetten, waardoor de gewenste
remvertraging bij de eerste keer remmen iets later wordt bereikt.
STUURINRICHTING
1.2L Duratec – 1.3L Duratorq
Type
Draaicirkel
tussen stoepranden m
onafhankelijke wielophanging, type McPherson; bestaande uit een mechanische
traverse, schokdempers, schroefveren en bij de uitvoeringen met elektrische
stuurbekrachtiging met een stabilisatorstang
met via torsieas gekoppelde wielen; bestaande uit torsieas en
twee buisvormige armen met schokdempers en schroefveren.
tandheugelstuurhuis met elektrische stuurbekrachtiging (indien aanwezig)
9,3
schijfremmen
trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en één wielremcilinder
per wiel
bediend met remhendel, die op de achterwielen werkt
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 153
VERKLARING VAN DE
CODERING OP DE BANDEN
fig. 4
Voorbeeld: 175/65 R 14 82T
175 = Nominale breedte (S, afstand in
mm tussen de flanken).
65 = Hoogte/breedte-verhouding
(H/S) (percentage).
R = Radiaalband.
14 = Diameter van de velg (in inch)
(Ø).
82 = Beladingsindex (draagvermogen).
T = Snelheidsindex.
WIELEN
VELGEN EN BANDEN
Geperst stalen of lichtmetalen velgen.
Tubeless radiaalbanden. Op de
typegoedkeuring zijn bovendien alle
goedgekeurde banden aangegeven.
WAARSCHUWING Als de gegevens in
het instructieboekje afwijken van die
van de typegoedkeuring, dient u zich
altijd aan de gegevens van de
typegoedkeuring te houden.
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk
dat alle wielen zijn voorzien van banden
van hetzelfde merk en hetzelfde type.
WAARSCHUWING In tubeless banden
mogen geen binnenbanden gebruikt
worden.
154
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
fig. 4
KA00083m
RESERVEWIEL
Geperst stalen velg. Tubeless band.
WIELUITLIJNING
Toespoor van de voorwielen gemeten
tussen de velgen: 1,8 ± 1 mm
De waarden zijn van toepassing op een
onbelaste auto in rijklare staat.
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 154
VERKLARING VAN DE
CODERING OP DE VELGEN fig. 4
Voorbeeld: 6J x 15H2
6 = breedte van de velg in inch 1.
J = velgbedprofiel (deel aan de
zijkanten waarop de
band steunt) 2.
15 = montagediameter in inch
(komt overeen met die van de
band die gemonteerd moet
worden) 3 = Ø.
H2 = vorm en aantal “humps”
(vorm van de velgrand die de
wang van de tubeless band op
zijn plaats houdt).
Beladingsindex (draagvermogen)
70 = 335 kg 81 = 462 kg
71 = 345 kg 82 = 475 kg
72 = 355 kg 83 = 487 kg
73 = 365 kg 84 = 500 kg
74 = 375 kg 85 = 515 kg
75 = 387 kg 86 = 530 kg
76 = 400 kg 87 = 545 kg
77 = 412 kg 88 = 560 kg
78 = 425 kg 89 = 580 kg
79 = 437 kg 90 = 600 kg
80 = 450 kg 91 = 615 kg
155
Snelheidsindex
Q = max. 160 km/h.
R = max. 170 km/h.
S = max. 180 km/h.
T = max. 190 km/h.
U = max. 200 km/h.
H = max. 210 km/h.
V = tot 240 km/h.
Snelheidsindex voor
winterbanden
QM + S = tot 160 km/h.
TM + S = tot 190 km/h.
HM + S = tot 210 km/h.
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
fig. 4a
F0T0000m
RIM PROTECTOR
BANDEN fig. 4a
Als integrale wieldeksels
die (met een veer) op de
plaatstalen velg zijn bevestigd en
als niet-af-fabriek of aftersales
banden die voorzien zijn van een
“Rim Protector” (fig. 4a) worden
gebruikt, mogen de wieldeksels
NIET gemonteerd worden.
Het gebruik van ongeschikte
banden en wieldeksels kan leiden
tot een plotselinge afname van de
bandenspanning.
ATTENTIE!
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 155
5Bx14 H ET 31.5
5Bx14 H ET 31.5
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.
Controleer de bandenspanning nogmaals als de banden koud zijn.
Banden Uitvoeringen Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reservewiel
Voor Achter Voor Achter
(indien aanwezig)
165/65 R14 79T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
175/65 R14 82T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
195/50 R15 82T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
195/45 R16 84T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
156
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
Uitvoeringen Velgen Banden Banden Reservewiel (indien aanwezig)
standaard winterbanden Velgmaat Bandenmaat
5.5Jx14 H2 ET 35
5.5Jx14 H2 ET 35
6Jx15 H2 ET 40
6.5Jx16 H2 ET 40
5.5Jx14 H2 ET 35
5.5Jx14 H2 ET 35
6Jx15 H2 ET 40
6.5Jx16 H2 ET 40
165/65 R14 79T
175/65 R14 82T
195/50 R15 82T
195/45 R16 84T
165/65 R14 79T
175/65 R14 82T
195/50 R15 82T
195/45 R16 84T
165/65 R14 79Q
175/65 R14 82Q
195/50 R15 82Q
195/45 R16 84Q
165/65 R14 79Q
175/65 R14 82Q
195/50 R15 82Q
195/45 R16 84Q
165/65 R14 79T
165/65 R14 79T
3,0
1.2L Duratec
1.3L Duratorq
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 156
AFMETINGEN
De afmetingen zijn aangegeven in mm
en hebben betrekking op een auto die is
uitgerust met standaard banden.
De hoogte heeft betrekking op een
onbelaste auto
157
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
A
C
B
D
E
F
G
I
KA00084m
fig. 5
(*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
Uitvoeringen A B C D E F G I
1.2L Duratec 3620 758 2300 562 1506(*) 1399÷1409 (*) 1658 1387÷1397(*)
1.3L Duratorq 3620 758 2300 562 1506(*) 1399÷1409 (*) 1658 1387÷1397(*)
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 157
PRESTATIES
Maximale snelheid na de inrijperiode in km/h.
1.2L Duratec 159
1.3L Duratorq 160
158
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 158
159
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
1.3L Duratorq
980
435
830
640
1415
50
1.2L Duratec
865
455
770
640
1320
50
GEWICHTEN
Gewichten (kg)
Leeggewicht (met alle vloeistoffen,
90% gevulde brandstoftank
en geen optionals)
Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:
Max. toelaatbaar gewicht (**)
– vooras:
– achteras:
– totaal:
Max. dakbelasting:
(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (zoals een trekhaak), stijgt het leeggewicht, waardoor het totale laadvermogen
met hetzelfde gewicht daalt.
(**) Maximumwaarden die niet overschreden mogen worden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto
zodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 159
160
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
1.2L Duratec
35
5
4,85
2,5
2,8
1,65
0,55
2,5
VULLINGSTABEL
Brandstoftank: liter
inclusief een reserve van: liter
Motorkoelsysteem:
liter
Motorcarter: liter
Carter en oliefilter: liter
Versnellingsbak en differentieel:
liter
Hydraul. remcircuit:
kg
Vloeistofreservoir
ruitensproeiers
en achterruitsproeier: liter
1.3L Duratorq
35 ()
5 ()
6,3
2,8
3,0
1,65
0,55
2,5
Voorgeschreven brandstof
en originele smeermiddelen
Loodvrije benzine met octaangetal
van ten minste 95 R.O.N
() Diesel voor motorvoertuigen
(specificatie EN590)
ARTECO Havoline XLC
koelvloeistof
_
TUTELA CAR TECHNYX
SUPER DOT 4
_
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:35 Pagina 160
161
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN EIGENSCHAPPEN
Toepassing Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vervangings-
voor een correct functioneren van de auto interval
Smeermiddelen
voor benzine-
en dieselmotoren
Als bij dieselmotoren in geval van nood geen originele producten beschikbaar zijn, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen
aan de specificaties ACEA C3; in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd en is het raadzaam de olie
zo snel mogelijk bij het Ford Servicenetwerk te laten vervangen door het voorgeschreven smeermiddel.
Het gebruik van producten met lagere specificaties dan ACEA C3 kan ernstige schade aan de motor veroorzaken die niet door
de garantie wordt gedekt.
SAE 5W-40 motorolie (WSS-M2C917-A)
Volgens het
Geprogrammeerde
Onderhoudsschema
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:36 Pagina 161
162
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
Gebruik Specificaties van de vloeistoffen Vloeistoffen Toepassing
en smeermiddelen voor een correct en smeermiddelen
functioneren van de auto vloeistoffen
Remvloeistof
Bescherming
voor radiateurs
Handgeschakelde
versnellingsbakken
en differentieel
Hydraulisch
remsysteem en
koppelingbediening
Motorkoelsysteem
TUTELA CAR
TECHNYX
SUPER DOT 4
ARTECO Havoline
XLC koelvloeistof
(WSS-M97B44-D)
Synthetisch smeermiddel SAE 75W- 85
ESD-M6C57-A Super DOT 4 (BASF Hydraulan 407-1)
Beschermingsmiddel met antivries
Smeermiddelen en
vetten voor
krachtoverbrengingen
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:36 Pagina 162
op buitenwegen: omvat een testrit,
waarbij frequent geaccelereerd wordt
in alle versnellingen om normaal
gebruik op de buitenweg te
simuleren; de snelheid varieert tussen
0 en 120 km/h;
gecombineerd verbruik: hierbij telt
de waarde van de stadsrit mee voor
37% en de waarde van de testrit op
buitenwegen 63%.
BRANDSTOF
VERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de
volgende tabellen is opgenomen, is
gemeten volgens een vastgestelde
testmethode die in EU-normen is
vastgelegd.
Voor het meten van het
brandstofverbruik wordt de volgende
procedure uitgevoerd:
in de stad: koude start gevolgd door
gesimuleerd gebruik in stadsverkeer;
163
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
WAARSCHUWING Het soort wegdek,
verkeerssituatie, atmosferische
omstandigheden, rijstijl, algemene
conditie van de auto, uitrustingsniveau,
gebruik van de airconditioning, lading
van de auto, imperiaal op het dak en
andere situaties die de aerodynamica
kunnen beïnvloeden, leveren een ander
brandstofverbruik op dan hier vermeld.
Brandstofverbruik volgens de geldende richtlijn (liter/100 km)
Uitvoeringen Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd
1.2L Duratec 5,8 4,4 4,9
1.3L Duratorq 4,9 3,7 4,1
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:36 Pagina 163
164
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
ALFABETISCH
REGISTER
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
CO
2
-EMISSIE
De CO
2
-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.
Uitvoeringen CO
2
-emissie volgens de geldende richtlijn (g/km)
1.2L Duratec 115
1.3L Duratorq 109
147-164 Ford KA NL:147-164 Ford KA NL 20-10-2010 14:36 Pagina 164
165
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ASR......................................................... 56
Auto langere tijd stallen .................... 93
Auto stallen .......................................... 93
Automatische klimaatregeling .......... 34
Autoradio ............................................. 64
Auto-Start-Stop-systeem ................... 60
Bagageruimte vergroten .................. 48
Bagageruimte ........................................ 47
– openen ............................................ 47
– sluiten .............................................. 47
– vergroten ....................................... 48
Bagageruimteverlichting .................... 40
– lamp vervangen ............................. 125
Banden .................................................. 154
– bandenspanning ............................. 156
– onderhoud ..................................... 140
– Rim Protector ................................ 155
– standaard ........................................ 156
– verklaring van de codering
op de banden ................................ 155
– verwisselen .................................... 108
– winterbanden ................................ 156
Bandenspanning ................................... 156
Bediening .............................................. 41
Bedieningsknoppen ............................ 41
Bekerhouders ...................................... 44
Bescherming van het milieu .............. 67
Bougies .................................................. 151
Brandstof .............................................. 160
– brandstofmeter ............................. 12
– brandstofnoodschakeling ............ 42
– brandstofverbruik ......................... 163
– inhoud brandstoftank .................. 160
– tanken ............................................. 160
Brandstofbesparing ............................. 90
Brandstofmeter ................................... 12
Brandstofnoodschakeling .................. 42
Brandstofverbruik ............................... 163
Buitenverlichting ................................. 37
Buitenverlichting ................................. 37
– lamp vervangen ............................. 123
Carrosserie.......................................... 150
– codes uitvoeringen ....................... 150
– garantie ........................................... 144
– onderhoud ..................................... 144
Centrale vergrendeling ...................... 45
Chassisnummer ................................... 149
Code Card ........................................... 6
Dashboard .......................................... 3-4
ABS ...................................................... 53
Accu........................................................ 138
– accu laden ...................................... 130
– acculading controleren ................ 138
– nuttige tips ..................................... 139
– starten met een hulpaccu ........... 106
– verwisselen .................................... 138
Achterklep............................................. 47
Achterruitsproeier ............................. 39
– bediening ........................................ 39
– vloeistofniveau .............................. 136
Achterruitwisser ................................. 39
– bediening ........................................ 39
– sproeiers ........................................ 143
– wisserbladen .................................. 142
Achteruitrijlicht ................................... 123
Afmetingen ........................................... 157
Afstandsbediening met
radiofrequentie ................................. 6
– batterij vervangen ......................... 8
– extra afstandsbedieningen
bestellen ......................................... 8
Airbag .................................................... 79
– frontairbag bestuurderszijde ...... 80
– frontairbag passagierszijde .......... 80
– Sidebags – headbag .................. 81-82
Alarmknipperlichten .......................... 41
A
A
L
L
F
F
A
A
B
B
E
E
T
T
I
I
S
S
C
C
H
H
R
R
E
E
G
G
I
I
S
S
T
T
E
E
R
R
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 165
166
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Handmatige klimaatregeling ............ 32
Handrem .............................................. 88
Hill Holder-systeem ........................... 55
Hoofdsteun .......................................... 27
Identificatiegegevens .......................... 148
In noodgevallen ................................... 105
Inbouwvoorbereiding voor de
montage van een
“Isofix”-kinderzitje ........................... 74
Instrumenten ....................................... 10
Instrumentenpaneel ........................... 10
Intelligente wis-/wasregeling ............. 38
Interieur ................................................ 146
Interieuruitrusting .............................. 43
Isofix-kinderzitje ................................. 74
Kentekenverlichting .......................... 124
Kinderen veilig vervoeren ................ 73
Kinderzitjes
(geschiktheid voor gebruik) ........... 76
Koelvloeistofmeter
Koplampen ........................................... 51
– koplampafstelling in
het buitenland ............................... 52
– koplampen afstellen ..................... 51
– koplampverstelling ....................... 52
– mistlampen afstellen ..................... 52
Koppeling ............................................. 152
Lak ........................................................ 144
Lamp (vervangen) ............................... 118
– algemene aanwijzingen ................ 118
– typen lampen ................................. 119
Lampjes en berichten ......................... 95
Luchtfilter ............................................. 138
Luchtroosters ...................................... 30
Maximumsnelheid ............................. 158
Mechanische sleutel ........................... 6
Mistachterlicht ..................................... 41
– bedieningsknoppen ...................... 41
– lamp vervangen ............................. 123
Mistlampen ........................................... 41
– bedieningsknoppen ...................... 41
– lamp vervangen ............................. 123
Motor .................................................... 12
Motor starten ...................................... 86
– benzinemotor starten .................. 86
– dieselmotor starten ..................... 87
– motor opwarmen
na het starten ................................ 87
– motor uitzetten ............................ 88
– rollend starten .............................. 107
– start-/contactslot .......................... 9
– starten met een hulpaccu ........... 106
Motor ..................................................... 151
– chassisnummer .............................. 149
– identificatiecode ............................ 150
Dashboardkastje ................................. 43
Derde remlicht ................................... 124
Digitaal display ..................................... 13
Dimlichten ............................................ 37
– bediening ........................................ 37
– lamp vervangen ............................. 122
Dop van brandstoftank ...................... 67
EBD (storing) ..................................... 54
EOBD-systeem ................................... 57
ESP-systeem ......................................... 54
Extra accessoires ................................ 65
Fix&Go
(snelle bandenreparatieset) ........... 114
Follow me home (systeem) .............. 38
Ford CODE-systeem ......................... 5
Gebruik van de handgeschakelde
versnellingsbak .................................. 89
Gewichten ............................................ 159
Gordelspanners .................................. 71
Grootlicht ............................................ 37
– bediening ........................................ 37
– grootlichtsignaal ............................ 37
– lamp vervangen ............................. 122
Grootlichtsignaal ................................. 37
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 166
167
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Pollenfilter ............................................ 138
Portieren .............................................. 45
Portiervergrendeling .......................... 45
Prestaties .............................................. 158
Radiozendapparatuur en
mobiele telefoons ............................ 65
Remmen ............................................... 153
– specificaties .................................... 153
– vloeistofniveau .............................. 137
Remvloeistofniveau ............................ 137
Richtingaanwijzers .............................. 37
– achterlamp vervangen ................. 123
– bediening ........................................ 37
– koplamp vervangen ...................... 122
– lamp op flank vervangen ............. 122
Rim Protector ...................................... 155
Rubber slangen .................................... 141
Ruitbediening ....................................... 46
Ruiten reinigen .................................... 143
Ruitensproeiers voor.......................... 38
– bediening ........................................ 38
– vloeistofniveau .............................. 136
Ruitenwissers voor ............................ 38
– bediening ........................................ 38
– sproeiers ........................................ 143
– wisserbladen .................................. 142
Slepen van de auto ............................ 131
Sleutel met afstandsbediening .......... 6
– batterij vervangen ......................... 8
– extra afstandsbedieningen
bestellen ......................................... 8
Sneeuwkettingen ................................. 93
Snelheidsmeter .................................... 12
Spiegels ................................................. 29
– binnenspiegels ............................... 29
– buitenspiegels ................................ 29
– elektrische spiegels ...................... 29
Start-/contactslot ................................ 9
Starten en rijden ................................. 85
Stoelverstelling .................................... 26
Stuurinrichting ..................................... 153
Stuurslot ............................................... 9
Stuurwielverstelling ............................ 28
Symbolen .............................................. 5
Tankklepje .......................................... 67
Technische gegevens .......................... 147
Toerenteller ........................................ 12
Transmissie .......................................... 152
Trekkrachtbegrenzers ....................... 71
Tripcomputer ...................................... 24
Typeplaatjes .......................................... 148
– carrosserielak ................................ 148
– identificatiegegevens .................... 148
– technische specificaties ............... 151
Motorkap ............................................. 49
Motorolie
– peil controleren ............................ 135
– technische specificaties ............... 160
– verbruik .......................................... 135
Motorolieniveau .................................. 135
Motorruimte (reinigen) ..................... 146
MSR-systeem ....................................... 56
Multifunctioneel display ..................... 16
Niveau motorkoelvloeistof ............. 136
Niveau ruitensproeiervloeistof ........ 136
Niveaus ................................................. 134
Niveaus controleren .......................... 134
Onderhoud en zorg .......................... 133
– klimaatregeling .......................... 32-34
Opbergvak onder de stoel ............... 43
Opkrikken van de auto ..................... 131
Parkeersensoren ............................... 58
Parkeren ............................................... 88
Plafondlampjes ..................................... 40
– bagageruimte ................................. 40
– voor ................................................. 40
Plafondverlichting ............................... 40
– bediening ........................................ 40
– lampen vervangen ......................... 124
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 167
168
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Wisserbladen voor en achter .......... 142
Zekeringen (vervangen) ................... 126
Zitplaatsen ........................................... 26
– reinigen ........................................... 146
Zonnekleppen ..................................... 43
Uitstoot van CO
2
............................. 164
Veiligheid ............................................. 69
Veiligheidsgordels ............................... 70
– algemene opmerkingen ............... 71
– gebruik ............................................ 70
– gordelspanners .............................. 71
– onderhoud ..................................... 73
– trekkrachtbegrenzers .................. 71
Velgen ................................................... 154
– verklaring van de codering
op de velgen .................................. 154
Ventilatie .............................................. 31
Versnellingsbak .................................... 89
– gebruik van de handgeschakelde
versnellingsbak .............................. 89
– technische specificaties ............... 152
Verwarming en ventilatie ................... 31
Vloeistoffen en smeermiddelen ....... 161
Voeding ................................................. 152
Vullingstabel ......................................... 160
Wiel verwisselen .............................. 108
– schade aan de achterband .......... 113
Wiel ........................................................ 154
– reservewiel .................................... 154
– verwisselen .................................... 108
Wielophanging .................................... 153
Wieluitlijning ........................................ 154
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 168
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
O
O
P
P
M
M
E
E
R
R
K
K
I
I
N
N
G
G
ALFABETISCH
REGISTER
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 169
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 170
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 171
VEILIGHEID
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WEGWIJS IN
UW AUTO
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
BRANDSTOFTANK (liters)
1.2L Duratec 1.3L Duratorq
Tankinhoud 35 35
Reserve 5 5
De benzinemotoren zijn uitsluitend geschikt voor loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 RON (specificatie EN 228).
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN 590)
MOTOROLIE VERVERSEN (liter)
1.2L Duratec 1.3L Duratorq
Carter 2,5 2,8
Motorcarter en filter 2,8 3,0
Druknummer 603.81.831 – 11/2010 – 1e editie
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde.
Controleer de bandenspanning nogmaals als de banden koud zijn.
Banden Uitvoeringen Bij gemiddelde belading Bij volle belading Reservewiel
Voor Achter Voor Achter (indien aanwezig)
165/65 R14 79T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
175/65 R14 82T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
195/50 R15 82T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
195/45 R16 84T
1.2L Duratec 2,0 2,0 2,3 2,5
1.3L Duratorq 2,2 2,0 2,3 2,5
3,0
ALFABETISCH
REGISTER
165-172 Ford KA NL:165-172 Ford KA NL 20-10-2010 14:41 Pagina 172
7

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Ford Ka wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info