Waarschuwingslampje
laadstroom
Als dit lampje brandt onder het
rijden, dan duidt dit op een
storing. Schakel alle onnodige
stroomverbruikers uit. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide
monteur controleren.
Waarschuwing voor verlaten
rijstrook (lane departure)
Deze brandt wanneer deze
functie wordt uitgeschakeld of
in combinatie met een bericht.
Het controlelampje dooft wanneer u het
systeem weer inschakelt of wanneer u
het contact uitschakelt. Zie
Waarschuwing rijden buiten baan
(bladzijde 203). Zie Infoberichten
(bladzijde 111).
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
Wanneer deze lamp brandt, ga
dan zo spoedig mogelijk tanken.
Controlelamp grootlicht
Brandt wanneer u het grootlicht
inschakelt. Het knippert
wanneer u een lichtsignaal
geeft.
Berichtenindicator
Brandt wanneer een nieuw
bericht in het informatiedisplay
is opgeslagen. Zie
Infoberichten (bladzijde 111).
Controlelamp oliedruk
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer het
waarschuwingslampje oliedruk gaat
branden terwijl het oliepeil correct is.
Laat het systeem onmiddellijk door een
goed opgeleide monteur controleren.
Wanneer de lamp na het starten
blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op een
storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en schakel de motor uit.
Controleer het motoroliepeil. Zie
Motorolie controleren (bladzijde 253).
Controlelampje mistachterlicht
Brandt wanneer u de
mistachterlichten inschakelt.
Herinneringssysteem
veiligheidsgordel
Zie Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel (bladzijde
35).
Controlelampje schakelen
Het controlelampje brandt om
aan te geven dat schakelen
naar een hogere versnelling
zuiniger is en voor een lagere
CO2-uitstoot zorgt. Het controlelampje
brandt niet tijdens perioden van hoge
acceleratie, remmen of intrappen van het
koppelingspedaal.
96
Instrumenten