132 133
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Geen elektrische voeding. • De batterijen zijn uitgeput.
• De stekker van de lichtnetadapter zit niet in het
stopcontact.
• De batterijen zijn verkeerd om in de camera gezet.
• Het deksel van het batterijcompartiment is niet goed
gesloten.
• De camera is een lange tijd zonder baterijen of licht
-
netadapter opgeborgen geweest.
• Zet nieuwe, geheel geladen batterijen in de camera.
• Steek de lichtnetadapter in het stopcontact.
• Zet de batterijen in de juiste stand in de camera.
• Sluit het deksel van het batterijcompartiment goed.
• Laad de baterijen op of sluit de lichtnetadapter aan,
wacht een tijdje voor u de camera inschakelt.
De voedingsspanning scha
-
kelt uit tijdens gebruik.
De batterijen zijn uitgeput. Zet nieuwe, geheel opgeladen batterijen in de camera.
De batterijen raken snel
leeg.
• De camera wordt bij erg koud weer gebruikt.
• De contacten van de batterijen zijn vuil.
• De batterijen kunt u niet meer opladen.
• De heroplaadbare batterijen (indien gebruikt) zijn
gedeactiveerd. of de capaciteit van de batterijen is
afgenomen als gevolg van het geheugeneffect.
• Houd de batterijen warm in uw jaszak of op een
andere warme plaats en zet ze vlak voordat u gaat
fotograferen terug in de camera.
• Wrijf de contacten schoon met een droge schone
doek.
• Zet nieuwe batterijen of volledig opgeladen batterijen
in de camera.
• Door de batterijen met de ontlaadfunctie te ontladen
kunt u de oorspronkelijke capaciteit daarvan weer
herstellen.
Als ik ontspanknop indruk,
wordt er geen foto gemaakt.
• U heeft geen geheugenkaartje in de camera gezet.
• Het geheugenkaartje is vol.
• Het geheugenkaartje is niet geformatteerd.
• Het contactvlak (goudkleurig) van de
xD-Picture
Card is vuil.
• Het geheugenkaartje is beschadigd.
• De batterijen zijn uitgeput.
• Zet een geheugenkaartje in de camera.
• Zet een nieuw geheugenkaartje in de camera of wis
een aantal overbodig geworden opnamen.
• Formatteer het geheugenkaartje.
• Reinig het contactvlak met een schone, droge doek.
• Zet een nieuw geheugenkaartje in de camera.
• Zet nieuwe of geheel opgeladen batterijen in de
camera.
Het scherpstellen gebeurt
traag.
De externe AF-sensor is vuil. Verwijder stof met een blaaskwastje en vervolgens door
de sensor af te wrijven met een zachte, droge doek.
Instellen van de macrofunc
-
tie (close-up) lukt niet.
De camera staat ingesteld op “m”, “,” of “/”. Kies als fotofunctie “B”, “ ”, “ ”, “P”, “S”,
“A” of “M”.
Instellen van repeterende
opnamen lukt niet.
De camera staat in de stand Meervoudige belichting. Zet de functie Meervoudige belichting op “OFF”.
Instellen van de belichtings
-
correctie lukt niet.
De functieknop staat in de stand “B”, “ ”, “ ”,
“m”, “,”, “/” of “M”.
Kies een andere fotofunctie.
Bij het fotograferen kan de
flitser niet worden gebruikt.
• De ontspanknop werd ingedrukt terwijl de flitser werd
opgeladen.
• De flitskop was niet opgeklapt.
• De batterijen zijn uitgeput.
• De camera staat in de stand “ ” of “
,”.
• De camera staat ingesteld op repeterende opnamen.
• De camera staat ingesteld op Supermacro.
• Wacht tot de flitser helemaal opgeladen in voordat u
de ontspanknop indrukt.
• Klap de flitskop op.
• Zet nieuwe of geheel opgeladen batterijen in de
camera.
• Kies een andere fotofunctie.
• Zet de functie repeterende opnamen op “OFF”.
• Annuleer de functie Supermacro.
De flitsinstellingen zijn
beperkt en kunnen niet
worden geselecteerd.
• De camera staat ingesteld op “B”, “ ”, “ ”,
“
m”, “,”, “/” of “M”.
De flitsinstellingen zijn beperkt omdat de camera-
instelling is gekoppeld aan de scene.
• Verander de camera-instelling voor een grotere keuze
aan flitsinstellingen.
Het weergegeven beeld is
te donker, ook van geflitste
opnamen.
• Het onderwerp staat te ver weg.
• U hield uw vinger voor de flitser.
• Ga dichter op het onderwerp toe.
• Houd de camera op de juiste wijze vast.
Het weergegeven beeld
is wazig.
• De lens is vuil.
• U fotografeerde een landschap met de camera inge-
steld op Macro.
• U maakte een close-up zonder de camera in de stand
Macro te zetten.
• U fotografeerde een onderwerp dat niet geschikt is
voor automatisch scherpstellen.
• Maak de lens schoon.
• Schakel de functie Macro uit.
• Selecteer de functie Macro.
• Maak de opname met het AF/AE-geheugen of met
“MF” (handinstelling).
Er zitten stipjes in het beeld De opname werd gemaakt met een lange sluitertijd
(lange belichting) en in een zeer warme omgeving.
Dit is een karakteristieke eigenschap van CCD’s en wijst
niet op een fout in de camera.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De camera laat geen enkel
geluid horen.
• Het volume van de camera is te laag ingesteld.
• Tijdens fotograferen/opnemen was de microfoon
afgedekt.
• De luidspreker is tijdens afspelen afgedekt.
• Pas het volume aan.
• Let op dat u tijdens fotograferen/opnemen niet de
microfoon afdekt.
• Zorg dat de luidspreker niet afgedekt is.
De functie FRAME wist het
beeld niet.
• Het is mogelijk dat sommige beelden beveiligd zijn. • Hef de beveiliging op met de camera waarmee de
beveiliging werd ingesteld.
De functie ERASE ALL wist
niet alle beelden.
De teksten in de monitor zijn
niet in het Engels gesteld.
Voor de functie “ ” in het menu “
F”
SET-UP is een andere taal dan Engels ingesteld (zie
blz. 100).
1 Open het functiepictogram door op de “MENU/OK”-
knop te drukken.
2 Selecteer “F” SET-UP door op “a” of “b” te druk-
ken en druk dan op de knop “
c”.
3 Selecteer “ ” door op “a” of “b”
te drukken.
4 Druk op de knop “c”.
5 Kies “ENGLISH” door enkele malen op “a” of “b”
te drukken.
6 Druk op de “MENU/OK”-knop.
Het TV-beeld is zwart-wit • Het meegeleverde A/V-kabeltje werd aangesloten
tijdens weergeven.
• Camera en TV zijn niet op de juiste wijze op elkaar
aangesloten.
• Als TV-ingang is “TV” ingesteld.
• Het video-uitgangssignaal “ ” is niet goed inge
-
steld.
• Het volume van de TV is te laag ingesteld.
• Stop de weergave van videobeelden en sluit camera
en TV op de juiste wijze op elkaar aan.
• Sluit camera en TV op de juiste wijze op elkaar aan.
• Stel als TV-ingang “VIDEO” in.
• Kies als kleurentelevisie systeem “NTSC” of “PAL”
(zie blz. 100).
• Pas het volume van de TV aan.
Het TV-beeld is zwart-wit. Niet het juiste kleurentelevisie systeem ingesteld. Kies als kleurentelevisie systeem “NTSC” of “PAL” (zie
blz. 100).
Als de camera op een PC
wordt aangesloten, ver
-
schijnt het gefotografeerde
of het weergegeven beeld in
de cameramonitor.
• Het USB-kabeltje (mini-B) is niet goed op de PC of op
de camera aangesloten.
• De PC is niet ingeschakeld.
• Stel de camera in en sluit het USB-kabeltje (mini-B)
op de juiste wijze aan.
• Schakel de PC in.
Als ik de functieknop
gebruik, gebeurt er niets.
• Fout in de camera.
• De batterijen zijn uitgeput.
• Verwijder kortstondig de batterijen of koppel de licht-
netadapter af. Zet de batterijen opnieuw in de camera
of sluit weer de lichtnetadapter aan en probeer het
opnieuw.
• Zet nieuwe of volledig opgeladen batterijen in de
camera.
De camera werkt niet goed
meer.
In de camera heeft zich een onverwacht probleem
voorgedaan.
Verwijder kortstondig de batterijen of koppel de licht
-
netadapter af. Zet de batterijen opnieuw in de camera
of sluit weer de lichtnetadapter aan en probeer het
opnieuw.
Printen met PictBridge is
niet mogelijk.
In het menu “
F” SET-UP is als USB-functie niet
“¶” PICTBRIDGE geselecteerd.
Kies in het menu “
F” SET-UP als USB-functie “¶”
PICTBRIDGE.
De camera werd aangeslo-
ten op een PC terwijl als
USB-functie “
¢” was
ingesteld.
Koppel de camera af van de PC door de hieronder
beschreven stappen
1 tot 3 uit te voeren.
• Voor Windows
1 De wizard “New Hardware Found” (nieuwe hardware
aangetroffen) of de wizard “Scanner and Camera” ver
-
schijnt. Gebeurt dat niet, dan gaat u verder met stap
3.
2 Klik op de knop [Cancel] (annuleren).
3 Koppel de camera los van de PC.
• Voor een Macintosh
1 Het venster voor het opzoeken van de driver (stuur-
programma) verschijnt. Gebeurt dat niet, dan gaat u
verder met stap
3.
2 Klik op de knop [Cancel] (annuleren).
3 Koppel de camera los van de Macintosh.
Storingen opheffen
4 Controleer voordat u de camera ter reparatie
aanbiedt, de volgende punten: