A: Landingsgestel switch, kanaal 5: wanneer uw model een inklapbaar landingsgestel
heeft kan deze hiermee bedient worden.
H: Gyro Switch, kanaal 5: de gevoeligheidsconnector van de gyro kan worden aangesloten
op kanaal 5. De betreffende gyro heeft 2 gevoeligheden. Wanneer gebruik wordt gemaakt
van de 401/502/611 gyro, kunnen 2 settings worden gemaakt betreffende de gevoeligheid.
ANTENNE: Brengt het signaal naar de ontvanger: NOOIT naar de ontvanger wijzen met de
antenne (hierover later meer)
Ontvanger antenne
De ontvanger heeft 2 antennes die een schakelfunctie hebben om de kans op storingen te
verlagern. De golflengte van de 2,4 Ghz is veel korter dan van bv 27 of 72 Mhz. Het is dus
aannemelijk dat het signaal verloren kan gaan wat weer tot storingen leidt. Om dit op te
lossen is een zgn diversity systeem ontworpen. Volg de volgende aanwijzingen om de beste
resultaten te verkijgen:
1 houdt de beide antennes zo recht mogelijk om het bereik niet te beinvloeden.
2 de beide antennes moeten in 90 graden ten opzichte van elkaar worden geplaatst. Dit is
niet kritisch als u maar zorgt dat dat de antennes zover als mogelijk van elkaar worden
geplaatst. Wanneer bij grote modellen metaal wordt gebruikt, plaats de antennes dan elk aan
een zijde van de romp om de beste ontvangst te verkrijgen.
3 houd de antennes minstens 2 cm weg van geleidend materiaal zoals metaal en carbon.
Het coaxiale gedeelte hoeft niet aan deze eisen te voldoen maar zorg er wel voor dat dit
gedeelte niet in kleine cirkels wordt opgebonden.
4 houd de antenne weg van de moter, ESC en andere geluidsbronnen.
De ontvanger is het meest kwetsbare gedeelte van het model. Omdat dit moet worden
beschermd tegen vibraties en schokken, plaats de ontvanger daarom in schuim materiaal of
iets dergelijks
Zender antenne
1Deze antenne is verstelbaar. Zorg ervoor dat deze antenne nooit direct naar het model
wordt gericht omdat het signaal daardoor zwak wordt.
2Houdt de zender antenne loodrecht op de voorkant van de zender om een beter signaal
voor de ontvanger te creeren. Houdt tijdens het vliegen ook nooit de antenne vast.
Afstands CONTROLE
Deze controle dient altijd plaats te vinden voor de eerste vlucht van een nieuw model. Het is
niet nodig om bij elke vlucht een controle uit te voeren maar het is niet onverstandig om dit 1
keer bij elke vlucht sessie te doen. Een dergelijke check is een laatste controle om ontvangst
problemen boven water te krijgen.
1In de 6EX is een speciale “POWER DOWN MODE” ingebouwd om een dergelijke check uit
te voeren. Om deze functie te activeren, houdt u de MODE toets ingedrukt en schakelt u de
zender in. Tijdens deze mode zal de RF stroom verminderen zo dan de afstandstest
uitgevoerd kan worden. Wanneer de deze mode actief is zal de rode LED op de achterkant
van de zender knipperen en de groene LED zal branden. Bovendien zal elke 3 seconden
een piep laten horen.
2Loop van het model vandaan terwijl u het de servo’s laat bewegen. Laat een 2
e
persoon
kijken wat de servos doen om te bevestigen dat de besturing in stand blijft. In deze mode
moet het mogelijk zijn om 30 tot 50 passen weg te lopen zonder de controle te verliezen.
3Wanneer alles naar behoren werkt, gaat u terug naar het model en plaats u de zender op
een veilige afstand maar dusdanig dat u er wel snel ij kunt. Houdt het gas dicht en start de
motor. Voer nu weer een afstandscheck uit terwijl een 2
e
persoon het model vasthoudt en
zorg dat de motor op verschillende toeren draait. Als de servos gaan klapperen duidt dit op
een probleem. Ga dan niet vliegen. Kijk het model na op aanlopende servos of losse
verbindingen en controleer de toestand van de accu.