Bestelnummer
F4090 - F4091 - F4092
F4095 - F4096 - F4097
- Leraar-leerling-schakelaar in de leraarzender monteren en aanslui-
ten.
- “TRAI-STUD”-schakelaar in de juiste positie brengen.
- Bij de leerlingzender moet de zelfde modulatie (PPM of PCM)
ingesteld zijn als bij de leraarzender.
- Beide zenders moeten dezelfde functietoewijzing en mixfuncties
hebben, de drosselfunctie moet zich aan dezelfde kant bevinden.
Wanneer de instellingen verschillend zijn, moet bij de leerlingzender
in het parameter-menu een functiewisseling (MODE) plaatsvinden.
- Leraar- en leerlingzender met trainerkabel verbinden.
- Beide zenders aanzetten.
- Functies controleren, leraar-leerling schakelaar omzetten en de
stuurfuncties van de leerlingzender checken.
- Na het terugzetten van de schakelaar moeten de stuurfuncties
weer door de leraarzender plaatsvinden.
- Na de start van een modelvliegtuig door de leraar en het bereiken
van een veilige hoogte kan de besturing aan de leerling worden
overgedragen. Bij kritische of onoverzichtelijke situaties omschake-
len en als leraar weer de besturing overnemen.
4.12 DSC-functie / gebruik met vliegsimulator
Aan de CINC-bus op de voorkant van de zender kan ook een DSC-
kabel (Direct–Servo-Control) worden aangesloten, om zonder hoog-
frequent-afstraling direct de ontvanger en de aangesloten servo’s te
kunnen sturen. Dit is b.v. bij wedstrijden een voordeel, wanneer het
frequentiekanaal bezet is, maar men desondanks toch instellingen
veranderen wil. Voor het maken van deze verbinding is de DSC-kabel
FX (best.No. 8385) nodig.
Aanwijzing: Om een hoogfrequent-afstraling te vermijden moet het
zenderkristal verwijderd worden.
De “TRAI-STUD” schakelaar moet in de positie “STUD” staan.
Het DSC-systeem kan alleen met ontvangers gebruikt worden, die
een DSC-aansluiting (C) bezitten, b.v. ontvanger R-118 F. Modulatie
(PPM/PCM) volgens ontvangertype instellen.
Voor het aansluiten van de zender aan een vliegsimulator heeft u de
adapterkabel No. 8383 nodig; de zender moet op PPM (FM), de TRAI-
STUD-schakelaar op “STUD” ingesteld zijn.
4.13 Gegevensoverdracht naar de PC
De FX-18 zender is intern met een PC-
aansluiting uitgerust. Deze bus met de
aanduiding “DATA” bevindt zich rechts
op de aansluitprint.
Om modelgegevens te kunnen oproe-
pen, op te slaan of af te drukken is spe-
ciale software in voorbereiding.
5. Aansluiten van de servo’s
De aansluitvolgorde van de servo’s aan de ontvanger ligt vast, omdat
er veel mixfuncties in de modeltypemenu’s zwever, motormodel en
helicopter voorgeprogrammeerd zijn. Ze worden in de desbetref-
fende hoofdstukken besproken.
Wanneer er geen mixers geactiveerd zijn (modeltype Basic), kan de
volgorde vrij gekozen worden. Het is verstandig, een eigen norm of de
voorgegeven volgorde aan te houden, omdat men anders modellen
met verschillende systemen heeft en er zo makkelijk verwisselingen
kunnen ontstaan.
Aansluitvolgorde van de servo’s:
Kanaal 1: rolroer
Kanaal 2: hoogteroer
Kanaal 3: gas /motordrossel / landings- of stoorkleppen
Kanaal 4: richtingsroer
Kanaal 5: vrij
Kanaal 6: vrij
Kanaal 7: vrij
Kanaal 8: vrij
Let u in dit verband ook op Hoofdstuk 7.1.2 stuurknuppel-toewij-
zing (MODE).
6. Ingebruikname van de zender
6.1 Display en toetsen
De programmering of de dialoog met de software van de FX-18 radio-
besturingsinstallatie geschiedt via de grote LC-Display, door middel
van de toetsen Select (S) en Home (H) en de multifunctionele 3-D-
Hotkey.
Vooral de 3-D-Hotkey met zijn comfortabele bediening zorgt ervoor,
dat de verschillende menu’s snel bereikt en de mixerwaarden eenvou-
dig en snel ingesteld kunnen worden.
De navigatie met de bedieningselementen door de menu’s wordt in
Hoofdstuk 6.3 “overzicht van de menu-structuur” uitgelegd.
Indien nodig, nu al de functie „taalkeuze“ selecteren (zie hoofdstuk
7.1.7.).
6.2 Keuze van een Home-menu
Na het inschakelen van de zender wordt als eerste kort de naam “FX-
18” getoond, daarna verschijnt afwisselend knipperend de laatst
gebruikte modelnaam (geheugen) , hier EASY en het gekozen model-
type.
Door kort indrukken van de 3-D-Hot-
key wordt het modelgeheugen beve-
stigd.
Als er nog geen modelnaam ingepro-
grammeerd is, verschijnt als naam het
modelgeheugennummer (M-01).
In de bovenste rechterhoek wordt het
gekozen modelgeheugenplaats-num-
mer getoond.
Deze procedure heeft als doel, de
gebruiker bewust op het gekozen
modelgeheugen attent te maken.
Het gekozen modelgeheugen is desondanks actief, ook zonder beve-
stiging.
12