37
13 GEBRUIK EN ONDERHOUD
13.1 Veilig gebruiken:
• Gebruik de telefoon niet op locaties waar dat niet is toe-
gestaan of is verboden. (ziekenhuizen, vliegtuigen, tank-
stations, etc.)
• Gebruik de telefoon bij voorkeur niet waar anderen daar
hinder van zouden kunnen hebben. (theater, bioscoop,
etc.)
13.2 Kleine kinderen:
• De telefoon is geen speelgoed; houd deze daarom buiten
bereik van (kleine) kinderen.
• De accu bevat giftige stoffen. Voorkom dat kinderen de
accu uit de telefoon nemen en in de mond stoppen.
• De SIM-kaart is een klein voorwerp. Voorkom dat kinderen
deze uit de telefoon kunnen nemen en kunnen inslikken.
13.3 Storing:
• In de directe nabijheid van televisietoestellen, radio’s en
computers kan de telefoon mogelijke storing veroorzaken.
Vergroot in deze gevallen de afstand tussen de telefoon en
het toestel wat gestoord wordt.
13.4 Omgevingscondities:
• De telefoon is een precisietoestel. Laat de telefoon nooit
vallen en berg deze op een veilige plek op bij het niet ge-
bruiken.
• Vermijd extreem hoge en lage temperaturen. Laat bijvoor
beeld de telefoon nooit achter in een auto die onbe-
schermd in de zon staat.