22
3. Gebruik de telefoon in de auto alleen in combi-
natie met de meegeleverde headset. (oortelefoon
met microfoon)
11.2 Kleine kinderen:
1. De telefoon is geen speelgoed; houd deze
daarom verwijderd van (kleine) kinderen.
2. De accu bevat giftige stoffen. Voorkom dat kinde-
ren de accu uit de telefoon nemen en in de mond
stoppen.
3. De SIM-kaart is een klein voorwerp. Voorkom dat
kinderen deze uit de telefoon kunnen nemen en
kunnen inslikken.
11.3 Storing:
In de directe nabijheid van televisietoestellen,
radio’s en computers kan de telefoon mogelijke sto-
ring veroorzaken. Vergroot in deze gevallen de
afstand tussen de telefoon en het toestel wat ge-
stoord wordt.
11.4 Omgevingscondities:
1. De telefoon is een precisietoestel. Laat de tele-
foon nooit vallen en berg deze op een veilige
plek op bij het niet gebruiken.
2. De telefoon is niet waterdicht. voorkom dat de
telefoon in aanraking komt met water.
3. Vermijd extreem hoge en lage temperaturen.
Laat bijvoorbeeld de telefoon nooit achter in een
auto die onbeschermd in de zon staat.