Gasaansluiting
Het gasaansluitpunt moet zich op een plaats
bevinden waar de afsluitkraan toegankelijk en
zichtbaar is (eventueel na het openen van een
kastdeurtje).
Het apparaat moet met de bijgeleverde bocht R 1/2“
en de bijgevoegde afdichting worden aangesloten
op een vaste aansluitleiding of een gekeurde
veiligheidsslang, overeenkomstig DIN 3383 deel 1.
Bij een veiligheidsslang die slechts gedeeltelijk
van metaal is, mag de omgevingstemperatuur niet
hoger zijn dan 70 °K. Is de veiligheidsslang geheel
van metaal, dan mag de omgevingstemperatuur
niet hoger zijn dan 115 °K.
Een flexibele leiding moet zo worden gelegd dat
deze niet in aanraking komt met bewegende delen
van keukenelementen (zoals een lade).
• Draai de schakelknoppen op de nulstand.
• Sluit het apparaat op de gasleiding aan.
• Controleer de aansluiting op gaslekkage.
• Plaats de vangschaal en schroef deze gelijkmatig
vast. Zet alle branders op de juiste manier in
elkaar.
• Sluit het apparaat op de netspanning aan en
controleer of het goed functioneert. Indien het
apparaat vanzelf uitschakelt, bevindt er zich
mogelijk lucht in de gasleiding. Draai de schakel-
knop op 0 en ontsteek de brander opnieuw. Indien
nodig, herhalen totdat het apparaat ontsteekt.
26
max.