124
NL
Naast de tijdgestuurde besproeiing is er bovendien de mogelijk-
heid om de bodemvochtigheid of de neerslag in het besproeiings-
programma te integreren.
Opmerking: Bij voldoende bodemvochtigheid of bij regen wordt
stopzetting van het programma geactiveerd of de activering
van het programma belemmerd. Onafhankelijk daarvan blijft
een manuele besproeiing altijd mogelijk.
1. Besturingsgedeelte
A
van de behuizing van de besproeiings-
computer afnemen
(zie 4. Ingebruikname „Batterij plaatsen“ )
.
2. Bodemvochtigheidsensor in het besproeiingsbereik – of –
regensensor (eventueel met verlengkabel) buiten het
besproeiingsbereik plaatsen.
3. Voer de sensorkabel
F
door de opening van de behuizing.
4. Trek de afdekking
G
eraf en steek de stekker van de sensor-
kabel
F
in de sensoraansluiting
H
van de besproeiings-
computer.
Het kan tot 1 min. duren totdat de status van de sensor in het
display wordt aangegeven.
Voor de aansluiting van oudere sensors is er mogelijk een
GARDENA adapterkabel art. 1189-00.600.45 noodzakelijk
die via de GARDENA service verkregen kan worden.
Bodemvochtigheid- of
regensensor aansluiten
(optioneel):
G
H
F