3.3.3.4 Een bijgebied maken
Maak een bijgebied als het werkgebied 2
gebieden heeft die niet zijn verbonden met een
doorgang.
• Plaats de begrenzingsdraad rond het
bijgebied (B) om een eiland te maken. Het
werkgebied met het laadstation is het
hoofdgebied (A). Zie
Een eiland maken op
pagina 18
.
Let op: Wanneer het product gras maait in
het bijgebied, moet de modus
Bijgebied
worden geselecteerd. Zie
Bijgebied op
pagina 30
.
3.3.4 Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd
• Plaats de geleidingsdraad in een lijn op
minimaal 2 m/7 ft afstand vóór het
laadstation.
• Zorg voor zo veel mogelijk vrije ruimte links
van de geleidingsdraad, gezien in de richting
van het laadstation. Zie
De doorrijbreedte
van de geleidingsdraad instellen op pagina
19
.
• Plaats de geleidingsdraad minimaal 30
cm /12 inch van de begrenzingsdraad.
• Maak geen scherpe bochten wanneer u de
geleidingsdraad plaatst.
• Als het werkgebied een helling heeft, plaatst
u de geleidingsdraad diagonaal over de
helling.
3.3.4.1 De doorrijbreedte van de geleidingsdraad
instellen
De doorrijbreedte is het gebied aangrenzend aan
de geleidingsdraad, dat het product gebruikt om
het laadstation te vinden. Wanneer het product in
de richting van het laadstation beweegt, beweegt
het altijd aan de linkerkant van de
geleidingsdraad.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 23
.
2. Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Installatie > Geavanceerd >
Doorrijbreedte > Begeleiding
te doorlopen.
3. Gebruik de cijfertoetsen om een
doorrijbreedte van 0 tot 9 te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG.
Let op:
Maak de doorrijbreedte zo breed mogelijk
om het risico op lijnen in het gazon te verkleinen.
1025 - 001 - 23.01.2019 Installatie - 19