681407
23
Zoom out
Zoom in
Vorherige Seite
1/88
Nächste Seite
Gebruiksaanwijzing
R38Li, R40Li, R45Li, R50Li, R70Li, R80Li
BELANGRIJKE INFORMATIE!
Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongelukken of
beschadigingen van andere mensen of hun eigendommen.
Bewaar de gebruikshandleiding op een veilige plaats, zodat u de handleiding later
kunt raadplegen!
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen)
met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en
ervaring, tenzij ze begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het
apparaat hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor hun
veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er zeker van te
zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere
personen die ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek
aan ervaring en kennis onder toezicht of instructie van een verantwoordelijke
persoon in staat zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte
zijn van alle gevaren.
Kinderen mogen niet spelen met het apparaat. Kinderen mogen het apparaat niet
zonder toezicht reinigen of onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer
beschadigd is. Een beschadigd of in de knoop geraakt snoer verhoogt het risico
op elektrische schokken.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Gebruik altijd de
originele voedingseenheid. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van
elektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg
onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.
Gebruik alleen originele batterijen die door de fabrikant worden aanbevolen.
De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele
batterijen. Gebruik geen niet-oplaadbare batterijen.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt
verwijderd.
INHOUDSOPGAVE
Nederlands - 3
Introductie en veiligheid ................................................. 5
Inleiding ............................................................................. 5
Symbolen op het product .................................................. 6
Symbolen in de gebruiksaanwijzing .................................. 7
Veiligheidsinstructies ......................................................... 8
Presentatie ..................................................................... 11
Onderdelen? ................................................................... 12
Inhoud pakket .................................................................. 13
Werking ........................................................................... 14
Zoekmethode .................................................................. 16
Installatie ........................................................................ 17
Voorbereidingen .............................................................. 17
Installatie van laadstation ................................................ 18
Opladen van accu ........................................................... 22
Installatie van begrenzingskabel ..................................... 23
Aansluiten van begrenzingskabel ................................... 30
Installatie van begeleidingskabel .................................... 31
De lus controleren ........................................................... 35
Ingebruikname en kalibratie ............................................ 35
Test het dokken in het laadstation .................................. 36
Gebruik ........................................................................... 37
Opladen van lege accu ................................................... 37
Gebruik van de timer ....................................................... 38
Starten ............................................................................. 39
Stoppen ........................................................................... 39
Uitschakelen .................................................................... 40
Afstellen van maaihoogte ................................................ 40
Controlepaneel .............................................................. 41
Selectie bedieningsmodus .............................................. 42
Meerkeuzeknoppen ......................................................... 43
Getallen ........................................................................... 43
Hoofdschakelaar ............................................................. 43
Menufuncties ................................................................. 44
Hoofdmenu ...................................................................... 44
Menustruktuur ................................................................. 45
Timer ............................................................................... 47
Installatie, R70Li, R80Li .................................................. 50
Veiligheid ......................................................................... 54
Instellingen ...................................................................... 56
Tuinvoorbeelden ........................................................... 60
Onderhoud ..................................................................... 64
Winterstalling ................................................................... 65
Na de winterstalling ......................................................... 66
Schoonmaken ................................................................. 66
Vervoer en verwijdering .................................................. 67
Bij onweer ....................................................................... 67
Vervangen van messen .................................................. 68
De accu vervangen ......................................................... 68
Opsporen van storingen ............................................... 70
Meldingen ........................................................................ 70
Indicatielampje in het laadstation .................................... 74
Symptoom ....................................................................... 75
Opsporen van breuken in de lusdraad ............................ 77
Technische gegevens ................................................... 81
Garantiebepalingen ....................................................... 83
Informatie met betrekking tot het milieu ..................... 84
EG-verklaring ................................................................. 85
AANTEKENINGEN
4 - Nederlands
De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard.
Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de
robotmaaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op
een apart document in de productverpakking.
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen. Neem
in dat geval contact op met GARDENA Central Service en geef het serienummer en de
productregistratiecode door, zodat het product als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale
database. Dit vormt een belangrijke stap in de diefstalbeveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen
en verkopen van gestolen maaiers minder aantrekkelijk.
Zorg dat u het serienummer van de robotmaaier altijd bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met
GARDENA Central Service. Zo kunnen wij u sneller helpen.
GARDENA Central Service (NL)
Tel.: 036 5210040
www.gardena.com
GARDENA Central Service (BE)
Tel.: 02 704 99 89
www.gardena.com
Serienummer:
PIN-code:
Productregistratiecode:
Nederlands - 5
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1. Introductie en veiligheid
1.1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend
kwaliteitsproduct. Om uw GARDENA robotmaaier
optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de
werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke
informatie over de robotmaaier, de installatie en het
gebruik ervan.
Naast deze gebruiksaanwijzing is er aanvullende
informatie te vinden op de website van GARDENA,
op www.gardena.com. Hier vindt u meer hulp en
adviezen over het gebruik van de robotmaaier.
Ter vereenvoudiging gebruiken we het volgende
systeem in de gebruiksaanwijzing:
Tekst die
cursief
is geschreven, is een tekst die
verschijnt in het display van de robotmaaier of die
verwijst naar een ander deel van de
gebruiksaanwijzing.
Woorden die
vet
zijn geschreven, zijn een van de
knoppen op het controlepaneel van de
robotmaaier.
Woorden die
cursief
in HOOFDLETTERS zijn
geschreven, betreffen de stand van de
hoofdschakelaar en de verschillende
bedrijfsstanden die op de robotmaaier zitten.
GARDENA werkt voortdurend aan het verder
ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich dan
ook het recht voor om zonder aankondiging vooraf
wijzigingen in vorm, uiterlijk en werking door te voeren.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en
gebruik uw de robotmaaier niet voor u de
inhoud begrijpt.
WAARSCHUWING
De robotmaaier kan bij verkeerd
gebruik gevaarlijk zijn.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit
wanneer personen, met name
kinderen of huisdieren, zich in
het maaigebied bevinden.
www.gardena.com
6 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.2 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer
ze zorgvuldig.
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en
gebruik uw robotmaaier niet voor u de inhoud
begrijpt. De waarschuwingen en
veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing
moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de
maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
De robotmaaier kan alleen starten als de
hoofdschakelaar in stand
1
staat en de juiste
PIN-code is aangegeven. Controle en/of
onderhoud moet u uitvoeren met de schakelaar
in stand
0
.
Blijf op een veilige afstand van de de
robotmaaier wanneer deze in bedrijf is. Hou
handen en voeten uit de buurt van de draaiende
messen. Plaats uw handen of voeten nooit
vlakbij of onder de carrosserie wanneer de
robotmaaier werkt.
Probeer nooit op de robotmaaier mee te rijden.
Dit product voldoet aan de geldende
EU-richtlijnen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies
van de robotmaaier staan in hoofdstuk 10
Technische gegevens en op het productplaatje.
Het is niet toegestaan om dit product aan het
einde van zijn nuttige levensduur af te voeren als
normaal huishoudelijk afval. Zorg dat het product
wordt gerecycled volgens de lokale wettelijke
voorschriften.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs
geen stromend water, om de robotmaaier
schoon te maken.
Nederlands - 7
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de
laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij het
knippen van randen waar de kabels liggen.
1.3 Symbolen in de
gebruiksaanwijzing
Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing.
Bestudeer ze zorgvuldig.
Zet de hoofdschakelaar op
0
voordat u
inspecties en/of onderhoud uitvoert.
Draag altijd handschoenen wanneer u aan het
chassis van de robotmaaier werkt.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs
geen stromend water, om de robotmaaier
schoon te maken.
Het waarschuwingsveld geeft aan dat het risico
van persoonlijk letsel bestaat, vooral als men de
gegeven instructies niet opvolgt.
Het informatieveld geeft aan dat het risico van
materiaalschade bestaat, vooral als men de
gegeven instructies niet opvolgt. Dit veld wordt
ook gebruikt wanneer het risico van verkeerd
gebruik bestaat.
WAARSCHUWING
Tekst
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tekst
8 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
1.4 Veiligheidsinstructies
Gebruik
De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van
gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij
mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie
met door de fabrikant aanbevolen apparatuur.
Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de
fabrikant over bediening, onderhoud en
reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
Gebruik de functie HOME of schakel de
hoofdschakelaar op de robotmaaier uit wanneer
personen, vooral kinderen, of huisdieren zich in
de maaizone bevinden. Als er zich personen of
huisdieren in het maaigebied bevinden, wordt
aanbevolen het gebruik van de robotmaaier te
plannen wanneer er zich geen personen in het
gebied bevinden, bijvoorbeeld 's avonds. Zie
6.3
Timer
.
De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken
van en veiligheidsvoorschriften voor het product.
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en
gebruik de robotmaaier niet voordat u de
instructies hebt begrepen.
Het is niet toegestaan de originele uitvoering van
de robotmaaier te wijzigen. Alle wijzigingen vinden
plaats op eigen verantwoordelijkheid.
Controleer of er geen stenen, takken,
gereedschap, speelgoed of andere voorwerpen
op het gazon liggen die de messen kunnen
beschadigen. Voorwerpen op het gazon kunnen
er ook toe leiden dat de robotmaaier hierin vast
komt te zitten. Als dat gebeurt, kan het nodig zijn
om het voorwerp te verwijderen voordat de
maaier verder kan gaan met maaien.
Start de robotmaaier volgens de instructies. Als
de hoofdschakelaar in de stand
1
staat, moet u
uw handen en voeten uit de buurt van de
draaiende bladen houden.Steek uw handen of
voeten nooit onder de maaier.
De de robotmaaier nooit optillen of dragen terwijl
de hoofdschakelaar in de stand
1
staat.
Sta niet toe dat iemand die de functie en het
gedrag van de robotmaaier niet kent de maaier
gebruikt.
De robotmaaier mag nooit in aanraking komen
met personen of andere levende wezens. Als
een persoon of ander levend wezen in de baan
van de robotmaaier komt, moet deze onmiddellijk
worden gestopt. Zie
4.4 Stoppen
.
Plaats geen voorwerpen op de robotmaaier of het
laadstation.
Nederlands - 9
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Laat de robotmaaier niet werken met een kapotte
maaischijf of carrosserie. De machine mag ook
niet werken met kapotte messen, bouten, moeren
of kabels.
Gebruik de robotmaaier niet als de
hoofdschakelaar niet functioneert.
Schakel de de robotmaaier altijd uit via de
hoofdschakelaar wanneer de maaier niet in
gebruik is.De robotmaaier start alleen als de
hoofdschakelaar op
1
staat en als de juiste
PIN-code is ingevoerd.
De robotmaaier mag niet werken wanneer een
sprinkler wordt gebruikt. Gebruik daarom de
timerfunctie, zie
6.3 Timer
, zodat maaier en
sprinkler niet tegelijkertijd actief zijn.
Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard
geluid. Let op, in het bijzonder wanneer de
robotmaaier in een gesloten ruimte wordt
gehanteerd.
We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier
volledig compatibel is met andere typen draadloze
systemen, zoals afstandsbedieningen,
radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische
afrasteringen en dergelijke.
Metalen voorwerpen in de bodem (bv.
wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de
robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen
voorwerpen kunnen storing van het lussignaal
veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand
brengen.
De robotmaaier mag nooit worden gebruikt bij
temperaturen lager dan 0 °C. Hierdoor kan
schade aan het product ontstaan.
10 - Nederlands
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID
Verplaatsen
Bij transport over langere afstand moet u de
robotmaaier verpakken in de emballage waarin hij is
geleverd.
Voor veilig verplaatsen van of naar het werkgebied:
1. Druk op de
STOP
-knop om de robotmaaier te
stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op
middelhoog of hoog niveau (zie
6.5 Veiligheid
)
moet de PIN-code worden ingevoerd. De
PIN-code bestaat uit vier cijfers en wordt
gekozen wanneer u de robotmaaier voor het
eerst start. Zie
3.8 Ingebruikname en kalibratie
.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand
0
.
3. Draag de robotmaaier aan de handgreep die
helemaal achteraan onder de robotmaaier zit.
Draag de robotmaaier met de maaischijf van uw
lichaam weg.
Onderhoud
Controleer de robotmaaier iedere week en
vervang eventueel beschadigde of versleten
onderdelen.
Controleer vooral of de messen en de maaischijf
niet zijn beschadigd. Controleer ook of de bladen
vrij kunnen draaien. Vervang indien nodig alle
messen en bouten tegelijkertijd zodat de
draaiende delen in balans zijn, zie
8.6 Vervangen
van messen
.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Til de robotmaaier niet op als hij in het
laadstation is geparkeerd. Dit kan het
laadstation en/of de robotmaaier
beschadigen. Open de klep en trek de
robotmaaier uit het laadstation voordat u hem
optilt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs
geen stromend water om de robotmaaier
schoon te maken. Gebruik nooit
oplosmiddelen om schoon te maken.
Nederlands - 11
2. PRESENTATIE
2. Presentatie
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust
moet zijn bij het plannen van de installatie.
Het systeem van de robotmaaier bestaat uit vier
hoofdonderdelen:
Een robotmaaier die het gazon maait door in
principe te bewegen in een willekeurig patroon.
De robotmaaier wordt gevoed door een
onderhoudsvrije accu.
Laadstation, dat de robotmaaier zelf opzoekt,
wanneer het laadniveau in de accu te laag wordt.
Het laadstation heeft drie functies:
Stuursignalen sturen naar de
begrenzingskabel.
Stuursignalen verzenden door de
geleidingsdraad zodat de de robotmaaier het
laadstation kan vinden.
De accu van de robotmaaier opladen.
Transformator, die wordt aangesloten tussen het
laadstation en een 100-240V stopcontact. De
transformator is aangesloten op het
wandstopcontact en op het laadstation met een
10 m lang laagspanningskabel. De
laagspanningskabel mag niet worden ingekort of
verlengd. Laagspanningskabels met een lengte
van 3 m en 20 m zijn beschikbaar als optionele
accessoires.
Een kabel die in een lus het werkgebied voor de
robotmaaier vormt. De luskabel wordt rond de
randen van de tuin, voorwerpen en planten
gelegd en vormt een grens die de robotmaaier
niet overschrijdt. De luskabel dient zowel als
begrenzingskabel als begeleidingskabel.
De meegeleverde luskabel is 200 m lang (150 m
voor de GARDENA R38Li, R40Li, R45Li & R50Li
de robotmaaier). Is die niet lang genoeg, dan
kunt u extra luskabel aankopen en met een
originele koppeling aan de bestaande luskabel
lassen.
De maximaal toegestane lengte voor de lusdraad
is 400 m.
12 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2.1 Onderdelen?
De getallen in de afbeelding komen overeen met:
1. Huis
2. Deksel van display, toetsenblok en
maaihoogteafstelling
3. Stopknop/vergrendelingsknop voor openen van
het deksel
4. Contactstrip
5. Lampje voor werkingscontrole van het laadstation,
de grensdraad en de geleidingsdraad
6. Laadstation
7. Handvat
8. Accudeksel
9. Maaischijf
10. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
11. Hoofdschakelaar
12. Achterwiel
13. Laadstrip
14.
Toetsenblok
15. Display
16. Lusdraad voor grensdraad en geleidingsdraad
17. Laagspanningskabel
18. Connector voor de aansluiting van de luskabel aan
het laadstation.
19. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
20. Transformator
21. Haakjes
22. Meetplaat ten behoeve van installatie grensdraad
(de meetplaat wordt van de doos afgebroken)
23. Aansluitingsstuk voor de lusdraad
24. Kabelmarkers
25. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
26. Extra bladen
27. Alarmsticker
28. Productplaatje
1
3
2
16
6
5
4
12
13
11
19
20
21
22 23
25
24
18
8
9
10
7
26
27
14
28
15
17
Nederlands - 13
2. PRESENTATIE
2.2 Inhoud pakket
Uw GARDENA
robotmaaier-pakket bevat het volgende:
GARDENA R38Li, R40Li,
R45Li, R50Li
GARDENA R70Li, R80Li
Robotmaaier
√√
Laadstation
√√
Transformator
√√
Lusdraad 150 m 200 m
Laagspanningskabel
√√
Krammen 200 stuks 400 stuks
Verbinders 5 stuks 5 stuks
Schroeven laadstation 3 stuks 3 stuks
Inbussleutel
√√
Meetlat
√√
Koppelingen 4 stuks 4 stuks
Gebruikershandleiding en beknopte
handleiding
√√
Extra bladen 3 stuks 3 stuks
Alarmsticker
√√
14 - Nederlands
2. PRESENTATIE
2.3 Werking
Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max.
capaciteit vermeld in het hoofdstuk Technische
gegevens.
Hoe groot het oppervlak is dat de robotmaaier gemaaid
kan houden, hangt voornamelijk af van de toestand
van de bladen en de soort, groei en vochtigheid van
het gras. Ook de vorm van de tuin is van belang.
Wanneer de tuin voornamelijk uit open grasvelden
bestaat, kan de robotmaaier meer per uur maaien dan
wanneer de tuin uit een aantal kleine grasvelden
bestaat, van elkaar gescheiden door veel bomen,
borders en passages.
Een volledig geladen de robotmaaier maait 60 tot 80
minuten lang, afhankelijk van de leeftijd van de accu
en de dikte van het gras. Dan laadt de robotmaaier
gedurende 50 tot 60 minuten op. De laadtijd kan
variëren; deze is onder meer afhankelijk van de
omgevingstemperatuur.
Maaitechniek
Het maaisysteem voor de robotmaaier is gebaseerd
op een efficiënt en energiezuinig principe. In
tegenstelling tot normale grasmaaiers, snijdt de
robotmaaier het gras af in plaats van het af te slaan.
Voor de allerbeste maairesultaten raden wij aan om
de robotmaaier voornamelijk bij droog weer het gras
te laten maaien. De robotmaaier kan ook maaien als
het regent, maar nat gras blijft makkelijker op de
robotmaaier vastzitten en het risico dat de
robotmaaier op steile hellingen slipt, is groter.
Als er kans op onweer is, moet de transformator
worden losgekoppeld van de voeding en van de
grensdraad en geleidingsdraad van het laadstation.
Voor het beste maairesultaat moeten de messen in
goede conditie zijn. Om de messen zo lang mogelijk
scherp te houden, is het belangrijk dat het gazon vrij
is van takken, kleine stenen en andere voorwerpen
die de messen kunnen beschadigen.
Vervang de bladen regelmatig voor de beste
maairesultaten. Het vervangen van de bladen is heel
eenvoudig. Zie
8.6 Vervangen van messen
.
Nederlands - 15
2. PRESENTATIE
Werkwijze
De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hij
wisselt het maaien voortdurend af met opladen.
De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation
wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier
maait niet wanneer hij het laadstation zoekt.
Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation,
zoekt hij eerst ongericht naar de geleidingsdraad.
Vervolgens volgt hij de geleidingsdraad naar het
laadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij er
achteruit in.
Als de accu volledig geladen is, rijdt de robotmaaier
weg bij het laadstation en begint hij te maaien in een
willekeurige richting van 90˚ tot 270˚ ten opzichte van
de uitrijhoek.
Voor een gelijkmatig maairesultaat, zelfs in de
ontoegankelijke delen van de tuin, kan de
robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het
laadstation volgen naar de locatie waar de
begeleidingskabel is verbonden met de
begrenzingskabel, om daar met maaien te beginnen.
Als de robotmaaier tegen een obstakel rijdt, keert hij
terug en kiest hij een nieuwe richting.
Twee sensoren, één op de voorkant en één op de
achterkant van de robotmaaier, detecteren wanneer
de robotmaaier de begrenzingskabel nadert. De
robotmaaier rijdt maximaal 28 centimeter voorbij de
draad voordat hij terugkeert.
De
STOP
-knop bovenop de robotmaaier wordt
vooral gebruikt om de rijdende robotmaaier te
stoppen. Wanneer u de
STOP
-knop indrukt, wordt
een klep geopend, waaronder een controlepaneel zit.
De
STOP
-knop blijft ingedrukt tot de klep weer wordt
dichtgedaan. Dit werkt als startvergrendeling.
16 - Nederlands
2. PRESENTATIE
Via het controlepaneel op de bovenkant van de
robotmaaier kunt u alle instellingen van de
robotmaaier regelen. Open de klep voor het
controlepaneel door de
STOP
-knop in te drukken.
Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst naar
stand
1
wordt gedraaid, wordt er een
opstartprocedure geactiveerd, waarbij de taal, de
datum- en tijdsindeling en de viercijferige PIN-code
kunnen worden geselecteerd en de datum en tijd
kunnen worden ingesteld. Zie
3.8 Ingebruikname en
kalibratie
.
Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is
onregelmatig en wordt door de robotmaaier zelf
bepaald. Een bewegingspatroon wordt ook nooit
herhaald. Met het maaisysteem wordt het gazon door
de robotmaaier gelijkmatig gemaaid zonder
maailijnen.
2.4 Zoekmethode
De robotmaaier rijdt onregelmatig tot hij de
begeleidingskabel vindt. De robotmaaier volgt altijd
de begeleidingskabel om het laadstation te zoeken.
De geleidingsdraad is een kabel die vanaf het
laadstation bijvoorbeeld richting een ver af gelegen
deel van het werkgebied of door een nauwe
doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden
aangesloten op de grensdraad. Nadere inlichtingen
vindt u in
3.6 Installatie van begeleidingskabel
.
Start
1
123 45
4
78
0
9
56
23
Nederlands - 17
3. INSTALLATIE
3. Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft de installatie van de
GARDENA robotmaaier. Lees voordat u met de
installatie begint eerst het vorige hoofdstuk,
2.
Presentatie.
Lees ook dit hoofdstuk volledig door voordat u met
de installatie begint. Hoe de installatie is uitgevoerd,
beïnvloedt hoed goed de robotmaaier functioneert.
Daarom is het belangrijk de installatie zorgvuldig te
plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van
het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt
u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation, de
grensdraad en de geleidingsdraad. Teken de route van
de grens- en geleidingsdraad af in de schets.
Zie
7. Tuinvoorbeelden
voor installatievoorbeelden.
Kijk ook op www.gardena.com voor meer
beschrijvingen en tips over het installeren.
Voer de installatie uit volgens de volgende
stappen:
3.1 Voorbereidingen.
3.2 Installatie van laadstation.
3.3 Opladen van accu.
3.4 Installatie van begrenzingskabel.
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel.
3.6 Installatie van begeleidingskabel.
3.7 De lus controleren.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
3.9 Test het dokken in het laadstation
Het laadstation, de grensdraad en de geleidingsdraad
moeten zijn aangesloten om een volledige startprocedure
voor de robotmaaier te kunnen uitvoeren.
3.1 Voorbereidingen
1. Als het gras binnen het geplande werkgebied
langer is dan 10 cm; moet u het met een normale
grasmaaier maaien. Verzamel vervolgens het gras.
2. Lees alle stappen voor de installatie zorgvuldig
door.
3. Controleer of alle onderdelen voor de installatie
aanwezig zijn:
De getallen tussen haakjes verwijzen naar de
gedetailleerde afbeeldingen
2.1 Onderdelen?
.
Robotmaaier
Laadstation (6)
Luskabel voor begrenzingslus en
begeleidingskabel (16)
Transformator (20)
18 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Laagspanningskabel (17)
Krammen (21)
Connector voor de aansluiting van de luskabel
aan het laadstation(18)
Schroeven voor het laadstation (19)
Maatstok (22)
Verbindingen voor luskabel (23)
Voor de installatie heeft u ook nodig:
Hamer/kunststof moker om de haken
gemakkelijker in de grond te krijgen.
Combinatietang voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van
de connectoren.
Waterpomptang (voor het samenknijpen van
de koppelingen).
Kantensteker/rechte spade als de grensdraad
moet worden ingegraven.
3.2 Installatie van laadstation
Beste locatie voor het laadstation
Houd rekening met de volgende aspecten bij het
kiezen van de beste locatie voor het laadstation:
Zorg voor 3 meter vrije ruimte vóór het
laadstation.
Het moet mogelijk zijn om vanaf het laadstation
een grensdraad van minimaal 1,5 meter in een
rechte lijn naar rechts en links te leggen.
Dicht bij een wandstopcontact. De bijgeleverde
laagspanningskabel is 10 meter lang. Er is een
laagspanningskabel van 20 meter beschikbaar
als accessoire. Neem voor meer informatie
contact op met GARDENA Central Service.
Een vlakke ondergrond om het laadstation op
te plaatsen.
Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld
een besproeiingsinstallatie
Bescherming tegen direct zonlicht
Locatie in het lagere deel van een werkgebied
met een aanzienlijke helling
Voorbeelden van de beste installatielocatie voor het
laadstation vindt u in
7. Tuinvoorbeelden
.
Nederlands - 19
3. INSTALLATIE
Het laadstation moet worden geplaatst met veel vrije
ruimte aan de voorzijde (ten minste 3 meter). Het kan
ook het best centraal in het werkgebied worden
geplaatst, zodat de robotmaaier gemakkelijker alle
hoeken van het werkgebied kan bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het
werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet
een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter
lang liggen. De draad moet in een rechte lijn worden
gelegd vanaf de achterzijde van het laadstation. Elke
andere locatie kan betekenen dat de gazonmaaier
het laadstation zijdelings moet binnengaan, waardoor
het dokken problemen kan geven.
Plaats het laadstation niet in een hoek in het
werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet
een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter
lang liggen.
Het laadstation moet op relatief horizontale grond
worden geplaatst. De voorkant van het laadstation
mag maximaal 3 cm hoger liggen dan de achterkant.
De voorkant van het laadstation mag nooit lager
liggen dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zo worden geplaatst dat de
plaat doorbuigt.
3020-043
3
20 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een
werkgebied met een steile helling (zoals rond een
huis op een heuvel) moet het laadstation onder aan
de helling in het werkgebied worden geplaatst. Dit
maakt het eenvoudiger voor de robotmaaier om de
begeleidingskabel naar het laadstation te volgen.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het
hierdoor lastiger is om de geleidingsdraad optimaal te
leggen. Als het laadstation op een eiland moet
worden geïnstalleerd, moet de geleidingsdraad ook
op het eiland worden aangesloten. Zie de afbeelding
hiernaast. Meer informatie over eilanden is te vinden
in hoofdstuk
3.4 Installatie van begrenzingskabel
.
Aansluiten van transformator
Houd bij het bepalen van de locatie voor de
transformator rekening met de volgende punten:
Dicht bij het laadstation
Bescherming tegen regen
Bescherming tegen direct zonlicht
Wanneer de transformator op een stopcontact buiten
wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn
goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
De laagspanningskabel naar de transformator is 10
meter lang en mag niet worden ingekort of verlengd.
Het is niet toegestaan om de voeding rechtstreeks op
het laadstation aan te sluiten. Gebruik altijd de
laagspanningskabel.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort of verlengd.
Nederlands - 21
3. INSTALLATIE
Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het
werkgebied laat kruisen. De laagspanningskabel
moet met haken in de grond worden gezet of worden
ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden
ingesteld dat de bladen op de bladschijf nooit in
contact kunnen komen met de laagspanningskabel.
Zorg dat de laagspanningskabel over de grond met
krammen wordt vastgezet. De kabel moet overal vlak
tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt
doorgesneden voordat de graswortels er overheen
zijn gegroeid.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden
gelegd of onder de basisplaat van het laadstation
omdat dit interferentie kan veroorzaken met de
signalen van het laadstation.
De transformator moet zo worden geplaatst dat er
voldoende luchtverversing is en geen direct zonlicht.
De transformator moet onder een afdak worden
geplaatst.
Wij raden aan een aardlekschakelaar te gebruiken
wanneer u de transformator op het stopcontact
aansluit.
Als de transformator niet direct op een
wandcontactdoos kan worden aangesloten, mag
deze in geen geval op een hoogte worden
gemonteerd waar het gevaar bestaat dat de
transformator onder water komt te staan (ten minste
30 cm van de grond). Het is niet toegestaan om de
transformator op de grond te plaatsen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Plaats de laagspanningskabel zodanig dat de
bladen op de bladschijf hiermee nooit in
contact kunnen komen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Haal de stekker uit het laadstation wanneer u
bijvoorbeeld de luskabel wilt schoonmaken
of herstellen.
min 30cm/12”
min 30cm/12”
22 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Installatie en aansluiten van laadstation
1. Plaats het laadstation op een geschikte plaats.
2. Sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
3. Sluit de voedingskabel van de transformator aan
op een wandstopcontact van 100-240V.
Wanneer de transformator wordt aangesloten
buiten op een stopcontact, moet dit stopcontact
zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
4. Bevestig het laadstation aan de grond met
behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai de
schroeven zodanig aan dat ze helemaal
verzonken zijn.
3.3 Opladen van accu
De robotmaaier kan worden geladen zodra het
laadstation wordt aangesloten. Zet de
hoofdschakelaar in de stand
1.
Plaats de robotmaaier in het laadstation zodat de accu
wordt geladen terwijl u de grens- en
geleidingsdraad legt.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100
minuten om hem volledig te laden.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het is niet toegestaan nieuwe gaten in de
plaat te maken. Alleen de bestaande gaten
mogen worden gebruikt om de plaat op de
grond te bevestigen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Trap of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
BELANGRIJKE INFORMATIE
U kunt de robotmaaier niet gebruiken voordat
de installatie helemaal gereed is.
Nederlands - 23
3. INSTALLATIE
3.4 Installatie van begrenzingskabel
De begrenzingskabel kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd:
1. De kabel met krammen op de grond te bevestigen.
U kunt de grensdraad het best met de haakjes vastzetten als u tijdens de eerste paar weken van het
gebruik de ligging wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn
gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en de
bijgeleverde haken om de installatie uit te voeren.
2. De kabel ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten kunt u de grensdraad het best ingraven. Indien nodig
kunt u beide manieren combineren, zodat een deel van de begrenzingslus wordt vastgekramd en de
rest wordt ingegraven. De kabel kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een
kantensteker of een rechte spade. Zorg dat u de grensdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm
onder de grond legt.
Beste plaats voor de begrenzingskabel
De grensdraad moet zodanig worden gelegd dat:
deze een lus rond het werkgebied voor de robotmaaier vormt. Gebruik hiervoor uitsluitend
grensdraad van Husqvarna. Dit is bestand tegen het vocht in de grond dat de draden anders
makkelijk zou kunnen beschadigen.
de robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het volledige werkgebied meer dan 15 meter
verwijderd zijn van de kabel.
de begrenzingskabel mag in totaal niet langer zijn dan 400 m.
er 20 cm extra draad beschikbaar is om de geleidingsdraad later aan te bevestigen. Zie 3.6
Installatie van begeleidingskabel.
De afstand van de grensdraad tot obstakels varieert; deze is afhankelijk van wat er pal naast het
werkgebied ligt. Onderstaande afbeelding laat zien hoe de grensdraad rond het werkgebied en rond
obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde meetlat om de juiste afstand te bepalen (zie 2.1
Onderdelen?).
24 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Afbakeningen van het werkgebied
Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur,
aan het werkgebied grenst, moet u de
begrenzingskabel 30 cm van het obstakel leggen.
Dan zal de robotmaaier niet op het obstakel botsen
en zal de slijtage aan de carrosserie afnemen.
Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet
worden gemaaid.
Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst,
bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals
bijv. een lage steen (3 tot 5 cm), moet u de
begrenzingskabel 20 cm binnen in het werkgebied
leggen. Dit voorkomt dat de wielen in de greppel of op
de stenen rijden.
Ongeveer 12 cm gras langs de greppel/stenen
afbakening zal niet worden gemaaid.
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks
grenst dat op hetzelfde niveau ligt als het gazon, is
het mogelijk om de robotmaaier een stukje op het pad
te laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan 5 cm
van de rand van het pad leggen.
Al het gras langs het tegelpad zal worden gemaaid.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een
vlak tegelpad, dat gelijk met het gazon ligt, is het
mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten
rijden. De begrenzingskabel kan prima onder de
tegels worden gelegd. Zorg ervoor dat de tegels op
gelijke hoogte zijn met het gazon om overmatige
slijtage op de robotmaaier te voorkomen.
N.B.! De robotmaaier mag nooit over gravel, mulch of
soortgelijk materiaal rijden, omdat de bladen hierdoor
kunnen worden beschadigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als het werkgebied aan een waterpartij,
helling, afgrond of openbare weg grenst,
moet behalve de grensdraad ook een hek of
iets dergelijks worden geplaatst. De hoogte
moet in dat geval minimaal 15 cm zijn. Dit
zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten
het werkgebied terecht kan komen.
Min.
15cm
Nederlands - 25
3. INSTALLATIE
Afbakeningen in het werkgebied
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het
werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren rond
niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld borders,
struiken en fonteinen.
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen
en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd
te worden met de begrenzingskabel. De robotmaaier
draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Om te zorgen voor een veilige en stille werking is het
raadzaam om alle vaste objecten in en rond het
werkgebied to isoleren.
Zorg ervoor dat het gazon vlak is en verwijder
gaten/kuilen in het werkgebied, om plassen bij hevige
regen te voorkomen.
Leg de kabel naar het gebied, trek hem rond het gebied
dat moet worden afgebakend en vervolgens weer terug
in het zelfde spoor. Indien u krammen gebruikt, moet u
de kabel op de terugweg onder dezelfde kram leggen.
Wanneer de begrenzingskabels naar en van het eiland
dicht bij elkaar liggen, kan de robotmaaier over de kabel
rijden.
De grensdraad mag niet worden gekruist op het traject
van en naar een eiland.
Obstakels die een lichte helling vertonen, bijvoorbeeld
stenen of grote bomen met bovengrondse wortels,
moeten worden geïsoleerd met een eiland of worden
verwijderd. De robotmaaier kan anders op zulke
obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken en/of de robotmaaier zich vastrijdt.
26 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het
voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de
andere zone te gaan, kunt u beter een tweede
werkgebied creëren. Voorbeelden hiervan zijn
hellingen van 25% of een doorgang die smaller is dan
60 cm (90 cm voor de R38Li, R40Li, R45Li, R50Li).
Leg de begrenzingskabel dan rond het bijgebied zodat
dit een eiland vormt buiten het hoofdgebied.
De robotmaaier moet handmatig van het eerste
werkgebied naar het tweede werkgebied worden
verplaatst wanneer het tweede werkgebied moet worden
gemaaid. Hiervoor moet de MAN-bedieningsmodus
worden gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen
het tweede gebied en het laadstation niet zelfstandig kan
afleggen. Zie 5.1 Selectie bedieningsmodus. In deze
modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar het
laadstation maar doorgaan met maaien totdat de accu
leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de robotmaaier
en verschijnt de melding Moet handmatig laden op het
display. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de
accu te laden. Als het eerste werkgebied na het laden
moet worden gemaaid, kunt u de bedieningsmodus op
Auto zetten voordat u de robotmaaier in het laadstation
plaatst.
Bijgebied
Hoofbijgebied
Nederlands - 27
3. INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5-2 meter. Er bestaat een kans dan de
robotmaaier tijdens het maaien langere tijd blijft
hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon
zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De begrenzingskabel kan dwars over een helling
worden gelegd die minder dan 15 % helt.
De begrenzingskabel moet niet dwars over een
helling worden gelegd die steiler is dan 15 %. Het
risico bestaat dat de robotmaaier daar problemen
krijgt met omdraaien. Dan stopt de maaier en geeft
de foutmelding Buiten het werkgebied. Het risico is
het grootst bij vochtig weer omdat de wielen dan in
het natte gras kunnen slippen.
Als er daarentegen een hindernis is, waar de
robotmaaier tegenaan mag botsen, bijvoorbeeld een
hek of een dichte haag, kan de begrenzingskabel
dwars over een helling worden gelegd die steiler is
dan 15 %.
In het werkgebied kan de
robotmaaier velden maaien met
een hellingsgraad tot 25 cm per
strekkende meter (25 %). Velden
die meer hellen, moeten worden
afgebakend met de
begrenzingskabel.
Indien een deel van het
werkgebied meer dan 15 cm per
strekkende meter (15 %) neigt,
moet de begrenzingskabel circa
20 cm voor de grond begint te
hellen op de vlakke grond
worden gelegd.
28 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Plaatsen van begrenzingskabel
Als u van plan bent de grensdraad met haakjes vast
te zetten:
Maai het gras op de plek waar u de draad gaat
leggen heel kort met een gewone grasmaaier of
trimmer. In dat geval is het eenvoudiger om de
kabel dicht bij de grond te leggen, waardoor de
kans kleiner wordt dat de robotmaaier de kabel
doorsnijdt of de isolatie van de kabel beschadigt.
Zorg ervoor de begrenzingskabel vlakbij de
aarde te leggen en bevestig de krammen dicht bij
elkaar, ongeveer 75 cm tussen iedere kram. De
kabel moet overal vlak tegen de aarde liggen,
zodat deze niet wordt doorgesneden voordat de
graswortels er overheen zijn gegroeid.
Gebruik een hamer om de krammen in de aarde te
slaan. Wees voorzichtig bij het inslaan van de haakjes
en zorg dat de draad niet te strak komt te staan. Vouw
de kabel niet in scherpe hoeken.
Als u de grensdraad gaat ingraven:
Zorg ervoor dat de begrenzingskabel ten minste
1 cm en maximaal 20 cm onder de aarde ligt. De
draad kan worden ingegraven met behulp van
bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade.
Gebruik de inbegrepen meetplaat als hulpmiddel bij
het leggen van de grensdraad. Zo kunt u eenvoudig
de juiste afstand aanhouden tussen de grensdraad
en de grens/het obstakel. De meetlat wordt van de
doos gescheurd.
Lus voor het aansluiten van de geleidingsdraad
Om het aansluiten van de geleidingsdraad aan de
grensdraad te vergemakkelijken, is het een goed idee
om op het punt waar de geleidingsdraad later zal
worden aangesloten een lus te creëren met behulp van
een extra stuk grensdraad van ongeveer 20 cm. Bepaal
voordat u begint met het uitleggen van de grensdraad
waar u de geleidingsdraad wilt plaatsen. Zie 3.6
Installatie van begeleidingskabel.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Extra kabel mag niet in een rol buiten de
begrenzingskabel worden gelegd. Dit kan
leiden tot storingen aan de robotmaaier.
Nederlands - 29
3. INSTALLATIE
Uitleggen van begrenzingskabel naar het
laadstation
Rechts en links van het laadstation moet op één lijn
met de achterkant van het laadstation een recht stuk
begrenzingskabel van minstens 1,5 meter lang
liggen. Zie de afbeelding. Als de grensdraad anders
wordt gelegd, kan het voor de robotmaaier lastig zijn
om het laadstation te vinden.
Begrenzingskabel verlengen
Gebruik een originele koppeling wanneer de
grensdraad niet lang genoeg is en moet worden
gelast.Dat is waterdicht en zorgt voor
een betrouwbare elektrische verbinding.
Steek beide uiteinden in de koppeling. Verzeker u
ervan dat de draden volledig in de koppeling zijn
gestoken door te controleren of de draaduiteinden
zichtbaar zijn door het transparante deel aan de
andere zijde van de koppeling. Duw de knop boven
op de koppeling vervolgens helemaal in. Gebruik een
waterpomptang om de knop op de koppeling
helemaal in te drukken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Een tweeaderige kabel of een
schroefklemmenblok geïsoleerd met
isolatietape levert geen adequate aansluiting
op. De vochtigheid van de aarde maakt dat de
geleiders oxideren en na een tijd veroorzaakt
dat een onderbreking van het circuit
30 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3.5 Aansluiten van begrenzingskabel
Sluit de begrenzingskabel aan op het laadstation:
1. De kabeluiteinden in het contact leggen:
Open het contact.
Leg de kabel in de uitsparing van het contact.
2. Druk het contact met een tang dicht. Druk tot
u een klik hoort.
3. Snijd overtollige begrenzingskabel 1 of 2
centimeter boven elke connector weg.
4. Druk de verbinder op de contactpen, met de
markeringen L (links) en R (rechts) op het
laadstation.
Controleer zorgvuldig of de connector goed is
bevestigd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De begrenzingskabel mag bij het aansluiten
op het laadstation niet gekruist worden. Sluit
het rechter uiteinde van de draad aan op de
pen rechts op het laadstation en het linker
uiteinde op de pen links.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De rechter connector moet zijn aangesloten
op de rechter metalen pen op het laadstation
en het linker draaduiteinde moet zijn
aangesloten op de linker connector.
Nederlands - 31
3. INSTALLATIE
3.6 Installatie van begeleidingskabel
De geleidingsdraad is een draad die vanaf het
laadstation wordt gelegd, bijvoorbeeld richting een
verre uithoek van het werkgebied of door een nauwe
doorgang, en vervolgens aangesloten op de
grensdraad.
De begeleidingskabel wordt door de robotmaaier
gebruikt om de weg naar het laadstation te vinden,
maar dient ook om de robotmaaier naar uithoeken
van de tuin te leiden.
Voor een gelijkmatig maairesultaat kan de
robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het
laadstation volgen naar de locatie waar de
begeleidingskabel is verbonden met de
begrenzingskabel, om daar met maaien te beginnen.
Afhankelijk van de tuinindeling moet u instellen hoe
vaak de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het
laadstation moet volgen. Zie 6.6 Instellingen.
Zorg dat de robotmaaier op diverse afstanden vanaf
de begeleidingskabel werkt om te voorkomen dat er
sporen worden gevormd wanneer de robotmaaier de
begeleidingskabel van en naar het laadstation volgt.
Het gebied naast de kabel dat de robotmaaier dan
gebruikt, wordt de corridor genoemd.
De robotmaaier loopt altijd links van de
begeleidingskabel, gezien in de richting van het
laadstation. De corridor bevindt zich dus links van de
geleidingsdraad. De corridor is 50 cm breed. Zorg
daarom bij het installeren voor een vrije ruimte van
minimaal 75 cm links van de geleidingsdraad en een
vrije ruimte van minimaal 25 cm rechts van de
geleidingsdraad, gezien in de richting van het
laadstation.
Het is niet toegestaan om de geleidingsdraad op een
afstand van minder dan 30 cm vanaf de grensdraad te
leggen.
De geleidingsdraad kan net als de grensdraad met
haken worden vastgezet of worden ingegraven.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Zorg dat er links van de geleidingsdraad altijd
een vrije ruimte van minimaal 75 cm is,
gezien in de richting van het laadstation.
Maximaal
afstand
Minstens
2m/7ft
Minstens 30 cm/12”
32 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Plaaten en aansluiten van begeleidingskabel
1. Zet de begeleidingsdraad vast met
klikvergrendelingen aan de onderkant van het
laadstation.
2. Bevestig de connector op de geleidingsdraad op
dezelfde wijze als bij de grensdraad in 3.5
Aansluiten van begrenzingskabel. Sluit deze aan
op de contactpen op het laadstation met de
aanduiding “guide”.
3. Leg de begeleidingskabel ten minste 2 meter
recht vanuit de voorkant van de laadplaat.
Als de geleidingsdraad in een doorgang moet
worden gelegd:
- De robotmaaier volgt de begeleidingskabel aan
dezelfde kant van de kabel naar en van het
laadstation. Dit betekent dat de robotmaaier altijd
links van de begeleidingskabel rijdt, gezien in de
richting van het laadstation.
Nederlands - 33
3. INSTALLATIE
- In de doorgang moet de begeleidingskabel
daarom zodanig worden geplaatst dat de
robotmaaier zo veel mogelijk ruimte heeft om te
werken. De afstand tussen de grensdraad en de
geleidingsdraad moet echter minimaal 30 cm
bedragen.
Als de geleidingsdraad op een steile helling moet
worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur
onder een hoek op de helling worden gelegd. Dit
maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de
begeleidingskabel op de helling te volgen.
Leg de kabel niet in puntige hoeken. Dit kan het voor
de robotmaaier moeilijk maken om de
begeleidingskabel te volgen.
4. Leid de geleidingsdraad naar het punt op de
grensdraad waar eerder een lus was gemaakt
om het aansluiten van de geleidingsdraad te
vereenvoudigen.
5. Knip de lus op de grensdraad door met
bijvoorbeeld een draadtang.
Maximaal
afstand
Minstens
2m/7ft
Minstens 30 cm/12”
135º
135º
90º
34 - Nederlands
3. INSTALLATIE
6. Sluit de begeleidingskabel aan op de
begrenzingskabel met behulp van een verbinding:
Steek de grensdraad in elk van de openingen in de
koppeling. Steek de geleidingsdraad in de middelste
opening in de koppeling. Controleer of de draden
volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat de
uiteinden zichtbaar zijn door het transparante deel
aan de andere zijde van de koppeling.
Gebruik een waterpomptang om de knop op de
koppeling helemaal in te drukken.
Het maakt niet uit welke openingen worden gebruikt
voor het aansluiten van elke draad.
7. Kram de verbinding in het gazon of graaf ze in.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De geleidingsdraad mag de grensdraad niet
kruisen, bijvoorbeeld een grensdraad die
naar een eiland loopt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Test voordat u de robotmaaier gebruikt de
werking van de begeleidingskabel met
behulp van de functie Calibreer zoekdraad.
Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie.
Nederlands - 35
3. INSTALLATIE
3.7 De lus controleren
Controleer het lussignaal door te kijken naar het
indicatielampje op het laadstation.
Zie 9.2 Indicatielampje in het laadstation wanneer het
lampje niet constant groen brandt.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet
er via het menu van de robotmaaier een
opstartprocedure worden uitgevoerd. Er wordt ook een
automatische kalibratie van het begeleidingssignaal
uitgevoerd. De kalibratie is ook een goede test om te
controleren of de begeleidingskabel zodanig is
geïnstalleerd dat de robotmaaier de begeleidingskabel
vanaf het laadstation zonder problemen kan volgen.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de
STOP-knop te drukken.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt gebruikt,
wordt een opstartprocedure gestart. De volgende
gegevens moeten worden ingevoerd:
Taal
Land
Tijd aanduiding
De huidige tijd
Datum aanduiding
Datum
Viercijferige pincode. Alle combinaties behalve 0000
zijn toegestaan.
3. Plaats de robotmaaier in het laadstation wanneer het display hierom vraagt. Druk op de
START-knop en sluit de klep. De robotmaaier zal nu beginnen met het kalibreren van de
begeleidingskabel, door het laadstation te verlaten en de begeleidingskabel te volgen tot
het punt waar de begeleidingskabel is verbonden met de begrenzingskabel. Hier begint
hij met maaien. Controleer of de robotmaaier de begeleidingskabel helemaal kan volgen
tot aan het aansluitpunt op de begrenzingskabel.
Als dit niet het geval is, is de geleidingsdraad mogelijk niet correct geïnstalleerd.
Controleer in dat geval of de installatie is uitgevoerd volgens de instructie in 3.6 Installatie
van begeleidingskabel. Voer dan een nieuwe kalibratie uit. Zie 6.6 Instellingen.
Bij de R70Li/R80Li is het ook mogelijk om de begeleidingsbreedte te verkleinen voor de
robotmaaier zodat hij de begeleidingskabel kan volgen door erg nauwe passages. Zie
6.4 Installatie, R70Li, R80Li. Gebruik de Test UIT-functie om een nieuwe kalibratie van
de R70Li/R80Li uit te voeren. Zie 6.4 Installatie, R70Li, R80Li.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik AANTEKENINGEN op pagina 4 om de
pincode te noteren.
36 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3.9 Test het dokken in het laadstation
Controleer voor u de robotmaaier gebruikt of die de
begeleidingskabel helemaal kan volgen tot aan het
laadstation en zonder problemen in het laadstation kan
dokken. Voer de onderstaande test uit.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op
de STOP-knop te drukken.
2. Plaats de robotmaaier dicht bij het punt waar de
begeleidingskabel is aangesloten op de
begrenzingskabel. Plaats de robotmaaier op
ongeveer 2 meter van de binnenkant van de
begeleidingskabel.
3. Selecteer de modus HOME door op de toets met
het huissymbool te drukken, en druk op OK
wanneer de cursor op HOME staat. Druk op
START en sluit de klep.
4. Controleer of de robotmaaier de
begeleidingskabel helemaal volgt tot aan het
laadstation en in het laadstation dokt De test is
enkel geslaagd als de robotmaaier de
begeleidingskabel over het gehele traject naar het
laadstation kan volgen en meteen bij de eerste
poging dokt. Als het de robotmaaier niet lukt om bij
de eerste poging te dokken, zal hij het
automatisch opnieuw proberen. De installatie is
niet goedgekeurd als de robotmaaier twee of meer
pogingen nodig heeft om in het laadstation te
dokken. Controleer in dat geval of het laadstation,
de grensdraad en de geleidingsdraad zijn
geïnstalleerd volgens de instructies in hoofdstuk
3.2, 3.4 en 3.6.
5. De robotmaaier zal in het laadstation blijven totdat
de modus Auto of Man wordt geselecteerd. Zie 5.1
Selectie bedieningsmodus.
Het geleidingssysteem moet eerst zijn gekalibreerd om
bovenstaande test met succes te kunnen uitvoeren.
Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie.
Nederlands - 37
4. GEBRUIK
4. Gebruik
4.1 Opladen van lege accu
Wanneer de GARDENA robotmaaier nieuw is of lange
tijd opgeslagen is geweest, is de accu leeg en moet
voor de start worden opgeladen. Het laden duurt
ongeveer 80 tot 100 minuten.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
2. Plaats de robotmaaier in het laadstation. Open
de klep en schuif de robotmaaier zo ver mogelijk
naar binnen om te zorgen voor een goed contact
tussen de robotmaaier en het laadstation.
3. Op de display wordt aangegeven dat de accu
wordt opgeladen.
WAARSCHUWING
Lees de veiligheidsinstructies
zorgvuldig door voordat u uw de
robotmaaier start.
WAARSCHUWING
Hou handen en voeten uit de buurt
van de draaiende messen. Plaats uw
handen of voeten nooit vlakbij of
onder de carrosserie wanneer de
motor draait.
WAARSCHUWING
Gebruik de robotmaaier nooit
wanneer personen, met name
kinderen of huisdieren, zich in
het maaigebied bevinden.
38 - Nederlands
4. GEBRUIK
4.2 Gebruik van de timer
Voor het beste maairesultaat mag het gras niet te
vaak worden gemaaid. Gebruik de timerfunctie (zie
6.3 Timer) om een al te platgetreden gazon te
vermijden. Ga bij het instellen van de timer ervan uit
dat de robotmaaier de vermelde hoeveelheid maait
van het aantal vierkante meters per uur en dag
vermeld in de tabel Werkcapaciteit.
Voorbeeld
Als het werkgebied 360 m
2
bedraagt, moet de
R70Li ongeveer 8 uur per dag maaien. De tijden
hangen onder meer af van de kwaliteit van het
gras, de scherpte van de messen en de leeftijd
van de accu.
De fabrieksinstelling voor de timer is 07.00-23.00
(07.00-22.00 voor de GARDENA R38Li, R40Li.
R45Li, R50Li) en maakt het mogelijk om elke dag van
de week te maaien. Deze instelling is geschikt voor
het vermelde maximale werkgebied.
Als de omvang van het werkgebied dit toelaat, kan de
kwaliteit van het gras verder worden verbeterd door
dit om de andere dag te maaien in plaats van
dagelijks enkele uren. Bovendien is het goed voor het
gras om ten minste een keer per maand een periode
van drie dagen geheel rust te krijgen.
Ruststand
De robotmaaier heeft een voorgeprogrammeerde rusttijd
die overeenkomt met de tabel voor rusttijden. Deze
rustperiode biedt bijvoorbeeld een goede mogelijkheid
om het gazon te besproeien of om erop te spelen.
Voorbeeld 1
De tijden in dit voorbeeld gelden voor de
GARDENA R40Li, maar voor de andere
modellen geldt hetzelfde principe.
Werk uren 1: 07:00 - 22:00
Werkdagen: alle dagen
De fabrieksinstelling zorgt ervoor dat de robotmaaier
het gazon begint te maaien om 7.00 uur. De maaier
wordt om 19.00 uur in het laadstation geparkeerd en
begint om 7.00 uur weer met maaien.
Als de timerinstelling wordt opgedeeld in twee
werkperiodes kan de rustperiode worden
opgedeeld in een aantal periodes. De minimale
rusttijd dient echter overeen te komen met de
tabel voor Rusttijden.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik de timer om niet te laten maaien
wanneer er zich doorgaans kinderen of
huisdieren op het gazon bevinden, of
voorwerpen die door de draaiende messen
beschadigd kunnen raken.
A
A = Max 12 h
R40Li
B = Min 12 h
In bedrijf
Laden/Stand-by
Mowing
Charging
Standby
Ope
ration
24 h
A
B
Tabel Werkcapaciteit
Model Werkcapaciteit
GARDENA R38Li
Ca. 32 m
2
per uur en dag
GARDENA R40Li
Ca. 33 m
2
per uur en dag
GARDENA R45Li
Ca. 38 m
2
per uur en dag
GARDENA R50Li
Ca. 42 m
2
per uur en dag
GARDENA R70Li
Ca. 44 m
2
per uur en dag
GARDENA R80Li
Ca. 50 m
2
per uur en dag
Tabel Rusttijd
Model Rusttijd
GARDENA R38Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R40Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R45Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R50Li Minimaal 12 uur per dag
GARDENA R70Li Minimaal 8 uur per dag
GARDENA R80Li Minimaal 8 uur per dag
Nederlands - 39
4. GEBRUIK
Voorbeeld 2
De tijden in dit voorbeeld gelden voor de
GARDENA R40Li, maar voor de andere modellen
geldt hetzelfde principe.
Werk uren 1: 06:00 - 16:00
Werk uren 2: 20:00 - 23:00
Werkdagen: alle dagen
De robotmaaier maait tussen 06.00 en 16.00 uur.
Hij zal om 20.00 uur opnieuw gaan werken, maar
om 22.00 uur stoppen om te rusten, totdat hij om
6.00 uur weer start.
De tijden hangen onder meer af van de kwaliteit van
het gras, de scherpte van de messen en de leeftijd van
de accu.
4.3 Starten
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
2. Druk op de STOP-knop om de klep naar het
controlepaneel te openen.
3. Voer de pincode in.
4. Druk op de START-knop.
5. Sluit binnen 10 seconden het deksel.
Als de robotmaaier in het laadstation is geparkeerd,
zal hij het laadstation alleen verlaten wanneer de accu
volledig geladen is en de timer zodanig is ingesteld dat
de robotmaaier mag werken.
Voordat de bladschijf start, klinken er 5 piepjes
gedurende 2 seconden.
4.4 Stoppen
1. Druk op de STOP-knop.
De robotmaaier stopt, de maaimotor gaat uit en
de klep voor het controlepaneel gaat open.
A + C = Max 12 h
B + D = Min 12 h
R40Li
In bedrijf
Laden/Stand-by
Start
1
4
78
0
9
56
23
40 - Nederlands
4. GEBRUIK
4.5 Uitschakelen
1. Druk op de STOP-knop.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
Schakel de robotmaaier altijd uit met de
hoofdschakelaar als de robotmaaier moet worden
onderhouden of buiten het werkgebied moet worden
gebracht.
4.6 Afstellen van maaihoogte
De maaihoogte kan variëren van MIN (2 cm) tot
MAX (5 cm).
Om de maaihoogte bij te stellen:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier uit te
zetten en open de klep.
2. Draai de hoogteafstellingsknop naar de vereiste
stand. De geselecteerde stand wordt
aangegeven door een oranje kolom die in het
venster naast de knop te zien is.
Draai linksom als u de maaihoogte wilt
vergroten.
Draai rechtsom als u de maaihoogte wilt
verlagen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Tijdens de eerste week na een nieuwe
installatie moet de maaihoogte op MAX
worden ingesteld om beschadiging van de
lusdraad te voorkomen. Hierna kan de
maaihoogte elke tweede week geleidelijk
worden verlaagd totdat de gewenste
maaihoogte is bereikt.
Start
1
12345
4
78
0
9
56
23
Nederlands - 41
5. CONTROLEPANEEL
5. Controlepaneel
Via het controlepaneel regelt u alle soorten
commando's en instellingen voor de GARDENA
robotmaaier . U bereikt alle functies via een aantal
menu’s.
Het controlepaneel bestaat uit een display en een
toetsenbord. Alle informatie is te zien op het display
en alle invoer doet u met behulp van de toetsen.
Wanneer de STOP-knop is ingedrukt en de klep is
geopend, wordt het bedieningsvenster zichtbaar.
Deze toont de klok, de geselecteerde
bedieningsmodus, het aantal maaiuren, de
accustatus en de timerinstelling.
De klok laat de actuele tijd zien.
De huidige datum wordt aangegeven.
Het aantal bedrijfsuren dat wordt weergegeven
is het aantal uur dat de robotmaaier sinds de
productiedag in bedrijf is geweest. Tijd dat de
robotmaaier heeft gemaaid of heeft gezocht naar
het laadstation is tijd die als bedrijfstijd wordt
beschouwd.
Met de woorden AUTO, MAN en HUIS wordt
aangegeven aan welke bedieningsmodus is
geselecteerd. Zie hoofdstuk 5.1 Selectie
bedieningsmodus.
De accustatus geeft aan hoeveel lading de accu
nog heeft.
ECO wordt weergegeven als de robotmaaier in
de ECO-modus is gezet.
Het klokpictogram geeft de geprogrammeerde
timerinstellingen aan. Het zwarte kloksymbool
wordt weergegeven wanneer de robotmaaier
niet mag maaien vanwege een instelling van de
timer.
Het woord MENU geeft aan dat het hoofdmenu
kan worden bereikt door op de meerkeuzeknop
onder het woord te drukken.
Het toetsenblok bestaat uit vier groepen
knoppen:bedieningsselectieknop,
meerkeuzeknoppen, cijfers en startknop.
Start
1
4
78
0
9
56
23
Start
1
4
78
0
9
56
23
42 - Nederlands
5. CONTROLEPANEEL
5.1 Selectie bedieningsmodus
De bedieningsselectieknop is voorzien van een
huispictogram. Als deze knop wordt ingedrukt, wordt
de geselecteerde bedieningsmodus op de display
weergegeven. Door meerdere malen op de knop te
drukken kunt u kiezen tussen drie verschillende
bedieningsmodi.
1. PARKEER:
Stuurt de robotmaaier naar het laadstation. Hij blijft
hier totdat een andere bedieningsmodus wordt
geselecteerd. Het woord Huis wordt weergegeven in
het bedieningsvenster. Als de accu volledig geladen
is, blijft de robotmaaier geparkeerd staan in het
laadstation. De robotmaaier verlaat eerst het
laadstation en begint opnieuw te maaien wanneer
de bediening op AUTO wordt gezet.
De Home-instelling wordt ook gebruikt na een nieuwe
installatie of nadat een bestaande installatie is
gewijzigd, om te testen of de robotmaaier de
begeleidingskabel kan volgen en in het laadstation
kan dokken. Zie 3.9 Test het dokken in het
laadstation.
2. AUTO:
De standaardmodus automatische bediening waarbij
de robotmaaier automatisch maait en wordt
opgeladen.
3. MAN:
Bij het maaien van een tweede werkgebied (zie 3.4
Installatie van begrenzingskabel) moet de instelling
MAN worden gebruikt.
Als MAN is geselecteerd en de robotmaaier start
vanaf een plek op het gazon, blijft hij maaien totdat
de accu leeg is. Daarna stopt de maaier en wordt de
melding “Moet handmatig laden” weergegeven. De
robotmaaier moet dan handmatig worden
teruggebracht naar het laadstation en na het laden
weer handmatig worden gestart.
Als de robotmaaier wordt geladen terwijl hij in de
MAN-modus staat, zal hij volledig worden geladen.
Daarna rijdt hij ongeveer 20 cm vanuit het laadstation
naar buiten om vervolgens te stoppen. Dit geeft aan
dat hij geladen is en klaar is om met maaien te
beginnen.
Als het eerste werkgebied na het laden moet worden
gemaaid, kunt u de bedieningsmodus op Auto zetten
voordat u de robotmaaier in het laadstation plaatst.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Druk altijd op de START-knop voor u de klep
sluit om de robotmaaier te starten. Als u niet
op de START-knop drukt, hoort u een
pieptoon en zal de robotmaaier niet starten.
Nederlands - 43
5. CONTROLEPANEEL
5.2 Meerkeuzeknoppen
De drie meerkeuzeknoppen bieden diverse functies,
onder andere afhankelijk van waar in de
menustructuur u zich bevindt. De functie van de knop
wordt helemaal onder aan de display weergegeven.
Voorbeeld: als u zich in het hoofdmenu bevindt, kunt
u met de linker knop teruggaan, met de middelste
knop eventuele selecties bevestigen en met de
rechter knop het menu doorlopen.
5.3 Getallen
De cijfertoetsen worden bijvoorbeeld gebruikt om de
PIN-code of tijdinstellingen in te voeren.
5.4 Hoofdschakelaar
Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier
te kunnen starten.
Zet de hoofdschakelaar in de stand 0 als de
robotmaaier niet in gebruik is of als werk wordt
uitgevoerd aan de maaischijf.
Als de hoofdschakelaar in de 0-stand staat, zal de
motor van de robotmaaier niet starten.
Start
1
4
78
0
9
56
23
44 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
6. Menufuncties
6.1 Hoofdmenu
Het hoofdmenu van de GARDENA R38Li, R40Li,
R45Li, R50Li robotmaaier heeft drie opties:
Timer
Veiligheid
Instellingen
Het hoofdmenu van de GARDENA R70Li/R80Li heeft
vier opties:
Timer
Installatie
Säkerhet
Inställningar
Onder iedere keuze zit een aantal submenu’s. Via
deze bereikt u alle functies om instellingen voor de
robotmaaier te maken.
Tussen menu’s bladeren
Doorloop het hoofdmenu en de submenu's met de
meerkeuzeknoppen. Voer waarden en tijden in met
de cijfertoetsen en bevestig elke selectie met de
meerkeuzeknop met de aanduiding OK. Druk op de
meerkeuzeknop met de pijl terug om een stap
omhoog te gaan in het menu of houd de selectieknop
voor de bedieningsmodus 2 seconden lang ingedrukt
om meteen terug te gaan naar het hoofdmenu.
Submenu’s
Sommige submenu's bevatten opties die links worden
aangevinkt. Dit houdt in dat deze opties zijn
geselecteerd. Plaats of verwijder het vinkje in het
vakje door te drukken op OK.
In enkele submenu’s staat op een aantal regels
helemaal rechts informatie. Deze informatie geeft
weer welke keuze voor die functie is gemaakt.
Start
Start
1
4
78
0
9
56
23
Nederlands - 45
6. MENUFUNCTIES
6.2 Menustruktuur
GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
Timer
Instellingen
Werk uren 1
Werk uren 2
Werk
dagen
Veiligheid
Verander
PIN code
Veiligheids
niveau
Nieuw
lussignaal
Taal
Tijd & dag
Backlight
Laag
Middel
Hoog
Ingestelde
datum
Datum
aanduiding
Ingestelde
tijd
Tijd
aanduiding
Reset
timer
Reset
instellingen
Calibreer
zoekdraad
Op afstand
starten
Aandeel
Over
ECO-
modus
Land
46 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
GARDENA R70Li, R80Li
Timer
Installatie
Instellingen
Werk
uren 1
Werk
uren 2
Werk
dagen
Veiligheid
Verander
PIN code
Veiligheids
niveau
Nieuw
lussignaal
Begeleiding
breedte
Op afstand
starten 1
Test
instellingen
Taal
Tijd & dag
Terug naar
klantinstellingen
Middel
Breedste
Aandeel
Afstand
Test
in
Test
uit
Laag
Middel
Hoog
Ingestelde
datum
Datum
aanduiding
Ingestelde
tijd
Tijd
aanduiding
Smalste
Reset
timer
Nooit Zelden Middel Vaak
Altijd
Rijdt over
draad
Op afstand
starten 2
Aandeel
Afstand
Nooit Zelden Middel Vaak
Altijd
Op afstand
starten 1
Op afstand
starten 2
Over
ECO-
modus
Land
Nederlands - 47
6. MENUFUNCTIES
6.3 Timer
Voor het beste maairesultaat mag het gras niet te
vaak worden gemaaid. Daarom is het belangrijk om
de bedrijfstijd te beperken met behulp van de
timerfunctie wanneer het werkgebied kleiner is dat de
arbeidscapaciteit van de robotmaaier. Als de
robotmaaier te veel mag maaien, kan het gazon er
geplet uitzien. Bovendien wordt de robotmaaier
blootgesteld aan onnodige slijtage.
De timerfunctie is ook een goed hulpmiddel om te
regelen welke tijden de robotmaaier niet mag
maaien, bijvoorbeeld wanneer de kinderen buiten in
de tuin spelen.
De fabrieksinstelling is 07.00-23.00 (07.00-22.00 voor
de GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li) en maakt
het mogelijk om elke dag van de week te maaien.
Deze instelling is geschikt voor het vermelde maximale
werkgebied.
Ga bij het instellen van de timer ervan uit dat de
robotmaaier de vermelde hoeveelheid maait van het
aantal vierkante meters per uur en dag vermeld in de
tabel Werkcapaciteit.
Onderstaande tabel geeft suggesties voor
verschillende instellingen voor de timer afhankelijk van
de grootte van de tuin. De tabel kan worden gebruikt
om de bedrijfstijd in te stellen. De tijden zijn indicatief,
mogelijk moeten ze worden aangepast aan de tuin.
Gebruik de tabel als volgt:
1. Zoek een werkgebied op dat het beste past bij het
gebied van de tuin.
2. Selecteer een geschikt aantal werkdagen per
week (voor sommige werkgebieden zijn mogelijk
7 dagen nodig).
3. Werkuren per dag toont hoeveel uren per dag de
robotmaaier mag werken voor het geselecteerde
aantal werkdagen.
4. Voorgesteld tijdsinterval geeft een tijdsinterval aan
dat overeenkomt met de gewenste werkuren per
dag.
Deze tabel geldt voor GARDENA R38Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 4,5h 07:00 - 11:30
7 3,5h 07:00 - 10:30
200 m
2
5 9h 07:00 - 16:00
7 6,5h 07:00 - 13:30
300 m
2
6 11h 07:00 - 18:00
7 9,5h 07:00 - 16:30
380 m
2
7 12h 07:00 - 19:00
Werk uren 1
Werk uren 2
Werk dagen
Reset timer
Timer
Installatie
Veiligheid
Instellingen
48 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
Deze tabel geldt voor GARDENA R40Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 4,5h 07:00 - 11:30
7 3h 07:00 - 10:00
200 m
2
5 8,5h 07:00 - 15:30
7 6h 07:00 - 13:00
300 m
2
6 10,5h 07:00 - 17:30
7 9h 07:00 - 16:00
400 m
2
7 12h 07:00 - 19:00
Deze tabel geldt voor GARDENA R45Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 4h 07:00 - 11:00
7 2,5h 07:00 - 09:30
200 m
2
5 7,5h 07:00 - 14:30
7 5,5h 07:00 - 12:30
300 m
2
5 11h 07:00 - 18:00
7 8h 07:00 - 15:00
400 m
2
7 10,5h 07:00 - 17:30
450 m
2
7 12h 07:00 - 19:00
Deze tabel geldt voor GARDENA R50Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 3,5h 07:00 - 10:30
7 2,5h 07:00 - 09:30
200 m
2
5 7h 07:00 - 14:00
7 5h 07:00 - 12:00
300 m
2
5 10h 07:00 - 17:00
7 7h 07:00 - 14:00
400 m
2
6 11h 07:00 - 18:00
7 9,5h 07:00 - 16:30
500 m
2
7 12h 07:00 - 19:00
Nederlands - 49
6. MENUFUNCTIES
Werk uren 1
voor instellen van start- en stoptijd voor werkperiode
1. Voer de vereiste tijden in uren en minuten in en
druk op OK om de ingevoerde tijd te bevestigen.
Werk uren 2
voor instellen van start- en stoptijd voor
werkperiode 2. Voer de vereiste tijden in uren en
minuten in en druk op OK om de ingevoerde tijd te
bevestigen. Timer (2-1) wordt genegeerd.
Werk dagen
voor selectie van de dagen waarop de
robotmaaier moet werken. De robotmaaier werkt
op de dagen die aangevinkt zijn.
Reset timer
de waarden terug te zetten naar de
fabrieksinstellingen.
Om Werk uren 1 of Werk uren 2 uit te schakelen, voert
u de tijd 00:00-00:00 in om de tijd te resetten naar --:--
- --:--.
Deze tabel geldt voor GARDENA R70Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 3h 07:00 - 10:00
7 2,5h 07:00 - 09:30
200 m
2
5 6,5h 07:00 - 13:30
7 4,5h 07:00 - 11:30
400 m
2
5 13h 07:00 - 20:00
7 9h 07:00 - 16:00
600 m
2
6 16h 07:00 - 23:00
7 13,5h 07:00 - 20:30
700 m
2
7 16h 07:00 - 23:00
Deze tabel geldt voor GARDENA R80Li
Werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld tijdsinterval
100 m
2
5 3h 07:00 - 10:00
7 2h 07:00 - 09:00
200 m
2
5 5,5h 07:00 - 12:30
7 4h 07:00 - 11:00
400 m
2
5 11,5h 07:00 - 18:30
7 8h 07:00 - 15:00
600 m
2
6 14h 07:00 - 21:00
7 12h 07:00 - 19:00
800 m
2
7 16h 07:00 - 23:00
50 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
Wanneer de timerinstellingen zijn ingesteld, wordt op
de startpagina een klokpictogram weergegeven. Het
zwarte kloksymbool wordt weergegeven wanneer de
robotmaaier niet mag maaien vanwege een instelling
van de timer.
De robotmaaier heeft een ingebouwde rustperiode van
ongeveer 8 uur per dag (12 uur voor de GARDENA
R38Li, 40Li, R45Li, R50Li). Tijdens deze periode is de
robotmaaier in het laadstation geparkeerd. Zie 4.2
Gebruik van de timer.
6.4 Installatie, R70Li, R80Li
De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk
via deze selectie in het hoofdmenu.
Begeleiding breedte
de afstand vanaf de begeleidingskabel selecteren
die de robotmaaier mag afwijken als de robotmaaier
de kabel van en naar het laadstation volgt.
Op afstand starten 1
om de robotmaaier te besturen zodat hij
gemakkelijker verre uithoeken van de tuin kan
bereiken.
Op afstand starten 2
om de robotmaaier te besturen zodat hij
gemakkelijker verre uithoeken van de tuin kan
bereiken.
Test instellingen
om de bovenstaande instellingen te controleren.
Rijdt over draad
om de afstand in te stellen die de robotmaaier
langs de begrenzingskabel moet afleggen voor hij
terugkeert.
Voorbeelden van tuininstellingen vindt u in 7.
Tuinvoorbeelden van tuinen.
Begeleiding breedte
De begeleidingsbreedte bepaalt hoever de robotmaaier
zich van de begeleidingskabel af mag bewegen bij het
volgen van die kabel van en naar het laadstation. Het
gebied naast de kabel dat de robotmaaier dan gebruikt,
wordt de corridor genoemd.
De standaardinstelling van de robotmaaier is voor een
middelbrede corridor. Om het risico van spoorvorming
verder te beperken, wordt aangeraden om een brede
corridor te kiezen in werkgebieden waar dit mogelijk is.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik altijd een zo groot mogelijke
geleidingsbreedte. De instelling Smalste mag
alleen worden gebruikt als geen van de
andere instellingen in het betreffende
werkgebied kan worden gebruikt.
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test instellingen
Rijdt over draad
Timer
Installatie
Veiligheid
Instellingen
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test instellingen
Rijdt over draad
Smalste
Middel
Breedste
Nederlands - 51
6. MENUFUNCTIES
Breedste
In een brede corridor varieert de afstand tussen de
robotmaaier en de begeleidingskabel tijdens het
maaien.
Voor een open tuin zonder nauwe doorgangen kan
het best een brede corridor worden gebruikt, om het
risico van spoorvorming tot een minimum te
beperken.
Middel
In een middelbrede corridor rijdt de robotmaaier
zowel dichtbij als veraf van de begeleidingskabel,
maar niet zo ver als wanneer een brede corridor is
geselecteerd.
De corridorinstelling Middel moet worden gekozen
voor een tuin met obstakels nabij de geleidingsdraad
en/of doorgangen die een brede corridor onmogelijk
maken.
Smalste
Bij een smalle corridor rijdt de robotmaaier
voortdurend recht boven de begeleidingskabel.
Gebruik van de corridorinstelling Smalste wordt
gewoonlijk afgeraden, maar in een tuin met een of
meer smalle doorgangen kan een smalle corridor de
enige keuzemogelijkheid zijn. De corridorinstelling
Smalste verhoogt het risico van spoorvorming langs
de geleidingsdraad.
Op afstand starten 1
Een belangrijke functie van de begeleidingskabel is de
mogelijkheid om de robotmaaier indien nodig naar een
afgelegen deel van de tuin te leiden. Deze functie is
erg nuttig in tuinen waar bijvoorbeeld de voor- en
achtertuin met elkaar in verbinding staan via een
smalle doorgang.
Wanneer die functie is geactiveerd (niet is ingesteld op
Nooit), zal de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf
het laadstation altijd volgen naar de afgelegen zone en
daar beginnen met maaien.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De afstand die de robotmaaier houdt tot de
begeleidingskabel wisselt, afhankelijk van de
indeling van het werkgebied. Met de functie
Test IN kunt u nagaan of de corridorinstelling
Breedste in de betreffende tuin kan worden
gebruikt.
52 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
Aandeel
Het aantal keren dat de robotmaaier de
begeleidingskabel vanaf het laadstation moet
volgen, wordt ingesteld als een percentage van het
totale aantal keren dat hij het laadstation verlaat.
Alle andere keren verlaat de robotmaaier het
laadstation op de standaardwijze en begint hij met
maaien.
De volgende vijf opties kunnen worden
geselecteerd:
- Nooit (0 %)
- Zelden (circa 20 %)
- Gemiddeld (circa 50 %)
- Vaak (circa 80 %)
- Altijd (100 %)
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de
omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het
totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone
bijvoorbeeld minder dan de helft van het totale
werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden.
Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft
van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u
Middel. Zie de voorbeelden in 7. Tuinvoorbeelden.
De standaardinstelling is Zelden.
Afstand
Voer de afstand in meters in langs de
begeleidingskabel vanaf het laadstation naar het
afgelegen gebied waar de robotmaaier begint met
maaien.
Tip! Met de functie Test UIT kunt u bepalen hoe ver
het is naar het afgelegen gebied. De afstand wordt
in meters vermeld op het display van de
robotmaaier.
Op afstand starten 2
Indien er in het werkgebied twee gebieden ver uit elkaar
liggen moet u de begeleidingskabel zo leggen dat hij
beide gebieden bereikt. U kunt dan Op afstand starten 1
en Op afstand starten 2 combineren om de robotmaaier
naar elk gebied te sturen.
Voer de instellingen voor Aandeel en Afstand op
dezelfde manier uit als voor Op afstand starten 1.
De standaardinstelling is Nooit.
Houd er rekening mee dat het totale percentage voor
Aandeel niet hoger mag zijn dan 100%. Als
bijvoorbeeld Vaak is geselecteerd voor Op afstand
starten 1, kunt u alleen Nooit of Zelden selecteren voor
Op afstand starten 2.
De instelling Begeleiding breedte is dezelfde voor Op
afstand starten 1 als voor Op afstand starten 2. Zo
beperkt de smalste doorgang langs de
begeleidingskabel de maximale begeleidingsbreedte.
Nooit
Zelden
Gemiddeld
Vaak
Altijd
Aandeel
Afstand
Nederlands - 53
6. MENUFUNCTIES
Test instellingen
In het menu Test instellingen kunt u de instellingen
testen voor Op afstand starten 1 en Op afstand
starten 2 en controleren of de gekozen instelling voor
Begeleiding breedte werkt voor het betreffende
werkgebied.
Test UIT
De functie Test UIT dient voor het testen of de
instelling voor Begeleiding breedte past bij de
betreffende installatie en om de afstand tussen het
laadstation en een afgelegen gebied te berekenen.
Om de instellingen te testen in Op afstand starten 1:
Parkeer de robotmaaier in het laadstation en
selecteer de functie Test UITOp afstand starten 1.
De robotmaaier rijdt dan onmiddellijk langs de
begeleidingskabel weg bij het laadstation en begint te
maaien nadat de ingestelde afstand is afgelegd.
Als er een doorgang is waar de robotmaaier niet
doorheen kan, moet de instelling voor Begeleiding
breedte worden gewijzigd van Breedste naar Middel.
Zo nodig kan de instelling ook worden veranderd in
Smalste. Gebruik de geleidingsbreedte-instelling
Smalste alleen als geen van de andere instellingen
werkt voor deze installatie. Als de functie Test UIT
wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier op de grootst
mogelijke afstand vanaf de kabel, op basis van de
geselecteerde begeleidingsbreedte.
In deze afbeelding ziet u hoe de robotmaaier door
een doorgang rijdt als Begeleiding breedte is
ingesteld op Middel in plaats van Breedste.
Om de afstand te bepalen van het laadstation naar
een afgelegen gebied:
Geef een afstand aan die de werkelijke meer dan
overschrijdt. De maximale afstand die kan worden
aangegeven is 100 meter. Parkeer de robotmaaier in
het laadstation en selecteer de functie Test UIT. De
robotmaaier rijdt onmiddellijk weg uit het laadstation.
De afstand wordt in meters vermeld op het display van
de robotmaaier terwijl de robotmaaier werkt. Stop de
robotmaaier op de gewenste plaats en noteer de
afstand. Reset de waarden voor Aandeel wanneer de
test gereed is.
Als Op afstand starten 2 geactiveerd is, d.w.z. indien
een andere optie dan Nooit is geselecteerd voor
Aandeel, moeten ook die instellingen getest worden.
De test voor Op afstand starten 2 wordt op dezelfde
manier uitgevoerd als voor Op afstand starten 1.
Test in
Test uit
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test instellingen
Rijdt over draad
Op afstand starten1
Op afstand starten 2
Test in
Test uit
54 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
Test IN
De functie Test IN maakt het mogelijk om te testen of
de robotmaaier in het laadstation dokt.
Test IN kan alleen worden uitgevoerd als er eerst een
Test UIT is uitgevoerd.
Als u die functie selecteert, rijdt de robotmaaier
rechtstreeks langs de begeleidingskabel naar het
laadstation om daar te dokken. De test is enkel
geslaagd als de robotmaaier meteen bij de eerste
poging in het laadstation dokt. Als het de robotmaaier
niet lukt om bij de eerste poging te dokken, zal hij het
automatisch opnieuw proberen. De installatie is niet
goedgekeurd als de robotmaaier twee of meer
pogingen nodig heeft om in het laadstation te dokken.
Rijdt over draad
De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een
bepaalde afstand voorbij de begrenzingskabel
voordat de robotmaaier keert. Deze afstand is
standaard ingesteld op 25 cm maar kan zo nodig
worden gewijzigd. De minimumwaarde is 25 cm en
de maximumwaarde is 30 cm. Houd er rekening mee
dat de gegeven afstand slechts een geschatte
waarde is en dat deze uitsluitend dient ter referentie.
In werkelijkheid kan de afstand tussen de
robotmaaier en de begrenzingsdraad variëren.
Geef het aantal centimeters in dat de robotmaaier
voorbij de begrenzingskabel moet rijden en druk op OK.
6.5 Veiligheid
Via deze selectie kunnen instellingen worden verricht
in verband met beveiliging en de verbinding tussen
de maaier en het laadstation.
Verander PIN code
Voer de nieuwe PIN-code in en druk op OK. Voer
dezelfde code nogmaals in en bevestig door op OK te
drukken. Als de PIN-code is gewijzigd, wordt op de
display enige tijd het bericht weergegeven dat de
PIN-code is gewijzigd.
Maak een notitie van de nieuwe pincode op de
aangegeven regel in Aantekeningen.
Veiligheids niveau
U kunt kiezen uit drie beveiligingsniveaus: Laag,
Middel en Hoog. Bij de instellingen Laag en Middel
kan de robotmaaier niet worden bediend als de
PIN-code onbekend is. Bij de instelling Hoog wordt
tevens een waarschuwingspiepje afgegeven als niet
binnen een ingestelde termijn de juiste PIN-code
wordt ingevoerd.
Druk op de stopknop om de robotmaaier uit te
schakelen en zet de hoofdschakelaar op 0.
Begeleiding breedte
Op afstand starten 1
Op afstand starten 2
Test instellingen
Rijdt over draad
Verander PIN code
Veiligheids niveau
Nieuw lussignaal
Timer
Installatie
Veiligheid
Instellingen
Laag
Middel
Hoog
Verander PIN code
Veiligheids niveau
Nieuw lussignaal
Nederlands - 55
6. MENUFUNCTIES
Tijdslot
Deze functie houdt in dat de robotmaaier na 30 dagen
niet meer kan worden gestart tenzij eerst de juiste
PIN-code wordt ingevoerd. Na het verstrijken van 30
dagen blijft de robotmaaier gewoon maaien, maar als
het deksel wordt geopend, verschijnt het bericht Voer
PIN-code in. Voer uw code weer in en druk op OK.
Verzoek PIN
Deze functie houdt in dat de robotmaaier om een
pincode vraagt wanneer de hoofdschakelaar op 1
wordt gezet en elke keer dat de klep wordt geopend.
Om de robotmaaier te kunnen gebruiken, moet de
juiste pincode worden ingevoerd.
Wanneer vijf keer achter elkaar een verkeerde
PIN-code wordt ingevoerd, wordt de robotmaaier enige
tijd geblokkeerd. De tijd voor de blokkering wordt bij
elke volgende mislukte poging verlengd.
Alarm
Deze functie houdt in dat er een alarmsignaal klinkt
wanneer de PIN-code niet is ingevoerd binnen 10
seconden nadat de STOP-knop is ingedrukt of de
robotmaaier om de een of andere reden is opgetild.
Een tikkend geluid geeft aan dat de pincode moet
worden ingevoerd om te voorkomen dat het alarm
afgaat. Het alarm kan op elk moment weer worden
uitgeschakeld door het invoeren van de juiste pincode.
Nieuw lussignaal
Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een
unieke koppeling tussen de robotmaaier en het
laadstation ontstaat. In zeldzame gevallen kan het
nodig zijn om een nieuw signaal te genereren,
bijvoorbeeld als twee aangrenzende installaties een
signaal gebruiken dat erg op elkaar lijkt.
Plaats de robotmaaier in het laadstation.
Selecteer Nieuw lussignaal in het menu en druk
op OK.
Functie Laag Middel Hoog
Tijdslot X X X
Verzoek PIN X X
Alarm X
Verander PIN code
Veiligheids niveau
Nieuw lussignaal
56 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
6.6 Instellingen
ECO
Deze functie schakelt het lussignaal van de
begrenzingslus, de begeleidingsdraden en het
laadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier
niet maait, d.w.z. wanneer de maaier wordt opgeladen
of niet mag maaien op basis van timerinstellingen.
ECO is geschikt voor situaties waarbij andere
draadloze apparatuur wordt gebruikt die niet
compatibel is met de robotmaaier, zoals bepaalde
ringleidingen of garagedeuren.
Wanneer het lussignaal vanwege de ECO-modus is
uitgeschakeld, knippert het indicatielampje in het
laadstation groen. Wanneer het indicatielampje groen
knippert, kan de robotmaaier alleen in het laadstation
worden gestart en niet in het werkgebied.
In de ECO-modus is het erg belangrijk om altijd de
STOPknop in te drukken voordat de robotmaaier uit
het laadstation wordt gehaald. Het is niet mogelijk om
de robotmaaier op een andere manier te starten
wanneer hij in de ECO-modus staat. Als u de maaier
per ongeluk uit het laadstation hebt gehaald zonder
eerst de STOP-knop in te drukken, moet u de maaier
weer in het laadstation plaatsen en de STOP-knop
indrukken. Alleen dan kan de robotmaaier in het
werkgebied worden gestart.
Selecteer Gebruik ECO-modus en druk op OK om de
ECO-modus te activeren.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Druk altijd op de STOP-knop voor u de
robotmaaier uit het laadstation haalt wanneer
de robotmaaier in de ECO-modus staat;
anders kan hij in het werkgebied niet worden
gestart.
ECO-modus
Tijd & dag
Taal
Land
Backlight
Op afstand starten
Calibreer zoekdraad
Reset instellingen
Over
Nederlands - 57
6. MENUFUNCTIES
Tijd & dag
Met deze functie kunt u de huidige tijd en de
gewenste tijdnotatie instellen op de robotmaaier .
Tijd
Voer de juiste tijd in en druk op OK om af te sluiten.
Tijd aanduiding
Plaats de cursor bij de gewenste tijdnotatie:12h 24h.
Druk op OK om af te sluiten.
Datum
Voer de juiste datum in en druk op OK om af te sluiten.
Datum aanduiding
Plaats de cursor bij de gewenste datumnotatie:
JJJJ-MM-DD (jaar-maand-dag)
MM-DD-JJJJ (maand-dag-jaar)
DD-MM-JJJJ (dag-maand-jaar).
Druk op OK om af te sluiten.
Taal
Met deze functie stelt u de taal in.
Taal selecteren: Zet de cursor op Taal en druk op OK.
Zet de cursor bij de gewenste taal en druk op OK.
Land
Met deze functie kunt u het land selecteren waarin de
robotmaaier wordt gebruikt.
Plaats de cursor op het gewenste land en druk op OK.
Backlight, R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
Om aan te geven waar de robotmaaier zich 's avonds
bevindt in het werkgebied is het mogelijk om het
display ingeschakeld te laten wanneer de robotmaaier
in bedrijf is.
1. Selecteer Backlight, R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
in het menu en druk op OK.
2. Selecteer een van de volgende opties:
Auto: het display blijft na het indrukken van de
laatste toets 1 minuut verlicht.
ON: het display is altijd verlicht terwijl de
robotmaaier in bedrijf is. Het display is niet verlicht
wanneer de robotmaaier moet stoppen vanwege
zoiets als een timerinstelling of mogelijke
verstoring.
ECO-modus
Tijd & dag
Taal
Land
Backlight
Op afstand starten
Calibreer zoekdraad
Reset instellingen
Over
Tijd
Tijd aanduiding
Datum
Datum aanduiding
58 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
Op afstand starten, R38Li, R40Li, R45Li,
R50Li
Een belangrijke functie van de begeleidingskabel is de
mogelijkheid om de robotmaaier indien nodig naar een
afgelegen deel van de tuin te leiden. Deze functie is
erg nuttig in tuinen waar bijvoorbeeld de voor- en
achtertuin met elkaar in verbinding staan via een
smalle doorgang waarin het laadstation niet kan
worden geïnstalleerd.
Wanneer deze functie is geactiveerd (niet is ingesteld
op Nooit), zal de robotmaaier de geleidingsdraad
vanaf het laadstation volgen tot het punt waar de
geleidingsdraad is aangesloten op de grensdraad.
Wanneer hij dit punt heeft bereikt, begint hij met
maaien. Het aantal keren dat hij de geleidingsdraad
vanaf het laadstation moet volgen, wordt ingesteld als
een percentage van het totale aantal keren dat hij het
laadstation verlaat. Alle andere keren verlaat de
robotmaaier het laadstation op de standaardwijze en
begint hij met maaien.
De volgende vijf opties kunnen worden geselecteerd:
Nooit (0%)
Zelden (ca. 20%)
Gemiddeld (ca. 50%)
Vaak (ca. 80%)
Altijd (100%)
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de
omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het
totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone
bijvoorbeeld minder dan de helft van het totale
werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden. Wanneer
de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totale
werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Gemiddeld. Zie de
voorbeelden in 7. Tuinvoorbeelden.
De standaardinstelling is Zelden.
Nederlands - 59
6. MENUFUNCTIES
Calibreer zoekdraad, R38Li, R40Li, R45Li, R50Li
De functie Calibreer zoekdraad maakt het mogelijk
om te testen of de robotmaaier de begeleidingskabel
vanuit het laadstation kan volgen.
Om de geleidingsdraad te testen:
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation.
2. Selecteer Calibreer zoekdraad en druk op OK.
De robotmaaier zal het laadstation nu verlaten,
voor het laadstation een kalibratieprocedure
uitvoeren en vervolgens de begeleidingskabel
volgen tot het aansluitpunt op de
begrenzingskabel, waar hij zal beginnen met
maaien.
3. Controleer of de robotmaaier de
begeleidingskabel helemaal kan volgen tot aan
het aansluitpunt op de begrenzingskabel.
De test is mislukt als de robotmaaier de
begeleidingskabel niet helemaal kan volgen tot
het aansluitpunt op de begrenzingskabel. In dat
geval is de installatie waarschijnlijk niet uitgevoerd
volgens de instructies in 3. Installatie.
Veelvoorkomende fouten zijn bijvoorbeeld dat er
links van de geleidingsdraad, gezien in de richting
van het laadstation, niet voldoende vrije ruimte is
of dat de geleidingsdraad niet onder een hoek op
een steile heling is gelegd. Zie 3.6 Installatie van
begeleidingskabel
Corrigeer de installatie en voer opnieuw een test
uit via Calibreer zoekdraad.
Reset instellingen
Met deze functie kunt u de robotmaaier terugzetten op
de standaardinstellingen van toen hij uit de fabriek
kwam.
1. Selecteer Reset instellingen in het menu en druk
op OK. Voer de juiste PIN-code in en druk op OK.
Over
Het menu Over geeft informatie weer over het model
robotmaaier, het serienummer en de verschillende
softwaretoepassingen.
Timer
Installatie
Veiligheid
Instellingen
ECO-modus
Tijd & dag
Taal
Land
Backlight
Op afstand starten
Calibreer zoekdraad
Reset instellingen
Over
60 - Nederlands
7. TUINVOORBEELDEN
7. Tuinvoorbeelden
- Voorstellen voor installatie en instellingen
De werking van de robotmaaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de
tuininstellingen van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier
makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren.
Verschillende tuinen hebben verschillende instellingen nodig. Op de volgende bladzijden vindt u enkele
voorbeelden van tuinen met suggesties voor installatie en instelling.
Op www.gardena.com zijn ook tuinvoorbeelden met animaties te vinden.
Nadere inlichtingen over de verschillende instellingen vindt u in hoofdstuk 6. Menufuncties.
De aanbevolen timerinstellingen in het volgende tuinvoorbeeld gelden voor de GARDENA R40Li, tenzij
anders vermeld. Voor andere modellen kan de bedrijfstijd worden beperkt zie 4.2 Gebruik van de timer..
BELANGRIJKE INFORMATIE
De basisinstellingen in de robotmaaier zijn gekozen om in zoveel mogelijk verschillende tuinen
te functioneren. De instellingen hoeven enkel te worden gewijzigd wanneer er sprake is van
speciale installatiecondities.
Voorstel voor installatie en instellingen
Gebied
Timer
Op afstand
starten -
Aandeel
Opmerkingen
150 m
2
. Open en vlak gebied.
07:00-17:00
maandag, dinsdag, woensdag,
vrijdag
Nooit
De timer moet worden gebruikt om te
voorkomen dat het gras er
platgetreden uitziet, omdat het
gebied kleiner is dan de maximale
capaciteit van de robotmaaier.
Gebied
Timer
Op afstand
starten -
Aandeel
Opmerkingen
400 m
2
. Open gebied.
07:00-22:00 (fabrieksinstelling)
maandag-zondag
Nooit
De fabrieksinstellingen zijn geschikt
voor deze installatie.
Nederlands - 61
7. TUINVOORBEELDEN
Gebied
Timer
Op afstand
starten -
Aandeel
Opmerkingen
400 m
2
. Een aantal eilanden en een
helling van 25%.
07:00-22:00 (fabrieksinstelling)
maandag-zondag
Zelden (fabrieksinstelling)
Plaats het laadstation in het lagere
deel van het werkgebied. Leg de
geleidingsdraad onder een hoek over
de steile helling.
Gebied
Timer
Op afstand
starten -
Aandeel
Opmerkingen
200 m
2
. L-vormige tuin met
laadstation geïnstalleerd in het
smalle gebied. Bevat enkele
eilanden.
07:00-22:00
maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag
Vaak
Kies Aandeel, omdat het grootste
deel van het werkgebied door de
robotmaaier makkelijk kan worden
bereikt door de begeleidingskabel
vanaf het laadstation te volgen. Vaak.
Voorstel voor installatie en instellingen
3 m
62 - Nederlands
7. TUINVOORBEELDEN
Gebied
Timer
Op afstand
starten -
Aandeel
Opmerkingen
250 m
2
. U-vormige tuin verbonden
met een smalle doorgang.
07:00 - 22:00
maandag-vrijdag
Gemiddeld
De begeleidingskabel moet langs de
smalle doorgang worden geplaatst om
ervoor te zorgen dat de robotmaaier
het laadstation zonder problemen kan
vinden vanaf de linkerzijde van het
werkgebied. Het aandeel Gemiddeld is
geselecteerd omdat het linkerdeel van
het gebied bijna de helft van het totale
oppervlak bestrijkt.
Gebied
Timer
Op afstand
starten -
Aandeel
Opmerkingen
150 m
2
. Asymmetrisch werkgebied
met een smalle doorgang en enkele
eilanden.
07:00-17:00
maandag, dinsdag, woensdag,
vrijdag
Zelden (fabrieksinstelling)
De begeleidingskabel moet langs de
smalle doorgang worden geplaatst
om ervoor te zorgen dat de
robotmaaier het laadstation zonder
problemen kan vinden vanaf de
rechterzijde van het werkgebied.
Selecteer het aandeel Zelden omdat
het rechterdeel van het gebied
slechts een fractie van het totale
oppervlak bestrijkt.
Voorstel voor installatie en instellingen
1.5m
2m
Nederlands - 63
7. TUINVOORBEELDEN
Yta
Timer
Op afstand
starten 1 -
Aandeel
Op afstand
starten 2-
Aandeel
Begeleiding
breedte
Opmerkingen
Geldt uitsluitend voor de GARDENA
R70Li, R80Li.
400m
2
. Er zijn drie gebieden en twee
nauwe doorgangen.
07:00-23:00
maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag
Zelden
Zelden
Gemiddeld
Omdat het werkgebied drie gebieden
en twee nauwe doorgangen heeft,
moet u Op afstand starten 1 en Op
afstand starten 2 gebruiken voor een
gelijkmatig maairesultaat in het hele
werkgebied. Daarom raden wij voor
dit werkgebied de GARDENA R70Li,
R80Li aan.
Gebied
Timer
Aandeel
Opmerkingen
200 m
2
+ 50 m
2
in een tweede
werkgebied.
07:00-18:00
maandag, dinsdag, donderdag,
vrijdag
Zelden (fabrieksinstelling)
Het tweede werkgebied wordt op
woensdag en zaterdag gemaaid met
behulp van de modus MAN.
Voorstel voor installatie en instellingen
64 - Nederlands
8. ONDERHOUD
8. Onderhoud
Voor een betere bedrijfszekerheid en hogere
levensduur, moet u de robotmaaier regelmatig
controleren en schoonmaken en indien nodig versleten
onderdelen vervangen. Zie 8.3 Schoonmaken voor
nadere inlichtingen over reiniging.
Als de robotmaaier net in gebruik wordt genomen,
moeten de maaischijf en de bladen een keer per week
worden geïnspecteerd. Als de slijtage in die tijd laag
was, kunt u het interval tussen de controles vergroten.
Het is belangrijk dat de maaischijf vrij en makkelijk kan
draaien. Het snijvlak van de messen moet
onbeschadigd zijn. De levensduur van de bladen kan
sterk uiteenlopen en hangt bijvoorbeeld af van:
Bedrijfstijd en grootte van het werkgebied.
Soort gras.
Grondsoort.
Het voorkomen van voorwerpen als
dennenappels, valfruit, speelgoed, gereedschap,
stenen, wortels en dergelijke.
De normale levensduur bedraagt 2 tot 4 maanden bij
gebruik in gebieden met een omvang van meer dan
300 m
2
en langer voor kleinere oppervlakken. Zie 8.6
Vervangen van messen voor instructies over het
vervangen van de bladen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik met botte messen levert een veel
slechter maairesultaat op. Het gras krijgt
rafelige snedes en er wordt meer energie
verbruikt, zodat de robotmaaier het niet redt
een even groot werkgebied te maaien.
Nederlands - 65
8. ONDERHOUD
8.1 Winterstalling
Robotmaaier
De robotmaaier moet zorgvuldig worden gereinigd
voordat hij in de winterstalling wordt gezet. Zie 8.3
Schoonmaken.
Om de werking en levensduur van de accu te
garanderen, is het zeer belangrijk dat de robotmaaier
volledig is opgeladen voordat deze gedurende de
winter wordt opgeslagen. Plaats de robotmaaier in
het laadstation met de klep open totdat het
accusymbool op het display aangeeft dat de accu
volledig is opgeladen. Zet vervolgens de
hoofdschakelaar op 0.
Controleer de conditie van slijtagegevoelige
onderdelen zoals messen en lagers in de
achterwielen. Corrigeer indien nodig om ervoor te
zorgen dat de robotmaaier zich bij de start van het
volgende seizoen in een goede conditie bevindt.
Stal de robotmaaier rechtop op zijn wielen, op een
droge, vorstvrije plek, bij voorkeur in de originele
verpakking.
Laadstation
Berg het laadstation en de transformator binnen op.
De grensdraad kan in de grond blijven zitten. Koppel
de voeding van het laadstation voorzichtig los. Maak
de connectorvergrendeling los met een daarvoor
geschikte schroevendraaier, voordat u de connector
eruit trekt. Trek vervolgens de contacten van de
begrenzings- en begeleidingsdraad uit het
laadstation. De uiteinden van de draden moeten
worden beschermd tegen vocht door ze bijvoorbeeld
in een potje met vet te steken. Daarnaast is er een
speciale beschermbox van GARDENA verkrijgbaar,
die verkrijgbaar is in de meeste winkels waar
GARDENA robotmaaiers worden verkocht.
Als het niet mogelijk is het laadstation binnen op te
slaan, moet het laadstation gedurende de hele winter
worden aangesloten op de netspanning,
begrenzingsdraad en geleiderdraad.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De accu moet volledig worden geladen vóór
winteropslag. Als de accu niet volledig is
opgeladen, kan hij beschadigd raken en in
sommige gevallen onbruikbaar worden.
66 - Nederlands
8. ONDERHOUD
8.2 Na de winterstalling
Controleer voor het eerste gebruik of reiniging nodig is;
dit geldt met name voor de laadcontacten op zowel de
robotmaaier als het laadstation. Reinig de
laadcontacten met fijn schuurlinnen als ze verbrand of
met een laagje bedekt lijken te zijn. Controleer ook of
de tijd en datum op de robotmaaier correct zijn.
8.3 Schoonmaken
Het is belangrijk de robotmaaier schoon te houden.
Een maaier waar een grote hoeveelheid gras aan
blijft plakken, werkt minder goed op hellingen. Het
wordt aanbevolen om voor het reinigen een borstel te
gebruiken.
Onderkant en maaischijf
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Doe beschermingshandschoenen aan.
3. Stel de robotmaaier op zijn zijkant.
4. Maak de maaischijf en onderkant schoon met
bijv. een afwasborstel.
Controleer tevens of de bladschijf vrij kan
draaien ten opzichte van de voetbeschermkap.
Als lange grassprieten of andere objecten hierin
binnendringen, kan de beweging van de
maaischijf worden belemmerd. Zelfs een licht
remeffect leidt al tot een hoger energieverbruik
en lagere maaitijden, en in het ergste geval zal
de robotmaaier hierdoor niet in staat zijn om een
groot gazon te maaien.
Chassis
Maak de onderkant van het chassis schoon.
Borstelen of wrijven met een vochtige doekl.
Wielen
Reinig rondom de voorwielen en het achterwiel en
tevens rond de achterwielsteunconstructie.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs
geen stromend water, om de robotmaaier
schoon te maken. Gebruik voor het
schoonmaken ook nooit oplosmiddel.
Nederlands - 67
8. ONDERHOUD
Carrosserie
Gebruik een vochtige zachte spons of doek om de
carrosserie schoon te maken. Wanneer de
carrosserie sterk vervuild is, kan zelfs een
zeepoplossing of afwasmiddel nodig zijn.
Laadstation
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras,
bladeren, twijgen en andere objecten die het dokken
kunnen belemmeren.
8.4 Vervoer en verwijdering
Zet de machine vast tijdens vervoer. Het is belangrijk
dat de robotmaaier niet kan bewegen tijdens vervoer,
bijvoorbeeld van het ene gazon naar het andere.
De verpakte lithium-ion-accu's zijn onderworpen aan
de wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Voor commercieel transport door derden of
expediteurs moeten de bijzondere voorschriften voor
de verpakking en etiketten worden opgevolgd.
Voor de voorbereiding van het te verzenden item
moet een expert op het gebied van gevaarlijke
stoffen worden geraadpleegd. Neem tevens de
mogelijk meer gedetailleerde nationale regelgeving in
acht.
Bescherm of plak open contactoppervlakken af en
verpak de accu zodanig dat deze niet kan bewegen
in de verpakking.
8.5 Bij onweer
Om het risico op schade aan de componenten in
de robotmaaier en het bijbehorende laadstation te
beperken, adviseren we om alle aansluitingen op
het laadstation (voeding, begrenzingsdraad en
begeleidingsdraden) los te koppelen als er kans
op onweer is.
1. Let goed op welke draad waar is aangesloten.
De aansluitingen op het laadstation zijn
gemarkeerd met R, L, Guide.
2. Koppel alle draden los.
3. Sluit alle draden weer als er geen onweer meer
dreigt. Het is belangrijk dat elke draad op de
juiste plaats wordt aangesloten.
68 - Nederlands
8. ONDERHOUD
8.6 Vervangen van messen
Op de robotmaaier zitten drie messen die in de
maaischijf zijn geschroefd. Alle drie de messen en
bouten moeten op hetzelfde moment worden
vervangen om een gebalanceerd maaisysteem te
krijgen.
Gebruik uitsluitend door GARDENA goedgekeurde
bladen.
Om de messen te vervangen:
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Doe beschermingshandschoenen aan.
3. Leg de robotmaaier op zijn kop neer.
4. Verwijder de 3 schroeven. Gebruik een platte of
kruiskopschroevendraaier.
5. Verwijder het blad en de schroef.
6. Bevestig het nieuwe blad en de nieuwe schroef.
7. Controleer ook of de bladen vrij kunnen draaien.
8.7 De accu vervangen
De accu is onderhoudsvrij, maar heeft een beperkte
levensduur van 2 tot 4 jaar.
De levensduur van de accu hangt af van de lengte
van het seizoen en het aantal uren dat de
robotmaaier dagelijks wordt gebruikt. Een lang
seizoen of veel bedrijfsuren per dag betekenen dat de
accu vaker moet worden vervangen.
WAARSCHUWING
Gebruik altijd originelemessen en
bouten bij het vervangen. Wanneer u
alleen het mes vervangt en de bout
opnieuw gebruikt, kan dat ertoe
leiden dat de bout tijdens het maaien
slijt en afbreekt. Het mes kan dan
weggeworpen worden en letsel
veroorzaken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Laad de batterij volledig aan het einde van het
seizoen, voor de winteropslag.
Nederlands - 69
8. ONDERHOUD
De accu vervangen
Als de bedrijfstijd van de robotmaaier tussen twee
laadbeurten korter dan normaal is, geeft dit aan dat de
accu oud wordt en uiteindelijk moet worden
vervangen. De accu is in orde zolang de robotmaaier
blijft zorgen voor een goed gemaaid gazon.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
2. Zet de maaihoogte in de laagste stand.
3. Draai de robotmaaier ondersteboven. Plaats
de robotmaaier op een zachte en schone
ondergrond om krassen op het chassis en
de afdekking van het display te voorkomen.
4. Reinig de zone rond het accudeksel.
5. Draai de vier schroeven (torx 20) van het
accudeksel los en verwijder het accudeksel.
6. Draai de schroef van de bevestigingsbeugel van
de accu los en verwijder de beugel.
7. Trek de accu naar buiten door aan de riem te
trekken.
8. Plaats een nieuwe originele batterij.
LET OP! Druk op de contactstrook om de accu
op zijn plaats te zetten; druk niet op de accu zelf.
Plaats de bevestigingsbeugel van de accu en
draai de schroef weer vast.
9. Plaats het accudeksel. Als de afdichting op het
accudeksel zichtbaar beschadigd is, moet het
volledige accudeksel worden vervangen.
10. Draai de vier schroeven (torx 20) van het
accudeksel weer vast.
11. Zet de maaihoogte weer terug op het gewenste niveau.
WAARSCHUWING
Gebruik alleen originele batterijen die
door de fabrikant worden
aanbevolen.
De veiligheid van het product kan niet
worden gegarandeerd met
niet-originele batterijen.
Gebruik geen niet-oplaadbare
batterijen.
70 - Nederlands
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9. Opsporen van storingen
In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van meldingen die op het display kunnen worden weergegeven als er
een defect optreedt. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld.
Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet
werkt zoals verwacht.
Meer suggesties voor uit te voeren stappen in geval van defecten of symptomen zijn te vinden op
www.gardena.com.
9.1 Meldingen
Hieronder zijn een aantal berichten vermeld die mogelijk zullen worden weergegeven op de display van de
GARDENA robotmaaier. Neem contact op met GARDENA Central Service als dezelfde melding vaak
verschijnt. Zie AANTEKENINGEN.
Melding Oorzaak Maatregel
Linker wielmotor
geblokkeerd
Gras of andere voorwerpen zijn rond
het aandrijfwiel vast komen te zitten.
Controleer het aandrijfwiel en
verwijder het vastzittende gras of
voorwerp.
Rechter wielmotor
geblokkeerd
Gras of andere voorwerpen zijn rond
het aandrijfwiel vast komen te zitten.
Controleer het aandrijfwiel en
verwijder het vastzittende gras of
voorwerp.
Geblokkeerd
maaischijf
Gras of een andere voorwerp zijn
rond de maaischijf vast komen te
zitten.
Controleer de maaischijf en verwijder
het vastzittende gras of voorwerp.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats de robotmaaier en zie of u
kunt voorkomen dat zich water
ophoopt in het werkgebied.
Geen lussignaal De transformator is niet aangesloten. Controleer de aansluiting naar het
stopcontact en kijk of de
aardlekschakelaar is geactiveerd.
Controleer of de laagspanningskabel
is aangesloten op het laadstation.
De grensdraad is niet aangesloten op
het laadstation.
Controleer of de connector van de
grensdraad correct is aangesloten op
het laadstation. Zie 3.5 Aansluiten
van begrenzingskabel.
Breuk van de begrenzingskabel. Lokaliseer de plaats van de breuk.
Vervang het beschadigde deel van de
lus met een nieuwe lusdraad en
maak een las met behulp van een
originele koppeling. Zie 9.4 Opsporen
van breuken in de lusdraad.
De grensdraad is in de verkeerde
richting om een eiland heen gelegd.
Controleer of de grensdraad is gelegd
overeenkomstig de instructies in
hoofdstuk 3. Installatie.
De verbinding tussen de robotmaaier
en het laadstation is verbroken.
Parkeer de robotmaaier in het
laadstation en genereer een nieuw
lussignaal via Veiligheid -> Nieuw
lussignaal.
Storingen door metalen objecten
(hekwerk, wapeningsstaal) of
ondergrondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingskabel te
verplaatsen.
Nederlands - 71
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
Vastgereden De robotmaaier zit ergens vast. Maak de robotmaaier los en verhelp
de reden waarom hij is vastgereden.
De robotmaaier blijft steken achter
een aantal obstakels.
Ga na of er obstakels zijn waardoor
de robotmaaier moeilijk weg kan
rijden van deze plek.
Buiten maaige bied De aansluitingen van de grensdraad
op het laadstation zijn omgedraaid.
Controleer of de grensdraad correct
is aangesloten.
De begrenzingskabel ligt te dichtbij
de rand van het werkgebied.
Controleer of de grensdraad is gelegd
overeenkomstig de instructies in
hoofdstuk 3. Installatie.
Het werkgebied helt te sterk. Controleer of de grensdraad is gelegd
overeenkomstig de instructies in
hoofdstuk 3. Installatie.
De begrenzingskabel is verkeerd om
rond een ”eiland” gelegd.
Controleer of de grensdraad is gelegd
overeenkomstig de instructies in
hoofdstuk 3. Installatie.
Storingen door metalen objecten
(hekwerk, wapeningsstaal) of
ondergrondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingskabel te
verplaatsen.
De maaier kan moeilijk onderscheid
maken tussen het eigen signaal en
het signaal van een naburige
robotmaaierinstallatie.
Parkeer in het laadstation en
genereer een nieuw lussignaal via
Veiligheid -> Nieuw lussignaal.
Lage accu spanning
Lege accu
De robotmaaier vindt het laadstation
niet.
Controleer of het laadstation en de
begrenzingskabel zijn geïnstalleerd
volgens de instructies in hoofdstuk 3.
Installatie.
De geleidingsdraad is gebroken of
niet aangesloten.
Controleer of het indicatielampje op
het laadstation geel knippert. Zie de
oplossing in 9.2 Indicatielampje in het
laadstation.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie 8.7 De accu
vervangen.
De antenne van het laadstation is
defect.
Controleer of het indicatielampje in
het laadstation rood knippert. Zie de
oplossing in9.2 Indicatielampje in het
laadstation.
Foute PIN-code Verkeerde PIN-code aangegeven. Er
kunnen vijf pogingen worden gedaan;
daarna wordt het toetsenbord
gedurende vijf minuten vergrendeld.
Voer de juiste PIN-code in. Neem
contact op met GARDENA Central
Service als u de pincode niet meer
weet. Zie AANTEKENINGEN.
Melding Oorzaak Maatregel
72 - Nederlands
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
Wielmotor overbelast,
rechts
Wielmotor overbelast,
links
De robotmaaier is ergens in
vastgelopen.
Maak de robotmaaier los en neem de
oorzaak voor het ontbreken van
aandrijving weg. Als dit probleem
wordt veroorzaakt door nat gras,
wacht dan tot het gazon weer droog
is voor u de robotmaaier opnieuw
gebruikt.
Geen aandrijving De robotmaaier zit ergens vast. Maak de robotmaaier los en neem de
oorzaak voor het vastlopen weg. Als
dit te wijten is aan nat gras, wacht
dan tot het gazon weer droog is voor
u de robotmaaier opnieuw gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile
helling.
De maximaal gegarandeerde helling
is 25%. Steilere hellingen moeten
worden geïsoleerd. Zie 3.4 Installatie
van begrenzingskabel.
De geleidingsdraad is niet onder een
hoek op een helling gelegd.
Wanneer de geleidingsdraad op een
helling wordt gelegd, moet deze
onder een hoek op de helling worden
gelegd. Zie 3.6 Installatie van
begeleidingskabel.
Laadstation
geblokkeerd
Het contact tussen laadcontact en
contactpunt is slecht en de
robotmaaier heeft een aantal
pogingen gedaan om te laden.
Zet de robotmaaier in het laadstation
en controleer of laadcontact en
contactpunt goed contact maken.
Er ligt een voorwerp in de weg voor
de robotmaaier.
Verwijder het voorwerp.
Het laadstation is gekanteld of
verbogen.
Controleer of het laadstation is
geplaatst op een volledig vlakke en
horizontale ondergrond. Het
laadstation mag niet gekanteld of
verbogen zijn.
Vast in laadstation Er is een voorwerp dat zorgt dat de
robotmaaier het laadstation niet kan
verlaten.
Verwijder het voorwerp.
Op zijn kop De robotmaaier neigt te veel of is
omgevallen.
Draai de robotmaaier in de juiste
richting.
Handmatig laden De robotmaaier is ingesteld op
bedrijfsstand MAN.
Plaats de robotmaaier in het
laadstation. Het gedrag is normaal en
er is geen maatregel nodig.
Volgende start uu:mm De timerinstelling belet de
robotmaaier om te werken.
Wijzig de timerinstellingen. Zie 6.3
Timer.
De accu is bezig met de rustperiode.
De robotmaaier heeft een
voorgeprogrammeerde rusttijd die
overeenkomt met de tabel voor
rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft
geen actie te worden ondernomen.
Zie 4.2 Gebruik van de timer.
Melding Oorzaak Maatregel
Nederlands - 73
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
De maaitijd voor
vandaag zit erop
De accu is bezig met de rustperiode.
De robotmaaier heeft een
voorgeprogrammeerde rusttijd die
overeenkomt met de tabel voor
rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft
geen actie te worden ondernomen.
Zie 4.2 Gebruik van de timer.
Opgetild De optilsensor is geactiveerd, omdat
de maaier vast is komen te zitten.
Zet de maaier weer vrij neer.
Probleem met stoot-
sensor, voor/achter
Behuizing van maaier kan niet vrij
rond het chassis bewegen.
Controleer of de behuizing van de
maaier vrij rond het chassis kan
bewegen.
Probleem met wie-
laandrijving,
rechts/links
Er zit gras of iets anders rond het
aandrijfwiel.
Reinig de wielen en het gebied ron-
dom de wielen.
Alarm! Maaier uitge-
schakeld
Het alarm is geactiveerd, omdat de
maaier is uitgeschakeld.
Pas het beveiligingsniveau van de
maaier aan in het menu Beveiliging.
Alarm! Maaier gestopt Het alarm is geactiveerd, omdat de
maaier is gestopt.
Pas het beveiligingsniveau van de
maaier aan in het menu Beveiliging.
Alarm! Maaier opgetild Het alarm is geactiveerd, omdat de
maaier is opgetild.
Pas het beveiligingsniveau van de
maaier aan in het menu Beveiliging.
Alarm! Maaier gekan-
teld
Het alarm is geactiveerd, omdat de
maaier is gekanteld.
Pas het beveiligingsniveau van de
maaier aan in het menu Beveiliging.
Tijdelijk accuprobleem Tijdelijk probleem met de accu of soft-
ware van de maaier.
Start de maaier opnieuw op. Verwi-
jder de accu en sluit hem weer aan.
Laadstroom te hoog Verkeerde of defecte voedingseen-
heid.
Bij deze melding dient u mogelijk
onderhoud door een erkende service-
monteur te laten uitvoeren.
Opgetild De optilsensor is geactiveerd, omdat
de maaier vast is komen te zitten.
Zet de maaier weer vrij neer.
Melding Oorzaak Maatregel
74 - Nederlands
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9.2 Indicatielampje in het laadstation
Voor een volledig functionele installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen
branden. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven.
Op www.gardena.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met
GARDENA Central Service als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen. Zie AANTEKENINGEN.
Lampje Oorzaak Maatregel
Constant groen licht Alles is in orde Geen actie nodig
Groen knipperend licht De signalen zijn goed en de
ECO-modus is geactiveerd.
Geen actie nodig. Zie 6.6 Instellingen
voor meer informatie over de
ECO-modus.
Blauw knipperend licht De begrenzingskabel is niet
aangesloten op het laadstation.
Controleer of de connector van de
grensdraad correct is aangesloten op
het laadstation. Zie 3.5 Aansluiten
van begrenzingskabel.
Breuk in de begrenzingskabel. Lokaliseer de plaats van de breuk.
Vervang het beschadigde deel van de
begrenzingskabel met een nieuwe
luskabel en maak een las met behulp
van een originele koppeling. Zie 9.4
Opsporen van breuken in de
lusdraad.
Geel knipperend licht De geleidingsdraad is niet
aangesloten op het laadstation.
Controleer of de connector van de
geleidingsdraad correct is
aangesloten op het laadstation. Zie
3.6 Installatie van begeleidingskabel.
Breuk in de geleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk.
Vervang het beschadigde deel van de
begeleidingskabel met een nieuwe
luskabel en maak een las met behulp
van een originele koppeling.
Rood knipperend licht Onderbreking in de antenne van het
laadstation.
Neem contact op met GARDENA
Central Service. Zie
AANTEKENINGEN.
Constant blauw licht Zwak signaal omdat de grensdraad te
lang is.
Als de robotmaaier naar verwachting
werkt, hoeft u niets te doen.
Kort de begrenzingskabel in door het
werkgebied te verkleinen of door
eilanden te vervangen door barrières
waar de robotmaaier tegenaan kan
rijden.
Constant rood licht Defecte printplaat in het laadstation. Neem contact op met GARDENA
Central Service. Zie
AANTEKENINGEN.
Nederlands - 75
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9.3 Symptoom
Als de robotmaaier niet naar verwachting werkt, volgt u de onderstaande probleemoplossingsgids.
Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op
een aantal standaardvragen. Neem contact op met GARDENA Central Service als u de oorzaak van de
fout nog steeds niet kunt vinden. Zie AANTEKENINGEN.
Symptoom Oorzaak Maatregel
De robotmaaier heeft
moeite met dokken
De grensdraad is niet in een rechte lijn
gelegd en komt niet ver genoeg uit het
laadstation.
Controleer of het laadstation is
geïnstalleerd volgens de instructies in
3.2 Installatie van laadstation.
De geleidingsdraad is niet in de sleuf
onder aan het laadstation gestoken.
Voor een goede werking is het van
cruciaal belang dat de geleidingsdraad
perfect recht ligt en zich in de juiste
positie onder het laadstation bevindt.
Zorg er daarom voor dat de
geleidingsdraad altijd in de sleuf in het
laadstation is gestoken. Zie 3.6
Installatie van begeleidingskabel.
Het laadstation is verbogen of op een
hellend oppervlak geplaatst.
Plaats het laadstation op een volledig
vlakke ondergrond. Het laadstation
mag niet gekanteld of verbogen zijn.
Zie 3.2 Installatie van laadstation.
Ongelijkmatig
maairesultaat
De robotmaaier werkt te weinig uren
per dag.
Verhoog het aantal werkuren. Zie 6.3
Timer.
De aandeelinstelling is niet goed
afgestemd op de indeling van het
werkgebied.
Controleer of Aandeel is ingesteld
op de juiste waarde. Zie 6.6
Instellingen.
De vorm van het werkgebied vereist
het gebruik van zowel Op afstand
starten 1 en Op afstand starten 2
opdat de robotmaaier de weg naar alle
afgelegen gebieden vindt.
Gebruik ook Op afstand starten 2
om de robotmaaier naar een
afgelegen gebied te sturen. Zie 6.4
Installatie, R70Li, R80Li. Geldt
uitsluitend voor de GARDENA
R70Li, R80Li.
Te groot werkgebied. Probeer het werkgebied te beperken
of de werktijd te verlengen. Zie 6.3
Timer.
Botte messen. Vervang alle messen en bouten zodat
de draaiende delen in balans zijn. Zie
8.6 Vervangen van messen.
De maaier lijkt meer aan de bovenkant
van een helling dan aan de onderkant
te werken.
Wijzig de instelling Tuin vorm (3-3) in
Open.
Grasopeenhoping bij de maaischijf of
rond de motoras.
Controleer of de maaischijf vrij en
soepel draait. Als dat niet het geval is,
schroeft u de maaischijf los en
verwijdert u alle gras en vreemde
voorwerpen. Zie 8.3 Schoonmaken.
De robotmaaier werkt
op verkeerde tijd
U moet de klok op de robotmaaier
instellen.
Stel de klok in. Zie 6.6 Instellingen.
Start- en stoptijd voor het maaien zijn
verkeerd aangegeven.
Reset de start- en stoptijdinstelling
voor maaien. Zie 6.3 Timer.
76 - Nederlands
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
De robotmaaier trilt Beschadigde messen leiden tot
onbalans in het maaisysteem.
Inspecteer de messen en bouten en
vervang ze indien nodig. Zie 8.6
Vervangen van messen.
Veel messen in dezelfde positie leiden
tot onbalans in het maaisysteem.
Verzeker u ervan dat er bij elke
schroef slechts één mes is
gemonteerd.
De robotmaaier rijdt,
maar de maaischijf
draait niet
De robotmaaier zoekt naar het
laadstation.
Niets doen. De maaischijf draait niet
wanneer de robotmaaier het
laadstation zoekt.
De robotmaaier maait
minder lang dan
gewoonlijk tussen
twee laadbeurten in
Maaischijf geblokkeerd door gras of
ander vreemd voorwerp.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie
8.3 Schoonmaken.
Zowel de maai- als
oplaadtijd zijn korter
dan gewoonlijk
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie 8.7 De accu
vervangen.
De robotmaaier staat
urenlang geparkeerd
in het laadstation
De robotmaaier heeft een
voorgeprogrammeerde rusttijd die
overeenkomt met de tabel voor
rusttijden. Zie 4.2 Gebruik van de
timer.
Niets doen
De klep is gesloten zonder dat u eerst
op de START-knop hebt gedrukt.
Open de klep, druk op de
START-knop en sluit de klep.
Symptoom Oorzaak Maatregel
Nederlands - 77
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
9.4 Opsporen van breuken in de
lusdraad
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbewuste fysieke beschadigingen aan de kabel,
bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het
tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad zelfs
beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond
bewegen. Breuken kunnen ook worden veroorzaakt
door de hoge spanning in de draad tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd wanneer het
gras meteen na de installatie te kort wordt gemaaid.
Bepaalde beschadigingen aan de isolatie zorgen soms
pas weken of maanden later voor problemen. Om dit te
voorkomen, moet u de eerste weken na het installeren
altijd de maximale maaihoogte selecteren en de
maaihoogte vervolgens elke tweede week geleidelijk
verlagen totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
Een foutieve las van de lusdraad leidt mogelijk ook pas
weken nadat de las werd gemaakt voor problemen.
Een foutieve las kan onder meer worden veroorzaakt
doordat de originele koppeling niet hard genoeg werd
samengedrukt met behulp van een tang of doordat een
koppeling van een mindere kwaliteit dan de originele
koppeling werd gebruikt. Controleer eerst alle bij u
bekende lassen voordat u verdergaat met de
foutopsporing.
Een kabelbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn opgetreden
steeds te halveren, totdat er nog maar een kort stuk
kabel over is.
1. Verzeker u ervan dat het indicatielampje in het
laadstation blauw knippert, wat een breuk in de
grensdraad aangeeft. Zie 9.2 Indicatielampje in
het laadstation.
2. Controleer of de aansluitingen van de
grensdraad naar het laadstation correct zijn
aangesloten en niet zijn beschadigd. Controleer
of het lampje in het laadstation nog steeds blauw
knippert.
POWER R L GUIDE
78 - Nederlands
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
3. Sluit het laadstation aan op de voeding.
Verwissel de aansluitingen van de
geleidingsdraad en de grensdraad in het
laadstation.
a) Verwissel aansluiting L en Guide.
Als het indicatielampje geel knippert, bevindt de
breuk zich ergens in de grensdraad tussen L en
het punt waar de geleidingsdraad is aangesloten
op de grensdraad (dikke zwarte lijn op de
afbeelding).
b) Zet L en Guide terug in hun oorspronkelijke
posities. Verwissel vervolgens R en Guide.
Als het indicatielampje geel knippert, bevindt de
breuk zich ergens in de grensdraad tussen R en
het punt waar de geleidingsdraad is aangesloten
op de grensdraad (dikke zwarte lijn op de
afbeelding).
Guide
Guide
Nederlands - 79
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
4. a) Stel dat het indicatielampje geel knipperde
tijdens test a) hierboven. Herstel de
oorspronkelijke posities van alle aansluitingen.
Koppel R vervolgens los. Sluit een nieuwe
lusdraad aan op R. Sluit het andere uiteinde van
de nieuwe lusdraad aan op een punt in het
midden van de installatie.
Als het indicatielampje groen is of geel knippert,
bevindt de breuk zich ergens in de draad tussen
het losgekoppelde uiteinde en het punt waar de
nieuwe draad is aangesloten (dikke zwarte lijn
op onderstaande afbeelding).
Verplaats de aansluiting voor de nieuwe draad in
dat geval dichter bij het losgekoppelde uiteinde
(grofweg in het midden van het verdachte
draaddeel) en controleer opnieuw of het
indicatielampje groen is of geel knippert.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk
draad over is, wat het verschil betekent tussen
een knipperend blauw licht en een constant
groen licht.
b) Als het indicatielampje tijdens test 3b)
hierboven geel knipperde, voert u een nieuwe
test uit. Sluit de nieuwe lusdraad hiervoor aan
op L.
80 - Nederlands
9. OPSPOREN VAN STORINGEN
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door een
nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan
worden weggeknipt als het mogelijk is om de
grensdraad in te korten. Gebruik altijd originele
koppelingen.
Nederlands - 81
10. TECHNISCHE GEGEVENS
10. Technische gegevens
*) Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (L
WA
) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG. Het
gewaarborgde geluidsvermogensniveau bestaat uit verschillen in productie, alsmede wijziging van de testcode met 1-3 dB(A).
**) Onzekerheidsmarge geluidsemissies K
WA
2 dB(A)
***) Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau K
pA
2-4 dB(A)
****) Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is ingesteld.
We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals
afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
Gegevens R38Li R40Li R45Li
Afmetingen
Lengte 58 cm 58 cm 58 cm
Breedte 46 cm 46 cm 46 cm
Hoogte 26 cm 26 cm 26 cm
Gewicht 7,4 kg 7,4 kg 7,4 kg
Elektrisch systeem
Accu, speciale lithium-ion 18 V/2,1 Ah Art.No 586 57 62-01, 586 57 62-02
Voeding 100-240 V/28 V DC
Lengte laagspanningskabel 10 m 10 m 10 m
Gemiddeld energieverbruik bij
maximaal gebruik
4 kWh/maand in een
werkgebied van 380 m
2
4 kWh/maand in een
werkgebied van 400 m
2
4 kWh/maand in een
werkgebied van 450 m
2
Laadstroom 1.3A DC 1.3A DC 1.3A DC
Gemiddelde maaitijd 70 min 70 min 70 min
Gemiddelde laadtijd 50 min 50 min 50 min
Bedrijfsfrequentieband 300-21400 Hz 300-21400 Hz 300-21400 Hz
Max. radiofrequentievermogen****) <25 mW @60m <25 mW @60m <25 mW @60m
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als geluidsvermogen *
Gemeten geluidsvermogenniveau **) 56 dB (A) 56 dB (A) 56 dB (A)
Gegarandeerd
geluidsvermogenniveau *)
58 dB (A) 58 dB (A) 58 dB (A)
Geluidsdrukniveau op oorhoogte
van de gebruiker***)
45 dB(A) 45 dB(A) 45 dB(A)
Maaien
Maaisysteem Drie scharnierende snijdende maaimessen
Toerental bladmotor 2900 rpm 2900 rpm 2900 rpm
Energieverbruik tijdens maaien 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 %
Maaihoogte 2 - 5 cm 2 - 5 cm 2 - 5 cm
Maaibreedte 17 cm 17 cm 17 cm
Smalste doorgang 90 cm 90 cm 90 cm
Maximale hoek voor maaigebied 25% 25% 25%
Maximale hoek voor
begrenzingsdraad
15% 15% 15%
Maximale lengte begrenzingsdraad 400 m 400 m 400 m
Arbeidscapaciteit
380 m
2
+/- 20 % 400 m
2
+/- 20 % 450 m
2
+/- 20 %
IP-classificatie
Robotmaaier IPX4 IPX4 IPX4
Laadstation IPX1 IPX1 IPX1
Voeding IPX4 IPX4 IPX4
82 - Nederlands
10. TECHNISCHE GEGEVENS
*) Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (L
WA
) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG. Het
gewaarborgde geluidsvermogensniveau bestaat uit verschillen in productie, alsmede wijziging van de testcode met 1-3 dB(A).
**) Onzekerheidsmarge geluidsemissies K
WA
2 dB(A)
***) Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau K
pA
2-4 dB(A)
****) Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioapparatuur is ingesteld.
We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals
afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke.
Gegevens R50Li R70Li R80Li
Afmetingen
Lengte 58 cm 58 cm 58 cm
Breedte 46 cm 46 cm 46 cm
Hoogte 26 cm 26 cm 26 cm
Gewicht 7,4 kg 7,4 kg 7,4 kg
Elektrisch systeem
Accu, speciale lithium-ion 18 V/2,1 Ah Art.No 586 57 62-01, 586 57 62-02
Voeding 100-240 V/28 V DC
Lengte laagspanningskabel 10 m 10 m 10 m
Gemiddeld energieverbruik bij
maximaal gebruik
4,5 kWh/maand in een
werkgebied van 500 m
2
5,2 kWh/maand in een
werkgebied van700 m
2
5,8 kWh/maand in een
werkgebied van 800 m
2
Laadstroom 1.3A DC 1.3A DC 1.3A DC
Gemiddelde maaitijd 70 min 65 min 65 min
Gemiddelde laadtijd 50 min 50 min 50 min
Bedrijfsfrequentieband 300-21400 Hz 300-21400 Hz 300-21400 Hz
Max. radiofrequentievermogen****) <25 mW @60m <25 mW @60m <25 mW @60m
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als geluidsvermogen *
Gemeten geluidsvermogenniveau **) 56 dB (A) 58 dB (A) 58 dB (A)
Gegarandeerd
geluidsvermogenniveau *)
58 dB (A) 60 dB (A) 60 dB (A)
Geluidsdrukniveau op oorhoogte van
de gebruiker***)
45 dB(A) 47 dB(A) 47 dB(A)
Maaien
Maaisysteem Drie scharnierende snijdende maaimessen
Toerental bladmotor 2900 rpm 2900 rpm 2900 rpm
Energieverbruik tijdens maaien 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 % 20 W +/- 20 %
Maaihoogte 2 - 5 cm 2 - 5 cm 2 - 5 cm
Maaibreedte 17 cm 17 cm 17 cm
Smalste doorgang 90 cm 60 cm 60 cm
Maximale hoek voor maaigebied 25% 25% 25%
Maximale hoek voor
begrenzingsdraad
15% 15% 15%
Maximale lengte begrenzingsdraad 400 m 400 m 400 m
Arbeidscapaciteit
500 m
2
+/- 20 % 700 m
2
+/- 20 % 800 m
2
+/- 20 %
IP-classificatie
Robotmaaier IPX4 IPX4 IPX4
Laadstation IPX1 IPX1 IPX1
Voeding IPX4 IPX4 IPX4
Nederlands - 83
11. GARANTIEBEPALINGEN
11. Garantiebepalingen
GARDENA garandeert de werking van dit product
gedurende een periode van twee jaar (vanaf de
aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal-
of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen
we het product kosteloos vervangen of repareren
wanneer aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
De robotmaaier en het laadstation mogen
uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de
instructies in deze Gebruiksaanwijzing. Deze
fabrieksgarantie laat eventuele bestaande
aanspraken van de gebruiker op garantie
tegenover de dealer/verkoper onaangeroerd.
Gebruikers of onbevoegde derden mogen geen
pogingen doen om het product te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de garantie
vallen:
Schade veroorzaakt door water dat van onderaf
de robotmaaier binnendringt. Deze schade
wordt gewoonlijk veroorzaakt door was- of
besproeiingssystemen of één of meer
gaten/kuilen in het werkgebied waar
waterplassen worden gevormd wanneer het
regent.
Schade veroorzaakt door een kortgesloten
laagspanningskabel.
Schade veroorzaakt door blikseminslag.
Schade veroorzaakt door onjuiste accu-opslag
of onjuist gebruik.
Schade veroorzaakt door het gebruik van een
accu anders dan een originele GARDENA accu.
Schade die wordt veroorzaakt door het gebruik
van andere onderdelen dan originele
reserveonderdelen en accessoires van
GARDENA; denk hierbij aan zaken als messen
en installatiemateriaal.
Schade aan de lusdraad.
Schade aan de behuizing of de ophanging
veroorzaakt door onjuiste opslag.
De messen en wielen worden beschouwd als
verbruiksartikelen en vallen niet onder de garantie.
Als uw GARDENA robotmaaier een defect vertoont,
neem dan contact op met GARDENA Central Service
(zie
AANTEKENINGEN) voor verdere instructies. Zorg
dat u het betalingsbewijs en het serienummer van de
robotmaaier bij de hand hebt wanneer u contact
opneemt met GARDENA Central Service.
84 - Nederlands
12. INFORMATIE MET BETREKKING TOT HET MILIEU
12. Informatie met betrekking tot het milieu
Het symboool op de GARDENA robotmaaier of
op de verpakking geeft aan dat dit product niet als
huishoudelijk afval behandeld mag worden. In
plaats daarvan moet het naar een gespecialiseerd
recyclingcentrum worden gebracht, waar de
elektronische componenten en accu’s kunnen
worden gerecycled. Zie 8.7 De accu vervangen
voor het demonteren van de accu.
Door dit product correct te verwijderen helpt u om
de negatieve gevolgen die een verkeerde verwerking
van dit product kan hebben voor het milieu en de
gezondheid te voorkomen.
Voor verdere informatie over recycling van dit product
kunt u contact opnemen met uw gemeente, de
relevante dienst voor de verwerking van huishoudelijk
afval of de winkel waar u het product hebt gekocht.
Nederlands - 85
13. EG-VERKLARING
13. EG-verklaring
EG-verklaring van overeenstemming (Geldt alleen voor Europa)
Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel.+ 46 36 14 65 00, verklaart hierbij dat
de robotmaaiers GARDENA R38Li, GARDENA R40Li, GARDENA R45Li, GARDENA R50Li,
GaARDENA R70Li & GARDENA R80Li met serienummers van jaartal 2016 week 39 en later
(het jaartal en de week staan duidelijk vermeld op het productplaatje, gevolgd door het serienummer),
in overeenstemming zijn met de voorschriften in de RICHTLIJN VAN DE RAAD:
Machinerichtlijn 2006/42/EG.
- Bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven robotmaaiers met accu EN 50636-2-107: 2015.
- Elektromagnetische velden EN 62233: 2008.
Richtlijn betreffende "beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen" 2011/65/EU.
Richtlijn "betreffende de geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis" 2000/14/EG.
Zie ook de Technische gegevens voor informatie over de geluidsemissie en maaibreedte.
Aangemelde instantie 0404, SMP Svensk Maskinprovning AB, Fyrisborgsgatan 3, SE-754 50
Uppsala, Zweden, heeft het rapport opgesteld inzake een beoordeling van de overeenstemming
met bijlage VI van Richtlijn 2000/14/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende "de
geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis".
Het certificaat heeft nummer: 01/901/204 voor GARDENA R70Li, R80L en 01/901/163 voor
GARDENA R38Li, R40Li, R45Li, R50Li.
Richtlijn "betreffende radioapparatuur" 2014/53/EU.
De volgende normen zijn van toepassing:
- Concept ETSI EN 303 447 V1.1.1_0.0.7 (2016-07)
Elektromagnetische compatibiliteit:
- ETSI EN 301 489-1 (conceptversie 2.1.0)
Huskvarna, 19 oktober 2016
Lars Roos
Global R&D Director, Electric Category
(erkende vertegenwoordiger voor Husqvarna AB en verantwoordelijk voor technische documentatie)
ORIGINELE INSTRUCTIES
We behouden ons het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen door te voeren.
Copyright © 2017 GARDENA Manufacturing GmbH. All rights reserved.
115 84 43-36
23

Brauchen Sie Hilfe? Stellen Sie Ihre Frage.

Forenregeln

Missbrauch melden von Frage und/oder Antwort

Libble nimmt den Missbrauch seiner Dienste sehr ernst. Wir setzen uns dafür ein, derartige Missbrauchsfälle gemäß den Gesetzen Ihres Heimatlandes zu behandeln. Wenn Sie eine Meldung übermitteln, überprüfen wir Ihre Informationen und ergreifen entsprechende Maßnahmen. Wir melden uns nur dann wieder bei Ihnen, wenn wir weitere Einzelheiten wissen müssen oder weitere Informationen für Sie haben.

Art des Missbrauchs:

Zum Beispiel antisemitische Inhalte, rassistische Inhalte oder Material, das zu einer Gewalttat führen könnte.

Beispielsweise eine Kreditkartennummer, persönliche Identifikationsnummer oder unveröffentlichte Privatadresse. Beachten Sie, dass E-Mail-Adressen und der vollständige Name nicht als private Informationen angesehen werden.

Forenregeln

Um zu sinnvolle Fragen zu kommen halten Sie sich bitte an folgende Spielregeln:

Neu registrieren

Registrieren auf E - Mails für Gardena R38Li - 2017 wenn:


Sie erhalten eine E-Mail, um sich für eine oder beide Optionen anzumelden.


Andere Handbücher von Gardena R38Li - 2017

Gardena R38Li - 2017 Kurzanleitung - Deutsch - 4 seiten

Gardena R38Li - 2017 Bedienungsanleitung - Deutsch - 60 seiten

Gardena R38Li - 2017 Bedienungsanleitung - Englisch - 88 seiten


Das Handbuch wird per E-Mail gesendet. Überprüfen Sie ihre E-Mail.

Wenn Sie innerhalb von 15 Minuten keine E-Mail mit dem Handbuch erhalten haben, kann es sein, dass Sie eine falsche E-Mail-Adresse eingegeben haben oder dass Ihr ISP eine maximale Größe eingestellt hat, um E-Mails zu erhalten, die kleiner als die Größe des Handbuchs sind.

Ihre Frage wurde zu diesem Forum hinzugefügt

Möchten Sie eine E-Mail erhalten, wenn neue Antworten und Fragen veröffentlicht werden? Geben Sie bitte Ihre Email-Adresse ein.



Info