eerste weken na het installeren altijd de
maximale maaihoogte selecteren en de
maaihoogte vervolgens elke tweede week een
stap verlagen totdat de gewenste maaihoogte is
bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken
nadat de las werd gemaakt voor problemen
zorgen. Een foutieve las kan onder meer worden
veroorzaakt doordat de originele koppeling niet
stevig genoeg werd samengedrukt met behulp
van een tang of doordat een koppeling van een
mindere kwaliteit dan de originele koppeling werd
gebruikt. Controleer eerst alle bij u bekende
lassen voordat u verdergaat met de
foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn
opgetreden steeds te halveren, totdat er nog
maar een kort stuk draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op
pagina 27
.
1. Controleer of het indicatielampje in het
laadstation blauw knippert, wat een breuk in
de begrenzingslus aangeeft. Zie
Indicatielampje in het laadstation op pagina
44
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation
correct zijn aangesloten en niet zijn
beschadigd. Controleer of het
indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
3. Verwissel de aansluitingen van de
begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad
in het laadstation.
Begin door aansluiting AL en G1 te
verwisselen.
Als het indicatielampje constant groen
brandt, bevindt de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen AL en het punt
waar de begeleidingsdraad is aangesloten
op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn
op de afbeelding).
Om de storing te verhelpen hebt u
begrenzingsdraad, connectoren en
koppelingen nodig:
a) Als de vermoedelijk defecte
begrenzingsdraad kort is, dan kunt u het
gemakkelijkst de hele begrenzingsdraad
vervangen tussen AL en het punt waar de
1025 - 001 - 23.01.2019
Probleemoplossing - 47