GHP10Vinstallatie-instructies 5
Voordat u de stuurautomaat GHP 10V installeert, moet u plannen waar u alle
onderdelen op de boot gaat plaatsen. Plaats alle onderdelen tijdelijk op de locatie
waar u van plan bent om deze te installeren. Lees deze overwegingen door
voordat u de installatie gaat plannen.
OPMERKING: De laatste pagina van deze instructiehandleiding bevat een
controlelijst voor de installatie. Knip de betreffende pagina uit en houd deze bij
de hand tijdens het installeren van de GHP 10V.
De onderdelen van de GHP 10V worden onderling en met de voeding verbonden
met behulp van de bijgeleverde kabels. Controleer of de juiste kabels de juiste
lengte hebben om elk onderdeel te bereiken en of elk onderdeel zich op een
geschikte locatie bevindt voordat u onderdelen gaat monteren of aansluiten.
• De CCU moet in de voorste helft van de boot worden gemonteerd,
maximaal 3 m (10 ft.) boven de waterlijn.
• De CCU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar deze
ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan afvoerwater.
• De CCU mag niet worden gemonteerd in de buurt van magnetische
bronnen (zoals luidsprekers of elektromotoren) of hoogspanningskabels.
• De CCU moet op een afstand van minstens 0,6 meter (24 inch) tot
verplaatsbare of van plaats veranderende magnetische storingsbronnen (zoals
het anker, ankerkettingen, de ruitenwissermotor en gereedschapskisten)
worden geplaatst.
• U moet een handkompas gebruiken om op magnetische interferentie te testen
in de zone waar u de CCU wilt monteren.
Als het handkompas niet naar het noorden wijst wanneer u het vasthoudt op
de locatie waar u de CCU wilt gaan monteren, is er sprake van magnetische
interferentie. Kies een andere locatie en voer de test nog een keer uit.
• De CCU mag onder de waterlijn worden gemonteerd, mits dit geen locatie
is waar deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan
afvoerwater.
• De montagesteun van de CCU moet op een verticaal oppervlak of onder een
horizontaal oppervlak worden gemonteerd, zodat de verbonden bedrading
recht omlaag hangt.
• Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de CCU, maar als deze schroeven
ongeschikt blijken voor het montageoppervlak moet u andere schroeven
gebruiken.
• De CCU-verbindingskabel is 3 meter (9,5 ft.) lang en verbindt de CCU met
de Autopilot Gateway.
◦ Als de CCU niet kan worden gemonteerd binnen een afstand van 3 m
(9,5 ft.) van de Autopilot Gateway, dan kunt u een NMEA 2000-kabel
gebruiken als verlengkabel.
◦ De CCU-kabel mag niet worden ingekort.
• De CCU-verbindingskabel verbindt de CCU met de GHC 10 via een
enkele, gele signaaldraad (pagina 7). De stuurautomaat kan niet worden
ingeschakeld, als deze verbinding niet is gemaakt.
• Het alarm moet in de buurt van het roerstation worden gemonteerd.
• Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
• Indien nodig kunnen de alarmkabels worden verlengd met een kabel met een
dikte van 0,08 mm
2
(28 AWG).
• De CCU en de GHC 10 kunnen worden verbonden met het NMEA
2000-netwerk.
Als uw boot niet is uitgerust met een NMEA 2000-netwerk, kunt u een
dergelijk netwerk aanleggen met behulp van de bijgeleverde NMEA
2000-kabels en -connectors (pagina 10).
• Om gebruik te maken van de geavanceerde functionaliteit van de GHP 10V
kunt u een optioneel NMEA 2000-compatibel GPS-toestel verbinden met het
NMEA 2000-netwerk.
• De montagelocatie moet optimaal zicht bieden tijdens het besturen van het
vaartuig.
• De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de knoppen op de
GHC 10.
• Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de
GHC 10 te dragen en om de GHC 10 te beschermen tegen overmatige
trillingen of schokken.
• Achter het oppervlak moet voldoende vrije ruimte zijn voor het leggen en
verbinden van de kabels.
Achter de behuizing van de GHC 10 moet minstens 8 cm (3 inch) speling
zijn.
• Om interferentie te voorkomen, moet de locatie minstens 24 cm (9
1
/
2
inch)
verwijderd zijn van een magnetisch kompas.
• De locatie mag niet worden niet blootgesteld aan extreme temperaturen
(pagina 14).
• U moet de GHC 10 verbinden met het NMEA 2000-netwerk.
• Twee draden uit de gegevenskabel van de GHC 10 moeten op de juiste wijze
worden aangesloten om de stuurautomaat te kunnen inschakelen:
◦ De gele draad uit de GHC 10-gegevenskabel moet worden verbonden met
de gele draad van de CCU-kabel.
◦ De zwarte draad uit de GHC 10-gegevenskabel moet worden verbonden
met dezelfde aarding als de CCU.
• Optionele NMEA 0183-compatibele toestellen, zoals GPS-toestellen, kunnen
worden verbonden met de gegevenskabel van de GHC 10 (pagina 10).