12 GMI 10 Verkorte handleiding
Alarmen instellen
1. Selecteer Menu >
Instellen > Alarmen op het
instrumentenscherm om de alarmen
op de GMI 10 in te stellen.
2. Maak een keuze uit de volgende
alarmtypen. Selecteer Aan en geef
de gewenste waarde op.
Ondiep water—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als
de diepte onder de opgegeven
waarde komt.
Diep water—hiermee stelt u een
alarm in dat afgaat als de diepte
groter is dan de opgegeven
waarde.
Oppervlaktetemp.—hiermee
stelt u een alarm in dat afgaat als
de transducer een temperatuur
doorgeeft die 1,1°C hoger of
lager is dan de opgegeven
temperatuur.
•
•
•
Brandstofpeil laag—hiermee
stelt u een alarm in dat
afgaat als de resterende
brandstof (op basis van de
brandstofstroomgegevens van
een GFS 10) het opgegeven
niveau bereikt.
Accuspanning—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als de
accuspanning het opgegeven
niveau bereikt.
Lage schijnbare
windsnelheid—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als
de schijnbare wind onder de
opgegeven snelheid komt.
Hoge schijnbare
windsnelheid—hiermee stelt
u een alarm in dat afgaat als
de schijnbare wind boven de
opgegeven snelheid komt.
•
•
•
•