15
Op het scherm mag slechts een verbruik worden weergegeven. Als er geen verbruik wordt weergegeven, controleert
u de bekabeling en controleert u de draadloze verbinding (zie stap 1 uit dit hoofdstuk). Houd rekening met hoofdstuk
Fouten verhelpen.
Belangrijke instructies i.v.m. de stroomtransformator:
• Indien slechts een fase moet worden gemeten, kan de ene stroomtransformator aan een willekeurige bus worden
aangesloten. De andere bussen moeten in deze „Single Phase“-bedrijfsmodus leeg blijven.
• De afzonderlijke stroomtransformatoren moeten op verschillende fasen van een draaistroomnet worden aangesloten.
Als er zich meerdere stroomtransformatoren op dezelfde fase bevinden, kan dit tot een foutieve meting leiden.
• Er moet heel nauw worden gelet op het feit dat de vergrendeling van de stroomtransformator bij het dicht drukken
merkbaar klikt.
• Als de leidingsdikte voor de stroomtransformatoren te groot is, is het gebruik op deze plaats niet mogelijk. Onder
geen enkele omstandigheid mogen de stroomtransformatoren met geweld rond een leiding worden geklemd.
• De stroomtransformatorkabels mogen niet parallel met 230 V/400 V-leidingen worden gelegd.
• De transmitter moet op een positie worden bevestigd waar een draadloze verbinding mogelijk is. Monteer hem
daarom niet in een schakelkast met metalen deur/behuizing.
• Het snoer van de stroomtransformator mag niet worden verlengd.
• U moet erop letten dat de belastbaarheid van de sensoren niet wordt overschreden. De stroomtransformatoren zijn
voorzien voor maximum 75 A en een optimaal bereik van 15 A.