192
Verklarende woordenlijst
Gigaset N300/N300A IP / NDL / A31008-xxxx-xxxx-x-xxxx / Glossary.fm / 22.12.10
Version 4, 16.09.2005
RTP
Realtime Transport Protocol
Wereldwijde standaard voor de overdracht
van audio- en videogegevens. Wordt vaak
gebruikt in combinatie met UDP. Hierbij wor-
den RTP-pakketten ingekapseld in UDP-pak-
ketten.
RTP-poort
(Lokale) Poort, via welke bij VoIP de spraak-
gegevenspakketten worden verzonden en
ontvangen.
Ruggespraak
U voert een gesprek. Met ruggespraak
onderbreekt u het gesprek kort om een
tweede verbinding met een andere deelne-
mer tot stand te brengen. Als u de verbin-
ding met deze tweede deelnemer direct
weer verbreekt, dan hield u ruggespraak. Als
u tussen deze eerste en tweede gespreks-
partner heen en weer schakelt, heet dit een
Wisselgesprek.
S
Server
Stelt aan andere Netwerkgebruikers
(Client) een service ter beschikking. De term
kan betrekking hebben op een computer/
PC of een toepassing. Een server wordt via
IP-adres/Domeinnaam en Poort geadres-
seerd
SIP (Session Initiation Protocol)
Signaleringsprotocol onafhankelijk van de
spraakcommunicatie. Wordt gebruikt voor
het tot stand brengen en beëindigen van
een gesprek. Daarnaast kunnen parameters
voor de spraakoverdracht worden gedefini-
eerd.
SIP-adres
Zie URI.
SIP Port / Local SIP Port
(Lokale) Poort, via welke bij VoIP de SIP-sig-
naleringsgegevens worden verzonden en
ontvangen.
SIP-provider
Zie VoIP-provider.
SIP-proxy-server
IP-adres van de gateway-server van uw VoIP-
providers.
Spraakcodec
Zie Codecs.
Statisch IP-adres
Zie Vast IP-adres.
STUN
Simple Transversal of UDP over NAT
NAT-besturingsmechanisme.
STUN is een gegevensprotocol voor VoIP-
telefoons. STUN vervangt het privé-IP-adres
in de gegevenspakketten van de VoIP-tele-
foon door het openbare adres van het bevei-
ligde privé-netwerk. Voor de besturing van
de gegevensoverdracht is bovendien een
STUN-server in het internet nodig. STUN kan
niet worden toegepast bij symmetrische
NAT’s.
Zie ook: ALG, Firewall, NAT, Outbound
Proxy.
Subnet
Segment van een Netwerk.
Subnetmasker
IP-adressen bestaan uit een vast netwerk- en
een variabel gebruikersnummer. Het net-
werknummer is voor alle Netwerkgebrui-
kers identiek. Hoe groot het aandeel van het
netwerknummer is, wordt vastgelegd in het
subnetmasker. Bij het subnetmasker
255.255.255.0 zijn bijvoorbeeld de eerste
drie delen van het IP-adres het netwerknum-
mer en is het laatste deel het gebruiker-
snummer.
Symmetrische NAT
Bij een symmetrische NAT worden dezelfde
interne IP-adressen en poortnummers toe-
gewezen aan afzonderlijke externe IP-adres-
sen en poortnummers – afhankelijk van de
externe bestemmingsadressen.