3. Met de toets
MODE
de gewenste code selecteren en met
INC
resp.
DEC
instellen. (
CH
dient om bij het
invoeren van de modelnaam de positie te kiezen).
4. Door nog een keer op de
ENTER-
toetsen te drukken kan overal de systeem-programmering worden
beëindigd.
5. Het programma wisselt weer naar de normale bedrijfsmodus.
In de volgende kolom is het diagram van het verloop van de Systeem-rotatie afgebeeld. De in totaal 6 codes van
de Systeem-rotatie worden daarna uitgelegd.
Diagram verloop Systeem-rotatie
Programmeren van basis-instellingen
Diagram verloop van de Systeem-rotatie
Inc resp. DEC modelkeuze 1 tot 8
CH = korte aanduiding modelnaam
Inc resp. DEC modelnaam
CH = keuze van positie
(tegelijktijdig indrukken)
INC + DEC gegevens-initialisering van de modelgeheugenplaatsen 1 tot 8
Inc resp. DEC modeltype-keuze: FL, AC, HE
Inc resp. DEC stuurknuppeltoewijzing van de beide stuurknuppels: Mode 1…4
Inc resp. DEC gas-stuurknuppel Reverse / Normal
Modelkeuze
Wisselen van modelgeheugen 1 tot 8
De mc-12 zender heeft de mogelijkheid, om 8 complete modelinstellingen in het geheugen op te slaan.
Na selectie van de code “MDL” in de Systeem-rotatie door de wip-toets
MODE
volgt de modelkeuze door
indrukken van de toets
INC
of
DEC
. Alle navolgende instellingen hebben dan betrekking op het in dit menu
vastgelegde modelgeheugen.
Bij het wisselen van modelgeheugenplaats wordt gedurende ca. 2 s in de bovenste regel de actuele modelnaam
getoond. U kunt de modelnaam ook door een kort indrukken van
CH
laten zien.
Gedurende ca. 2 s wordt de actuele modelnaam getoond
Modelnummer 1…8
Korte aanduiding van de actuele modelnaam
Modelnaam
Invoeren van een drieletterige modelnaam
Bij de eerste invoer (of na een Reset) verschijnt een 3-letterige standaard-aanduiding in het display boven het
modelnummer:
Modelnummer (1…8) en actuele modeltype (FL = Uifly, AC = Acrobatic-Nautic-Car, HE = Helicopter).
Voorbeelden: 1FL, 3HE,…
De linkse positie knippert en kan door indrukken van de toets
INC
of
DEC
worden veranderd. U kunt
beschikken over de tekens: A…Z, 0…9 en +, -. Spring naar de volgende positie met de toets CH.
CLEAR
zet de ingevoerde tekens terug naar de standaardinstelling.
Gegevens-initialisering
Gegevens wissen en terugzetten van alle gegevens
Het wissen van gegevens moet vóór het nieuw programmeren van een modelgeheugen gebruikt worden, om er
zeker van te zijn, dat alle parameters en functies naar de fabrieksinstellingen zijn teruggezet.
Na keuze van de functie “RST” knippert in de onderste display-regel het nummer van het modelgeheugen,
waarvan de instellingen gewist moeten worden. Het wissen vindt plaats door het gelijktijdig indrukken van de